Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
(van zeer nabij) met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [benadeelde partij 1] , waarbij die [benadeelde partij 1] in de borststreek, althans het lichaam (lever) is geraakt en/of
één of meermalen die [benadeelde partij 1] , tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) en/of
(met kracht) één of meermalen met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Hoorn openlijk, te weten, aan/op de [straat] (station [station] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of
- naar de grond te trekken en/of op de grond te gooien en/of
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen (terwijl hij op de grond lag) en/of
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, met (de kolf van) een vuurwapen tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan;
Feit 3:
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere, althans een of meer (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of een derde toebehoorde(n) door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te gaan staan en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] afstand moest(en) nemen en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zijn/hun zakken leeg moest(en) maken en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere, althans een of meerdere, (dozen met) vapes (elektronische sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op korte afstand van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] te gaan staan en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] afstand moest(en) nemen en/of
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zijn/hun zakken leeg moest(en) maken
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, te richten op het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- een pistool, althans een voorwerp gelijkend op een pistool, tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] te houden en te slaan.
7
Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Parketnummer: 15/234245-23 feiten 1 en 2
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 30.290,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder parketnummer 15/234245-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 30.000,- en materiële schade van
€ 290,- (dagvergoeding ziekenhuis en kleding).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot het hoofdelijk toewijzen van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat de dagvergoeding van het ziekenhuis in 2023 geen € 38,00 maar € 35,00 bedroeg.
Daarnaast is bepleit de vordering voor wat betreft de kleding af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman matiging bepleit, omdat de hoogte
van het gevorderde bedrag niet in verhouding staat tot de ernst van het feit. Door en namens het slachtoffer is niet onderbouwd dat sprake is van blijvende fysieke klachten of langdurige psychische gevolgen. Het is begrijpelijk dat het schietincident impact heeft gehad op de benadeelde partij, maar dat sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ kan niet worden vastgesteld.
Ook het fysieke letsel van de benadeelde partij, een wond in de buik, rechtvaardigt het opleggen van een dergelijk hoge vergoeding naar de mening van de raadsman niet. Of de kogel nog in zijn lever zit en wat hiervan de eventuele gevolgen zijn is, aldus de raadsman, evenmin onderbouwd met stukken.
Het oordeel van de rechtbank
Wat betreft de materiële schade zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 135, bestaande uit € 35 daggeldvergoeding voor het ziekenhuis (2023) en (geschat) € 100 voor de jas van de benadeelde partij. In de jas van de benadeelde partij zat een in- en uitschot beschadiging van de kogel. In het dossier en de onderbouwing van de benadeelde partij is onvoldoende grond te vinden voor het toewijzen voor de schade aan overige kledingstukken en/of de schoenen.
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek ontstaat het recht op vergoeding
van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of ‘op andere wijze’.
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij is immers door het schot geraakt in zijn lever, met mogelijk fatale gevolgen als de kogel een centimeter op een andere plek had gezeten. Dat de kogel in de lever terecht gekomen is blijkt ook uit de medische verklaring in het dossier waarin ook vermeld wordt dat de kogel niet uit de lever is verwijderd vanwege de daaraan verbonden mogelijk fatale risico’s voor het slachtoffer. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van
de benadeelde partij dat de kogel zich tot op de dag van vandaag nog in zijn lever bevindt.
Evident is dat het voorval psychische gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, te meer omdat hij door de aanwezigheid van de kogel in zijn lever elke dag wordt geconfronteerd met het feit en onzeker is welke gevolgen dit in de toekomst al dan niet nog kan gaan hebben.
Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat de vordering wat betreft de immateriële
schade, mede gelet op de hoogte van het bedrag, summier is onderbouwd.
Alles afwegende en gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade billijk.
In totaal zal de rechtbank de vordering dus toewijzen tot een bedrag van € 10.135, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2023. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging tot doodslag en openlijke geweldpleging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Parketnummer: 15/234245-23 feit 3
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.739,77 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg
van het onder parketnummer 15/234245-23 onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 6.500,- en materiële schade van
€ 239,77 (eigen risico zorgkosten).
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.041,46 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg
van het onder parketnummer 15/234245-23 onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schade van € 6.500 en materiële schade van
€ 1.541,46 (eigen risico zorgkosten en autoschade).
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gerekwireerd om de gehele vordering hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie gerekwireerd
om de vordering hoofdelijk toe te wijzen, wat betreft het eigen risico zorgkosten en
de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] dient wat betreft de autoschade niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat met het bewezenverklaarde feit.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor wat betreft de autoschade verzocht deze af te wijzen, wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman ten aanzien van beide benadeelde partijen matiging bepleit tot een bedrag van € 1.000,- per persoon. Dit gelet op de hoogte van bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hij heeft er daarbij op gewezen dat er geen sprake is van fysiek letsel bij de benadeelde partijen en zij geen blijvende psychische gevolgen ondervinden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de materiële schade ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] wat betreft de autoschade afwijzen, nu er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen deze schade en het bewezenverklaarde feit.
Verder zal de rechtbank de materiële schade (eigen risico zorgkosten) voor beide benadeelde partijen toewijzen.
Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd. Duidelijk is dat de benadeelde partijen allebei psychisch letsel hebben ondervonden door
het bewezenverklaarde feit en dat zij hiervoor professionele behandeling nodig hebben gehad. Hiermee is vast komen te staan dat sprake is van aantasting van een persoon ‘op andere wijze’.
Daarnaast is bij de benadeelde partij [benadeelde partij 2] sprake van (gering) lichamelijk letsel, namelijk een wond boven zijn linker oog en was de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ten tijde van het gebeuren 20 weken zwanger.
Gelet op het voorgaande en de hoogte van bedragen die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,- per persoon aan immateriële schade billijk.
Dit betekent dat ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een totaalbedrag van
€ 3.239,77 zal worden opgelegd en ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een totaalbedrag van € 3.264,91, elk bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023. De vorderingen zullen hoofdelijk worden toegewezen. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partijen kunnen dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met (bedreiging met) geweld) aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft de verdachte in de
zaak met parketnummer 15/036025-22 op 3 juni 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke
werkstraf voor de duur van 50 uur met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, in die zin dat de verdachte een werkstraf van 35 uur dient uit te voeren, aangezien de tenuitvoerlegging van de overige 15 uur al bij een eerder vonnis is bevolen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
De proeftijd was weliswaar nog niet verlopen ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, maar tegelijkertijd heeft de behandeling van de onderhavige strafzaak lang op zich laten wachten. De redelijke termijn is fors overschreden, wat niet aan de verdachte te wijten is. Daarbij had de tenuitvoerlegging van het voornoemde vonnis al bij een eerdere strafzaak gevorderd kunnen worden. De rechtbank ziet, mede gelet op de straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, daarom geen meerwaarde meer in de tenuitvoerlegging van het vonnis van 3 juni 2022 en zal de vordering van de officier van justitie afwijzen.
Beslissing
Verklaart bewezen dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van honderd en eenennegentig (191) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 60 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten honderd en eenendertig (131) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- verblijft bij ZMK-Zorg (wonen met kansen) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering;
- meewerkt aan diagnostiek en, indien nodig, behandeling door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan ambulante begeleiding door De Hoofdtrainer of soortgelijke hulpverlener, door de jeugdreclassering te bepalen;
- geen contact mag hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
* [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] ;
* [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] ;
* [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] ;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel
77aa van die wet uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van honderd (100) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig (50) dagen jeugddetentie.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 15/036025-22 af.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 10.135, bestaande uit
€ 135,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van € 10.135, bestaande uit € 135,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.239,77 bestaande uit
€ 239,77 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van een bedrag van € 3.239,77 bestaande uit € 239,77 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.264,91 bestaande uit
€ 264,91 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor de overig gevorderde materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor de overig gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] van een bedrag van € 3.264,91 bestaande uit € 264,91 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 september 2023, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Cuvelier, voorzitter tevens (kinder)rechter,
mr. A.R.A.R.. Sitaldin en mr. L. Lintjer, en, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier S. Rebel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2025.
mr. L. Lintjer en mr. A.R.A.R. Sitaldin zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.