vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/336860 / KG ZA 23-76
Vonnis in kort geding van 13 maart 2023
[eiseres in conventie,verweerster in reconventie]
,
wonende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.J. Avis te Hoofddorp,
[gedaagde in conventie,eiser in reconventie]
,
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. Vosmeijer te Amstelveen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding, met bijlagen 1-8;
de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1-9.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de man heeft het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft zijn mening op 6 maart 2023 in een gesprek met de voorzieningenrechter kenbaar gemaakt.
2.1.
Partijen hebben van september 2007 tot november 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 3] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 4] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De man heeft de kinderen erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen zijn onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam gesteld geweest van 9 juni 2022 tot 14 februari 2023.
2.4.
Partijen hebben op 3 augustus 2022 een ouderschapsplan ondertekend. In artikel 3.5 van dit ouderschapsplan hebben zij de afspraak opgenomen dat zij voor de kinderen een middelbare school in regio noord kiezen, tenzij er dringende redenen zijn voor de schoolkeuze in een andere regio.
Overwegingen
spoedeisend belang
4.1.
Beide partijen hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen in de zin van artikel 254 Rv, nu [de minderjarige 1] reeds voor 15 maart 2023 op een of meer middelbare scholen ingeschreven moet zijn en van partijen dus niet gevergd kan worden dat zij een bodemprocedure afwachten.
inschrijving middelbare school
4.2.
[de minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de voorzieningenrechter gezegd dat hij heel graag naar het [College] College wil, omdat hij die school het fijnst vindt. Dat vindt hij niet alleen, omdat die school het dichtst bij de woning van zijn moeder is, maar vooral omdat hij daar het beste gevoel bij heeft. Het is een wat kleinere school en is meer open en lichter. [de minderjarige 1] kent ook andere kinderen die daar naar toe gaan. Het is de enige school waar hij naar toe wil gaan. [de minderjarige 1] is erg verdrietig door de ruzie tussen zijn ouders en zegt dat hij niet naar een andere school wil, en zeker niet naar het Kaj Munk College in Hoofddorp. Een andere reden waarom hij niet naar een school in Hoofddorp wil is, omdat dat erg ver fietsen is, aldus [de minderjarige 1] .
4.3.
De uitgesproken wens van [de minderjarige 1] komt authentiek op de voorzieningenrechter over, niet in de laatste plaatst omdat [de minderjarige 1] uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij zelf naar het [College] wil en niet omdat zijn moeder dat wil en hij zijn keuze voor het [College] in eigen bewoordingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter deelt niet het standpunt van de man dat [de minderjarige 1] zijn keuze niet weloverwogen heeft kunnen maken, omdat gebleken is dat [de minderjarige 1] ten minste vier scholen heeft bezocht, het [College] College, het [College] College, het Kaj Munk College en het Haarlemmermeer Lyceum. Hij heeft in zijn eigen bewoordingen onderbouwd waarom hij niet voor de andere scholen heeft gekozen.
4.4.
In de uitgesproken wens van [de minderjarige 1] ziet de voorzieningenrechter een dringende reden als bedoeld in artikel 3.5 van het door partijen ondertekende ouderschapsplan, om af te wijken van de afspraak dat [de minderjarige 1] naar een school in de regio noord moet gaan. Gelet op zijn wens acht de voorzieningenrechter het ook het meest in het belang van [de minderjarige 1] dat hij naar het [College] College zal gaan, omdat het erg belangrijk is voor zijn sociale ontwikkeling en zijn motivatie om te leren om naar een middelbare school te gaan waar hij zich prettig en veilig zal voelen.
4.5.
De vrouw heeft op de zitting toegezegd dat de man mag kiezen in welke drie aaneengesloten weken in de zomervakantie hij de kinderen bij zich wil hebben en dat zij de opvang van de kinderen in de zomervakantie voor haar rekening zal nemen wanneer dat nodig is. Daarnaast heeft zij toegezegd dat de kinderen in de voorjaars- en herfstvakanties bij de man zullen zijn als alle kinderen dan tegelijkertijd vrij zijn. De vrouw is bereid een dwangsom van € 500, met een maximum van € 10.000 te verbeuren per keer dat zij deze toezeggingen niet nakomt. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de vrouw haar toezeggingen gestand zal doen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw de man hiermee voldoende compensatie heeft geboden voor het feit dat de vakanties van de kinderen niet meer gelijk lopen doordat [de minderjarige 1] naar het [College] College zal gaan.
4.6.
De voorzieningenrechter begrijpt de angst van de man dat [de minderjarige 1] steeds verder van hem af komt te staan. De zorgregeling tussen de man en [de minderjarige 1] zal echter hetzelfde blijven wanneer [de minderjarige 1] naar het [College] College zal gaan. Daarnaast verwacht de voorzieningenrechter dat het [de minderjarige 1] veel pijn en verdriet zal doen als hij niet naar het [College] College mag, waardoor er een risico kan zijn dat de emotionele afstand tussen [de minderjarige 1] en de man juist zal worden vergroot. Hierin ziet de voorzieningenrechter dus ook geen argument om te bepalen dat [de minderjarige 1] naar een andere school dan het [College] College moet gaan.
4.7.
Gelet op het voorgaande, zal de voorzieningenrechter de man veroordelen mee te werken aan de inschrijving van [de minderjarige 1] op het [College] College, en aan de vrouw vervangende toestemming verlenen om [de minderjarige 1] op deze school in te schrijven als de man hier niet aan meewerkt. De vorderingen van de man zullen worden afgewezen.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw geen belang bij haar vordering de man te veroordelen een dwangsom te betalen indien hij zijn toestemming weigert voor de inschrijving van [de minderjarige 1] op het [College] College. Aan de vrouw zal immers vervangende toestemming voor de inschrijving worden verleend in het geval de man zijn toestemming weigert. De vrouw zal [de minderjarige 1] dan kunnen inschrijven zonder de medewerking van de man, waardoor het overbodig is de man een dwangsom op te leggen. De vordering van de vrouw om de man een dwangsom op te leggen, zal daarom worden afgewezen.
4.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.
Beslissing
5.1.
veroordeelt de man mee te werken aan de inschrijving van [de minderjarige 1] voor 15 maart 2023 op het [College] College te [plaats] met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.5. is overwogen;
5.2.
verleent aan de vrouw vervangende toestemming om [de minderjarige 1] in te schrijven op het [College] College te [plaats] , indien de man weigert hiervoor toestemming te geven met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.5. is overwogen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie:
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Goedèl en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Leertouwer op 13 maart 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.