Rechtbank Noord-Nederland, wraking civiel recht overig
ECLI:NL:RBNNE:2025:770
Op 24 February 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een wraking procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/18/242445 KG RK 25-57, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNNE:2025:770. De plaats van zitting was Leeuwarden.
Indicatie
Wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk, geen concrete feiten en omstandigheden genoemd die tot een rechter als zodanig te herleiden zijn.
Uitspraak
beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
zaaknummer: C/18/242445/ KG RK 25-57
Beslissing van 24 februari 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
[adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde verzoeker] .
Strekkende tot de wraking van een niet nader genoemde rechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, hierna te noemen: de rechter.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 februari 2025
2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met [zaaknummer in hoofdzaak] , doorverwezen door de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, met zaaknummer [zaaknummer in hoofdzaak] , tussen verzoeker en [wederpartij in hoofdzaak]
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er sprake is van schending van artikel 6 EVRM door een structureel patroon van machtsmisbruik, schending van de onafhankelijke rechtspleging en partijdigheid in het voordeel van de wederpartij. De rechtbank heeft herhaaldelijk zittingen gepland zonder de aanwezigheid van verzoeker en zonder rekening te houden met zijn verhinderdata. Hierdoor is er een schijn van belangenverstrengeling en institutionele vooringenomenheid ontstaan. Door het oproepen van de kantonrechter mr. M.E. van Rossum, een secretarieel medewerkster en griffier als getuigen wordt de indruk gewekt dat er sprake is van een bewuste beïnvloeding van de procedure en belangenconflict binnen de rechtbank, aangezien zij betrokken zijn bij de gemachtigde van de wederpartij, BBU Juristen & Incasso. Daarnaast mochten zowel de griffier als de secretarieel medewerkster geen antwoord geven op de door verzoeker gestelde vragen, ondanks dat deze vragen betrekking hebben op informatie waar een procespartij in een eerlijke rechtsgang recht op heeft. Hierdoor is er sprake van een schending van transparantie, hoor en wederhoor en de basisprincipes van een eerlijke procesvoering.
Overwegingen
3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten of omstandigheden te worden gesteld die de rechter betreffen tegen wie het wrakingverzoek zich richt. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen.
3.3.
In de zaak van verzoeker stond op 18 februari 2025 om 11:00 uur een eerste rolzitting gepland. Verzoeker heeft schriftelijk verweer gevoerd. Verzoeker heeft op 18 februari 2025 om 9:44 uur een schriftelijk verzoek tot wraking van de behandelend kantonrechter ingediend. Op dat moment was er echter nog geen rechter die al bemoeienis met de zaak heeft gehad, laat staan dat er al een rechter bekend was die met de inhoudelijke beoordeling zal worden belast.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in zijn verzoekschrift schrijft over de algemene gang van zaken in deze en andere procedures, maar daarbij geen concrete feiten of omstandigheden noemt die tot een rechter als zodanig te herleiden zijn.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn verzoek omdat er ten tijde van het indienen van het verzoek nog geen sprake was van een behandelend rechter. Voorzover verzoeker heeft bedoeld de rolrechter zijnde mr. G.J. Smits te wraken omdat die hem geen uitstel heeft willen verlenend, is verzoeker niet-ontvankelijk nu het een procedurele beslissing betreft waartegen niet opgekomen kan worden met een wrakingsverzoek
3.6.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid wordt verzoeker in zijn verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Beslissing
verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, mr. C.M. Telman en mr. H.J. Idzenga, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A. Gaastra en in openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.