Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:14017

Op 2 December 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 15.105012.23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:14017. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
15.105012.23
Datum uitspraak:
2 December 2025
Datum publicatie:
2 December 2025

Indicatie

De rechtbank Noord-Holland geeft een motorrijder tien maanden celstraf voor het veroorzaken van een botsing met een bakfiets in Alkmaar. Door het ongeluk kwam een 5-jarig meisje dat in de bakfiets zat om het leven. De rechtbank is van oordeel dat bij het roekeloze rijgedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor langere duur passend is. Aan de verdachte wordt, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden opgelegd. Ook krijgt hij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15.105012.23 (P)

Uitspraakdatum: 2 december 2025

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2025 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum en -plaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. M.A. Hobbelink en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.S. Kat, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1
Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 15 april 2023 te Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een motorfiets, merk KTM, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg(en), de Van Ostadelaan en/of de Nicolaas Beetskade, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtigen/of onoplettend te handelen, bestaande hieruit dat hij, verdachte- heeft gereden over de Van Ostadelaan in de richting van de Nicolaas Beetskade met een aanmerkelijk hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of- (vervolgens) heeft gereden over een wit puntstuk en/of- het aldaar (ter hoogte van de Ruysdaelkade) stilstaand en/of langzaam rijdend verkeer met een hogere snelheid dan de voor motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur en/of(onverantwoord) hoge snelheid aan de linkerkant heeft gepasseerd en/of- (met onverminderde snelheid) een middengeleider aan de linkerkant heeft gepasseerd en/of- (daardoor) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en/of- (vervolgens) niet meer in staat is geweest om een aldaar (ter hoogte van de Nicolaas Beetskade) langzaamrijdend en/of stilstaande voertuig (te weten een (elektrische) bakfiets), die linksaf wilde slaan, te ontwijkenen/of- (vervolgens) in aanrijding/botsing is gekomen met die bakfiets, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer] ), een inzittende van deze bakfiets, werd gedood;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 15 april 2023 te Alkmaar als bestuurder van een voertuig (een motorfiets, merk KTM, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg(en), de Van Ostadelaan en/of de Nicolaas Beetskade,

- heeft gereden over de Van Ostadelaan in de richting van de Nicolaas Beetskade met een aanmerkelijk hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of- (vervolgens) heeft gereden over een wit puntstuk en/of- het aldaar (ter hoogte van de Ruysdaelkade) stilstaand en/of langzaam rijdend verkeer met een hogere snelheid dan de voor motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur en/of(onverantwoord) hoge snelheid aan de linkerkant heeft gepasseerd en/of- (met onverminderde snelheid) een middengeleider aan de linkerkant heeft gepasseerd en/of- (daardoor) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en/of- (vervolgens) niet meer in staat is geweest om een aldaar (ter hoogte van de Nicolaas Beetskade) ) langzaamrijdend en/of stilstaande voertuig (te weten een (elektrische) bakfiets), die linksaf wilde slaan, te ontwijkenen/of- (vervolgens) in aanrijding/botsing is gekomen met die bakfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2
Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

3
Beoordeling van het bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De gedragingen van de verdachte kunnen volgens de officier van justitie worden aangemerkt als het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Hierdoor heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, als gevolg waarvan het slachtoffer [naam slachtoffer] , hierna te noemen [naam slachtoffer] , is overleden. Dit verkeersgedrag kan worden aangemerkt als overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Gelet op artikel 175, tweede lid, WVW kan daarmee worden bewezen dat de verdachte de zwaarste mate van schuld aan het verkeersongeval heeft gehad, te weten roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde schuld in de vorm van roekeloosheid. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft ontkend dat hij harder dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden. De snelheid van de verdachte is onderzocht en niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijk hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan. De gedraging die verband heeft met het ongeval bestaat er enkel uit dat de verdachte met zijn motor over de middengeleider is gereden en gedurende een korte afstand op de andere weghelft is gekomen. De raadsvrouw meent dat deze gedraging valt onder schuld in de vorm van aanmerkelijke schuld.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.

3.3.2

Bewijsoverwegingen

Op zaterdag 15 april 2023 omstreeks 12:04 uur vond op de T-kruising van de Van Ostadelaan, de Ruysdaelkade en de Nicolaas Beetskade te Alkmaar een verkeersongeval plaats tussen een motorfiets en een elektrisch ondersteunde bakfiets. Hierbij kwam de vijfjarige [naam slachtoffer] die ten tijde van het verkeersongeval in de bakfiets zat om het leven.

Op grond van de stukken in het dossier en wat op de terechtzitting is besproken, gaat de rechtbank uit van de volgende toedracht van dit ongeval.

Op 15 april 2023 rijdt de verdachte in Alkmaar op een (door hem gehuurde) motor over de Van Ostadelaan in de richting van de Ruysdaelkade. De Van Ostadelaan bestaat uit één rijbaan. Aan weerszijden van die rijbaan is een fietsstrook gesitueerd voorzien van roodkleurig asfalt. Ter hoogte van de plek waar het verkeersongeval plaatsvond, is de Van Ostadelaan verdeeld in twee rijstroken voor tegengesteld verkeer. De rijstroken zijn daar onderling gescheiden door middel van een verkeersgeleidingsstrook met wit puntstuk en een middengeleider. Na de middengeleider bestaat de weg weer uit één rijbaan met twee rijstroken voor verkeer in beide richtingen. Ter plaatse bedraagt de maximumsnelheid 50 km per uur. Aan het begin van de middengeleider is aan beide zijden het bord conform model D2 van bijlage 1 van het RVV 1990 geplaatst op een verkeerszuil. Dit bord houdt in dat het verkeer de daar beginnende middengeleider aan de rechterkant moet passeren.

Bij het naderen van de middengeleider ziet de verdachte drie auto’s langzaam rijden dan wel stilstaan. In plaats van achter deze auto’s aan te sluiten besluit de verdachte de auto’s links in te halen. Hij rijdt daarbij over de verkeersgeleidingsstrook met wit puntstuk, negeert het op de verkeerszuil geplaatst bord model D2 en rijdt met zijn motor links van de middengeleider en dus over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer.

Vóór de drie langzaam rijdende dan wel stilstaande auto’s, rijdt de vader van [naam slachtoffer] op een elektrisch ondersteunde bakfiets. In de bak zit [naam slachtoffer] . Hij steekt zijn hand uit en maakt vlak na de middengeleider aanstalten om met de bakfiets linksaf te slaan. Omdat de auto achter hem stilstaat en er geen tegemoetkomend verkeer nadert, rijdt hij stapvoets de kruising op om deze over te steken en de Ruysdaelkade in te rijden. Op dat moment botst de verdachte met de motor tegen de zijkant van de bakfiets aan, waardoor [naam slachtoffer] uit de bak wordt geslingerd en op het wegdek terechtkomt.

Als gevolg van het verkeersongeval raakt [naam slachtoffer] zwaargewond en zij wordt met spoed overgebracht naar het ziekenhuis. Korte tijd later overlijdt [naam slachtoffer] in het ziekenhuis als gevolg van zwaar hoofd- en hersenletsel.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte kort vóór en op het moment van het ongeval aanmerkelijk harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

Naar de snelheid waarmee de verdachte heeft gereden zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, onder meer op basis van videobeelden van de PCC Fabritiusschool. Deze beelden beginnen op een afstand van ongeveer 56 meter tot aan de plaats van het ongeval. Uit het (aanvullende) onderzoek indicatieve snelheid op basis van de laatste 17 frames van deze beelden is gebleken dat de motorfiets op dat traject een indicatieve snelheid had van minimaal 66 kilometer per uur en maximaal 77 kilometer per uur. De gemiddelde indicatieve snelheid van de betrokken motorfiets over de afgelegde afstand in de 17 geselecteerde frames bedroeg 71 kilometer per uur. Verder is uit het onderzoek gebleken dat het zeer waarschijnlijk is dat de bestuurder van de motorfiets zijn snelheid verhoogde in de laatste 17 frames van de videobeelden. Uit het proces-verbaal Analyse snelheid kan worden opgemaakt dat de afstand tot het ongeval op dat moment nog maar 47 meter bedroeg en dat het ongeval slechts 2 tot 3 seconden hierna moet hebben plaatsgevonden.

De vastgestelde gemiddelde indicatieve snelheid van 71 km per uur op nog geen 50 meter van en slechts 2 á 3 seconden voor het ongeval, past naar het oordeel van de rechtbank bij getuigenverklaringen in het dossier. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij de indruk hadden dat de verdachte kort voor het ongeval erg hard reed. Dat de verdachte op dat moment ook zijn snelheid verhoogde, past weer de verklaringen van andere getuigen. Zij hoorden een hoog toerental van een motorfiets, hetgeen even stilvalt, en vervolgens weer terugkeert. Dit geluid past bij het naar een andere versnelling overschakelen om vervolgens weer gas te geven om snelheid te kunnen maken.

Tussenconclusie

De rechtbank concludeert dat de verdachte niet alleen het aanwezige verkeer via het witte puntstuk op de weg en de linkerzijde van de middengeleider heeft ingehaald, maar ook dat hij daarbij aanmerkelijk harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur.

Causaliteit

Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is allereerst vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval.

Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak sprake. De verdachte is een aantal langzaam rijdende, dan wel stilstaande auto’s genaderd en hij heeft deze auto’s met hoge snelheid links gepasseerd op een plek waar dit niet was toegestaan. Daarbij heeft hij geen rekening gehouden met de bakfiets die zich voor de auto’s bevond. Toen deze linksaf sloeg, is hij tegen de bakfiets gebotst. De bestuurder van de bakfiets hield op dat moment geen rekening met de spookrijdende verdachte en hoefde dat ook niet.

Op basis van het schouwverslag stelt de rechtbank vast dat [naam slachtoffer] als gevolg van de aanrijding op niet natuurlijke wijze is overleden.

Mate van schuld In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat sprake is van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In geval van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag.

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte roekeloos heeft gereden en overweegt daartoe als volgt. De wetgever heeft met de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, de toepasselijke strafbepaling bij overtreding van artikel 6 WVW, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank beoordeelt daarom of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de mate van schuld daarmee in roekeloosheid.

In het kader van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met het verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) een of meer van de verkeersregels genoemd in artikel 5a WVW in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar van anderen.

a. Ernstige schending verkeersregels

Het ongeval vond plaats op een weg binnen de bebouwde kom in een woonwijk met diverse in- en uitritten van kruisende wegen. Op de weg was allerlei verkeer, waaronder auto’s, fietsers en voetgangers en verkeersdeelnemers moeten daar constant anticiperen op de veranderende verkeerssituaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens het ongeval binnen de bebouwde kom, waar een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur geldt, met een aanmerkelijk hogere snelheid heeft gereden. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid onder g, WVW uitdrukkelijk opgenomen als een gedraging die een ernstige schending van de verkeersregels kan inhouden.

Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte het bord conform model D2 van bijlage 1 van het RVV 1990 heeft genegeerd en de middengeleider links heeft gepasseerd. Daarbij heeft de verdachte een aantal auto’s ingehaald, waar dit niet is toegestaan. Op dat moment heeft de verdachte tegen de rijrichting ingereden, van waar andere weggebruikers geen verkeer hoeven te verwachten. Deze gedragingen zijn respectievelijk in artikel 5a, eerste lid onder b en j, WVW aangemerkt als gedragingen waarbij verkeersregels in ernstige mate worden geschonden.

Opzettelijk

Het opzet van de verdachte moet gericht zijn op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het beantwoorden van de vraag of hiervan sprake was, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet de rechtbank kunnen afleiden dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm een opzettelijke schending van de verkeersregels zijn geweest. De vraag aan de verdachte waarom hij deze gedragingen heeft verricht, is door hem onbeantwoord gebleven. De verdachte had geen haast, had goed zicht en hoefde niet uit te wijken.

De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een zo veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Ditzelfde geldt voor het gegeven dat de verdachte tegen het verkeer in een aantal auto’s heeft ingehaald op een plek waar dat niet was toegestaan.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.

Gevaar te duchten

De rechtbank is van oordeel dat door de hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte een zeer gevaarlijke situatie is ontstaan. Door met hoge snelheid in te halen op een plaats waar dat niet is toegestaan, heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd. Dat die gevaarlijke situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [naam slachtoffer] is overleden.

Conclusie

De rechtbank merkt de gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid aan als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, te weten roekeloosheid. Omdat als gevolg van dit verkeersongeval [naam slachtoffer] om het leven is gekomen, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 15 april 2023 te Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een motorfiets, merk KTM, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de Van Ostadelaan en de Nicolaas Beetskade, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te handelen, bestaande hieruit dat hij, verdachte, - heeft gereden over de Van Ostadelaan in de richting van de Nicolaas Beetskade met een aanmerkelijk hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en - heeft gereden over een wit puntstuk en - het aldaar (ter hoogte van de Ruysdaelkade) stilstaand en/of langzaam rijdend verkeer met een hogere snelheid dan de voor motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur aan de linkerkant heeft gepasseerd en - een middengeleider aan de linkerkant heeft gepasseerd en - op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en - vervolgens niet meer in staat is geweest om een langzaam rijdende elektrisch ondersteunde bakfiets, die linksaf wilde slaan, te ontwijken en - vervolgens in botsing is gekomen met die bakfiets, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer] ), een inzittende van deze bakfiets, werd gedood.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4
Kwalificatie en strafbaarheid van het feit:

Het primair bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is dus strafbaar.

5
Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6
Motivering van de sanctie
6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van het voorarrest van de verdachte. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt ontzegd voor de duur van drie jaren, met aftrek van de periode dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.

6.2

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte zal moeten leven met het gegeven dat een jong meisje er door zijn toedoen niet meer is. Hij is niet onverschillig, maar heeft moeite met het uiten van zijn gevoelens. Vanwege dit feit staat hij onder behandeling van een psycholoog.

6.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

De ernst van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een zeer ernstig ongeval. Voorafgaande aan het ongeval heeft de verdachte in ernstige mate verkeersregels genegeerd en heeft hij geen oog gehad voor de andere weggebruikers. Binnen de bebouwde kom is de verdachte met hoge snelheid met zijn motor tegen de bakfiets gebotst, waarin [naam slachtoffer] zich bevond. Door de aanrijding is [naam slachtoffer] uit de bakfiets geslingerd en zeer ernstig gewond geraakt. [naam slachtoffer] is met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar zij aan haar verwondingen is overleden.

De dood van [naam slachtoffer] is een zeer tragisch verlies voor de nabestaanden en hun naasten. Het ongeval heeft ook voor veel beroering bezorgd in de buurt en bij de omstanders die het hebben zien gebeuren.

Ter terechtzitting hebben de vader en de moeder van [naam slachtoffer] ieder afzonderlijk een slachtofferverklaring afgelegd, waarin zij hun ervaringen, de enorme impact op de familie en het onbeschrijfelijke verdriet vanwege het gemis van [naam slachtoffer] hebben verwoord. Voor de verwerking van het verdriet en gemis staan zij en het jongere broertje van [naam slachtoffer] onder behandeling. De ouders van [naam slachtoffer] hebben onlangs een derde kind gekregen, die zijn oudere zus nooit zal kunnen ontmoeten. De gezinsleden zullen de rest van hun leven het gemis van hun dochtertje en zusje met zich meedragen.

De persoon van de verdachte

De rechtbank ziet dat het ongeval ook een grote impact op de verdachte heeft gehad, dat hij verder leeft met een groot schuldgevoel en dat hij moeite heeft om hierover te spreken. Hij heeft hulp gezocht om hiermee om te kunnen gaan.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van enig feit is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering van 25 april 2025 waarin een straf zonder bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd.

Tot slot is het rijbewijs van de verdachte één jaar door de officier van justitie ingevorderd geweest. Inmiddels neemt de verdachte weer deel aan het verkeer en daarna is niet gebleken van verkeersovertredingen. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn rijbewijs gebruikt om naar zijn werk te rijden en zijn vriendin te bezoeken.

De oriëntatiepunten

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling over straffen hebben gemaakt en naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij roekeloos rijgedrag bewezen is verklaard geen algemene uitgangspunten geformuleerd. Roekeloosheid is de zwaarste schuldvorm. Het ligt daarom in de rede om in zaken als de onderhavige waarin de schuld bestaat uit roekeloosheid hogere straffen tot uitgangspunt te nemen dan die in de oriëntatiepunten zijn vermeld voor ‘zeer hoge mate van schuld’. Het uitgangspunt van het LOVS hiervoor is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.

De redelijke termijn

Bovendien moet de rechtbank bij het opleggen van de straf kijken of de zaak van verdachte binnen een redelijke termijn is afgedaan. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op het moment waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een beslissing in de zaak van verdachte moet nemen. In dit geval is de verdachte op 15 april 2023 in verzekering gesteld en het vonnis had daarom op 15 april 2025 gereed moeten zijn. Het vonnis in deze zaak is bepaald op 2 december 2025. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim zeven maanden is overschreden. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank hiermee rekening gehouden en heeft de op te leggen straf in enige mate gematigd.

De op te leggen straf

Wat er op 15 april 2023 is gebeurd, is verschrikkelijk voor het slachtoffer en de nabestaanden. De vijfjarige [naam slachtoffer] is van het ene op het andere moment uit het leven gerukt door een vreselijk verkeersongeluk. Dit is de schuld geweest van de verdachte, die te hard reed en heeft ingehaald op een plek waar dat niet is toegestaan. De verdachte heeft daarmee een einde gemaakt aan het leven van een jong meisje en de levens van vele anderen voor altijd verwoest.

Tegelijkertijd heeft de verdachte dit zelf natuurlijk nooit gewild. Hij heeft schuld aan het ongeval, maar heeft nooit de bedoeling gehad om iemand aan te rijden, laat staan om iemand het leven te ontnemen. Hij is zelf tot op de dag van vandaag erg van slag door wat er is gebeurd en heeft hulp gezocht om daarmee om te gaan.

De rechtbank is van oordeel dat bij het roekeloze rijgedrag dat de verdachte heeft laten zien, en rekening houdend met alle andere genoemde omstandigheden, waaronder met name de tragische gevolgen van het ongeval, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor langere duur passend is.

De rechtbank realiseert zich hierbij dat geen enkele straf in verhouding staat tot het leed van de nabestaanden en de naasten van [naam slachtoffer] .

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden moet worden opgelegd.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7
Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van drie jaren, met aftrek van de periode dat het rijbewijs reeds door de officier van justitie ingevorderd is geweest.

8
Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

5a, 6, 175, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994

Beslissing

9
Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) MAANDEN.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. L. Boonstra, voorzitter,

mrs. G.D. Kleijne en H.P.H.I. Cleerdin, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2025.

Bijlage

De bewijsmiddelen

(..)