3.3.2
Bewijsoverwegingen
Schuld
Schuld in de zin van artikel 308 Sr ziet op de situatie dat een verdachte zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer niet heeft willen veroorzaken, maar hem of haar dat gevolg toch verweten kan worden. Dat is het geval als de verdachte niet alleen anders had kunnen handelen maar ook anders had moeten handelen. Hierbij is belangrijk in hoeverre de verdachte de gevolgen van zijn handelen had kunnen voorzien. Niet elke fout die iemand maakt is voldoende om van schuld te kunnen spreken. Het moet op zijn minst gaan om een verwijtbare, evidente, grotere fout, of om verdergaande fouten die aanmerkelijk, zeer of grovelijk onvoorzichtig zijn. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld, is belangrijk hoe die schuld is omschreven in de tenlastelegging en moet de rechtbank kijken naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde op de zitting het volgende vast.
De verdachte was op 27 januari 2022 tussen circa 11.00 en 20.00 uur bij het gezin van haar dochter thuis. Daar woonden kleine kinderen, waaronder het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] was de hele dag in de woning aanwezig. Zij was op dat moment 21 maanden oud. Zoals de verdachte ter zitting heeft bevestigd kon [slachtoffer] conform haar leeftijd net lopen, was zij nieuwsgierig en stopte zij dingen in haar mond.
De verdachte had op 27 januari 2022 methadon en cocaïne bij zich. De verdachte heeft verklaard dat zij in het algemeen slordig met, in ieder geval, de methadon omging en dat zij overal stukjes van pillen bewaarde voor als zij die nodig had.
De verdachte had de methadon en wikkels met resten cocaïne bij zich in een onafgesloten boterhamzakje in haar broekzak. De verdachte wist niet precies hoeveel verdovende middelen ze bij zich had.
De verdachte heeft verklaard dat zij op een gegeven moment zag dat het boterhamzakje uit haar broekzak, met daarin de verdovende middelen, op de grond lag, omdat er een gat in haar broekzak zat. Ze wist niet hoe lang het zakje daar gelegen had. De verdachte heeft de ouders van [slachtoffer] niet gewaarschuwd dat er onbeheerd verdovende middelen op de grond in hun woning hadden gelegen waar [slachtoffer] ook rondliep. Ook heeft ze niet kunnen of proberen te achterhalen of, en zo ja, hoeveel verdovende middelen ze miste.
De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van schuld in de zin van artikel 308 Sr. In de hiervoor vastgestelde feiten komt een reeks van momenten terug waarop de verdachte onzorgvuldig heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten om voorzorgsmaatregelen te treffen.
De verdachte heeft een onbekende hoeveelheid verdovende middelen meegenomen naar het huis waar [slachtoffer] van 21 maanden oud aanwezig was. Zij wist dat [slachtoffer] net kon lopen, nieuwsgierig was en spullen in haar mond stopte. De verdachte heeft de verdovende middelen niet buiten bereik van [slachtoffer] bewaard, maar in een open boterhamzakje in haar broekzak. Toen zij erachter kwam dat het boterhamzakje met daarin verdovende middelen uit haar broekzak op de grond lag, heeft zij niet kunnen nagaan of alle verdovende middelen nog aanwezig waren, omdat zij niet wist hoeveel zij precies bij zich had.
Dat gaat verder dan een moment van onoplettendheid, zoals de verdediging heeft betoogd. Deze onzorgvuldigheden maakten het voorzienbaar dat [slachtoffer] in contact zou komen met de door de verdachte meegebrachte – en voor een kind levensgevaarlijke – verdovende middelen. Hetgeen ook is gebeurd. Verder heeft de verdachte niets gedaan om ervoor te zorgen dat er direct adequate medische (voorzorgs)maatregelen konden worden genomen, nadat zij de verdovende middelen op de grond had aangetroffen. Zij heeft immers niet tegen de ouders van [slachtoffer] gezegd dat de verdovende middelen binnen het bereik van [slachtoffer] waren geweest, waardoor de vader van [slachtoffer] pas toen hij ‘s nachts wakker werd van de abnormale ademhaling van [slachtoffer] medische hulp heeft gezocht. De verdachte had op al deze momenten dan ook anders kunnen en moeten handelen. Gelet op de ernst en de aard van de onzorgvuldigheden, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam en nalatig heeft gehandeld.
Zwaar lichamelijk letsel
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr geeft een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat die bepaling de rechter desondanks de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, als dat letsel voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij wegen mee de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel. Een voor de gezondheid nadelige verstoring van lichamelijke functies kan, ook al is zij tijdelijk en herstelbaar, zwaar lichamelijk letsel opleveren. Daarbij mag de rechter de leeftijd van het slachtoffer betrekken.
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] in de vroege ochtend van 28 januari 2022 naar het Noordwest Ziekenhuis in Den Helder is gebracht. Er was sprake van ademhalingsproblemen en verminderd bewustzijn. Zij werd daar geïntubeerd en aan de beademing gelegd. Iets later die ochtend werd zij naar het Amsterdam UMC overgebracht, terwijl ze met medicatie in slaap werd gehouden. Daar werd ze opgenomen op de Intensive Care afdeling voor kinderen. Op 1 februari 2022 kon zij gedetubeerd worden en op 2 februari 2022 was haar situatie voldoende gestabiliseerd om op de reguliere kinderafdeling te worden geplaatst. Uit het forensisch geneeskundig letselverslag van 14 december 2023 blijkt dat [slachtoffer] voorafgaand aan medisch ingrijpen gevaar liep op dodelijk of blijvend lichamelijk letsel, bijvoorbeeld door langdurig ademhalingstekort of een tekort aan zuurstof in de (vitale) organen. Het medisch ingrijpen is noodzakelijk geweest om de verwezenlijking van die risico’s te voorkomen.
Hoewel uit het dossier ook blijkt dat [slachtoffer] waarschijnlijk geen blijvend letsel heeft opgelopen, is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij speelt de aard van het letsel een rol, maar met name de ingrijpende aard van het medisch ingrijpen dat noodzakelijk was om dodelijk dan wel blijvend lichamelijk letsel te voorkomen in combinatie met de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer.
Conclusie
De rechtbank komt gezien het voorgaande tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.