Rechtbank Noord-Nederland, eerste aanleg - meervoudig civiel recht overig

ECLI:NL:RBNNE:2024:3520

Op 21 August 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/19/131097 / HA ZA 20-82, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNNE:2024:3520. De plaats van zitting was Assen.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/19/131097 / HA ZA 20-82
Datum uitspraak:
21 August 2024
Datum publicatie:
9 September 2024

Indicatie

Herstelvonnis m.b.t. artikelnummer

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht

zittingsplaats Assen

Zaaknummer: C/19/131097 / HA ZA 20-82

HERSTELVONNIS van 21 augustus 2024

in de zaak van

1
ENVIEM HOLDING B.V.,

te Harderwijk,2. ENVIEM B.V.,

te Harderwijk,3. TRANSNATIONAL BLENDERS B.V.,

te Dordrecht,4. ENVIEM RETAIL HOLDING B.V.,

te Harderwijk,5. ENVIEM RETAIL NEDERLAND B.V.,

te Harderwijk,6. ENVIEM RETAIL B.V.,

te Harderwijk,7. FASE FACILITY SERVICES B.V,

te Harderwijk,8. OLIEHANDEL NEDERLAND B.V.,

te Harderwijk,9. MAIN B.V.,

te Amsterdam,10. ENVIEM WHOLESALE HOLDING B.V.,

te Den Helder,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

hierna samen te noemen: Enviem c.s.,

advocaat mr. A.W. Duthler te 's-Gravenhage,

tegen

1
I-BEHEER ICT B.V.,

te Coevorden,hierna ook te noemen: I-Beheer,2. I-BEHEER GROEP B.V.,

te Coevorden,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

hierna samen te noemen: I-Beheer c.s.,

advocaat mr. G.A.C. van den Hout te Groningen.

1
De procedure
1.1.

Bij brief van 5 juli 2024 heeft I-Beheer de rechtbank verzocht om verbetering van het op 3 juli 2024 in deze zaak gewezen vonnis. Volgens I-Beheer staat in het dictum van het vonnis een kennelijke fout. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.25 van het vonnis geoordeeld dat de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW zal worden toegewezen terwijl in het dictum onder de punten 3.7 tot en met 3.10 de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is toegewezen.

1.2.

Enviem c.s. heeft, in reactie op dit verzoek van I-Beheer, de rechtbank per brief van 8 juli 2024 gevraagd om het vonnis onder de punten 3.2 en 3.3 te verbeteren. Enviem c.s. meent dat het dictum onder 3.2 en 3.3 een kennelijke fout bevat omdat de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW had moeten worden toegewezen.

1.3.

De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over de wederzijdse correctieverzoeken uit te laten.

1.4.

I-Beheer heeft per brief van 10 juli 2024 aangevoerd dat voor toewijzing van het correctieverzoek van Enviem c.s. geen grond bestaat.

1.5.

Enviem c.s. heeft vervolgens per brief van 12 juli 2024 bezwaren aangevoerd tegen toewijzing van het correctieverzoek van I-Beheer.

Overwegingen

2
De verdere beoordeling

in conventie

2.1.

Het verzoek tot van Enviem c.s. tot verbetering van het vonnis zal worden afgewezen omdat geen sprake is van een fout. De wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW heeft alleen betrekking op de primaire betalingsverplichting uit een handelsovereenkomst, dat wil zeggen de geldelijke tegenprestatie voor geleverde diensten op grond van een handelsovereenkomst, en niet op andere geldelijke verplichtingen zoals die uit onverschuldigde betaling.

in reconventie

2.2.

De rechtbank heeft geconstateerd het vonnis van 3 juli 2024 onder de punten 3.7 tot en met 3.10 inderdaad een kennelijke fout bevat. De door rechtbank toegewezen bedragen hebben, zoals volgt uit r.o. 2.23, betrekking op openstaande factuurbedragen. Onder r.o. 2.25 van het vonnis is geoordeeld dat de gevorderde wettelijke handelsrente toewijsbaar op grond van artikel 6:119a BW. Dat in het dictum vervolgens de letter ‘a’ bij de vermelding van het wetsartikel ontbreekt, is dan ook een voor een ieder kenbare kennelijke fout. De rechtbank merkt daarbij op dat ook de rente als bedoeld in artikel 6:119a BW “wettelijke rente” is, aangezien deze rechtstreeks voortvloeit uit de wet. Dat in de praktijk ook wel gesproken wordt van handelsrente om een onderscheid te maken ten opzichte van de ‘gewone’ rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, maakt dat niet anders.

De kennelijke fout leent zich voor eenvoudig herstel, waartoe de rechtbank zal overgaan op de wijze als hierna vermeld.

Beslissing

3
De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank

3.1.

wijst het verzoek van Enviem c.s. tot verbetering van het vonnis af.

3.2.

verbetert het tussen partijen gewezen vonnis van 3 juli 2024 in die zin, dat in het dictum onder 3.7 tot en met 3.10 in plaats van ‘artikel 6:119 BW’ steeds moet worden gelezen ‘artikel 6:119a BW’,

3.3.

bepaalt dat deze verbetering zal worden gehecht aan de minuut van het vonnis van 3 juli 2024,

Voor het overige blijft het vonnis van 3 juli 2024, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.

Deze verbetering is aangebracht door mrs. L. Groefsema, voorzitter, C.J.R. de Locht en S. van Gessel en uitgesproken op 21 augustus 2024 door mr. S. van Gessel in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.M.N. Baurdoux.