Rechtbank Noord-Holland, kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:10007

Op 29 August 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/15/366603 / KG ZA 25-407, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:10007. De plaats van zitting was Haarlem.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/15/366603 / KG ZA 25-407
Datum uitspraak:
29 August 2025
Datum publicatie:
29 August 2025
Advocaat:
mr. O.M.B.J. Volgenant en mr. W.H Jebbink;mr. M.V.A Heuten

Indicatie

Schiphol heeft aan 37 XR-demonstranten een toegangsverbod opgelegd voor 5 of 10 jaar, omdat zij op 8 maart 2025 hebben gedemonstreerd in het beveiligde gebied van de luchthaven Schiphol, of dat hebben geprobeerd. Eiseres vordert dat de voorzieningenrechter die toegangsverboden opheft en Schiphol verbiedt nieuwe toegangsverboden op te leggen aan demonstranten die actievoeren op de luchthaven.

De voorzieningenrechter heft de opgelegde toegangsverboden op, omdat zij een ontoelaatbare inperking vormen van het demonstratierecht. Een concreet veiligheidsrisico is door Schiphol niet aannemelijk gemaakt. De toegangsverboden maken demonstraties op de luchthaven onmogelijk door het ‘chilling effect’ daarvan en zij hebben ook grote gevolgen voor de betreffende demonstranten, die daardoor gedurende 5 of 10 jaar niet kunnen vliegen vanaf de luchthaven. Deze sanctie was voor de demonstranten bovendien niet voorzienbaar, omdat de regels onvoldoende duidelijk zijn en omdat zij in de afgelopen jaren meerdere keren hebben gedemonstreerd in het beschermde gebied van de luchthaven, zonder dat dit heeft geleid tot sancties.

De overige vorderingen van de Stichting worden afgewezen, omdat het niet is uitgesloten dat onder omstandigheden het opleggen van een toegangsverbod aan demonstranten toelaatbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer: C/15/366603 / KG ZA 25-407

Vonnis in kort geding van 29 augustus 2025

in de zaak van

STICHTING VRIENDEN VAN XR,

te Rotterdam,

eisende partij,

hierna te noemen: Stichting,

advocaat: mr. O.M.B.J. Volgenant en mr. W.H. Jebbink,

tegen

ROYAL SCHIPHOL GROUP N.V.,

te Schiphol,

gedaagde partij,

hierna te noemen: Schiphol,

advocaat: mr. M.V.A. Heuten, mr. M.C.T.M. Sonderegger en mr. A. Knigge.

De zaak in het kort

Schiphol heeft aan 37 XR-demonstranten een toegangsverbod opgelegd voor 5 of 10 jaar, omdat zij op 8 maart 2025 hebben gedemonstreerd in het beveiligde gebied van de luchthaven Schiphol, of dat hebben geprobeerd. Eiseres vordert dat de voorzieningenrechter die toegangsverboden opheft en Schiphol verbiedt nieuwe toegangsverboden op te leggen aan demonstranten die actievoeren op de luchthaven.

De voorzieningenrechter heft de opgelegde toegangsverboden op, omdat zij een ontoelaatbare inperking vormen van het demonstratierecht. Een concreet veiligheidsrisico is door Schiphol niet aannemelijk gemaakt. De toegangsverboden maken demonstraties op de luchthaven onmogelijk door het ‘chilling effect’ daarvan en zij hebben ook grote gevolgen voor de betreffende demonstranten, die daardoor gedurende 5 of 10 jaar niet kunnen vliegen vanaf de luchthaven. Deze sanctie was voor de demonstranten bovendien niet voorzienbaar, omdat de regels onvoldoende duidelijk zijn en omdat zij in de afgelopen jaren meerdere keren hebben gedemonstreerd in het beschermde gebied van de luchthaven, zonder dat dit heeft geleid tot sancties.

De overige vorderingen van de Stichting worden afgewezen, omdat het niet is uitgesloten dat onder omstandigheden het opleggen van een toegangsverbod aan demonstranten toelaatbaar is.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11;

- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9 van Schiphol;

- de akte wijziging van eis van de Stichting;

- de beperkte conclusie van repliek met productie 12 van de Stichting

- de mondelinge behandeling van 19 augustus 2025, waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd en waarvan de griffier voor het overige aantekeningen heeft bijgehouden.

2
De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

Schiphol en de Schipholregels

2.1.

Schiphol is de exploitant van de luchthaven die bekend staat onder dezelfde naam.

2.2.

Schiphol heeft de Schipholregels opgesteld. Ten tijde van de demonstratie op 8 maart 2025 gold de versie van 31 oktober 2024, waarin onder meer het volgende is bepaald:

“Artikel 10 – Voorschriften met betrekking tot toegang personen en voertuigen

1. Het publiek toegankelijke gebied is voor eenieder toegankelijk.

2. De beperkt toegankelijke en beschermde gebieden zijn alleen toegankelijk met een geldige Schipholpas Personen, voorzien van de juiste autorisaties. De beperkt toegankelijke en beschermde gebieden zijn alleen toegankelijk voor voertuigen met een geldige Schiphol Voertuigpas, voorzien van de juiste autorisaties. Zonder Schipholpas Personen kunnen de beperkt toegankelijke en beschermde gebieden alleen worden betreden onder begeleiding van een houder van een geldige Schipholpas Personen, voorzien van de juiste autorisaties die hiervoor begeleidingsbevoegdheid en een bezoekerspas heeft aangevraagd, en verleend

heeft gekregen.

3. Toegang tot de beperkt toegankelijke en beschermde gebieden is alleen mogelijk bij functionele noodzaak daartoe. (…)

Artikel 14 – Sancties (algemeen)

1. Bij overtreding van een bepaling van deze Schipholregels is de Exploitant bevoegd de volgende sancties op te leggen: (…)

- De overtreder verwijderen van het Luchthavengebied of doen laten verwijderen;

- De overtreder te verbieden het Luchthavengebied of bepaalde delen daarvan te betreden;

- Civiele aansprakelijkstelling overeenkomstig artikel 13. (…)

Artikel 17 – Algemene regels voor openbare orde binnen het Luchthavengebied

1. Het is binnen het Luchthavengebied in het algemeen niet toegestaan om iets te doen of na te laten, waardoor de orde of veiligheid binnen het Luchthavengebied wordt verstoord of waardoor lichamelijk letsel van personen of schade aan zaken binnen het Luchthavengebied zou kunnen worden veroorzaakt, of om overlast te veroorzaken.

(…)

3. Het is binnen het Luchthavengebied, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Exploitant, niet toegestaan:

a. In het openbaar redevoeringen te houden of enige handeling van propagandistische aard te verrichten;

b. Enige openbare inzameling of collecte te houden;

c. Evenementen, vermakelijkheden, bijeenkomsten en demonstraties te houden of te organiseren. (…)”

2.3.

Op pagina 27-28 van de Schipholregels zijn wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versie van de Schipholregels weergegeven. Daaruit blijkt dat in artikel 14 lid 1 in de eerdere versie van de Schipholregels het volgende was vermeld:

1. Bij overtreding van een bepaling van deze Schipholregels is de Exploitant bevoegd de volgende sancties op te leggen: (…)

- de overtreder te verbieden het Luchthavengebied of bepaalde delen daarvan te betreden voor de duur van maximaal 12 maanden;”

2.4.

Op Schiphol werken verschillende organisaties samen om de luchthaven veilig te laten functioneren. Twee van de belangrijkste partijen hierin zijn de Koninklijke Marechaussee (door partijen aangeduid als ‘de KMar’) en de Schiphol Airport Authority (hierna: ‘de SAA’). De KMar is op Schiphol onder meer verantwoordelijk voor de grensbewaking, zoals paspoortcontroles bij aankomst en vertrek. Daarnaast houdt de KMar toezicht op de openbare orde en veiligheid op de luchthaven en de beveiligingsmaatregelen, voert zij opsporingswerkzaamheden uit en treedt zij op bij incidenten. Ze beschikt daarbij over de volledige politiebevoegdheden en kan bijvoorbeeld personen aanhouden. De SAA ziet aan de hand van de Schipholregels toe op de orde en veiligheid op de luchthaven.

De Stichting

2.5.

De Stichting is op 22 februari 2019 opgericht en statutair gevestigd te Rotterdam. Volgens haar statuten, website en jaarverslag is de Stichting een onafhankelijke milieuorganisatie, die tot doel heeft het financieel of materieel ondersteunen van initiatieven die bewustwording over de klimaatcrisis nastreven en het verrichten van alle verdere handelingen ter ondersteuning van de XR-beweging. Ter verwezenlijking van dit doel werft de Stichting donaties en fondsen, en vergoedt zij kosten die door XR worden gemaakt voor onder meer promotiemateriaal, bijeenkomsten en trainingen, het voeren van (protest)acties, juridische procedures (niet zijnde boetes), bewegingsopbouw (zoals huur van ruimtes) en uitbesteed werk.

2.6.

Op haar website noemt de Stichting als voorbeelden van dergelijke ondersteuning onder meer het laten organiseren van trainingen, het financieel ondersteunen van demonstraties, het beschikbaar stellen van IT-infrastructuur, het huren van ruimtes, en – in overleg met XR – het inhuren van derden voor werkzaamheden die vrijwilligers niet zelf kunnen verrichten.

Voorafgaand aan de demonstratie van 8 maart 2025

2.7.

In november 2022 en in mei, oktober en december 2024 hebben op de luchthaven Schiphol acties plaatsgevonden, georganiseerd door XR, tegen Flying Blue, het Frequent Flyer-programma van KLM. Daarbij hebben demonstranten zich toegang tot het beperkt toegankelijke en beschermde gebied van de luchthaven verschaft door herhaald gebruik te maken van een beperkt aantal boardingpassen, die zij meermalen scanden bij de toegangspoortjes van de zogenaamde Self Service Boardingpass Check.

2.8.

In de dagen voorafgaand aan 8 maart 2025 ontving Schiphol signalen dat XR een nieuwe demonstratie voorbereidde, zoals XR via sociale media aankondigde. XR heeft geen contact opgenomen met Schiphol, noch met de Burgemeester van de gemeente waarin Schiphol is gelegen, Haarlemmermeer, die onder meer verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde binnen de gemeente, waaronder het reguleren van demonstraties binnen de gemeentegrenzen.

2.9.

De Burgemeester heeft bij besluit van 7 maart 2025 besloten tot het opleggen van een demonstratiebeperking, welke beperking gold van 7 maart 2025 om 18.00 uur tot 9 maart 2025 om 00.00 uur. Demonstraties mochten volgens dit besluit alleen plaatsvinden op het Jan Dellaertplein (bij minder dan 100 deelnemers) en het plein bij het Hilton hotel (bij meer dan 200 deelnemers). Het besluit sloot af met de opmerking dat “demonstreren op niet openbaar toegankelijke gebieden van Schiphol op grond van andere wetgeving niet is toegestaan".

2.10.

Geen van de demonstranten heeft gebruik gemaakt van de bestuursrechtelijke rechtsgang tegen dit besluit.

2.11.

Ook is door de Burgemeester bij besluit van (eveneens) 7 maart 2025 de Noodverordening Klimaatacties Schiphol 2025 vastgesteld. Het besluit is onder meer gemotiveerd met de overweging dat het ongeautoriseerd betreden van de luchthaven onaanvaardbare gevolgen kan hebben voor de openbare orde en de veiligheid van de burgerluchtvaart in het bijzonder, en er ernstige vrees is voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden en het daarom noodzakelijk is om ter handhaving van de openbare orde algemeen verbindende voorschriften te geven.

Tijdens de demonstratie op 8 maart 2025

2.12.

Voorafgaand aan de demonstratie op 8 maart 2025 had Schiphol aanpassingen doorgevoerd in het beveiligingssysteem, waardoor men zich bij de Self Service Boardingpass Check niet langer met één boardingpass meerdere keren toegang kon verschaffen tot het beperkt toegankelijke en beschermde gebied. Het systeem genereerde een foutmelding als de boardingpass reeds een keer was gescand of als deze te vroeg voor de boardingtijd werd gescand. De SAA werd van een dergelijke foutmelding direct op de hoogte gesteld en kon de personen tegenhouden die zich zonder geldige reden ophielden bij de Self Service Boardingpass Check.

2.13.

Een aantal demonstranten is er in geslaagd zich toegang te verschaffen tot het beperkt toegankelijke en beschermde gebied. Deze toegang werd verkregen door (bij het toegangspoortje, of in de rij voor het toegangspoortje) het tonen van een boardingpass die op eigen naam stond maar waarmee men niet voornemens was om daadwerkelijk te reizen, of het gebruiken van een boardingpass op naam van een ander. Ook hebben meerdere demonstranten geprobeerd zich toegang te verschaffen tot dit gebied, zonder dat zij daarin zijn geslaagd.

2.14.

Een deel van de demonstranten heeft actiegevoerd in de KLM-lounge (achter de paspoortcontrole), een deel op Schiphol Plaza (het publiek toegankelijke deel van de luchthaven) en een deel buiten.

2.15.

Er zijn 67 demonstranten aangehouden. Schiphol heeft op basis van de door haar verzamelde gegevens over de demonstranten het volgende onderscheid gemaakt:

personen die zichzelf toegang hebben verschaft of hebben geprobeerd zichzelf toegang te verschaffen tot het beperkt toegankelijke en beschermde gebied met hun eigen boardingpass en daarbij ook anderen in staat hebben gesteld deze te gebruiken;

personen die zichzelf toegang hebben verschaft of hebben geprobeerd zichzelf toegang te verschaffen tot het beperkt toegankelijke en beschermde gebied met een boardingpass die niet aan hen toebehoorde;

personen die zichzelf met hun eigen boardingpass toegang hebben verschaft dan wel hebben geprobeerd toegang te verschaffen tot het beperkt toegankelijke en beschermde gebied;

personen die zich uitsluitend in het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven bevonden en geen poging deden om het beperkt toegankelijke en beschermde gebied te betreden.

2.16.

Aan de drie personen die (volgens Schiphol) behoren tot de eerste categorie, heeft Schiphol een verbod opgelegd om het beperkt toegankelijke en beschermde gebied van de luchthaven Schiphol te betreden voor de duur van 10 jaar.

Aan 34 personen die (volgens Schiphol) behoren tot de tweede of derde categorie heeft Schiphol een zelfde toegangsverbod opgelegd, voor de duur van vijf jaar.

De toegangsverboden gelden niet voor het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven Schiphol of voor andere luchthavens.

Aan de personen die (wederom volgens Schiphol) behoren tot de vierde categorie heeft Schiphol geen toegangsverbod opgelegd.

2.17.

De toegangsverboden zijn op 21 maart 2025 per deurwaardersexploot betekend aan de betreffende demonstranten. Daarbij is onder meer vermeld dat de betreffende demonstrant er rekening mee moet houden dat “(pogingen tot) overtreding van het toegangsverbod kunnen worden bestraft met geldboete(s) en/of andere maatregelen.”

2.18.

Bij brief van 5 juni 2025 heeft de Stichting aan Schiphol vragen gesteld over de toegangsverboden en er op gewezen dat de toegangsverboden resulteren in een ernstige beperking van in ieder geval drie grondrechten, te weten het recht zich vrijelijk te verplaatsen, het recht van vrije meningsuiting en het demonstratierecht. Schiphol heeft op 19 juni 2025 gereageerd.

3
Het geschil
3.1.

De Stichting vordert, samengevat en na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. primair: Schiphol gebiedt binnen twee werkdagen na betekening dit vonnis de aan de XR-demonstranten opgelegde toegangsverboden op te heffen, voor zover het XR-demonstranten betreft die zich op 8 maart 2025 uitsluitend in het voor eenieder vrij toegankelijke gebied van Schiphol hebben opgehouden en zich niet achter de Self Service Boarding Pass Check hebben begeven,

althans subsidiair: Schiphol gebiedt de werking daarvan op te schorten tot het moment dat een rechter heeft geoordeeld dat deze toegangsverboden rechtmatig zijn,

op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of een gedeelte daarvan dat Schiphol dit gebod niet volledig nakomt,

II. primair: Schiphol gebiedt om binnen twee werkdagen na betekening dit vonnis de aan de XR-demonstranten opgelegde toegangsverboden op te heffen, voor zover het XR-demonstranten betreft die zich op 8 maart 2025 wel achter de Self Service Boarding Pass Check hebben begeven,

althans, subsidiair: Schiphol gebiedt de werking daarvan op te schorten tot het moment dat een rechter heeft geoordeeld dat deze toegangsverboden rechtmatig zijn,

op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of een gedeelte daarvan dat Schiphol dit gebod niet volledig nakomt,

III. Schiphol verbiedt aan een XR-demonstrant een toegangsverbod op te leggen in verband met deelname aan een XR-demonstratie op Schiphol, voor zover het XR- demonstranten betreft die zich uitsluitend in het voor eenieder vrij toegankelijke gebied van Schiphol ophouden en zich niet achter de Self Service Boarding Pass Check begeven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 voor elke keer dat Schiphol dit verbod overtreedt,

IV. Schiphol verbiedt om aan een XR-demonstrant een toegangsverbod op te leggen in verband met deelname aan een XR-demonstratie op Schiphol, voor zover het XR-demonstranten betreft die zich wel achter de Self Service Boarding Pass Check begeven op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 voor elke keer dat Schiphol dit verbod overtreedt;

een en ander met veroordeling van Schiphol in kosten van dit geding, vermeerderd met de nakosten.

3.2.

De Stichting legt hieraan - zakelijk weergegeven - ten grondslag dat:

Schiphol (ofschoon zij moet worden gezien als overheidsinstantie) niet de officiële routes voor het opleggen van een gebiedsverbod heeft bewandeld, en dat de door Schiphol gekozen route naar de toegangsverboden, die niet is gebaseerd op een wettelijke bevoegdheid en evenmin op de Schipholregels, daarom is uitgesloten;

er sprake is van een ongeoorloofde inperking van het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting, omdat de beperking niet bij wet is voorzien, geen legitiem doel dient, en niet voldoet aan het noodzakelijkheidsvereiste;

de toegangsverboden erin resulteren dat de betreffende demonstranten worden verhinderd naar een land van hun keuze te reizen, zodat ook het recht op vrijheid van beweging wordt beperkt, terwijl ook die beperking niet bij wet is voorzien, geen legitiem doel dient en niet voldoet aan het noodzakelijkheidsvereiste;

de Stichting een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat van de toegangsverboden een chilling effect uitgaat voor alle demonstranten die overwegen om op Schiphol te gaan demonstreren, sprake is van een voortdurende onrechtmatig machtsmiddel, geen ander rechtsgang openstaat en ten minste één demonstrant een vliegticket heeft om binnenkort vanaf de luchthaven Schiphol te vertrekken.

3.3.

Schiphol voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de Stichting, hetzij door de Stichting niet ontvankelijk te verklaren, hetzij door haar vorderingen te ontzeggen. Schiphol voert daartoe samengevat aan dat:

de Stichting bij haar vorderingen geen spoedeisend belang heeft, omdat de vermeende reisplannen van één demonstrant niet zijn onderbouwd en er geen sprake is van een chilling effect;

de Stichting niet voldoet aan de eisen van artikel 3:305a Burgerlijk Wertboek (BW), omdat de Stichting opkomt voor ongelijksoortige belangen, niet voldoet aan het waarborgvereiste (onder meer omdat zij niet representatief is, geen toezichthoudend orgaan heeft, niet voldoet aan de Claimcode en in haar informatievoorziening tekortschiet) en de belangen waarvoor de Stichting opkomt niet vallen onder haar statutaire doelomschrijving;

de demonstranten tijdens de demonstraties op 8 maart 2025 in strijd hebben gehandeld met de artikelen 10 lid 3 en 17 lid 1 van de Schipholregels en het besluit van de Burgemeester van 7 maart 2025, hetgeen strafbaar is op grond van artikel 62a Luchtvaartwet en artikel 11 lid 1 sub b Wet openbare manifestaties (WOM);

de toegangsverboden een wettelijke grondslag hebben (artikel 5:1 BW en artikel 8.25a Wet Luchtvaart), rechtmatig zijn (minder vergaande maatregelen hebben onvoldoende effect gehad, de toegangsverboden waren voorzienbaar en de gevolgen ervan beperkt) en geen ontoelaatbare inbreuk opleveren op het demonstratierecht of het recht zich vrijelijk te verplaatsen;

de belangen van Schiphol bij het handhaven van de toegangsverboden zwaarder wegen dan de belangen van (de achterban van) de Stichting bij opheffing daarvan, onder meer omdat het voor XR mogelijk blijft om te demonstreren in het publieke deel van de luchthaven en de demonstranten aan wie toegangsverboden zijn opgelegd kunnen reizen via alternatieve luchthavens of reismethoden;

vorderingen III en IV te onbepaald en vergaand zijn;

de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad niet gerechtvaardigd is, omdat de belangen van Schiphol zwaarder wegen dat de belangen van Stichting bij onmiddellijke uitvoering van het vonnis.

3.4.

Op de stellingen van partijen gaat de voorzieningenrechter, voor zover van belang, hieronder nader in.

Overwegingen

4
De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.

Schiphol betoogt dat de Stichting geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard.

4.2.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van de Stichting bij haar vorderingen voldoende aannemelijk is gemaakt. Zij heeft aangevoerd dat als gevolg van de opgelegde toegangsverboden (en de dreiging van het opleggen van langdurige toegangsverboden voor andere XR-demonstranten) een aanzienlijk aantal demonstranten niet meer durft mee te doen aan acties van XR op Schiphol, omdat zij vrezen voor de gevolgen van overtreding van het toegangsverbod (bijvoorbeeld het opleggen van boetes, zoals aangekondigd in het toegangsverbod) of dat alsnog aan hen een langdurig toegangsverbod wordt opgelegd (waardoor zij jarenlang niet meer kunnen demonstreren op, en reizen vanaf of naar de luchthaven).

Er is dus sprake van een chilling effect. De Stichting heeft bovendien voldoende toegelicht dat dit chilling effect blijkt uit het feit dat in voorgaande jaren met regelmaat demonstraties van XR plaatsvonden op de luchthaven, maar dat sinds het opleggen van de toegangsverboden op 21 maart 2025 geen enkele actie van XR meer heeft plaatsgevonden op of rond de luchthaven. Volgens Schiphol is dit het gevolg van een strategische keuze van XR in het kader van dit kort geding, maar dat kan de voorzieningenrechter niet vaststellen. De duur van de toegangsverboden in aanmerking genomen acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat demonstranten worden afgeschrikt om mee te doen aan acties op Schiphol, zelfs wanneer deze niet in het beperkt toegankelijke gebied plaatsvinden. De voorzieningenrechter kent in dit verband mede betekenis toe aan het feit dat de Schipholregels ook de bevoegdheid geven om toegangsverboden op te leggen naar aanleiding van (niet vooraf goedgekeurde) demonstraties in het voor publiek toegankelijke gebied.

Al met al kan bepaald niet worden gezegd dat slechts sprake is van een abstract belang van de Stichting. Van de Stichting kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht, omdat de beweging waarvoor zij faciliterend optreedt in de tussentijd geen demonstraties kan organiseren op de luchthaven.

4.3.

De omstandigheid dat de demonstranten volgens Schiphol nog wel (zonder dreiging van het schenden of het opleggen van een toegangsverbod) kunnen demonstreren in het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven, doet aan dat chilling effect niet af. Feit is immers dat de Flying Blue-lounge, een focuspunt van het programma waartegen de hier besproken demonstraties zich richten, zich bevindt in het beschermde gedeelte van de luchthaven. De Stichting stel op begrijpelijke gronden dat de XR-demonstranten er belang bij hebben om óók in het beschermde en beperkt toegankelijke deel van de luchthaven te kunnen demonstreren, zodat zij gezien en gehoord kunnen worden door degenen of datgene waartegen ze willen demonstreren (“within sight and sound”), zonder te hoeven vrezen voor de gevolgen van het schenden van een toegangsverbod of voor het opleggen van nieuwe toegangsverboden.

4.4.

De slotsom is dat de Stichting haar spoedeisend belang bij inhoudelijke beoordeling van de toelaatbaarheid daarvan, althans van de door Schiphol voorgestane reactie daarop, voldoende heeft onderbouwd. De vraag of dit belang opweegt tegen het belang van Schiphol, is van inhoudelijke aard en komt in het navolgende aan de orde.

Ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW – gelijksoortigheid en statuten

4.5.

Een stichting kan een rechtsvordering instellen die (1) strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, (2) voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en (3) deze belangen voldoende zijn gewaarborgd (artikel 3:305a lid 1 BW).

4.6.

Aan het eerste vereiste van artikel 3:305a lid 1 BW is voldaan omdat de belangen waarvoor de Stichting opkomt, voldoende gelijksoortig zijn. De Stichting beoogt immers het chilling effect van de opgelegde en dreigende langdurige toegangsverboden ongedaan te maken. De belangen van de 37 demonstranten aan wie een toegangsverbod is opgelegd, zijn daarom gelijksoortig. Dat geldt ook voor de belangen van de overige XR demonstranten, die willen voorkomen dat aan hen een toegangsverbod wordt opgelegd als zij demonstreren op Schiphol. De omstandigheid dat de specifieke omstandigheden die aanleiding hebben gegeven voor de toegangsverboden (volgens Schiphol) per demonstrant verschillend zijn, doet daaraan niet af. De voorzieningenrechter is namelijk van oordeel dat beoordeling van de vorderingen van de Stichting ook kan plaatsvinden zonder wezenlijke aandacht te moeten besteden aan de individuele omstandigheden van de demonstranten, zoals uit het navolgende zal blijken.

4.7.

Ook aan het tweede vereiste, dat de Stichting zich de hiervoor genoemde belangen statutair heeft aangetrokken, wordt door de Stichting voldaan. In artikel 3 van haar statuten is namelijk het volgende bepaald:

“Stichting Vrienden van XR is een onafhankelijke milieuorganisatie die er naar streeft om het leven op aarde in al zijn diversiteit te beschermen door klimaatverandering tegen te gaan. De stichting doet dit door de beweging Extinction Rebellion te ondersteunen die creatieve, vreedzame en disruptieve acties organiseert om druk te zetten op de regering en deze te dwingen de nodige maatregelen te nemen voor een rechtvaardige en democratische transitie uit de klimaat- en ecologische crisis.”

4.8.

Met de vorderingen wenst de Stichting te bereiken dat het chilling effect van de toegangsverboden - die er volgens de Stichting toe leidt dat helemaal geen acties meer kunnen worden gevoerd door XR op Schiphol omdat demonstranten dat niet meer durven – ongedaan wordt gemaakt. Daarmee strekken deze vorderingen ertoe de actiebereidheid van de beweging XR te bevorderen. Het lijdt geen twijfel dat dit valt binnen het bereik van de hiervoor omschreven doelstelling.

Aan overige ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW wordt voorbij gegaan

4.9.

Het zogenaamde waarborgvereiste vereist in de eerste plaats dat de Stichting voldoende representatief is, wat kort gezegd betekent dat de Stichting voldoende steun van de achterban moet genieten. Uit het gegeven dat een groot aantal XR demonstranten in dit geding ter zitting aanwezig was kan worden afgeleid dat de instelling van de vorderingen van de Stichting vanuit de XR beweging grote steun geniet. De voorzieningenrechter twijfelt er niet aan dat zich onder de af en toe hoorbaar instemming betuigende aanwezigen ook vele demonstranten bevonden aan wie een toegangsverbod is opgelegd.

4.10.

Aan de overige aspecten van het waarborgvereiste (governance, bezoldiging bestuurders, financiële aspecten en transparantie) kan ingevolge artikel 3:305a lid 6 worden voorbijgegaan wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang, of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft.

4.11.

De voorzieningenrechter ziet aanleiding voor toepassing van deze bepaling vanwege de aard van de vorderingen. Anders dan Schiphol betoogt, hebben de vorderingen van de Stichting niet slechts tot doel dat de 37 demonstranten aan wie een toegangsverbod is opgelicht weer vanaf de luchthaven kunnen vliegen. Zoals hiervoor is vastgesteld strekken de vorderingen er in de eerste plaats toe dat XR weer de mogelijkheid krijgt om (zonder dreiging van overtreding of oplegging van een toegangsverbod) te kunnen demonstreren op (het beschermde gedeelte van) de luchthaven. De vorderingen strekken aldus ter bescherming van het demonstratierecht. In de Parlementaire Geschiedenis (Voetnoot 1) is hierover door de minister het volgende overwogen:

“Ik kan bevestigen dat de uitzondering van lid 6 alleen geldt voor de gevallen waarin de vordering ziet op zowel een ideëel als een zeer beperkt financieel belang. Daarnaast geldt de uitzondering van lid 6 wanneer de aard van de vordering, van de rechtspersoon of van de achterban zich hiertegen verzet. Lid 6 beoogt om voldoende ruimte te laten voor organisaties die nu een belangrijke rol spelen in het handhaven van collectieve belangen in collectieve acties en die per definitie niet zijn gericht op het verkrijgen van schadevergoeding. Het is niet de bedoeling om het deze organisaties met het wetsvoorstel onnodig moeilijk te maken hun werk voort te zetten.”

4.12.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Stichting voldoet aan de vereisten van artikel 3:305a lid 1 BW en dat de overige ontvankelijkheidsvereisten van dat artikel buiten toepassing kunnen blijven. De Stichting is daarom ontvankelijk in haar vorderingen.

Inhoudelijke beoordeling - beperking van demonstratierecht

4.13.

Het recht om vreedzaam te demonstreren wordt beschermd door de artikelen 10 en 11 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In artikel 11 lid 2 EVRM is bepaald dat de uitoefening van deze rechten aan geen andere beperkingen mag worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

4.14.

De Stichting heeft aangevoerd dat Schiphol als public authority in de zin van het EVRM moet worden aangemerkt, zodat zij rechtstreeks gebonden is aan de bepalingen uit het EVRM. Schiphol heeft dat gemotiveerd weersproken. Mede gelet op het beperkte debat hierover kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat Schiphol een public authority is in de zin van het EVRM. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat dit in het midden kan blijven, gelet op het navolgende.

4.15.

Ook als Schiphol niet kan worden aangemerkt als public authority, rust op de voorzieningenrechter als orgaan van de Staat de positieve verplichting om in horizontale verhoudingen, hier tussen de XR-demonstranten en Schiphol, de rechten uit het EVRM te waarborgen.

4.16.

Het opleggen van toegangsverboden als hier aan de orde moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter als beperking van het demonstratierecht worden aangemerkt.

Deze toegangsverboden zijn immers een sanctie die is opgelegd naar aanleiding van een demonstratie. Als gevolg van het toegangsverbod is het de demonstranten bovendien feitelijk niet langer toegestaan opnieuw te demonstreren in het beschermde gebied van de luchthaven. Volgens Schiphol was dat ook vóór het opleggen van de toegangsverboden niet toegestaan, maar de Stichting weerspreekt dat. Voorafgaand aan de demonstratie op 8 maart 2025 werd er volgens de Stichting namelijk met enige regelmaat gedemonstreerd in het beschermde gebied, zonder dat Schiphol daartegen zelf optrad. Met het toegangsverbod is de deze mogelijkheid om te demonstreren in het beschermde gebied van de luchthaven dus beperkt, waarbij in het toegangsverbod bovendien wordt aangekondigd dat overtreding daarvan kan leiden tot oplegging van een boete.

4.17.

Schiphol betoogt dat een uit veiligheidsoverwegingen opgelegd verbod van demonstraties op een luchthaventerrein waarvan zij eigenaar is niet onverenigbaar is met artikel 11 EVRM. Ingrijpen door een overheid moet voldoen aan de cumulatieve eisen van artikel 11 lid 2 EVRM, maar dat laat onverlet dat een eigenaar uit hoofde van de bevoegdheden die hij als eigenaar heeft het demonstratierecht kan beperken, aldus Schiphol.

4.18.

Hoewel Schiphol terecht aanvoert dat het demonstratierecht niet het recht geeft om ieder privaat terrein te betreden (Voetnoot 2), is de voorzieningenrechter van oordeel dat de luchthaven niet als ‘gewoon’ privaat terrein kan worden aangemerkt. De luchthaven vervult immers een belangrijke publieke functie. Schiphol heeft in verband daarmee ook de wettelijke plicht om een optimaal gebruik van de luchthaven als hoogwaardig luchtverkeersknooppunt, dus in die publieke functie, te bevorderen (Voetnoot 3). Schiphol kan het publiek dus niet, in haar hoedanigheid van eigenaar van de luchthaven, zonder meer de toegang tot de luchthaven ontzeggen. Zij dient bij de uitoefening van haar bevoegdheden als eigenaar van de luchthaven rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van derden, zoals het belang van de XR-demonstranten om hun demonstratierecht uit te kunnen oefenen. Daarmee komt het bredere maatschappelijke belang bij het demonstratierecht in beeld. (Voetnoot 4) Deze benadering vindt bevestiging in jurisprudentie van de Hoge Raad, waaruit volgt dat - óók als het demonstratierecht wordt uitgeoefend op private property – een beperking van het demonstratierecht, bijvoorbeeld bestaand uit strafrechtelijke sanctionering daarvan, moet voldoen aan het noodzakelijkheids- en proportionaliteitsvereiste. (Voetnoot 5)

Beperking van demonstratierecht gerechtvaardigd?

Standpunt van Schiphol

4.19.

Schiphol heeft aangevoerd dat de toegangsverboden gerechtvaardigd zijn. Zij heeft daar de volgende argumenten voor gebruikt.

Schiphol is als luchthaven een van de meest complexe en streng beveiligde infratructeren van Nederland, waar het waarborgen van de veiligheid voorop staat, mede gezien het grote aantal bezoekers van de luchthaven (op een gemiddelde zaterdag in maart circa 165.000). Op Schiphol rusten vanuit Europese en Nationale regelgeving harde verplichtingen om maatregelen te treffen tegen veiligheidsrisico’s;

Schiphol heeft in het kader van de uitoefening van deze verplichtingen de Schipholregels opgesteld, die kenbaar zijn voor en van toepassing zijn op eenieder die zich op de luchthaven begeeft. Schiphol is verplicht die regels te handhaven;

De 37 demonstranten die op 8 maart 2025 willens en wetens, en niet voor het eerst, zonder werk- of vervoersdoeleinden het beschermde gebied hebben betreden, althans daartoe een poging hebben gedaan, hebben daarmee ernstig in strijd gehandeld met artikel 10 lid 3 en 17 lid 1 van de Schipholregels, terwijl in artikel 14 lid 1 van Schipholregels is bepaald dat Schiphol als sanctie een toegangsverbod kan opleggen. Het handelen van de demonstranten is overigens ook strafbaar gesteld in artikel 62a van de Luchtvaartwet en artikel 11 WOM;

Het ongeautoriseerd betreden van het beperkt toegankelijke en beschermde gebied brengt aanzienlijke veiligheidsrisico's met zich mee, zoals het verstoren van de zichtlijnen van surveillanten, waardoor schuilmogelijkheden voor personen met kwaadwillende intenties, zoals terroristen, worden gecreëerd, en een verhoogd risico op terroristische aanslagen vanwege de afleiding die dit soort demonstraties veroorzaken en de impact op beschikbaarheid van de SAA en de KMar;

De toegangsverboden zijn noodzakelijk omdat minder vergaande maatregelen (waaronder het aanpassen van het beveiligingssysteem van de toegangspoortjes en actieve controle door de SAA van de boardingpass, identiteitsbewijs en reisdoel) onvoldoende effectief zijn gebleken om te voorkomen dat de demonstranten zich begeven in het beschermde gebied. Zo hebben de XR-demonstranten ook de door de Burgemeester opgelegde beperking van de demonstratievrijheid met voeten getreden en weigerden zij voorafgaand aan de demonstratie van 8 maart 2025 weigerde informatie te verstrekken aan de Burgemeester;

Een eerdere demonstratie in november 2022 laat zien dat XR-demonstraties niet onschuldig zijn, omdat toen vernielingen en schade zijn aangericht;

De Burgemeester (in de demonstratiebeperking), de Minister van Justitie en Veiligheid (in een brief aan de Tweede Kamer van 20 februari 2025) en de NCTV (in een niet overgelegde publicatie) hebben zich uitgesproken tegen de acties van XR-demonstranten op (het beschermde gebied van) de luchthaven;

Indien Schiphol geen consequenties zou mogen verbinden aan het schenden van de veiligheidsregels, wordt de veiligheid ondermijnd en de indruk gewekt dat de regels niet hoeven te worden nageleefd.

Overtreding van de regels sluit demonstratierecht niet uit

4.20.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het recht om vreedzaam te demonstreren ook acties beschermt die als burgerlijke ongehoorzaamheid worden getypeerd, acties dus waarbij demonstranten, om een statement te maken, bewust regels overtreden. Het enkele feit dat sprake is van een “unlawful situation” rechtvaardigt nog niet dat het demonstratierecht wordt beperkt. (Voetnoot 6) Deze bescherming geldt alleen als sprake is van een vreedzame actie, hetgeen hier het geval is. De actie van 8 maart 2025 (waarop de toegangsverboden een reactie vormen) was een sit-in actie en is vreedzaam verlopen. Schiphol heeft dat niet weersproken, zodat dat vast staat. Dat volgens Schiphol bij een eerdere actie van XR en Greenpeace in november 2022 schade is veroorzaakt (hetgeen de Stichting overigens betwist) brengt daarin geen verandering.

4.21.

Gelet hierop, brengt de tegenwerping van Schiphol dat de 37 XR-demonstranten willens en wetens in strijd hebben gehandeld met de Schipholregels, de demonstratiebeperking van de Burgemeester van 7 maart 2025, artikel 62a Luchtvaartwet en artikel 11 lid 1 sub b WOM, niet mee dat zij zich niet op de bescherming van het demonstratierecht kunnen beroepen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat XR (kennelijk) geen informatie heeft willen verstrekken aan de Burgemeester voorafgaand aan de demonstratie van 8 maart 2025. Dat beroep staat desondanks open. Of het slaagt is afhankelijk van een afweging van de in art 11 EVRM genoemde belangen in concreto, aan de hand van de in lid 2 opgenomen criteria.

Belangen van Schiphol: veiligheidsrisico onvoldoende concreet

4.22.

Schiphol heeft voldoende toegelicht dat zij met het opleggen van de toegangsverboden beoogt een legitiem doel te dienen, namelijk de (wettelijk aan Schiphol opgelegde) zorg voor de veiligheid op de luchthaven. Omdat echter het demonstratierecht in het geding is, gaat (anders dan Schiphol lijkt te veronderstellen) de veiligheid niet per definitie vóór alles. Als immers slechts sprake is van een beperkt of abstract veiligheidsrisico dat met het toegangsverbod wordt gemitigeerd, terwijl het demonstratierecht daardoor vergaand wordt ingeperkt, kan het zijn dat het toegangsverbod niet proportioneel en daarom niet toelaatbaar is. Het komt daarbij aan op een afweging tussen enerzijds het belang van het kunnen uitoefenen van het demonstratierecht en anderzijds het belang van Schiphol dat de veiligheid op de luchthaven voldoende is gewaarborgd.

4.23.

Schiphol heeft - naast haar algemene opmerkingen over de complexiteit van de beveiliging van de luchthaven - twee concrete(re) argumenten aangevoerd ter staving van de veiligheidsrisico’s die de demonstraties in het beschermde gebied met zich meebrengen, namelijk (1) de daardoor onvermijdelijke groepsvorming, die leidt tot verstoring van de zichtlijnen van surveillanten, en (2) de impact van de demonstraties op de inzet van de KMar en SAA.

4.24.

Het eerste argument overtuigt niet. Het ligt namelijk voor de hand dat ook in een groot aantal andere en frequenter voorkomende situaties dan de onderhavige demonstraties sprake zal zijn voor groepsvorming in het beschermde gebied van de luchthaven (gedacht kan bijvoorbeeld worden aan drukbezochte internationale voetbalwedstrijden). Aangenomen mag worden dat de beveiligingsmedewerkers op Schiphol met zo’n (niet ongebruikelijke) situatie op een goede manier weten om te gaan (eventueel door inzet van extra surveillanten) en dat dit niet leidt tot zodanige veiligheidsrisico’s dat inperking van het demonstratierecht is gerechtvaardigd.

4.25.

Wat betreft het tweede argument overweegt de voorzieningenrechter dat de capaciteit van de KMar uiteraard aan grenzen zal zijn gebonden en dat het in het oog houden, begeleiden en/of beëindigen van een demonstratie in het beschermde gebied een deel van die capaciteit opeist. Het is bovendien niet uit te sluiten dat kwaadwillenden bij een aangekondigde demonstratie van die situatie gebruik zullen willen maken. Schiphol heeft echter niets concreets gesteld over eventuele knelpunten in de beschikbare capaciteit van de KMar of over een concrete dreiging dat een beroep daarop zo slecht kan worden opgevangen dat dit risico’s van betekenis oplevert. Dat had wel op de weg van Schiphol gelegen, omdat zij daarop een beperking van het demonstratierecht baseert. De verwijzing naar de uitlatingen van de Burgemeester, de Minister en de NCTV volstaan in dit verband niet, omdat ook die uitlatingen niet zijn onderbouwd of concreet zijn gemaakt.

4.26.

Bij gebrek aan de genoemde concretisering, weegt de voorzieningenrechter bij de waardering van de zwaarte van het veiligheidsrisico ook het gedrag van Schiphol in het verleden en de opstelling van publieke autoriteiten naar aanleiding van eerdere demonstraties mee. Vast staat dat in de afgelopen jaren (in ieder geval) verschillende keren een demonstratie van XR heeft plaatsgevonden in het beschermde gebied van Schiphol. De toegang tot dat gebied was toen eenvoudig te realiseren, omdat de daartoe te passeren poortjes tot 8 maart 2025 zo waren ingesteld dat één boardingpass meerderen keren kon worden gebruikt om deze te openen. Schiphol heeft toegelicht dat dit destijds een bewuste keuze was (om bijvoorbeeld de doorgang voor passagiers met grote bagage of een kinderwagen te vergemakkelijken). Die keuze -voor een laag niveau van beveiliging- is echter moeilijk te verenigen met de huidige stellingname van Schiphol dat aan ieder wederrechtelijk betreden van het beschermde gebied onacceptabele en levensgrote veiligheidsrisico’s verbonden zijn.

4.27.

Met dat betoog is ook moeilijk te rijmen dat tegen eerdere demonstraties in het beschermde gebied door Schiphol niet is opgetreden. Volgens de Stichting werden die demonstraties enige tijd actief toegestaan (demonstranten die als zodanig werden herkend door de KMar werden tóch toegelaten), waarna de KMar de demonstranten na ongeveer een half uur wegstuurde, zonder verder ingrijpen of sancties. Schiphol heeft toegelicht dat het enige tijd kostte voor de KMar om op te schalen om de demonstratie te beëindigen, hetgeen verklaart waarom de demonstratie enige tijd kon voortduren. Wat daarvan zij, Schiphol had in ieder geval de mogelijkheid om op andere wijze duidelijk te maken dat zij dit gedrag onacceptabel achtte, zoals aandrang op strafvorderlijke follow up. Ook daarvan is het niet gekomen. De Stichting heeft onweersproken aangevoerd dat niemand ter zake is vervolgd, ook niet naar aanleiding van een (andere) demonstratie waarbij men zich toegang via het doorknippen van een hek heeft verschaft en (volgens Schiphol) schade heeft veroorzaakt.

4.28.

In het licht van het voorgaande heeft Schiphol onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de demonstratie van 8 maart 2025 (of toekomstige demonstraties van XR) in het beschermde gebied een dermate groot en acuut veiligheidsrisico oplevert dat het direct en zonder waarschuwing opleggen van toegangsverboden met een aanzienlijke duur -5 of 10 jaar- noodzakelijk was. De stelling van Schiphol dat minder vergaande maatregelen niet hebben voorkomen dat demonstranten zich begaven in het beschermde gebied, maakt dat niet anders, omdat onvoldoende aannemelijk is dat het enkele betreden van het beschermde gebied door demonstranten leidt tot een onaanvaardbaar veiligheidsrisico.

Belangen van de demonstranten

4.29.

Bij de beoordeling van de proportionaliteit van de toegangsverboden weegt de voorzieningenrechter mee dat die toegangsverboden -waardoor degenen die het betreft niet meer vanaf Schiphol kunnen vliegen- grote gevolgen hebben.

In de eerste plaats gaat het daarbij om de gevolgen voor het demonstratierecht van XR (zowel de demonstranten aan wie het verbod is opgelegd, als de overige demonstranten).

De Stichting heeft voldoende toegelicht dat de toegangsverboden ertoe leiden dat er niet meer gedemonstreerd kan worden op de luchthaven (in het publieke gedeelte, noch in het beschermde gebied), omdat de reeds getroffen demonstranten vrezen voor de gevolgen van schending van het toegangsverbod en anderen vrezen dat ook hen een dergelijk langdurig toegangsverbod wordt opgelegd. Ook heeft de Stichting voldoende toegelicht dat de demonstranten er een gerechtvaardigd belang bij hebben dat zij niet (alleen) in het publieke deel van de luchthaven kunnen demonstreren, maar ook in het beschermde deel. Onderdeel van het demonstratierecht is immers dat dit ‘within sight en sound’ van het aangesproken deel van het publiek moet kunnen plaatsvinden. Dat betekent dat in de afweging mede gewicht moet toekomen aan het feit dat de demonstraties zich richten tegen het Flying Blue programma van KLM en dat de lounge waarin de deelnemers aan dit programma worden gefêteerd nu eenmaal in het beperkt toegankelijke gebied is gelegen.

4.30.

Ook de andere belangen van de 37 demonstranten aan wie een toegangsverbod is opgelegd spelen een rol. Als gevolg van het toegangsverbod kunnen zij gedurende een periode van 5 of 10 jaar niet meer vliegen vanaf of naar de luchthaven. Schiphol stelt dat dit geen ernstige schending van de belangen van de demonstranten oplevert, omdat de demonstranten, gegeven hun overtuiging, niet zouden moeten willen vliegen. Dat betoog miskent dat het heel goed mogelijk is dat men zich keert tegen een loyalty programma waarmee vliegen door een luchtvaartmaatschappij wordt gestimuleerd, zonder een eigen gebruik van luchtvervoer principieel buiten de orde te verklaren. De demonstraties richten zich immers niet tegen het gebruik van het vliegtuig als zodanig, maar tegen een programma, dat (volgens de Stichting) mensen aanmoedigt om méér te vliegen dan zij van plan waren.

4.31.

Schiphol heeft verder aangevoerd dat het verbod niet geldt voor de andere luchthavens in Nederland. Vast staat echter dat de demonstranten voor veel internationale bestemmingen zullen moeten uitwijken naar een luchthaven over de grens. Ook het aanbod van Schiphol ter zitting dat zij bereid is om een verzoek tot ontheffing van het toegangsverbod te beoordelen, is onvoldoende concreet om in voldoende mate tegemoet te komen aan de belangen van de demonstranten. Omtrent een ontheffingsmogelijkheid is in de toegangsverboden niets te vinden; het lijkt op een trouvaille die in de context van dit kort geding is opgekomen om de scherpste kantjes van de maatregel af te vijlen.

4.32.

Bij de waardering van de aanzienlijke gevolgen van de toegangsverboden voor de 37 demonstranten aan wie dit verbod is opgelegd moet veel gewicht toekomen aan het gegeven dat déze reactie van Schiphol voor hen niet voorzienbaar was. Schiphol heeft voorafgaand aan de demonstratie op 8 maart 2025 niet aan de demonstranten aangekondigd dat – anders dan bij de vele eerdere demonstraties – sancties zouden worden opgelegd in verband met het demonstreren in het beschermde gebied van de luchthaven, terwijl dat een kleine moeite zou zijn geweest; Schiphol had dit (naar aanleiding van de aankondiging van de demonstratie door XR) op haar website kunnen vermelden.

De Stichting heeft voldoende toegelicht dat Schiphol met haar handelen bij voorgaande demonstraties de indruk heeft kunnen oproepen dat demonstraties in het beschermde gebied werden toegelaten (of gedoogd), omdat toegang door de laag beveiligde instelling van de poortjes eenvoudig te krijgen was en de KMar tegen de aldus ontstane toegangspraktijk voordien niet echt is opgetreden en de aanwezigheid in het beperkte gebied vaak een half uur toestond.

Met het opleggen van de toegangsverboden heeft Schiphol voor de eerste keer aan de demonstranten duidelijk gemaakt dat zij het betreden van het beschermde gebied aanmerkt als een zeer ernstige schending van de veiligheidsregels. In zoverre moeten de demonstranten dus als ‘first offenders’ worden aangemerkt.

4.33.

In dit kader is verder van belang dat de Schipholregels op dit punt ook zelf geen duidelijkheid geven. De Schipholregels bevatten namelijk geen separaat verbod om te demonstreren in het beschermde gebied. Artikel 17 lid 1 bevat een algemeen verbod op gedragingen die de orde of veiligheid verstoren. Artikel 17 lid 3 bevat een verbod op demonstraties zonder toestemming waarin geen onderscheid is gemaakt tussen het voor eenieder toegankelijke deel van de luchthaven en het beschermde gebied. In artikel 10 lid 3 is verder alleen bepaald dat het beschermde gebied alleen toegankelijk is bij “functionele noodzaak daartoe”. Dat laat zich ook niet lezen als een verbod, maar als een feitelijke weergave van de mogelijkheden, die zich feitelijk concretiseert via de boarding pass. Gelet op de inhoud van het direct daaraan voorafgaande lid 2 van artikel 10, wordt bovendien de indruk gewekt dat ook lid 3 betrekking heeft op medewerkers van de luchthaven en andere houders van een geldige Schipholpas.

4.34.

Met Schiphol is de voorzieningenrechter van oordeel dat de demonstranten (ook zonder duidelijke Schipholregels daarover) hebben moeten begrijpen dat het niet toegestaan is om met de boardingpass van een ander het beschermde gebied te betreden, of om met dat doel hun eigen boardingpass te verstrekken aan een andere demonstrant. Dat geldt echter in veel mindere mate voor de stelling van Schiphol dat de demonstranten ook een (ernstige) schending van de veiligheidsregels hebben begaan door met een geldige boardingpass op hun eigen naam het beschermde gebied te betreden met het doel (niet om te vliegen, maar) om te demonstreren. Dat zou wellicht uit artikel 10 lid 3 van de Schipholregels kunnen worden afgeleid indien wordt uitgegaan van de door Schiphol verdedigde uitleg van die bepaling, maar evident is dat niet. Overigens verbiedt artikel 10 lid 3 van de Schipholregels (ook als de uitleg van Schiphol wordt gevolgd) niet dat een demonstrant het beschermde gebied betreedt om op een vlucht te stappen en tijdens zijn verblijf in het beschermde gebied in afwachting van het vertrek van die vlucht deelneemt aan een demonstratie.

4.35.

Verder was voor de demonstranten niet duidelijk dat overtreding van artikel 10 lid 3 van de Schipholregels kon leiden tot een toegangsverbod van 5 jaar of 10 jaar. Artikel 14 zegt over de duur van een toegangsverbod immers niets, terwijl een duur als opgelegd ook niet in de lijn der verwachtingen ligt.

Ter zitting is bovendien gebleken dat de maximale duur waarvoor volgens de Schipholregels een toegangsverbod kon worden opgelegd tot oktober 2024 was beperkt tot 12 maanden en dat Schiphol deze beperking (ná eerdere demonstraties van XR in 2024) uit de regels heeft verwijderd. Ook van die wijziging heeft Schiphol de XR-demonstranten niet op de hoogte gebracht.

4.36.

Tenslotte voldoet ook de wijze waarop Schiphol de Schipholregels in dit concrete geval heeft gehandhaafd niet aan de daaraan te stellen eisen. Er heeft geen kenbaar proces van vaststelling van de overtreding plaatsgevonden. De brieven waarmee de demonstranten op de hoogte zijn gebracht van het toegangsverbod zijn grotendeels gelijkluidend voor alle demonstranten en de duur van de opgelegde verboden is daarin alleen in algemene bewoordingen toegelicht. Verschillende demonstranten hebben bovendien gemotiveerd gesteld dat zij er ten onrechte van worden beschuldigd dat zij op 8 maart 2025 het beschermde gebied hebben betreden of dat daartoe een poging hebben gedaan (zo heeft één demonstrant toegelicht dat hij/zij al is tegengehouden in het publieke gedeelte van de luchthaven en geen boardingpass op zak had). De betreffende demonstranten zijn voorafgaand aan het opleggen van het toegangsverbod niet gehoord. Evenmin is hen gelegenheid geboden om bezwaar te maken tegen de opgelegde sanctie.

Indien Schiphol wil volhouden dat zij groot belang heeft bij strikte handhaving en naleving van haar huisregels moet zij ervoor zorgen dat die regels voldoende duidelijk zijn, dat haar reactie op schending daarvan voldoende voorspelbaar is en dat bij de vormgeving van die reactie een proces wordt gevolgd dat aan minimale maatstaven van kenbaarheid en hoor en wederhoor voldoet. Ook daarvan is bij het opleggen van de toegangsverboden geen sprake geweest.

De belangen van de demonstranten wegen zwaarder; opheffing van toegangsverboden

4.37.

De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat weging van de belangen van partijen leidt tot het oordeel dat de opgelegde toegangsverboden van 5 en 10 jaar, mede gelet op de geschiedenis die vooraf is gegaan aan de oplegging daarvan, niet proportioneel zijn. Schiphol heeft door deze verboden op te leggen onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de XR-demonstranten om hun demonstratierecht uit te oefenen. Zij handelt daarmee onrechtmatig tegenover de demonstranten.

4.38.

De voorzieningenrechter is dus van oordeel dat de vorderingen tot opheffing van de toegangsverboden toewijsbaar zijn. Het is voldoende waarschijnlijk dat een daartoe strekkende vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Aan de beoordeling van de overige grondslagen van deze vorderingen van de Stichting komt de voorzieningenrechter bij deze stand van zaken niet toe.

4.39.

De voorzieningenrechter zal deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, ondanks het verweer daartegen van Schiphol. Hetgeen in het voorgaande is overwogen over het spoedeisend belang van de Stichting bij haar vorderingen brengt mee dat het belang van de Stichting bij onmiddellijke opheffing van de toegangsverboden zwaarder weegt dat het belang van Schiphol om die toegangsverboden in stand te houden totdat in een eventueel hoger beroep is beslist.

Daarvoor is mede redengevend dat de verboden ten tijde van de opheffing ruim 5 maanden van kracht zijn geweest. De voorzieningenrechter kan zich geen uitkomst van een bodemprocedure voorstellen die inhoudt dat ten aanzien van de hier beoordeelde overtreding van de Schipholregels toegangsverboden met een langere duur rechtmatig zouden kunnen worden opgelegd.

Een algemeen verbod om toegangsverboden op te leggen is niet toewijsbaar

4.40.

Het voorgaande betekent niet dat Schiphol niet bevoegd is om de Schipholregels te handhaven. Ook wanneer het demonstratierecht aan de orde is, kan Schiphol daaraan beperkingen opleggen, mits die beperkingen proportioneel zijn (en voldoen aan de overige daaraan te stellen eisen). Het is niet uitgesloten dat zo’n beperking van het demonstratierecht er onder omstandigheden ook uit kan bestaan dat een toegangsverbod van een zekere (proportionele) duur wordt opgelegd (Voetnoot 7). De Stichting heeft onvoldoende concreet aangevoerd dat het opleggen van een toegangsverbod in alle gevallen ontoelaatbaar is.

Ook indien Schiphol moet worden aangemerkt als public authority is niet uitgesloten dat zij toegangsverboden oplegt. Dat betekent dat de vorderingen die er toe strekken dat Schiphol wordt verboden om toegangsverboden op te leggen, niet toewijsbaar zijn.

Proceskosten

4.41.

Schiphol is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Stichting worden begroot op:

- dagvaarding € 119,40

- griffierecht € 714,00

- salaris advocaat € 1.661,00 (tarief voor complex kort geding)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 2.672,40.

Beslissing

5
De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

gebiedt Schiphol binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis de aan de XR-demonstranten opgelegde toegangsverboden op te heffen, zowel voor zover het XR-demonstranten betreft die zich op 8 maart 2025 uitsluitend in het voor eenieder vrij toegankelijke gebied van Schiphol hebben opgehouden, als voor zover het XR-demonstranten betreft die zich op 8 maart 2025 ook achter de Self Service Boarding Pass Check hebben begeven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of een gedeelte daarvan dat Schiphol dit gebod niet volledig nakomt, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;

5.2.

veroordeelt Schiphol in de proceskosten van € 2.672,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Schiphol niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Schiphol € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst af het anders of meer gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op

29 augustus 2025.

1538

Voetnoot

Voetnoot 1

Kamerstukken II 2017/2018, 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken, nr. 6.

Voetnoot 2

Vgl. EHRM 6 juni 2003, nr. 44306/98, NJ 2010/207 (Appleby en anderen/Verenigd Koninkrijk)

Voetnoot 3

Vgl. artikel 8.3 van de Wet Luchtvaart.

Voetnoot 4

Vgl. in een andere casus Gerechtshof Amsterdam 10 juni 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1512.

Voetnoot 5

Vgl. ECLI:NL:HR:2022:126 en ECLI:NL:HR:2024:1623. Bij de beantwoording van de vraag of een beperking van het recht op vrijheid van vreedzame vergadering in een democratische samenleving noodzakelijk is, kan wel mede betekenis toekomen aan de omstandigheid dat “private property” (privé-eigendom) in het geding is, bijvoorbeeld als in het verband van een demonstratie een strafbaar feit plaatsvindt dat het ongestoorde genot van “private property” (privé-eigendom) aantast; vgl. Vgl. HR 19 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1742.

Voetnoot 6

EHRM 10 juli 2012, 34202/06 (Berladir and Others/Rusland, par. 39, met verdere verwijzingen).

Voetnoot 7

Te denken valt aan situaties waarin een concreet veiligheidsrisico bestaat en/of de toegangsverboden voorzienbaar zijn voor de betreffende demonstranten en/of geen sprake is van een vreedzame demonstratie c.q geen sprake is van een demonstratie waarvan de omvang zodanig is dat deze door het veiligheidsapparaat van Schiphol adequaat kan worden begeleid.