RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/212685-25 (P)
Uitspraakdatum: 23 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2025 in de zaak tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Sobering en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.R. Ploeger, advocaat te Schagen, naar voren hebben gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 11 juli 2025 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 1], werkzaam als buitengewoon
opsporingsambtenaar bij de gemeente Alkmaar, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1]
-een of meerdere klappen in het gezicht heeft gegeven en/of
-een of meerdere keren met geschoeide voet in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 11 juli 2025 te Alkmaar, althans in Nederland, [slachtoffer 2], werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Alkmaar, heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] een of meerdere malen (met de elleboog) in het gezicht te slaan, terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5
Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
ten aanzien van feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Het beroep op noodweer is gevoerd ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten. Zoals reeds onder 4.3.1 overwogen, heeft de rechtbank dit beroep verworpen. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. De bewezenverklaarde feiten zijn dus strafbaar.
6
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.1. overwogen dat de verdachte geen beroep op putatief noodweer toekomt. Omdat er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte dus strafbaar.
8
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 300, 302, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 46 (zesenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van 200 (tweehonderd) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J.A. de Weerd, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. J.O. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2025.