Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - enkelvoudig bestuursstrafrecht

ECLI:NL:RBNHO:2025:13459

Op 28 February 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursstrafrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 11303367 WM VERZ 24-1362, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:13459. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
11303367 WM VERZ 24-1362
Datum uitspraak:
28 February 2025
Datum publicatie:
20 November 2025

Indicatie

Gedraging is komen vast te staan, maar gelet op de omstandigheden van het geval matigt de kantonrechter de boete naar € 75,00 (met handhaving van de administratiekosten).

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknummer : 11303367 \ WM VERZ 24-1362

CJIB-nummer : ['nummer']

Uitspraakdatum : 28 februari 2025

Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting

in de zaak van

naam : [betrokkene]

adres : [betrokkene]

woonplaats : [betrokkene]

bestuurder : [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene)

gemachtigde : [gemachtigde].

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 14 februari 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.

De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een enkele ontkenning is niet voldoende. De boete is dus terecht opgelegd.

De kantonrechter stelt vast dat de redelijke termijn van berechting is overschreden. Betrokkene moet voor deze schending worden gecompenseerd. Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Voetnoot 1) zal de kantonrechter het bedrag van de boete matigen met 25%.

Het beroep is gelet op de matiging gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd zal worden gewijzigd.

Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 453,50 (1 punt voor het beroepschrift bij de kantonrechter, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 907,00). De in administratief beroep gemaakte proceskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking (Voetnoot 2).

De kantonrechter is niet bevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding (Voetnoot 3).

Dwangsom

De gemachtigde van betrokkene beroept zich ook op de omstandigheid dat de officier van justitie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft beslist op het beroep van de betrokkene, zodat volgens de gemachtigde een dwangsom vastgesteld dient te worden. Uit het dossier blijkt hieromtrent het volgende.

De beroepstermijn eindigde op 11 februari 2023. Gerekend vanaf die datum eindigde de in artikel 7:24 van de Awb genoemde termijn van 16 weken op 3 juni 2023. De officier van justitie heeft niet binnen de door betrokkene gestelde termijn van zestien weken beslist. Op grond van artikel 7:24 lid 4 Algemene wet bestuursrecht kan de officier van justitie zijn beslissing voor ten hoogste tien weken verdagen. Bij brief van 26 mei 2023 heeft de officier van justitie betrokkene bericht dat van deze mogelijkheid, indien nodig, gebruik wordt gemaakt. De beslistermijn is derhalve opgeschort naar 12 augustus 2023.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat de gemachtigde gelijk heeft en dat er een dwangsom verschuldigd is.

Op 15 augustus 2023 is de ingebrekestelling van betrokkene door de officier van justitie ontvangen, zodat de officier van justitie vanaf 30 augustus 2023 een dwangsom verbeurde.

De officier van justitie heeft echter op 7 september 2023 op het beroep beslist. De uiterste termijn van postbezorging is 8 dagen, zodat de beslissing van de officier van justitie uiterlijk op 15 september 2023 moet zijn ontvangen, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.

De kantonrechter bepaalt dat op grond van artikel 4:17 Awb een dwangsom verschuldigd is.

De officier van justitie verbeurde vanaf 30 augustus 2023 een dwangsom. De gemachtigde heeft gesteld op 13 september 2023 de beslissing van de officier van justitie te hebben ontvangen, zodat er een dwangsom is verbeurd ter hoogte van 15 dagen. De kantonrechter wijst een dwangsom toe van € 357,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 4:97 Awb.

De uitspraak

De kantonrechter:

? verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;

? verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gedeeltelijk gegrond en matigt de boete tot een bedrag van € 75,00 (met handhaving van de administratiekosten);

? bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;

? veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 453,50;

? stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 357,00 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 4:97 Awb

? verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.

De griffier De kantonrechter

Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Datum toezending:

Voetnoot

Voetnoot 1

Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2023:6369.

Voetnoot 2

Vgl. de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:HR:2024:1012.

Voetnoot 3

Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2024:4051.