6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan de verdachte de geadviseerde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Ten aanzien van het opleggen van een gevangenisstraf heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het uitgangspunt voor doodslag bij een volledig toerekeningsvatbare verdachte een gevangenisstraf is van zes tot acht jaren. Vervolgens moet rekening worden gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De raadsvrouw verwijst naar het “Rotterdamse” schaalmodel met betrekking tot de oriëntatiepunten toerekening, en zij is van mening dat het feit op grond hiervan 0 tot 33 procent kan worden toegerekend aan de verdachte. Voorts moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met het feit dat hij van meet af aan heeft meegewerkt aan het onderzoek, verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad en berouw toont. Tenslotte moet rekening worden gehouden met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn met een jaar, wat volgens de raadsvrouw moet leiden tot een strafkorting van vijftien procent.
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat aan de verdachte, naast de tbs-maatregel, een gevangenisstraf van maximaal twintig maanden moet worden opgelegd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn vader op gewelddadige wijze van het leven beroofd. Toen zijn vader in bed lag, heeft de verdachte hem meerdere malen met een mes gestoken, onder meer in de hals, ten gevolge waarvan zijn vader in het ziekenhuis is overleden.
Met zijn handelen heeft de verdachte een einde gemaakt aan het leven van zijn vader en hiermee een onomkeerbaar verlies en leed toegebracht aan de nabestaanden. Zijn zus heeft dit op de zitting tijdens haar spreekrecht krachtig verwoord. Door dit familiedrama moet zij omgaan met de vreselijke wetenschap dat haar vader door toedoen van haar eigen broer niet meer in leven is. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf het verdriet en de pijn, dat het overlijden van het slachtoffer heeft veroorzaakt, kan wegnemen. Het behoeft geen betoog dat dit misdrijf ook de rechtsorde ernstig heeft geschokt. Het brengt gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
De aard en ernst van het door de verdachte gepleegde feit rechtvaardigt in beginsel een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen.
Oplegging van de tbs-maatregel
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 18 december 2024 van het Pieter Baan Centrum (PBC), opgemaakt door GZ-psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater], waarin wordt geadviseerd om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Deze rapportage houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. Er is een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis, in langdurige remissie door de huidige detentie. De verdachte is in zijn jeugd getraumatiseerd en ernstig pedagogisch en affectief verwaarloosd. Dit heeft sterk geïnterfereerd met het proces van hechting, sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling.
In de aanloop naar het ten laste gelegde is een ernstige depressie ontstaan. Betrokkene stopte in die tijd ook met alcohol- en cannabisgebruik, kreeg last van somberheid, bezocht de huisarts en de huisartspost, onder andere in verband met 'black-outs'.
Tevens is bij de verdachte sprake van een functionele neurologische stoornis (FNS). Dit wordt geclassificeerd als een conversiestoornis (functioneel- neurologisch- symptoomstoornis). Bovengenoemde stoornissen waren tijdens het ten laste gelegde aanwezig.
De deskundigen concluderen dat de verdachte in aanloop naar en tijdens het tenlastegelegde ernstig was ontregeld, mogelijk ook door situationele factoren, bijvoorbeeld de bejegening door zijn vader. Door de ernstige ontregeling – en dientengevolge oordeels- en kritiekstoornissen – was hij nadrukkelijk verminderd in staat afwegingen over gedragskeuzes te maken, waardoor het tenlastegelegde hem ten minste in verminderde mate kan worden toegerekend.
Er komt een hoog recidiverisico naar voren als de verdachte nu, uit zorg alleen in de maatschappij moet functioneren. Weliswaar neemt hij zijn medicatie trouw in, maar dat heeft tot dusverre weinig effect. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig en er zijn slechts zeer beperkte effectieve copingvaardigheden aanwezig. De deskundigen stellen dat bij de verdachte een hoog risico is op toekomstig geweld en een hoog risico op ernstig lichamelijk letsel, indien hij buiten zorg, alleen in de maatschappij moet functioneren. De verdachte heeft langdurige, intensieve behandeling nodig op meerdere gebieden en daarna zal hij ook nog langdurig begeleid moeten worden met toezicht. Bovendien is door de ernstige psychische ontregeling, alsook de onzekerheden in het delictscenario, niet uit te sluiten dat de verdachte opnieuw ernstig agressief zal worden, bijvoorbeeld naar een hulpverlener. In eerste instantie is het hoogste beveiligingsniveau aangewezen (niveau 4; FPC). Om bovengenoemde redenen resteert als advies enkel een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank kan zich verenigen met de inhoud en conclusies van de rapportage en neemt deze over.
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de formele vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door de verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Verder eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van die maatregel.
De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte van overheidswege moet worden verpleegd omdat de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
De rechtbank zal, nu het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat gericht was tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, de maatregel ongemaximeerd opleggen.
Gevangenisstraf
De rechtbank stelt voorop dat voor doodslag, een van de zwaarste feiten in het strafrecht, geen landelijke oriëntatiepunten bestaan. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank daarom acht geslagen op straffen die in eerdere gerechtelijke uitspraken in soortgelijke zaken voor doodslag zijn opgelegd. De rechtbank realiseert zich hierbij dat doodslag in veel verschillende verschijningsvormen voorkomt en dat iedere zaak door zijn eigen omstandigheden uniek is. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf uit te gaan van acht jaar gevangenisstraf.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden met twaalf maanden, nu de verdachte op 23 maart 2023 in verzekering is gesteld en de rechtbank vonnis wijst op 5 augustus 2025. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Daarom zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening houden met deze overschrijding.
De rechtbank houdt verder in strafverminderende zin rekening met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat aan hem zoals hiervoor is overwogen een tbs-maatregel zal worden opgelegd. Naar verwachting zal deze maatregel gelet op de ernst van de problematiek en de langdurige en intensieve behandeling die noodzakelijk is, lange tijd in beslag nemen.
De rechtbank houdt tot slot in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat de verdachte van meet af aan meewerkend is geweest aan het onderzoek. De verdachte heeft op de zitting berouw getoond en zal verder moeten leven met het besef dat hij zijn eigen vader van het leven heeft beroofd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.