Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:13416

Op 21 November 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 15-188482-25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:13416. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
15-188482-25
Datum uitspraak:
21 November 2025
Datum publicatie:
19 November 2025

Indicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van zijn voormalig schoonmoeder over een periode van ruim zes jaren. De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15-188482-25 (P)

Uitspraakdatum: 21 november 2025

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2025 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres 1].

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,

mr. R.P. Peters en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.S. Kostelijk, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

1
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 30 juni 2024 te Nibbixwoud, gemeente Medemblik, en/of in de gemeente Hoorn, in elk geval in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het telkens- zoenen op de mond van die [benadeelde], en/of- betasten van en/of knijpen in de borst(en) van die [benadeelde] (boven en/of onder de kleding), en/of- betasten van en/of knijpen in de schaamstreek van die [benadeelde], en/of- met zijn, verdachtes, penis duwen en/of bewegen tegen de billen, althans het lichaam van die [benadeelde]en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte (telkens)- zeer plotseling en onverhoeds die [benadeelde] op de mond heeft gezoend en/of de borst(en) van die [benadeelde] heeft betast en/of daarin geknepen en/of de schaamstreek van die [benadeelde] heeft betast en/of daarin geknepen en/of met zijn, verdachtes penis heeft geduwd en/of bewogen tegen de billen, althans het lichaam van die [benadeelde], en/of- de voordeur op slot heeft gedraaid, en/of- de jaloezieën dicht heeft gedraaid.

2
Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Beoordeling van het bewijs

3.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

3.2

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.

3.3.2

Bewijsmotivering

Juridisch kader

In zedenzaken zijn vaak slechts twee personen bij de verweten seksuele gedraging aanwezig geweest, namelijk het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader. Wanneer de verdachte in zo’n geval de hem of haar verweten gedraging ontkent, is de verklaring van het veronderstelde slachtoffer doorgaans het enige directe bewijsmiddel. De rechtbank zal in de eerste plaats moeten beoordelen of die verklaring betrouwbaar is.

Het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, kan echter niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van het veronderstelde slachtoffer (artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering). De feiten en omstandigheden waarover hij of zij verklaart, mogen niet op zichzelf staan, maar moeten volgens vaste rechtspraak voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron.

Het is niet vereist dat alle elementen van de belastende verklaring als zodanig steun moeten vinden in ander bewijs. Het is voldoende als de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster.

Toepassing van het juridisch kader

De aangeefster is de moeder van de voormalige vriendin van de verdachte, en dus de ex-schoonmoeder van de verdachte. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar heeft misbruikt gedurende een periode van zes jaar, dat hij haar tegen haar wil aanraakte bij haar borsten, billen en in de schaamstreek, dat hij haar zoende op de mond en dat hij met zijn (stijve) penis tegen haar aan bewoog. Hij deed dit plotseling als ze het niet zag aankomen, als hij alleen met haar was en anderen het niet zagen. Het begon toen haar dochter voor het eerst zwanger was in 2018 en aangeefster heeft hierover pas durven vertellen toen de relatie tussen haar dochter en de verdachte voorbij was. De rechtbank is van oordeel dat de aangeefster consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte met haar heeft gepleegd. Zij benoemt concrete gebeurtenissen en vermeldt details met betrekking tot de plaats en de wijze waarop de seksuele handelingen plaatsvonden. Daarbij heeft zij op authentieke wijze verklaard welke gevoelens het gedrag van de verdachte bij haar losmaakte, dat sommige handelingen haar fysiek pijn deden, dat zij zich anders ging kleden om aanrakingen onder haar kleding te voorkomen en waarom zij er niets over heeft durven zeggen op de momenten dat het gebeurde. Ook heeft zij voldoende concreet gemaakt hoe de handelingen waarover ze heeft verklaard hebben plaatsgevonden en waarom het onopgemerkt bleef voor anderen. De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of naast de verklaring van de aangeefster sprake is van voldoende steunbewijs voor de ten laste gelegde handelingen.

De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vindt in de verklaring van schoondochter [getuige], de partner van de zoon van aangeefster. [getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat zij ook door de verdachte is aangeraakt of gekust, terwijl zij dat niet wilde. De verklaring van [getuige] over het gedrag en het handelen van de verdachte vertoont op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen met de verklaring van aangeefster. [getuige] verklaart net als aangeefster dat de handelingen onder andere gebeurden tijdens het oppassen als ze alleen met de verdachte was. [getuige] verklaart net als aangeefster dat de verdachte dan dicht naast haar op de bank kwam zitten, om haar vervolgens aan te raken. Ook verklaart [getuige] net als aangeefster dat de verdachte haar bij familiegelegenheden naar het toilet volgde, om haar op de gang op te wachten en dat hij haar dan knuffelde en in haar billen kneep. Ook verklaart [getuige] net als aangeefster dat de verdachte haar opzocht in de keuken als ze daar alleen was. Daarnaast verklaart [getuige] net als aangeefster dat de verdachte haar gezicht vastpakte en dan een kus gaf en dat dit geregeld gebeurde op de gang. De verklaring van [getuige] wordt ondersteund door chatberichten uit de periode 2019 – 2020, die [getuige] stuurde naar haar partner. Uit deze berichten blijkt dat [getuige] tegenover haar partner aangeeft dat zij niet alleen wil zijn met de verdachte en dat zij zegt dat ze niet over het oppassen heeft verteld aan de partner van de verdachte. Dit maakt dat de rechtbank de verklaring van [getuige] betrouwbaar acht. De rechtbank ziet in haar verklaring een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte, wat voldoende steun biedt aan de verklaring van aangeefster

Conclusie

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

3.4

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2024 in Nederland, door een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het - zoenen op de mond van die [benadeelde], en- betasten van en knijpen in de borsten van die [benadeelde] (boven en onder de kleding), en- betasten van en knijpen in de schaamstreek van die [benadeelde], en- met zijn, verdachtes, penis bewegen tegen de billen, althans het lichaam van die [benadeelde]en bestaande die feitelijkheden hieruit dat hij, verdachte - zeer plotseling en onverhoeds die [benadeelde] op de mond heeft gezoend en de borsten van die [benadeelde] heeft betast en daarin geknepen en de schaamstreek van die [benadeelde] heeft betast en daarin geknepen en met zijn, verdachtes penis heeft bewogen tegen de billen, althans het lichaam van die [benadeelde], en- de voordeur op slot heeft gedraaid, en- de jaloezieën dicht heeft gedraaid.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4
Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5
Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

Overwegingen

6
Motivering van de sanctie
6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

6.2

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

6.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van het feit

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van zijn voormalig schoonmoeder over een lange periode. De verdachte heeft enkel oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft keer op keer de fysieke en verbale signalen van het slachtoffer genegeerd. De verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige lichamelijke een psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en dit rekent de rechtbank hem aan.

De persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 september 2025. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank dus niet in strafverzwarende zin mee.

De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het door de reclassering over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 29 oktober 2025. De reclassering schat het recidiverisico laag tot gemiddeld in en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, diagnostiek en een ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod en dagbesteding.

De op te leggen straf

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank naast de ernst van het feit en de persoon van de verdachte ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken door Nederlandse rechters worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij op een andere straf uit dan door de officier van justitie is geëist.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot vier maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.038,56 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 538,56 aan materiële schade en € 6.500,- aan immateriële schade.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig voor toewijzing in aanmerking komt.

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de verzochte immateriële schade. Ten aanzien van de verzochte materiële schade heeft zij verzocht het deel van de vordering dat ziet op de EMDR-behandelingen, een bedrag van € 500,-, niet-ontvankelijk te verklaren wegens een gebrek aan onderbouwing.

De rechtbank is op basis van de vordering en de toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde partij kosten moet gaan maken voor het volgen van therapie wegens de bij haar vastgestelde PTSS. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering, voor zover deze ziet op de gevorderde EMDR-behandelingen, niet vermeerderen met wettelijke rente, omdat de kosten nog niet zijn gemaakt.

Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de normschending (de ontuchtige handelingen), de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare zaken aan smartengeld worden toegekend. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2021 (zijnde het midden van de ten laste gelegde periode) tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: aanranding] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8
Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikel 14a 14b, 14c, 36f, 57, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9
Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden.

Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier (4) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.

Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

1. Meldplicht bij reclassering

De verdachte meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland aan de Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2. Diagnostiek en ambulante behandeling

De verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Diagnostiek kan onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Afhankelijk van de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

3. Contactverbod

De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangeefster, mevrouw [benadeelde], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

4. Locatieverbod

De verdachte bevindt zich niet in de [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

5. Dagbesteding

De verdachte spant zich, voor zover mogelijk, in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur.

Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Vordering [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 3.538,56 (zegge: drieduizend vijfhonderdachtendertig euro en zesenvijftig eurocent), bestaande uit € 538,56 als vergoeding voor de materiële en € 3.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:

- € 3.000,-, vanaf 1 juli 2021; en

- € 38,56, vanaf 9 oktober 2025;

tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst af het meer of anders gevorderde.

Schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.538,56, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over:

- € 3.000,-, vanaf 1 juli 2021; en

- € 38,56, vanaf 9 oktober 2025;

tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. A. Buiskool, voorzitter,

mr. D.J. Straathof en mr. E. van Kampen, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.C. Schoenmaker,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2025.