7
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.038,56 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 538,56 aan materiële schade en € 6.500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig voor toewijzing in aanmerking komt.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de verzochte immateriële schade. Ten aanzien van de verzochte materiële schade heeft zij verzocht het deel van de vordering dat ziet op de EMDR-behandelingen, een bedrag van € 500,-, niet-ontvankelijk te verklaren wegens een gebrek aan onderbouwing.
De rechtbank is op basis van de vordering en de toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde partij kosten moet gaan maken voor het volgen van therapie wegens de bij haar vastgestelde PTSS. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering, voor zover deze ziet op de gevorderde EMDR-behandelingen, niet vermeerderen met wettelijke rente, omdat de kosten nog niet zijn gemaakt.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de normschending (de ontuchtige handelingen), de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare zaken aan smartengeld worden toegekend. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2021 (zijnde het midden van de ten laste gelegde periode) tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: aanranding] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier (4) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht bij reclassering
De verdachte meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland aan de Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Diagnostiek en ambulante behandeling
De verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Diagnostiek kan onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Afhankelijk van de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3. Contactverbod
De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangeefster, mevrouw [benadeelde], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
4. Locatieverbod
De verdachte bevindt zich niet in de [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
5. Dagbesteding
De verdachte spant zich, voor zover mogelijk, in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Vordering [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 3.538,56 (zegge: drieduizend vijfhonderdachtendertig euro en zesenvijftig eurocent), bestaande uit € 538,56 als vergoeding voor de materiële en € 3.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
- € 3.000,-, vanaf 1 juli 2021; en
- € 38,56, vanaf 9 oktober 2025;
tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.538,56, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over:
- € 3.000,-, vanaf 1 juli 2021; en
- € 38,56, vanaf 9 oktober 2025;
tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mr. D.J. Straathof en mr. E. van Kampen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2025.