Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:14430

Op 10 December 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 15/262857-24 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:14430. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
15/262857-24 (P)
Datum uitspraak:
10 December 2025
Datum publicatie:
9 December 2025

Indicatie

Jeugdstrafrecht. Reeks brandstichtingen, waaronder in een winkel in een winkelcentrum. Medeplegen opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.

De verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 13 dagen met aftrek van het voorarrest, een leerstraf voor de duur van 50 uur en een werkstraf van 120 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, een proeftijd van 2 jaren en als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, het meewerken aan het hebben en behouden van een dagbesteding, meewerken aan behandeling en begeleiding, een drugsverbod met (urine)controles en een contactverbod met de medeverdachte. De vorderingen tot schadevergoeding worden steeds voor de helft toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel vanwege het verschil in juridische positie tussen de medeverdachte en de ouders van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd

Locatie Alkmaar

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 15/262857-24 (P)

Uitspraakdatum: 10 december 2025

Tegenspraak

Vonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 25 november 2025 en 26 november 2025 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

­ de vordering van de officier van justitie, [officier van justitie] ;

­ wat de verdachte en haar raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht;

­ de vordering van de benadeelde partijen;

o [benadeelde partij 1]

o [benadeelde partij 2]

o [benadeelde partij 3]

o [benadeelde partij 4]

o [benadeelde partij 5]

o [benadeelde partij 6]

en, van wat de benadeelde partijen, danwel diens vertegenwoordigers, hierover naar voren hebben gebracht;

- wat de ouders van de verdachte naar voren hebben gebracht;

­ wat door [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), naar voren is gebracht;

­ wat door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, te Alkmaar, afdeling jeugdreclassering en afdeling jeugdbescherming, naar voren is gebracht;

­ wat door [mentor] en [gedragswetenschapper] , de mentor en de gedragswetenschapper vanuit woongroep [woongroep] , naar voren is gebracht.

1
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk brand heeft gesticht, door- in kledingwinkel Kik aan [straat] (in winkelcentrum De Mare) een nekkussen, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,- in de bibliotheek aan [straat] ( [plein] ) een hoed, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,- in de McDonalds aan [straat] een tas en/of een hoed/pet, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,- in de Hema aan [straat] een of meer papieren, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,- in de Grote Kerk op [straat] een tas, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,- in de Decathlon aan [straat] een tas, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,- in de Vue bioscoop aan [straat] een tas en/of een wc-borstel, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur en/of- in de Xenos aan [straat] een tas, althans enig voorwerp, in contact te brengen met open vuur,terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die panden, de in die panden aanwezige goederen, naastgelegen panden en/of in naastgelegen panden aanwezige goederen en/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de in die panden, in naastgelegen panden en/of in de omgeving van die panden aanwezige personen te duchten was.

2
Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3
Bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen wat de verdachte ten laste is gelegd.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op 16 augustus 2024 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk brand heeft gesticht, door- in kledingwinkel Kik aan [straat] (in winkelcentrum De Mare) een nekkussen in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen te duchten was en- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de in dat pand, in naastgelegen panden en in de omgeving van die panden aanwezige personen te duchten was, en- in de bibliotheek aan [straat] ( [plein] ) een hoed in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen te duchten was, en- in de McDonald’s aan [straat] een tas in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen te duchten was, en- in de HEMA aan [straat] een of meer papieren in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen te duchten was, en- in de Grote Kerk aan [straat] een tas in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand en de in dat pand aanwezige goederen te duchten was en- in de Decathlon aan [straat] een tas in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen en- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de in dat pand, in naastgelegen panden en in de omgeving van die panden aanwezige personen te duchten was, en- in de Vue bioscoop aan [straat] een tas en/of een wc-borstel in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen te duchten was, en- in de Xenos aan [straat] een tas in contact te brengen met open vuur, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat pand, de in dat pand aanwezige goederen, naastgelegen panden en in naastgelegen panden aanwezige goederen te duchten was.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.

4
Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5
Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

6
Motivering van de straf
6.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 103 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een

proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan het voorwaardelijke strafdeel, naast de algemene voorwaarden, de door de Raad in het raadsadvies geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De officier van justitie vordert als aanvullende bijzondere voorwaarden een verbod op het gebruik van drugs en een contactverbod met de medeverdachte. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke leerstraf voor de duur van 50 uren wordt opgelegd en een werkstraf voor de duur van 50 uren. Tot slot heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.

6.2.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit de verdachte te veroordelen zoals door de deskundigen wordt geadviseerd. Daarbij is door de verdediging met klem benadrukt dat de nadelige gevolgen voor verdachte in geval een voorwaardelijke jeugddetentie aan haar zou worden opgelegd groot zijn, gelet op de persoonlijke problematiek van de verdachte.

6.3.

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De aard en ernst van het feit

De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan acht brandstichtingen en daarmee (levens)gevaar voor personen en goederen veroorzaakt. Op

16 augustus 2024 hebben de verdachte en de medeverdachte zich door de binnenstad van Alkmaar verplaatst, waarbij zij brand hebben gesticht in achtereenvolgens de bibliotheek, de McDonald’s, de HEMA, de Xenos, de Grote Kerk, de Decathlon en de bioscoop Vue. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de verdachte en de medeverdachte bij de Decathlon, naast gemeen gevaar voor goederen ook gemeen gevaar voor personen hebben veroorzaakt. De verdachte en de medeverdachte zijn namelijk in een tent gaan zitten en hebben in deze tent een tasje in de brand gestoken, wat al snel leidde tot een flinke brand. Dat de schade ten aanzien van de branden in het centrum van Alkmaar uiteindelijk beperkt is gebleven, is louter te danken aan het optreden van oplettend personeel en omstanders en geenszins aan het handelen van de verdachte en de medeverdachte. De verdachte en de medeverdachte zijn telkens zonder zich te bekommeren om de gevolgen na de brandstichtingen weggegaan. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.

De verdachte en de medeverdachte zijn na de brandstichtingen in het centrum naar winkelcentrum De Mare gegaan waar zij rond 19:15 uur brand hebben gesticht in de winkel KiK. Door het handelen van de verdachte en de medeverdachte is een nekkussentje tussen de schappen in brand gestoken. Daarna hebben zij de winkel verlaten. De brand verspreidde zich snel en als gevolg hiervan is het hele pand uitgebrand.

Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat er door deze brandstichting in de KiK zowel gemeen gevaar voor goederen als levensgevaar voor personen is ontstaan. Het mag slechts toeval heten dat bij deze grote brand geen ernstige gewonden of dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Zo blijkt uit de aangifte van de filiaalmanager van de KiK dat zij zich op het moment van het ontstaan van de brand in de bovengelegen kantine bevond. Als zij haar volledige pauzetijd had doorgebracht in deze ruimte, had het mogelijk anders voor deze medewerkster kunnen aflopen. Gelukkig heeft zij samen met de andere medewerker en de aanwezige klanten veilig het pand kunnen verlaten. Zowel de naastgelegen winkels als de woningen rondom de KiK hebben aanzienlijke schade geleden. Direct omwonenden hebben urenlang in onzekerheid verkeerd over de staat van hun woning en spullen en werden bij thuiskomst geconfronteerd met de financiële en emotionele gevolgen van de brand. Meerdere winkels zijn noodgedwongen voor kortere of langere tijd gesloten geweest vanwege de water- en roetschade die door de brand is veroorzaakt.

De verdachte en de medeverdachte hebben door deze brandstichting forse materiële en emotionele schade bij de slachtoffers veroorzaakt. Uit hun (schriftelijke) slachtofferverklaringen blijkt dat de impact van de brand bij de KiK op hun leven nog altijd groot is. Tot op de dag van vandaag zijn de gevolgen van de brand bij de KiK voor iedereen zichtbaar. Het winkelpand is nog steeds niet in gebruik en de schade is nog niet hersteld.

De branden hebben grote impact gehad op de maatschappij in het algemeen en op de stad Alkmaar in het bijzonder. De brandstichtingen, die overdag en in de nabijheid van (winkelend) publiek hebben plaatsgevonden, hebben in de Alkmaarse samenleving geleid tot gevoelens van onzekerheid en onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan. Tot slot stelt de rechtbank vast dat de verdachte geen inzicht heeft kunnen geven over de beweegredenen die hebben geleid tot het stichten van de branden, wat de rechtbank voor de slachtoffers en overige betrokkenen onbevredigend acht.

Persoon van de verdachte

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:

het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juli 2025, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;

het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia-rapport van 4 december 2024, door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van dit rapport voor zover deze betrekking hebben op de diagnoses van de verdachte en maakt deze in zoverre tot de hare;

het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 november 2025 van [raadsmedewerker] als raadsmedewerker verbonden aan de Raad. De Raad adviseert de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So-Cool verlengd Plus. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke werkstraf in de vorm van een taakstraf op te leggen, onder de algemene- en bijzondere voorwaarden.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.

In de Pro Justitia-rapportage is vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een norm overschrijdende gedragsstoornis (beginnend in de adolescentie, matig in ernst), een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (adhd, in matig tot ernstige mate), een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis en functioneren op zwakbegaafd intelligentieniveau. Daarnaast is sprake van een ouder-kind relatieprobleem met parentificatie. Er wordt geadviseerd om het ten laste gelegde feit in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. In de Pro Justitia-rapportage worden de nodige zorgen over de verdachte beschreven. In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en om het risico op toekomstig grensoverschrijdend en delinquent gedrag zoals het huidige ten laste gelegde verder te beperken is begeleiding en behandeling aangewezen. Binnen de behandeling dient aandacht besteed te worden aan het verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren. Het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden lijkt hierbij van groot belang. Hiernaast is het van belang om aandacht te besteden aan het versterken van de eigen identiteit, verminderen van de faalangst, verbeteren van het zelfbeeld/zelfvertrouwen en verbeteren van de emotieregulatie. Een (deels) voorwaardelijke strafafdoening wordt het best passend geacht. Hierbij wordt – gezien de kwetsbaarheid en overheersende civiele problematiek – een werkstraf ter overweging meegegeven.

De Raad heeft zowel in haar rapport als op de zitting aangegeven de zorgen over de verdachte zoals deze zijn genoemd in de Pro Justitia-rapportage te onderschrijven en het recidiverisico in te schatten als midden. De Raad ziet op verschillende leefgebieden risico's, voornamelijk op de gebieden werk/vrije tijd, drugsgebruik, geestelijke gezondheid, agressie en vaardigheden. De Raad ziet tijdens het onderzoek een meisje met een zeer belast verleden. Sinds de aanhouding wordt door betrokkenen gezien dat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De verdachte loopt niet meer weg en is beter in samenwerking met de begeleiding. Zij volgt (over het algemeen) haar dagbesteding. Tevens is zij op dit moment gestopt met middelengebruik, hoewel zij hier in de toekomst wel weer mee zou willen starten. Het lukt de verdachte nog niet met haar emoties om te gaan die haar soms overspoelen en daarnaast lukt het niet om haar bovenliggende trauma's te bespreken. Op de zitting is namens de Raad expliciet naar voren gebracht dat een (voorwaardelijke) jeugddetentie geen passende strafmodaliteit is voor de verdachte. De verdachte zou door de stress van de boven haar hoofd hangende jeugddetentie niet toe komen aan de begeleiding en behandeling die noodzakelijk is voor haar ontwikkeling.

Vanwege de schorsing van de voorlopige hechtenis op 29 augustus 2024 is de jeugdreclassering bij de verdachte betrokken geraakt. Op de zitting is door de jeugdreclassering verklaard dat de verdachte de afgelopen periode flinke stappen vooruit heeft gezet. Zij gedijt het beste in strakke kaders, duidelijkheid en structuur, ook al is zij het daar niet altijd mee eens. Gelet op deze rechtszaak was de verdachte de afgelopen weken meer gespannen en lukte het haar daardoor minder goed om zich aan de geboden kaders te houden. De verdachte heeft last van faalangst waardoor zij heel erg haar best doet om alles goed te doen. Dit maakt dat veel spanning kan ontstaan omdat zij bang is om terug te moeten naar de jeugdgevangenis. Het belangrijkste is dat de verdachte toe gaat komen aan behandeling zodat zij verder kan met haar ontwikkeling.

Conclusie rechtbank over de op te leggen straf

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank enerzijds gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anderzijds heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, het feit dat zij niet eerder is veroordeeld, dat zij zich een lange periode aan intensieve schorsende voorwaarden heeft gehouden, haar houding op de zitting en dat zij oprechte spijt heeft betuigd richting de slachtoffers.

De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst en de impact van het feit in beginsel alleen een jeugddetentie van langere duur op zijn plaats is. Het sanctiestelsel binnen het jeugdstrafrecht biedt echter ruimte voor maatwerk en wordt bovendien gekenmerkt door een pedagogisch karakter. In dit kader overweegt de rechtbank het volgende. Uit de adviezen van de deskundigen is gebleken dat de verdachte een zeer kwetsbaar jong meisje is, die in haar leven al veel heeft meegemaakt. Zij heeft verschillende diagnoses en functioneert op een zwakbegaafd intelligentieniveau. De verdachte heeft daarnaast een negatief zelfbeeld en last van ernstige faalangst. Dit maakt dat zij zeer beperkt belastbaar is en behandeling en hulp nodig heeft. De verdachte komt door wat haar in het verleden is overkomen en de huidige problematiek niet toe aan haar ontwikkeling. De deskundigen hebben in hun (straf)adviezen een (voorwaardelijke) jeugddetentie overwogen maar kwamen allen tot de conclusie dat een (voorwaardelijke) jeugddetentie niet passend is. Een (voorwaardelijke) jeugddetentie zal volgens de deskundigen averechts werken door de spanning die het mee zou brengen. Deze negatieve gevolgen zijn niet in het belang van de ontwikkeling van de verdachte. Genoemde omstandigheden maken dat door de rechtbank wordt afgezien van het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie en dat wordt gekozen voor een andere, meer passende strafmodaliteit.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 13 dagen op zijn plaats is, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat de verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Daarnaast vindt de rechtbank een leerstraf voor de duur van 50 uren, bestaande uit de gedragsinterventie So-Cool verlengd Plus, op zijn plaats.

De rechtbank is vanwege de ernst en de impact van het feit echter van oordeel dat hiermee niet kan worden volstaan en legt daarnaast aan de verdachte een werkstraf op voor de duur van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf een proeftijd van twee jaar verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

Aan de proeftijd wordt de algemene voorwaarde verbonden dat de verdachte zich gedurende deze twee jaar niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en daarbij acht de rechtbank een meldplicht bij de jeugdreclassering, het meewerken aan het hebben en behouden van een dagbesteding, behandeling en begeleiding bij Parlan of een soortgelijke instelling, behandeling en begeleiding voor verslaving bij Yes We Can Clinics, Brijder of een soortgelijke instelling, een verbod op het gebruik van drugs en (urine)controles hierop en tot slot een contactverbod met de medeverdachte noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijke deel van de werkstraf worden verbonden. De rechtbank gaat ervanuit dat ten aanzien van het onvoorwaardelijke deel van de werkstraf bij de uitvoering rekening wordt gehouden met de beperkte belastbaarheid van de verdachte.

Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen, en gevaar

veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit gegeven, in combinatie met het als midden ingeschatte recidiverisico in geval de verdachte niet wordt behandeld en haar grote mate van beïnvloedbaarheid, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden noodzakelijk en tevens in het belang van de verdachte. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht (Sr) uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7
Vorderingen benadeelde partijen
7.1.

[benadeelde partij 1]

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.000,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die het bedrijf als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit eigen risico van de verzekering.

7.2.

[benadeelde partij 2]

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.678,92 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die het bedrijf als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit kosten van de inventaris, een stofzuiger, voorraad, doorbetaling van loon van personeel tijdens de sluiting van het bedrijfspand, het huren van een bouwdroger en herstelkosten van de muren en plafond.

7.3.

[benadeelde partij 3]

De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100.000,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die het bedrijf als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit eigen risico van de verzekering.

7.4.

[benadeelde partij 4]

De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.

7.5.

[benadeelde partij 5]

De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 937,32 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit (vervanging van) gordijnen, een bank en een vloer.

7.6.

[benadeelde partij 6]

De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.

7.7.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de helft van de vorderingen met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, vanwege de leeftijd van de verdachte en de medeverdachte.

7.8.

Het standpunt van de verdachte

Door de verdediging is ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2] naar voren gebracht dat de schade ten aanzien van de stofzuiger onvoldoende is onderbouwd omdat er geen bon is toegevoegd. Ten aanzien van het overige is door de verdediging geen verweer gevoerd.

7.9.

Het oordeel van de rechtbank

Algemene overwegingen

In het geval een vordering niet (gemotiveerd) wordt betwist, zal de rechtbank in beginsel uitgaan van de juistheid van de daaraan ten grondslag gelegde feiten en zal de vordering in de regel worden toegewezen. Dit is slechts anders als de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De ingediende vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. (Voetnoot 1)

7.9.1.

[benadeelde partij 1]

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in het standpunt om de vordering voor de helft toe te wijzen, vanwege het verschil in juridische positie van de verdachte en de ouders van de medeverdachte.

De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 1] daarom toewijzen tot een bedrag van € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, voor het overige afwijzen.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen

aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen waarbij de vervangende gijzeling gesteld wordt op nul dagen.

7.9.2.

[benadeelde partij 2]

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Hierbij overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat het bedrijf een stofzuiger aanwezig had in de winkel en dat deze door het handelen van verdachte kapot is gegaan. De rechtbank acht de vordering aannemelijk en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in het standpunt om de vordering voor de helft toe te wijzen, vanwege het verschil in juridische positie van de verdachte en de ouders van de medeverdachte.

De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 2] daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.339,46, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, voor het overige afwijzen.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen

aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen waarbij de vervangende gijzeling gesteld wordt op nul dagen.

7.9.3.

[benadeelde partij 3]

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in het standpunt om de vordering voor de helft toe te wijzen, vanwege het verschil in juridische positie van de verdachte en de ouders van de medeverdachte.

De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 3] daarom toewijzen tot een bedrag van € 50.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, voor het overige afwijzen.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen

aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen waarbij de vervangende gijzeling gesteld wordt op nul dagen.

7.9.4.

[benadeelde partij 4]

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in het standpunt om de vordering voor de helft toe te wijzen, vanwege het verschil in juridische positie van de verdachte en de ouders van de medeverdachte.

De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 4] daarom toewijzen tot een bedrag van € 375,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, voor het overige afwijzen.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen

aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen waarbij de vervangende gijzeling gesteld wordt op nul dagen.

7.9.5.

[benadeelde partij 5]

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in het standpunt om de vordering voor de helft toe te wijzen, vanwege het verschil in juridische positie van de verdachte en de ouders van de medeverdachte.

De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 5] daarom toewijzen tot een bedrag van € 468,66, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, voor het overige afwijzen.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen

aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen waarbij de vervangende gijzeling gesteld wordt op nul dagen.

7.9.6.

[benadeelde partij 6]

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in het standpunt om de vordering voor de helft toe te wijzen, vanwege het verschil in juridische positie van de verdachte en de ouders van de medeverdachte.

De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 6] daarom toewijzen tot een bedrag van € 175,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank zal de vordering, gelet op het voorgaande, voor het overige afwijzen.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen

aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen waarbij de vervangende gijzeling gesteld wordt op nul dagen.

8
Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikel 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

9
Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van dertien (13) dagen.

Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te stellen op dertien (13) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van vijftig (50) uren taakstraf in de vorm van een leerstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijfentwintig (25) dagen jeugddetentie, bestaande uit de gedragsinterventie So-Cool verlengd Plus.

Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van honderdtwintig (120) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen jeugddetentie.

Beveelt dat deze werkstraf gedeeltelijk, groot tachtig (80) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

• zich meldt bij De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te [adres] , zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;

• meewerkt aan het hebben en behouden van een passende dagbesteding;

• meewerkt aan behandeling en begeleiding zoals wordt aangeboden door Parlan of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. De behandeling moet gericht worden op het verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren, het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden, het versterken van de eigen identiteit, het verminderen van faalangst, het verbeteren van het zelfbeeld/zelfvertrouwen en het verbeteren van de emotieregulatie;

• meewerkt aan behandeling voor verslaving bij Yes We Can Clinics, de Brijder of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;

• geen drugs zal gebruiken (harddrugs en softdrugs) voor zover en zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;

• meewerkt aan (urine)controles hierop. De controles worden afgenomen zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt;

• op geen enkele wijze - direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .

Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.

Bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die bijzondere voorwaarden uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 10.000,- (tienduizend euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 4.339,46 (vierduizend driehonderdnegenendertig euro en zesenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf

16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.339,46 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 50.000,- (vijftigduizend euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 375,- (driehonderdvijfenzeventig euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 375,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Benadeelde partij [benadeelde partij 5]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 468,66 (vierhonderdachtenzestig euro en zesenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 468,66 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Benadeelde Partij [benadeelde partij 6]

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 175,- (honderdvijfenzeventig euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Wijst de vordering voor het overige af.

schadevergoedingsmaatregel

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 175,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter,

mr. M.M. van Weely en mr. A.K. Mireku, rechters, allen tevens kinderrechter,

in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.E. Bos,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.8.3.