Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:15060

Op 23 December 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 15/206263-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:15060. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
15/206263-24
Datum uitspraak:
23 December 2025
Datum publicatie:
22 December 2025

Indicatie

Veroordeling voor het meermalen plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, het bezit en vervaardigen van kinderporno. Gevangenisstraf van 36 maanden en tbs met dwangverpleging. Vordering benadeelde partij slachtoffer m.b.t. immateriële schade € 6.000,- toegewezen. Vordering benadeelde partij oma van het slachtoffer, bestaande uit verhuis- en herinrichtingskosten afgewezen. Geen rechtstreekse schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/206263-24 (P)

Uitspraakdatum: 23 december 2025

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

9 december 2025 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum- en plaats],

thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,

mr. R.H.I. van Dongen en van wat de verdachte en zijn raadsman,

mr. R.J.A. Verhoeven, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

feit 1

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2022 tot en met 12 april 2024 te Zuid-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het een en/of meermalen:

- ( onder de kleding) betasten van de penis van die [slachtoffer];

feit 2

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2022 tot en met 02 juli 2024 te Zuid-Scharwoude, althans in Nederland, (in de periode van 01 oktober 2022 tot en met 30 juni 2024, artikel 240b Wetboek van Strafrecht) een of meer afbeeldingen, te weten: foto's en/of - gegevensdragers (te weten: een mobiele telefoon (merk: Samsung en/of beslagnummer: 1621603) en/of een mobiele telefoon (merk: Oppo en/of beslagnummer: 1621605) en/of een tablet (merk: Lenovo en/of beslagnummer 1621606) en/of een notebook (merk: Asus en/of beslagnummer: 1621610)), bevattende afbeeldingen - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken en/of schijnbaar was betrokken heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft

en/of

(in de periode van 1 juli 2024 tot en met 02 juli 2024, artikel 252 Wetboek van Strafrecht)

een of meer visuele weergaven van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele strekking

waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt was betrokken of schijnbaar was betrokken heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe de toegang heeft verschaft te weten: foto's en/of gegevensdragers (te weten: een mobiele telefoon (merk: Samsung en/of beslagnummer: 1621603) en/of een mobiele telefoon (merk: Oppo en/of beslagnummer: 1621605) en/of een tablet (merk: Lenovo en/of beslagnummer 1621606) en/of een notebook (merk: Asus en/of beslagnummer: 1621610)) bevattende afbeeldingen, waarop te zien is dat:

die persoon oraal, vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd en/of

een ander kind/persoon oraal, vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd door die persoon en/of

het eigen lichaam vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd door die persoon

(foto 1, 2 en 3 op pagina 4 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”)

en/of

het geslachtsdeel, de billen en/of ander lichaamsdeel van die persoon wordt/worden aangeraakt en/of

het geslachtsdeel, de billen en/of de borsten en/of ander lichaamsdeel van een ander kind/persoon wordt/worden aangeraakt door die persoon en/of

die persoon het eigen geslachtsdeel, de eigen billen en/of de eigen borsten aanraakt

(foto 4, 5, 6, 7 en 8 op pagina 5 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”)

en/of

die persoon poserend of in een pose is afgebeeld, waarbij

- die persoon geheel of gedeeltelijk naakt is en/of gekleed is en/of opgemaakt is en/of in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij zijn/haar leeftijd past en/of

- door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die persoon en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld wordt/worden gebracht

(foto 9, 10, 11 en 12 op pagina 5 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”)

en/of

dat (dicht)bij het gezicht en/of het lichaam van die persoon wordt gemasturbeerd en/of

op het lichaam van die persoon sperma wordt gespoten/zichtbaar wordt gemaakt en/of

(dicht)bij/naast het lichaam van die persoon een (stijve) penis wordt gehouden

(foto 13, 14, 15 en 16 op pagina 5 en 6 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”);

feit 3

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2022 tot en met 12 april 2024 te Zuid-Scharwoude, althans in Nederland, een of meer afbeeldingen, te weten: foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien

jaar nog niet had bereikt, te weten: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], was betrokken en/of schijnbaar was betrokken heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:

het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarna door het camerastandpunt, de pose en/of de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel in beeld gebracht wordt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling

(foto 5 tot en met 13 op pagina 3 en 4 van het “proces-verbaal van bevindingen (TBKK) (proces-verbaal van bevindingen identificatie slachtoffer”).

2
Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

3
Beoordeling van het bewijs
3.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de periode van feit 1 moet worden beperkt van 1 oktober 2023 tot en met 29 april 2024 en voor feit 2 van 1 april 2024 tot en met 1 juli 2024.

3.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken, wegens het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de periode beperkt moet worden van eind december 2023 tot februari 2024.

De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.2

Bewijsoverwegingen

Feit 1

Inleiding

Op 12 april 2024 heeft [aangeefster], de oma van [slachtoffer], een melding gedaan bij de politie dat haar kleinzoon zou zijn betast door de verdachte. Tijdens het informatief gesprek zeden op 29 april 2024 en de daarop volgende aangifte op 23 mei 2024 heeft [aangeefster] verklaard over wat [slachtoffer] haar verteld heeft over de ontuchtige handelingen die de verdachte met hem zou hebben gepleegd. Op 6 juni 2024 heeft de destijds tienjarige [slachtoffer] tijdens een studioverhoor verklaard over de ontuchtige handelingen die de verdachte met hem heeft gepleegd. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit ontkend.

Juridisch kader

In zedenzaken spelen de feiten zich doorgaans tussen twee personen af, buiten het zicht van anderen. Als de verdachte in zo’n geval de hem of haar verweten gedraging ontkent, is de verklaring van het veronderstelde slachtoffer doorgaans het enige directe bewijsmiddel. De rechtbank zal in de eerste plaats moeten beoordelen of die verklaring betrouwbaar is.

Verder kan het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van het veronderstelde slachtoffer (artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv)). De rechter mag daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door het slachtoffer genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs. Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen wel worden bewezen op grond van de enkele verklaring van het slachtoffer. Het is dus niet vereist dat alle elementen van de belastende verklaring als zodanig steun vinden in ander bewijs. Het is voldoende als de verklaring van het slachtoffer op specifieke punten wordt ondersteund door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van het slachtoffer.

Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]

Aan rechtspsycholoog R. Horselenberg is opdracht gegeven om een deskundigen oordeel te geven over de consistentie en validiteit van de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor. Hij heeft geconcludeerd dat de ‘disclosure’ van [slachtoffer] spontaan lijkt te zijn verlopen en dat het studioverhoor zijn verhaal niet heeft beïnvloed. Zijn verhaal is ook consistent met de verklaringen van zijn oma en ook spreekt hij zichzelf niet tegen. [slachtoffer] blijkt ook in staat om gedetailleerd en consistent te vertellen over het betasten van zijn penis door de verdachte. Daarmee lijkt zijn verhaal valide te zijn. De deskundige vond meer aanwijzingen voor het scenario dat de verklaring van [slachtoffer] valide is dan voor het scenario dat [slachtoffer] om een andere reden vertelde dat de gebeurtenissen plaats hebben gevonden.

De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundige en acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar.

Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), gelet op het laatste woord van de verdachte, inhoudende dat hij zich niet heeft kunnen verdedigingen omdat het verzoek tot het ondervragen van [slachtoffer] telkens is afgewezen, overweegt de rechtbank het volgende.

De verdediging heeft op drie verschillende momenten verzocht om [slachtoffer] als getuige te ondervragen. Deze verzoeken zijn door de rechter-commissaris en vervolgens door de rechtbank afgewezen vanwege de zeer jonge leeftijd en de kwetsbaarheid van [slachtoffer], waardoor een gegrond vermoeden bestaat dat de gezondheid en/of het welzijn van [slachtoffer] door het opnieuw afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dat gevaar zwaarder moet wegen dan het belang van de verdediging [slachtoffer] te kunnen ondervragen. Hiermee staat vast dat de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om [slachtoffer] te ondervragen. Ter compensatie is meermalen aan de verdediging de mogelijkheid geboden om het studioverhoor van [slachtoffer] te bekijken en te beluisteren, om zodoende de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te kunnen toetsen. Van deze mogelijkheid is door de verdediging geen gebruik gemaakt. Op verzoek van de verdediging is aan de door hem voorgedragen deskundige de opdracht gegeven om een deskundigen oordeel te vormen over de consistentie en validiteit van de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor. Ondanks dat de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om [slachtoffer] te ondervragen is de rechtbank van oordeel, gelet op de compenserende factoren, dat de mogelijkheden van toetsing van de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate zijn geboden en dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] dan ook bruikbaar voor het bewijs.

Steunbewijs

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of naast de verklaring van [slachtoffer] sprake is van voldoende steunbewijs voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] niet op zichzelf staat, maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van de verdachte en de kinderpornografische foto’s die hij van [slachtoffer] heeft gemaakt.

De verdachte heeft bekend dat [slachtoffer] zeven keer bij hem thuis heeft geslapen en ook bij hem in bed lag. In bed kriebelde de verdachte [slachtoffer] op zijn buik en rug. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij daar misschien een beetje opgewonden van werd. Toen [slachtoffer] de eerste keer bij de verdachte bleef slapen en hij [slachtoffer] in de ochtend naakt zag, heeft hij in een seksuele opwelling een aantal foto’s van zijn naakte lichaam gemaakt waarbij nadrukkelijk het geslachtsdeel van [slachtoffer] in beeld werd gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij door het zien van het naakte lichaam van [slachtoffer] werd overvallen door lustgevoelens.

De verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] seksueel niet aantrekkelijk vond, omdat hij te klein, te jong en te kinderlijk was, acht de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, volstrekt ongeloofwaardig. Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van ontucht met minderjarige jongens, waarbij eveneens sprake was van het opbouwen van een vriendschappelijke band en het bij hem in bed laten slapen van deze jongens. Ook heeft de verdachte erkend dat hij zich seksueel aangetrokken voelt tot pre puberale jongens in de leeftijd van 10 tot 12 jaar. Bovendien bestond het overgrote deel van de op gegevensdragers van verdachte aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen uit jongens in die leeftijdscategorie.

Conclusie

Op grond van de betrouwbaar geachte verklaring van [slachtoffer] en het hiervoor weergegeven steunbewijs acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.

Feit 3

Met betrekking tot de bewezenverklaarde periode overweegt de rechtbank als volgt.

Onder feit 1 heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte zich in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 12 april 2024 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer]. De rechtbank heeft de aanvangsdatum van de periode gebaseerd op het eerste moment dat [slachtoffer] bij de verdachte bleef logeren. De verdachte heeft verklaard dat hij de kinderpornografische foto’s van [slachtoffer] heeft gemaakt tijdens de eerste keer dat hij bij hem logeerde. De rechtbank zal daarom ook bij de bewezenverklaring van feit 3 uitgaan van de periode van 1 oktober 2023 tot en met 12 april 2024.

3.4

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

feit 1

hij in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 12 april 2024 te Zuid-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen:

- onder de kleding betasten van de penis van die [slachtoffer];

feit 2

hij in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 juli 2024 te Zuid-Scharwoude,

(in de periode van 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024, artikel 240b Wetboek van Strafrecht) gegevensdragers te weten: een mobiele telefoon (merk: Samsung en beslagnummer: 1621603) en een mobiele telefoon (merk: Oppo en beslagnummer: 1621605) en een tablet (merk: Lenovo en beslagnummer 1621606) en een notebook (merk: Asus en beslagnummer: 1621610), bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken en/of schijnbaar was betrokken heeft verworven en in bezit heeft gehad of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft

en

(in de periode van 1 juli 2024 tot en met 2 juli 2024, artikel 252 Wetboek van Strafrecht)

een of meer visuele weergaven van seksuele aard en met onmiskenbaar seksuele strekking

waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt was betrokken of schijnbaar was betrokken heeft verworven en in bezit heeft gehad of zich daartoe de toegang heeft verschaft, te weten gegevensdragers te weten: een mobiele telefoon (merk: Samsung en beslagnummer: 1621603) en een mobiele telefoon (merk: Oppo en beslagnummer: 1621605) en een tablet (merk: Lenovo en beslagnummer 1621606) en een notebook (merk: Asus en beslagnummer: 1621610) bevattende afbeeldingen, waarop te zien is dat:

die persoon oraal, vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd en/of

een ander kind/persoon oraal, vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd door die persoon en/of

het eigen lichaam vaginaal en/of anaal wordt gepenetreerd door die persoon

(foto 1, 2 en 3 op pagina 4 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”)

en/of

het geslachtsdeel, de billen en/of ander lichaamsdeel van die persoon wordt/worden aangeraakt en/of

het geslachtsdeel, de billen en/of de borsten en/of ander lichaamsdeel van een ander kind/persoon wordt/worden aangeraakt door die persoon en/of

die persoon het eigen geslachtsdeel, de eigen billen en/of de eigen borsten aanraakt

(foto 4, 5, 6, 7 en 8 op pagina 5 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”)

en/of

die persoon poserend of in een pose is afgebeeld, waarbij

- die persoon geheel of gedeeltelijk naakt is en/of gekleed is en/of opgemaakt is en/of in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij zijn/haar leeftijd past en/of

- door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die persoon en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld wordt/worden gebracht

(foto 9, 10, 11 en 12 op pagina 5 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”)

en/of

dat (dicht)bij het gezicht en/of het lichaam van die persoon wordt gemasturbeerd en/of

op het lichaam van die persoon sperma wordt gespoten/zichtbaar wordt gemaakt en/of

(dicht)bij/naast het lichaam van die persoon een (stijve) penis wordt gehouden

(foto 13, 14, 15 en 16 op pagina 5 en 6 van het “proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal 240b SR/per 1-7-2024 252 SR”);

feit 3

hij in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 12 april 2024 te Zuid-Scharwoude, afbeeldingen, te weten foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], was betrokken heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:

het geheel naakt poseren door die persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarna door het camerastandpunt, de pose en de uitsnede van de foto's nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel in beeld gebracht wordt waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft

(foto 5 tot en met 13 op pagina 3 en 4 van het “proces-verbaal van bevindingen (TBKK) (proces-verbaal van bevindingen identificatie slachtoffer”).

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4
Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

feit 2:

de voortgezette handeling van

een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd

en

een visuele weergave van seksuele aard, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben of zich de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd

feit 3: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5
Strafbaarheid van de verdachte

Over de verdachte is een Pro Justitia rapport opgemaakt door A. Banaei Kashani, psychiater, gedateerd 18 maart 2025, en door R.A. Sterk, psycholoog, gedateerd 7 april 2025. De deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. Met dit advies kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank zal daarom het bewezenverklaarde in verminderde mate toerekenen aan de verdachte en hiermee rekening houden bij de strafoplegging.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6
Motivering van de straf en maatregel
6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: Tbs-maatregel met dwangverpleging) wordt opgelegd.

6.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank aan de verdachte een Tbs-maatregel met dwangverpleging oplegt, is het gelet op de beoogde resocialisatie van belang dat de behandeling zo snel mogelijk zal aanvangen. Gelet op de lange wachtlijst voor een Tbs-maatregel geeft de raadsman de rechtbank in overweging om een Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.

6.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

De verdachte heeft zich in een periode van een aantal maanden meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer]. De verdachte heeft [slachtoffer] leren kennen via zijn buurvrouw, de oma van [slachtoffer]. De ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden op momenten dat [slachtoffer] bij de verdachte logeerde en bij hem in bed sliep en bestonden uit het onder de kleding betasten van de penis van [slachtoffer]. Daarnaast heeft de verdachte kinderpornografische foto’s gemaakt van het naakte lichaam van [slachtoffer], waarbij nadrukkelijk zijn penis in beeld werd gebracht. De verdachte heeft een vriendschappelijke band met [slachtoffer] opgebouwd en geprobeerd [slachtoffer] tegen zijn ouders en oma op te zetten met het doel om steeds meer tijd alleen met [slachtoffer] door te kunnen brengen. Waarschuwingen die de verdachte kreeg van de reclassering over zijn contacten met [slachtoffer] heeft hij in de wind geslagen. De verdachte heeft het vertrouwen dat de ouders en de oma van [slachtoffer] en [slachtoffer] zelf in hem hadden gesteld ernstig beschaamd. De verdachte heeft miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele toenaderingen door volwassenen en moeten kunnen rekenen op die bescherming. De verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven en heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen lustgevoelens. Daarmee heeft de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van de jonge en kwetsbare [slachtoffer] op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jonge slachtoffers van dergelijke delicten later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Uit de slachtofferverklaring van de moeder en de oma van [slachtoffer] is gebleken welke impact het handelen van de verdachte heeft gehad en nog steeds heeft. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. In zijn woning zijn op verschillende gegevensdragers in totaal 7267 kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Het in bezit hebben van kinderporno is bijzonder ernstig nu bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het is algemeen bekend dat de gevolgen die deze kinderen zowel in psychische als in fysieke zin hiervan ondervinden doorgaans bijzonder ingrijpend zijn. De verdachte moet hier mede verantwoordelijk voor worden gehouden, nu hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook aan het seksuele misbruik en de exploitatie van deze kinderen. Voor de bestrijding van kinderporno is het nodig om niet alleen de personen strafrechtelijk aan te pakken die kinderporno produceren, maar ook degenen die kinderporno online bekijken en bezitten. Deze feiten leiden bovendien tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.

Persoon van de verdachte

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 9 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte driemaal eerder wegens zedendelicten onherroepelijk tot (deels voorwaardelijk) gevangenisstraffen met reclasseringstoezichten is veroordeeld. De laatste veroordeling dateert van 6 november 2018 waarbij aan de verdachte naast een gevangenisstraf van 12 maanden een Tbs-maatregel met voorwaarden is opgelegd voor het gewoonte maken van het bezit van kinderporno. De Tbs-maatregel is bij beslissing van 5 oktober 2023 geëindigd, welke op 11 november 2023 onherroepelijk is geworden. Jarenlange behandelingen, reclasseringstoezichten, alsmede expliciete waarschuwingen van hulpverleners over het één op één contact van de verdachte met [slachtoffer], hebben de verdachte er niet van kunnen weerhouden om tijdens de laatste fase van de Tbs-maatregel wederom zedendelicten te begaan. De rechtbank weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.

Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte rapporten.

Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:

Bij de verdachte is sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken en een pedofiele stoornis. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Dit beïnvloedde de verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Er wordt geadviseerd om de feiten in een verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt matig tot hoog geschat. Er is bij de verdachte sprake van hardnekkige problematiek en hij toont onvoldoende inzicht in zijn gedrag. Ondanks eerdere behandelingen is hij niet in staat gebleken om wat hij heeft geleerd in de praktijk toe te passen. Zijn narcisme kan behandeling bemoeilijken en er is twijfel of hij zijn seksueel afwijkende voorkeuren erkent. Een nieuwe, intensieve behandeling met aandacht voor zijn persoonlijkheidspathologie en mogelijke schijnaanpassing is noodzakelijk. Het gebruik van libido remmende medicatie kan worden overwogen. Begeleiding moet stapsgewijs enzorgvuldig plaatsvinden, met een sterk risicomanagement en langzame afschaling van controle. Gezien de ernst van de problematiek en het recidiverende karakter van de feiten wordt ter bescherming van de maatschappij geadviseerd om de verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen.

Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:

Er is bij de verdachte sprake van een parafilie in de vorm van pedofilie. Tevens is er sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Van deze psychische problematiek was sprake ten tijde van het tenlastegelegde en lijkt de verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed. Bij de ten laste gelegde feiten vormt de pedofilie het uitgangspunt, die zet hem aan tot lustbeleving gericht op pre puberale jongens. De narcistische persoonlijkheidsstoornis leidt vervolgens tot zelfoverschatting en tot egocentrisch gedrag, waarbij hij zijn wil doorzet en zich niet laat knechten door aangeleerde methoden ter voorkoming van recidive. Gezien het voorgaande acht onderzoeker dat sprake is van een verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het ten laste gelegde. De verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Statistisch wordt de kans op herhaling matig-hoog ingeschat. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling vanuit forensisch oogpunt aangewezen. De behandeling dient zich te richten op de geconstateerde pedofilie en de narcistische persoonlijkheidsstoornis. De verdachte heeft onlangs een behandeling binnen het kader van een maatregel tbs met voorwaarden afgerond. De maatregel was opgelegd in verband met het bezit van kinderporno en betrof geen hands on delict. Deze behandeling heeft onvoldoende vruchten afgeworpen. De geconstateerde psychische problematiek is fors en moeilijk bewerkbaar gebleken en voornoemde tbs met voorwaarden heeft hierin slechts beperkt verandering weten te bewerkstelligen. Om de maatschappij te beschermen tegen de verhoogde kans op herhaling acht onderzoeker nu een maatregel tbs met dwangverpleging noodzakelijk.

Het reclasseringsrapport gedateerd 3 juli 2025 houdt onder meer het volgende in:

Uit onderzoek door de reclassering blijkt dat er problemen zijn op meerdere leefgebieden waarvoor de verdachte verscheidene behandelingen in verschillende justitiële kaders opgelegd heeft gekregen. Gesteld kan worden dat deze behandelingen niet succesvol zijn gebleken. De verdachte is tijdens de laatste fase van de tbs-maatregel met voorwaarden heimelijk gestart met grooming en is tijdens, of in een zeer kort tijdsbestek na de beëindiging van zijn tbs-maatregel gerecidiveerd. Er kan geconcludeerd worden dat de verdachte op het belangrijkste punt van het toezicht gesloten is geweest en een schijnaanpassing heeft laten zien. Ondanks dat de verdachte zegt mee te zullen werken wanneer opnieuw de maatregel tbs met voorwaarden wordt opgelegd en hij behandeling nodig heeft wegens zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken, kan de reclassering, net als de Pro Justitia onderzoekers, niet anders concluderen dan dat een voorwaardelijk kader niet volstaat om het risico op recidive, dat ingeschat wordt als hoog, te beperken en dus de maatregel tbs met voorwaarden niet haalbaar is. De reclassering adviseert daarom negatief over oplegging van tbs met voorwaarden en sluit zich aan bij de adviezen van de psychiater en psycholoog om tbs met dwangverpleging aan betrokkene op te leggen zodat er een langdurige, intensieve forensische behandeling en begeleiding geboden kan worden.

Met de conclusies van de hiervoor genoemde rapporten kan de rechtbank zich verenigen.

Sancties

De rechtbank onderschrijft de adviezen van de deskundigen dat, gelet op de psychische problematiek van de verdachte en het recidiverisico, oplegging van een Tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de Tbs-maatregel is voldaan. Tijdens het begaan van de feiten bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals door de deskundigen is beschreven. De door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Voorts eisen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel.

Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.

Daarnaast rechtvaardigt de ernst van de feiten oplegging van een gevangenisstraf.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.

De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie, omdat de rechtbank in strafmatigende zin rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden moet worden opgelegd.

De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7
Beslag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen met de nummers 1 tot met 7 en 9 tot en met 12 op de beslaglijst, aan het verkeer dienen te worden onttrokken. De voorwerpen met de nummers 8 en 13 tot met 32 op de beslaglijst kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich ten aanzien van de beslissing over de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen met de nummers 1 tot met 4 op de beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

Met betrekking tot de overige voorwerpen op de beslaglijst overweegt de rechtbank als volgt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat de woningbouwvereniging de woning van de verdachte heeft leeggeruimd en de voorwerpen met de nummers 5 tot en met 32 op de beslaglijst aan de politie heeft overgedragen. Nu niet is gebleken dat deze voorwerpen onder de verdachte in beslag zijn genomen als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.

8
Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 1.500,00) en immateriële schade

(€ 6.000,00) die hij als gevolg van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit toekomstige medische kosten voor behandelingen. De benadeelde partij heeft verzocht hem voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering en dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade moet worden afgewezen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat niet vastgesteld kan worden dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De gevorderde immateriële schade moet aanzienlijk gematigd worden.

Oordeel van de rechtbank

De materiële schade betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom, ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1 onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in de onderhavige zaak zodanig zijn, dat van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken.

De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 6.000,00 billijk voor. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag gelet op de onderbouwing van de vordering en bedragen die in soortgelijke gevallen als vergoeding worden toegekend. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en het vervaardigen van kinderporno] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van

€ 914,09 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit verhuis- en herinrichtingskosten.

Ter onderbouwing van de vordering is als volgt gesteld. De benadeelde partij is de oma van [slachtoffer] en zij paste met regelmaat op hem in haar woning. De benadeelde partij en de verdachte woonden in hetzelfde appartementencomplex. Als gevolg van het tenlastegelegde voelde de benadeelde partij zich niet meer veilig in haar woning en ondervond zij psychische klachten waaronder stressklachten en gevoelens van schuld, schaamte en angst. Om die reden is zij verhuisd en heeft zij verhuis- en inrichtingskosten gemaakt.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat onvoldoende verband bestaat tussen het tenlastegelegde en de gevorderde schade.

Oordeel van de rechtbank

Op grond van artikel 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat van rechtstreekse schade sprake is indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Bij zedenzaken is het degene, tegen wiens lichaam het seksueel misbruik zich heeft gericht. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers noch dat van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [aangeefster] niet zelf het slachtoffer is van de bewezenverklaarde feiten en in die zin geen rechtstreekse schade heeft geleden als hiervoor bedoeld zodat zij niet onder de voegingsgerechtigden valt als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sv.

Dat betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.

9
Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikel 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57, 240b (oud), 247 (oud), 248 (oud) en 252 van het Wetboek van Strafrecht.

10
Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.

Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.

Onttrekt aan het verkeer:

1. STK Computer(Omschrijving: PL1100-2024077721-1621610, Asus)

2. 1 STK GSM(Omschrijving: PL1100-2024077721-1621603, Zwart, merk: Samsung)

3. 1 STK GSM(Omschrijving: PL1100-2024077721-1621605, Zwart, merk: Oppo)

4. 1 STK Computer(Omschrijving: PL1100-2024077721-1621606, Zwart, merk: Lenovo)

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 6.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.O. Rutten, voorzitter,

mr. A. Buiskool en mr. E. van Kampen, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2025.

Bijlage

(..)