Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - enkelvoudig bestuursstrafrecht

ECLI:NL:RBNHO:2025:14212

Op 26 February 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursstrafrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 11380996 WM VERZ 24-1657, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:14212. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
11380996 WM VERZ 24-1657
Datum uitspraak:
26 February 2025
Datum publicatie:
4 December 2025

Indicatie

De kantonrechter verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt

die beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknummer : 11380996 \ WM VERZ 24-1657

CJIB-nummer : ['nummer']

Uitspraakdatum : 26 februari 2025

Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting

in de zaak van

naam : [betrokkene]

adres : [betrokkene]

woonplaats : [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene)gemachtigde : [gemachtigde].

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 26 februari 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Overwegingen

Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete. De gemachtigde van betrokkene heeft zich in de gronden en op de zitting op het standpunt gesteld dat betrokkene ondanks een verzoek hiertoe niet is gehoord. Betrokkene heeft geen zaakoverzicht ontvangen.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat betrokkene de eerste boete nog niet had ontvangen toen de voorliggende boete werd opgelegd. De vertegen-woordiger van de officier van justitie heeft in de onderhavige zaak verzocht het beroep - in lijn met het arrest van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, d.d. 24 februari 2023, ECLI:NL: GHARL:2023:1663 - gegrond te verklaren omdat betrokkene op het moment waarop deze boete aan hem werd opgelegd nog niet op de hoogte was van de eerste aan hem opgelegde boete.

De kantonrechter volgt het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie

en bepaalt daarom dat het beroep gegrond is. De beschikking waarbij de boete is opgelegd

en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd.

Nu de kantonrechter onderhavige zaak als samenhangend beschouwd met de vier andere ter

zitting behandelde zaken, waaronder het dossier met kenmerk 11334911 WM VERZ 24-1489,

behoeft op het verzoek tot proceskostenvergoeding niet meer te worden beslist.

De uitspraak

De kantonrechter:

? verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;

? verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gegrond en vernietigt die beschikking;

? bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.

De griffier De kantonrechter

Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Datum toezending: