Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:9461

Op 7 August 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 15/095795-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:9461. De plaats van zitting was Haarlem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
15/095795-23
Datum uitspraak:
7 August 2025
Datum publicatie:
15 August 2025

Indicatie

Vrijspraak voor openlijk geweld. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het geweld heeft gepleegd in vereniging met een ander.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/095795-23 (P)

Uitspraakdatum: 7 augustus 2025

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2025 in de zaak tegen:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Afghanistan),

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].

De politierechter heeft op 13 mei 2024 deze zaak naar de meervoudige kamer verwezen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. S. van Driel en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij, op of omstreeks 8 april 2023 te Velsen-Noord, gemeente Velsen openlijk, te weten, op de Dijckmansstraat en/of de Duinvlietstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegeneen persoon te weten [het slachtoffer] door [het slachtoffer]- aan te rijden met een bestelbus en/of- tegen het lichaam en/of hoofd te schoppen en/of- tegen het lichaam en/of hoofd te slaan en/of- in het gezicht te krabben en/ofeen goed te weten een voertuig toebehorende aan [het slachtoffer] door- tegen dat voertuig aan te rijden en/of- aanstekers tegen dat voertuig aan te gooien en/of- tegen dat voertuig aan te trappen.

2
Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3
Standpunten van partijen
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het ten laste gelegde trappen tegen het voertuig van aangever [het slachtoffer]

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaren.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet volgt dat naast de verdachte ook een ander geweld richting de aangever heeft gebruikt. Hierdoor kan het bestanddeel ‘in vereniging’ niet worden bewezenverklaard en dient de verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

3.3.

Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat er op 8 april 2023 in Velsen-Noord op de openbare weg een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen onder andere de [het slachtoffer], de verdachte en zijn broer, de medeverdachte [medeverdachte B]. De verdachte heeft tijdens die confrontatie geweld gebruikt tegen [het slachtoffer] en [het slachtoffer] heeft aan de confrontatie letsel overgehouden. Dit feitencomplex is aan de verdachte ten laste gelegd als openlijke geweldpleging.

Wat er ook zij van het door de verdachte gebruikte geweld en de kwalijkheid daarvan, op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de verdachte het geweld in vereniging met een ander heeft gepleegd. Niet met medeverdachte en niet met (een) ander(en). Nu voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging onder meer is vereist dat uit bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van het met vereende krachten (‘in vereniging’) plegen van geweld, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde feit.

Beslissing

4
Beslissing

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. A.K. Korteweg, voorzitter,

mr. C.S. Schoorl en mr. A. Stronkhorst, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. J.J. Idzenga,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2025.