Totstandkoming van het besluit
2.1.
Eiser is een niet praktiserend kinderarts. Hij maakt zich zorgen over de gezondheid van kinderen in de omgeving van Tata Steel. In verband daarmee heeft hij gedeputeerde staten op 21 juli 2022 op grond van de Woo verzocht om informatie over alle documenten die betrekking hebben op het voorbereiden van de intentieverklaring ‘Expression of Principles’ (EoP), vanaf de start van de besprekingen over deze intentieverklaring tussen de provincie en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de provincie en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en tussen de provincie en Tata Steel, tot het moment van tekenen van deze verklaring op 15 juli 2022. Hij heeft dit verzoek ook bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ingediend.
2.2.
Na verschillende mailwisselingen tussen eiser en gedeputeerde staten, een ingebrekestelling en een geslaagd beroep wegens niet tijdig beslissen op eisers aanvraag (Voetnoot 1) hebben gedeputeerde staten uiteindelijk het primaire besluit genomen.
Primaire besluit
3. Gedeputeerde staten hebben de informatie waarom eiser heeft verzocht gedeeltelijk openbaar gemaakt. Er zijn 86 documenten aangetroffen. Hiervan waren twee documenten al openbaar. Een aantal van 14 documenten is niet openbaar gemaakt en de overige 70 documenten zijn slechts ten dele openbaar gemaakt. Hieraan hebben gedeputeerde staten – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. De meeste documenten bevatten persoonsgegevens. Deze gegevens hebben gedeputeerde staten onleesbaar gemaakt vanwege bescherming van de persoonlijke levenssfeer. (Voetnoot 2) Verder raken diverse (delen van) aangetroffen documenten het goed functioneren van de provincie. Deze worden om die reden niet openbaar gemaakt. (Voetnoot 3) Bovendien zien de passages in de documenten 12, 27, 64, 65, 73, 80 en 81 op vergaderingen van gedeputeerde staten. Deze vinden in beslotenheid plaats. (Voetnoot 4) Dit is volgens gedeputeerde staten een extra reden waarom deze documenten of delen daarvan niet openbaar worden gemaakt. Bezwaar
4.1.
Eiser heeft zich in bezwaar, samengevat, op het standpunt gesteld dat de zoekslag niet volledig is geweest en er meer documenten moeten zijn. Verder hebben gedeputeerde staten volgens hem te veel informatie weggelakt/niet openbaar gemaakt.
4.2.
Gedurende de bezwaarprocedure hebben gedeputeerde staten – onder meer – een nadere zoekslag verricht. Hierbij zijn nog diverse WhatsApp-berichten aangetroffen.
Advies van de hoor- en adviescommissie
5.
5.1.
De hoor- en adviescommissie heeft naar aanleiding van eisers bezwaar op 13 juni 2023 – zover van belang – als volgt geadviseerd.
Aantal documenten
5.2.
De commissie adviseert om in de beslissing op bezwaar een besluit te nemen over de alsnog gevonden WhatsApp-berichten Volgens de commissie heeft eiser verder niet aannemelijk gemaakt dat in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek van gedeputeerde staten een bepaald document toch nog onder gedeputeerde staten berust.
De niet-openbaargemaakte informatie
5.3.
De commissie kan zich verder, wat betreft de conceptversies van de EoP, vinden in de redenering van gedeputeerde staten dat deze niet verstrekt behoeven te worden met het oog op het goed functioneren van het bestuursorgaan. Daartoe overweegt de commissie dat het proces na het ondertekenen van de EoP niet ten einde is. Partijen moeten samen blijven werken aan de transitie naar een duurzame en schone staalproductie. Wanneer in vertrouwen verstrekte informatie gedeeld wordt, lopende het proces, kan de commissie volgen dat openbaarmaking wellicht het functioneren van de provincie in dit proces kan schaden.
5.4.
Volgens de commissie sluit een deel van de geweigerde informatie (zoals interne e-mailwisselingen tussen ambtenaren van gedeputeerde staten) echter beter aan bij de weigeringsgrond uit artikel 5.2, eerste lid, van de Woo: ‘persoonlijke beleidsopvattingen’. De commissie adviseert om de geweigerde passages alsnog te beoordelen op persoonlijke beleidsopvattingen en deze in de beslissing op bezwaar mee te nemen en nader te motiveren. Bestreden besluit
6.1.
Gedeputeerde staten hebben het advies overgenomen en als volgt beslist.
6.2.
Wat betreft de stelling van eiser in bezwaar dat er meer documenten zouden moeten zijn, heeft een nadere zoekslag 23 WhatsApp-berichten opgeleverd. Hiervan is een inventarislijst opgemaakt. Een aantal van vier van deze berichten is niet openbaar gemaakt vanwege eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het goed functioneren van het bestuursorgaan en persoonlijke beleidsopvattingen. (Voetnoot 5) Eén bericht is op grond hiervan slechts ten dele openbaar gemaakt. De overige 18 berichten zijn vanwege eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer ook slechts ten dele openbaar gemaakt.
6.3.
Ten aanzien van de stelling van eiser in bezwaar dat niet alle (delen van) documenten openbaar zijn gemaakt, stellen gedeputeerde staten vast dat dit op 44 documenten ziet. Voor zover het de conceptversies van de EoP betreft nemen gedeputeerde staten voornoemd advies van de commissie integraal over. Gedeputeerde staten handhaven het besluit ten aanzien van deze documenten.
6.4.
Vervolgens hebben gedeputeerde staten de documenten genummerd 2, 12, 13, 17, 20, 21, 25, 36, 40, 41, 43, 44, 46 t/m 51, 54, 59, 60, 61, 64, 65, 66, 70, 73, 74, 77 t/m 81 en 83 – gelet op het advies – opnieuw beoordeeld. Gedeputeerde staten handhaven ook na herbeoordeling het besluit. In lijn met het advies vullen gedeputeerde staten de motivering aan en doen daarbij ook een beroep op artikel 5.2 van de Woo. Gedeputeerde staten overwegen dat de documenten weliswaar zijn opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming, door een minister dan wel een gedeputeerde, maar dat openbaarmaking van deze informatie ook bij anonimisering kan leiden tot het onevenredig schaden van het voeren van intern beraad. Volgens gedeputeerde staten weegt het belang van het voorkomen van het onevenredig schaden van het intern beraad zwaarder dan het belang van openbaarmaking van deze informatie. Daaraan leggen gedeputeerde staten ten grondslag dat het dossier Tata Steel veel stof doet opwaaien, actueel is en veel mensen terecht bezighoudt. Zo’n dossier vraagt daarom voortdurend een zorgvuldige afstemming en besluitvorming waarbij over en weer zonder terughoudendheid voorstellen moeten kunnen worden gedaan en adviezen en meningen moeten kunnen worden gedeeld. Tevens is een goede vertrouwensrelatie tussen alle betrokken partijen daarbij van groot belang. Openbaarmaking van de betreffende passages en documenten zou het interne beraad en daarmee een zorgvuldige besluitvorming in dit dossier, nu en in de toekomst volgens gedeputeerde staten dan ook onevenredig kunnen schaden.
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt aan de hand van eisers hierna te bespreken beroepsgronden of het besluit van gedeputeerde staten stand kan houden. Daarbij zal eerst aan de orde komen of alle door verzoeker gevraagde documenten in de beoordeling zijn betrokken. Daarna beantwoordt de rechtbank de vraag of gedeputeerde staten voldoende inzichtelijk gemotiveerd hebben waarom bepaalde documenten niet of slechts ten dele openbaar gemaakt kunnen worden.
Zijn de documenten volledig?
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat er meer documenten moeten zijn dan door gedeputeerde staten is gesteld. Hij twijfelt eraan of de zoekslag volledig is geweest. Hij ziet hiervoor aanleiding omdat bij andere overheidsorganen waar hij een soortgelijk verzoek heeft ingediend websites en servers genoemd worden waar hij geen toegang toe heeft. Hij kan de volledigheid van de documenten dan ook niet nagaan. Eiser noemt I-room/dataroom, Apolloroom, Samenwerkingsruimte en Ibabs.Volgens hem is dan ook onduidelijk of de ambtenaren een goed overzicht hebben van alle documenten die in de ‘werkruimten’ staan. Hem is gebleken dat door de verschillende overheidsorganen naar documenten verwezen wordt die bij de één wel staan en bij de ander niet. Dat versterkt eisers gevoel dat niet alle documenten openbaar zijn gemaakt. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de omstandigheid dat in bezwaar nog meer documenten zijn aangetroffen zijn vermoeden alleen maar bevestigt. Verder wijst hij erop dat, zoals hij in bezwaar ook heeft aangegeven, in de stukken verwezen wordt naar passages met bepaalde kleuren, terwijl hij deze in de documenten niet terugziet.
9. Gedeputeerde staten hebben in hun verweerschrift en ter zitting toegelicht dat volgens hen een maximale zoekslag is verricht binnen alle tot hen beschikbaar staande systemen. Er is overleg geweest met de ministeries waar eiser zijn verzoek ook heeft neergelegd om overlap te voorkomen. Het ministerie van Economische zaken en Klimaat was daarbij leidend. Er zijn, nadat een ieder de zoekslag heeft gemaakt, lijsten gedeeld die met elkaar zijn vergeleken. De documenten die overbleven en onder gedeputeerde staten berusten zijn vervolgens bij onderhavig verzoek beoordeeld. Er is in de systemen zoals ‘Share point’, ‘DMS’, ‘Pleio’, ‘Zivver’ en in ‘(persoonlijke) mailboxen’ gezocht op de term ‘Expression of Principles’ en aanverwante termen zoals ‘Tata Steel’ en ‘maatwerkafspraken’. De WhatsApp-berichten zijn daarbij per abuis in eerste instantie niet betrokken. Dit is geen opzet geweest. Eiser heeft verder geen lijst overgelegd met documenten die volgens hem zouden ontbreken. De door eiser genoemde door de ministeries gebruikte systemen zijn gedeputeerde staten niet bekend. Gedeputeerde staten kunnen deze dus ook niet raadplegen. Van een applicatie of gedeelde harddisk tussen gedeputeerde staten en de ministeries, zoals door eiser ter zitting is gesuggereerd, is volgens gedeputeerde staten geen sprake. Ibabs wordt wel door gedeputeerde staten gebruikt. Gedeputeerde staten heeft toegelicht dat dit geen archiefsysteem is maar een applicatie die gebruikt wordt om digitaal vergaderstukken, zoals een agenda, te delen. Hierin zijn dan ook geen documenten opgenomen die niet in de zoekslag zijn opgenomen. Gedeputeerde staten stellen dat hun inventarisaties (inclusief de WhatsApp-berichten), samen met die van de andere betrokken bestuursorganen, een compleet beeld geven van de aanwezige documenten over het onderwerp waar eiser informatie over heeft gevraagd.
10.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) (Voetnoot 6) volgt dat een bestuursorgaan voldoende inzichtelijk moet maken hoe het de zoekslag heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn gedeputeerde staten hierin met het voorgaande geslaagd. Gedeputeerde staten hebben gemotiveerd toegelicht dat en hoe overleg heeft plaatsgevonden met de ministeries, welke specifieke systemen zijn geraadpleegd en welke zoektermen daarbij zijn gehanteerd.
10.2.
Aannemelijk is geworden dat de zoekslag volledig is geweest en niet meer documenten onder gedeputeerde staten berusten, dan genoemd op de inventarislijsten. In dat geval is het volgens – eveneens – vaste rechtspraak van de Afdeling (Voetnoot 7) in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, toch nog (meer) documenten onder het bestuursorgaan berusten. Hierin is eiser naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er meer documenten zouden moeten zijn. Een enkel vermoeden daartoe is onvoldoende. In bezwaar is door gedeputeerde staten reeds verhelderd dat de gekleurde teksten zich bevinden in de niet-openbaargemaakte documenten. Deze behoren echter wel tot de zoekslag. Ten aanzien van de door eiser genoemde systemen hebben gedeputeerde staten verder navolgbaar gemotiveerd waarom hierin niet kan/hoeft worden gezocht, enerzijds omdat deze door gedeputeerde staten niet worden gebruikt, anderzijds omdat hieruit geen extra documenten zouden volgen. Eisers stelling dat er nog een systeem zou zijn waarin documenten worden gedeeld tussen gedeputeerde staten en de ministeries heeft hij niet onderbouwd en deze stelling is ook uitdrukkelijk gemotiveerd betwist door gedeputeerde staten.
10.3.
Deze beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet. Kan worden gevolgd dat niet alle gegevens openbaar gemaakt zijn?
Uitgangspunt van de Woo
11. Het uitgangspunt van de Woo is openbaarheid van informatie. Iedereen heeft recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen. De bij de overheid berustende informatie is openbaar, behalve als sprake is van een uitzonderingsgrond zoals vermeld in de artikelen 5.1 en 5.2 van de Woo. Een bestuursorgaan maakt bij de toepassing van de relatieve weigeringsgronden van artikel 5.1, tweede lid, van de Woo een afweging tussen het vooropgestelde algemene belang van openbaarheid en de belangen die worden beschermd door de weigeringsgronden. Indien een belangenafweging dient te worden gemaakt, weegt het uitgangspunt van de Woo – openbaarheid is regel – zwaar. (Voetnoot 8)Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo
12. De rechtbank stelt vast dat eiser het ermee eens is dat gedeputeerde staten bepaalde (onderdelen van) documenten niet openbaar gemaakt hebben, omdat bescherming/eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich daartegen verzet. Voor zover gedeputeerde staten op grond hiervan van (volledige) openbaarmaking hebben afgezien, kan dat dan ook standhouden.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo
13.1.
Volgens eiser is onvoldoende gemotiveerd waarom openbaarmaking van de door hem gevraagde gegevens het goed functioneren van gedeputeerde staten in de weg zou staan.
13.2.
Gedeputeerde staten hebben toegelicht dat de EoP een proces is dat zorgvuldig is doorlopen en waarmee een basis wordt gevormd voor verdere gesprekken met diverse partijen over de transitie naar een meer duurzame en schone staalproductie. Volgens gedeputeerde staten zou (volledige) openbaarmaking van documenten (waaronder de concepten van de EoP) het interne beraad, de samenwerking en de vertrouwensrelatie met derde partijen nu, en in de toekomst onevenredig kunnen schaden. Reden waarom hiertoe niet is overgegaan. Daarbij hebben gedeputeerde staten ter onderbouwing gewezen op de in de Memorie van Toelichting (MvT) genoemde voorbeelden, zoals informatie uit overleg tussen derden en overheidsinstanties die niet onder intern beraad vallen, maar waarbij wel de verwachting is dat openbaarmaking tot gevolg zal hebben dat derden terughoudender zullen worden om medewerking te verlenen. Ter zitting is door gedeputeerde staten verder nog toegelicht dat het opstellen van de EoP pas een eerste stap is in een veel groter proces. Openbaarmaking van deze informatie zou dit proces kunnen schaden, onder meer doordat daardoor de onderhandelingspositie zou kunnen verzwakken en het maken van maatwerkafspraken in de toekomst zou kunnen worden gefrustreerd. Gedeputeerde staten achten dit, juist gelet op de gevoeligheid van de kwestie ‘Tata Steel’, evident.
13.3.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben gedeputeerde staten hiermee onvoldoende gemotiveerd waarom het belang van het openbaar maken van de gevraagde informatie niet opweegt tegen het belang van het goed functioneren van het bestuursorgaan. Voor de toepassing van deze uitzonderingsgrond moet het bestuursorgaan immers motiveren wat maakt dat het openbaar maken van de betreffende informatie zo schadelijk is voor het functioneren van de overheid dat dit het belang van openbaarheid overtreft. (Voetnoot 9) De in het bestreden besluit genoemde letterlijke bewoordingen en voorbeelden uit de MvT acht de rechtbank daartoe, zonder nadere motivering, onvoldoende. Deze motivering is te algemeen. Een concrete op de situatie toegespitste onderbouwing ontbreekt. Dit kan het besluit tot niet-openbaarmaking van de documenten niet dragen. Met de hiervoor vermelde door gedeputeerde staten ter zitting gegeven toelichting is wellicht wel een begin van motivering gegeven, maar dit acht de rechtbank thans (nog) onvoldoende. De rechtbank is daarbij van oordeel dat, zonder verdere toelichting, niet te volgen is waarom het openbaar maken van conceptversies, die Tata Steel zelf onder ogen heeft gezien, tot schade van de onderhandelingspositie zou kunnen leiden. Daarbij komt dat door gedeputeerde staten niet inzichtelijk is gemaakt dat, en op welke wijze, per document(onderdeel) is beoordeeld of het goed functioneren van het bestuursorgaan aan openbaarmaking in de weg staat, hetgeen in het kader van de Woo wel van gedeputeerde staten wordt verlangd. (Voetnoot 10)Artikel 5.2 van de Woo
14.
14.1.
Ingevolge artikel 5.2, eerste lid, van de Woo wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Het derde lid bepaalt dat, onverminderd het eerste en tweede lid, uit documenten – opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester, een wethouder, het dagelijks bestuur van een waterschap of een lid van dat bestuur – informatie wordt verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.
14.2.
De bewoordingen van het bestreden besluit lijken erop te wijzen dat gedeputeerde staten hebben beoordeeld of openbaarmaking van de stukken achterwege kon blijven op grond van artikel 5.2, derde lid, van de Woo en daarbij voorbij is gegaan aan de beoordeling van mogelijke openbaarmaking op grond van het eerste en tweede lid van dit artikel. Ter zitting is door gedeputeerde staten toegelicht dat dit niet het geval is en dat ten onrechte het noemen van deze artikelleden achterwege is gebleven. Dat deze beoordeling ook heeft plaatsgevonden ziet de rechtbank echter niet terug in het bestreden besluit.
14.3.
De rechtbank wijst er daarbij op dat gedeputeerde staten per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad met informatie over een bestuurlijke aangelegenheid dienen te bezien of dit onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer hierin informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de beleidsopvattingen zodanig met deze gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. Hierbij hoeft het bestuursorgaan niet binnen een zelfstandig onderdeel van een document per zin of zinsdeel te bepalen of verwevenheid een weigering kan rechtvaardigen. (Voetnoot 11) Uit het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze beoordeling heeft plaatsgevonden.
14.4.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat gedeputeerde staten niet (inzichtelijk) hebben gemotiveerd waarom (ook) niet overgegaan kon worden tot verstrekken van de informatie in een niet tot personen herleidbare vorm, zoals geregeld in het tweede (en derde) lid. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. (Voetnoot 12) Uit het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting blijkt ook niet dat deze afweging heeft plaatsgevonden.
14.5.
De rechtbank kan gedeputeerde staten, zonder nadere motivering, ook niet volgen in het standpunt dat het openbaar maken van deze informatie (al dan niet in een niet tot personen herleidbare vorm) achterwege dient te blijven. De algemene stelling dat het (toekomstige) proces inzake transitie naar een meer duurzame en schone staalproductie hierdoor in gevaar wordt gebracht, acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
14.6.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet zonder meer gevolgd kan worden dat, en waarom bepaalde documenten in weerwil van het uitgangspunt van de Woo niet dan wel slechts ten dele openbaar gemaakt zijn. Dit duidt op een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.
Conclusie en gevolgen
15. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:46 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen gebreken in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank doet dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om gedeputeerde staten in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
16. Om de gebreken te herstellen moeten gedeputeerde staten allereerst nader onderbouwen waarom ten aanzien van enkele documenten van (volledige) openbaarmaking is afgezien op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo. Daarnaast dienen gedeputeerde staten nader te motiveren waarom openbaar maken van de gevraagde informatie (al dan niet in een niet tot personen herleidbare vorm) volgens hen achterwege dient te blijven (artikel 5.2 van de Woo). De rechtbank geeft gedeputeerde staten daarbij in overweging dat voor toepassing van artikel 5.2, tweede lid, van de Woo, juist bij een gevoelige maatschappelijke kwestie als deze en de daarmee gepaard gaande wens van transparantie, aanleiding zou kunnen bestaan.
17. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen gedeputeerde staten de gebreken kunnen herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
18. Gedeputeerde staten moeten op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of zij gebruik maken van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als gedeputeerde staten gebruik gaat maken van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser daarna in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van gedeputeerde staten.
19. Indien gedeputeerde staten de hersteltermijn ongebruikt laten verstrijken, zal de rechtbank zonder zitting uitspraak doen op het beroep.
20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
Beslissing
- stelt gedeputeerde staten in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt gedeputeerde staten op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of zij gebruik gaan maken van de gelegenheid om de gebreken te herstellen; en
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzitter, en mr. M. Jurgens en mr. dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: