Rechtbank Noord-Nederland, op tegenspraak verbintenissenrecht

ECLI:NL:RBNNE:2024:5419

Op 25 September 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een op tegenspraak procedure behandeld op het gebied van verbintenissenrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/19/144916 / HA ZA 23-115, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNNE:2024:5419. De plaats van zitting was Assen.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/19/144916 / HA ZA 23-115
Datum uitspraak:
25 September 2024
Datum publicatie:
15 August 2025
Advocaat:
mr. W Wallinga te Groningen;mr. M.H. Pluymen te Deventer

Indicatie

Verzekeringsrecht. Tussenvonnis. Verkeerde (aanduiding) gedaagde partij. Gedaagde is een gevolmachtigd agent van de verzekeraar in de zin van de Wft. Fout leent zich in dit geval voor herstel.

Een uitkering door de verzekeraar van stormschade vindt plaats twee jaar na de schadegebeurtenis. Inmiddels gestegen bouwkosten betreffen geldontwaardingsschade die slechts verschuldigd is over een periode waarin de verzekeraar met het betalen van de uitkering in verzuim is geweest en die door de wettelijke rente gefixeerd wordt. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken die rechtvaardigen dat van dit wettelijke uitgangspunt afgeweken moet worden.

Een verwijzing naar de schadestaatprocedure betreffende gevolgschade is niet toewijsbaar, omdat de verplichting tot vergoeding van schade hier uit een rechtshandeling voortvloeit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht

Zittingsplaats Assen

Zaaknummer: C/19/144916 / HA ZA 23-115

Vonnis van 25 september 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

advocaat: mr. W. Wallinga te Groningen,

tegen

ASSURADEUREN GILDE B.V. (thans (Voetnoot 1)) als gevolmachtigde van N.V. VERZEKERING MAATSCHAPPIJ ‘DE BURCHT’,

te Coevorden

gedaagde partij,

hierna te noemen: AssuradeurenGilde,

advocaat: mr. M.H. Pluymen te Deventer.

Procesverloop

1
Het procesverloop
1.1.

Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis in deze zaak van 13 maart 2024;

- de mondelinge behandeling van 5 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij mr. Wallinga een overgelegde pleitnota heeft voorgedragen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2
De feiten
2.1.

[eiser] is sinds 2017 verzekerd voor onder meer schade door inslag van hagelstenen met betrekking tot de woning van [eiser] en haar partner, de heer [partner eiser] , gelegen aan [adres] . In het aanvraagformulier van de betreffende woonhuisverzekering staat vermeld dat AssuradeurenGilde gevolmachtigde is van een aantal genoemde verzekeringsmaatschappijen (productie 1 conclusie van antwoord).

Na prolongaties is de polis d.d. 24 december 2021 van de onderhavige verzekering (productie 1 dagvaarding) afgedrukt met het logo van de assurantietussenpersoon van [eiser] , te weten [assurantietussenpersoon] (hierna: de assurantietussenpersoon) en is deze ondertekend door AssuradeurenGilde als gevolmachtigde van onder meer N.V. Verzekering Maatschappij ‘De Burcht’ (hierna: De Burcht). De polis vermeldt bij “Soort verzekering Woonhuis/Glas” (ingangsdatum 1 januari 2022, polisnummer [nummer] ): “Poolverdeling AssuradeurenGilde 4420”. Op de pagina “Clausuleblad 2” van de polis staat vermeld:

“AGilde 4420:

De Burcht 50 %

Rhion 40 %

Maas Lloyd 10 %

(…)

Leader:

(…)

AGilde 4420(…) = De Burcht”

Op de overeenkomst zijn van toepassing de voorwaarden “ALG141” en “WHS171”. De voorwaarden ALG141 (“Algemene Voorwaarden”) en WHS171 (“Bijzondere Voorwaarden Woonhuisverzekering”) zijn bedrukt met het logo van AssuradeurenGilde.

2.2.

AssuradeurenGilde is een gevolmachtigd agent in de zin van de Wft (Voetnoot 2) van (onder meer) De Burcht.

2.3.

Op 18 juni 2021 heeft [eiser] via de assurantietussenpersoon bij AssuradeurenGilde melding gemaakt van het feit dat het dak op haar woning als gevolg van inslag van hagelstenen beschadigd is geraakt (Voetnoot 3).

2.4.

Op 23 juni 2021 en 8 oktober 2021 is de door AssuradeurenGilde ingeschakelde deskundige [deskundige van QS-Expertise B.V.] (hierna: [deskundige van QS-Expertise B.V.] ) bij [eiser] op bezoek geweest om onderzoek te doen naar de toedracht en omvang van de gemelde schade. [deskundige van QS-Expertise B.V.] heeft laten vaststellen dat de wanden en het dak van het schuurgedeelte (waarin [eiser] een rij bak voor paarden heeft aangebracht) voorzien zijn van asbesthoudende golfplaten. Het voorste woongedeelte is voorzien van asbestvrije golfplaten.

Op 8 oktober 2021 omschrijft [deskundige van QS-Expertise B.V.] zijn bevindingen in een e-mailbericht aan AssuradeurenGilde als volgt:

“(…)schade aan het dak van de manege. Grote manege met twee grote dakvlakken. Schade door hagel (?) maar zeker ook door torderen van de constructie. Hierdoor scheuren platen. De schade zit met name in een van de vlakken en in de zijwanden. Omdat we de kwaliteit van de asbestplaten niet kunnen beoordelen (we kunnen ze ook niet als afgeschreven beoordelen) maar ze nog wel gewoon netjes functioneerden zijn we (verzekerde, tp (Voetnoot 4), en wij) tot de overeenstemming gekomen om een van de dakvlakken op te nemen. Het andere dakvlak saneert verzekerde dan op eigen kosten.

Door de wijze van leggen is partieel herstel niet mogelijk. Het gaat dus over een vlak van 700 m2 en 30 ml nokstukken.

Dan komen we hierop uit (ex gevolgschade woonhuis).

Opstal:

Asbestinventarisatie € 393,25

Sloop saneren dakvlak (700 m2) € 10.285,00

Aanbrengen nieuw dak (700 m2) € 23.958,00

Aanbrengen nokstukken 30 ml (richtprijs) € 2.178,00

(…)

TOTAAL opstal inclusief BTW € 36.814,25(…)”

2.5.

Na afwijzing van een (of meer) voorstel(len) van AssuradeurenGilde om de onderhavige kwestie af te doen voor (laatstelijk) een bedrag van € 20.000,00 heeft [eiser] op 6 april 2022 een klachtbrief aan de assurantietussenpersoon toegezonden waarin zij onder meer schrijft zich niet te kunnen verenigen met een weigering door AssuradeurenGilde om (volledige) dekking te verlenen met het verzoek haar standpunt aan AssuradeurenGilde kenbaar te maken.

2.6.

Op 28 oktober 2022 rapporteert [deskundige van QS-Expertise B.V.] aanvullend aan AssuradeurenGilde ten aanzien van (onder meer) de hagelschade en herhaalt voormelde schadevaststelling die gebaseerd is op een eerdere offerte voor sanering en opnieuw beleggen van het “manegedak” van Bork Sloopwerken.

2.7.

Bij brief van 28 november 2022 heeft de advocaat van [eiser] aan AssuradeurenGilde geschreven dat op voormelde klachtbrief geen reactie is binnengekomen en doet zij het verzoek aan AssuradeurenGilde om een (officieel) dekkingsstandpunt in te nemen uiterlijk binnen zeven dagen na de dagtekening van de brief.

2.8.

Bij e-mailbericht van 19 december 2022 heeft AssuradeurenGilde aan de advocaat van [eiser] geschreven dat het vinden van een oplossing een uitdaging is als [eiser] volhoudt dat de volledige schade vergoed moet worden gelet op de opmerkingen van [deskundige van QS-Expertise B.V.] over de constructie van bepaalde onderdelen van de woning en de bestemming van de woning in combinatie met de hoeveelheid asbest en de vraag of dit verzekerbaar is of niet. Zij doet het tegenvoorstel om [deskundige van QS-Expertise B.V.] samen met een door [eiser] (op kosten van AssuradeurenGilde) te kiezen contra-expert de schadeomvang te laten beoordelen, en daarna te bezien welk deel voor vergoeding in aanmerking komt.

2.9.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 27 december 2022 daarop een tegenvoorstel gedaan waarin onder meer tevens het vaststellen door de experts van de omvang van de gevolgschade wordt meegenomen en waar zij erop wijst dat de door [deskundige van QS-Expertise B.V.] begrote kosten niet meer marktconform zijn en bovendien van een verkeerde oppervlakte uitgaat ten aanzien van het dak van de woning.

2.10.

Met een beroep op de schadebeperkingsplicht weigert AssuradeurenGilde bij e-mailbericht van 27 december 2022 om gevolgschade en meerkosten (d.w.z. de gestegen bouwkosten) te vergoeden. Tegen finale kwijting doet zij het voorstel om een bedrag van

€ 36.814,25 vermeerderd met € 750,00 voor juridische kosten te vergoeden.

2.11.

Bij e-mailbericht van 30 december 2022 laat de advocaat van [eiser] weten op voorhand niet akkoord te gaan met het laatste voorstel van AssuradeurenGilde en kondigt zij na een vakantie met een gemotiveerde reactie te komen.

2.12.

Op 30 mei 2023 heeft [eiser] een offerte d.d. 11 april 2023 van Bunt Montage aan AssuradeurenGilde toegezonden waarin de herstelwerkzaamheden van het dak (sanering en vervanging) worden berekend op een bedrag van € 83.200,00 exclusief btw. Zij verzoekt aan AssuradeurenGilde dit bedrag binnen veertien dagen uit te keren met de toelichting dat [eiser] de gevolgschade vooralsnog onbesproken wil laten. Zij doet dat onder aanzegging van het starten van een gerechtelijke procedure.

2.13.

Op 13 juni 2023 heeft AssuradeurenGilde aan [eiser] betaald een bedrag van

€ 37.564,25, waaronder begrepen een bedrag van € 750,00 ter compensatie van juridische kosten.

2.14.

De advocaat van [eiser] heeft AssuradeurenGilde nadien bij schrijven van 19 juni 2023 aangesproken op betaling binnen zeven dagen van een bedrag van (83.200 – 36.814,25 =) € 46.388,75 (ex btw). Tot een betaling heeft dat niet geleid.

3
De vordering en het verweer
3.1.

[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;

primair,

AssuradeurenGilde veroordeelt tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door middel van betaling van een schadevergoeding van € 46.388,75 (ex btw), althans een door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2023, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad

€ 1.238,86, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van AssuradeurenGilde in de (na)kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis;

subsidiair,

1. AssuradeurenGilde veroordeelt tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door betaling aan [eiser] van 40% van de schadevergoeding van

€ 46.388,75 (ex btw), althans een door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2023, althans de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.238,86, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, en

2) voor recht verklaart dat AssuradeurenGilde na overlegging van de rekeningen ter zake van de herstelkosten aangaande de schade door [eiser] , gehouden zal zijn de resterende 60% van de schadevergoeding van € 46.388,75 (ex btw), althans een door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2023, althans de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

telkens,

met veroordeling van AssuradeurenGilde in de (na)kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

3.2.

[eiser] legt aan haar vordering nakoming van de verzekeringsovereenkomst ten grondslag. Volgens haar heeft AssuradeurenGilde met de betaling van 13 juni 2023 ad

€ 37.564,25 exclusief btw niet volledig voldaan aan haar plicht om de door [eiser] geleden hagelschade te vergoeden. Zij licht toe dat AssuradeurenGilde ten onrechte pas tot uitkering is overgegaan op de genoemde datum, twee jaar na de schademelding. [eiser] kan met deze uitkering het benodigde herstel niet meer uitvoeren door de gestegen prijzen in de bouw. Een redelijke uitleg van de verzekeringsovereenkomst houdt volgens haar in dat de omvang van de uitkering moet worden bepaald naar het moment waarop de uitkering wordt gedaan, hier dus op 13 juni 2023. Voor de hoogte van de omvang van de herstelkosten verwijst zij naar de hiervoor genoemde offerte van Bunt Montage. Dat dit meer is dan wat [deskundige van QS-Expertise B.V.] twee jaar daarvoor heeft begroot komt volgens haar voor rekening en risico van AssuradeurenGilde. [deskundige van QS-Expertise B.V.] is bovendien in zijn begroting van een verkeerd aantal vierkante meters uitgegaan en heeft daarin materialen opgenomen die niet conform het Bouwbesluit zijn, aldus [eiser] . [eiser] licht toe dat er met asbest niet gewerkt mag worden en dat partieel herstel niet mogelijk is. Dat brengt met zich dat het gehele dak vervangen moet worden.

[eiser] stelt verder dat AssuradeurenGilde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 verschuldigd is.

[eiser] maakt ook aanspraak op de als gevolg van de hagelschade geleden gevolgschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met rente en kosten. Doordat herstel nog niet plaats heeft kunnen vinden is deze gevolgschade volgens haar groter geworden.

3.3.

AssuradeurenGilde concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.

Zij voert aan dat niet zij maar De Burcht partij is bij de verzekeringsovereenkomst met [eiser] zoals tot uitdrukking gebracht is op de eerdergenoemde polis. Tussen partijen is er daarom geen rechtsbetrekking. AssuradeurenGilde treedt uitsluitend op als gevolmachtigd agent en verzorgt namens De Burcht – de risicodrager en poolleader – het proces van acceptatie, polisredactie, wijzigingen, administratie, premieincasso en schadeafhandeling. Uit praktische overwegingen voert zij namens De Burcht wel inhoudelijk verweer.

AssuradeurenGilde licht toe dat er aanvankelijk twijfels waren over de gehoudenheid dekking te verlenen, omdat er volgens haar maar beperkt sprake is van een woonhuis en de schade vooral ziet op het manegedeel van de schuur waarvan niet bekend was dat de platen asbesthoudend waren. Zij heeft dan ook eerst onderzoek gedaan naar de vraag of er sprake was van een schending door [eiser] van haar mededelingsplicht en, zo ja, welke gevolgen hieraan moesten worden verbonden. Bovendien heeft [deskundige van QS-Expertise B.V.] een vraagteken gezet bij hagel als schadeoorzaak en noemt hij (mede) als schadeoorzaak het torderen van de constructie met het scheuren van platen tot gevolg. [eiser] is het voordeel van de twijfel gegeven, maar volgens AssuradeurenGilde staat niet vast dat de schade komt door hagelinslag.

Omdat [eiser] zich niet in de schadevaststelling van [deskundige van QS-Expertise B.V.] kon vinden, heeft AssuradeurenGilde voorgesteld dat [deskundige van QS-Expertise B.V.] opnieuw de schade zou beoordelen en dat [eiser] – op kosten van AssuradeurenGilde – een contra-expert zou inschakelen. [eiser] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. AssuradeurenGilde heeft uiteindelijk het door [deskundige van QS-Expertise B.V.] geraamde bedrag ad € 36.814,25 inclusief btw overgemaakt dat conform een met [eiser] gemaakte afspraak is berekend op basis van één helft/zijde van het dak. De andere helft/zijde van het dak zou [eiser] voor eigen rekening nemen, aldus AssuradeurenGilde. De gevolgschade komt volgens AssuradeurenGilde niet voor vergoeding in aanmerking. AssuradeurenGilde betwist dat sprake is van een vertraging in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en voert aan dat indien dat al anders zou zijn de schadevergoeding wegens een vertraging in de betaling van een geldsom door artikel 6:119 BW gefixeerd wordt op de wettelijke rente behoudens enkele uitzonderingen waarvan gesteld noch gebleken is dat deze zich in dit geval voordoen. AssuradeurenGilde, althans De Burcht, is niet in verzuim geraakt. Er is sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser] omdat laatstgenoemde niet heeft meegewerkt aan het gezamenlijk vaststellen van de schade zoals eerdergenoemd, aldus AssuradeurenGilde.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

De rechtbank overweegt dat het meest verstrekkende verweer van AssuradeurenGilde is dat zij geen contractspartij is in de onderhavige verzekeringsovereenkomst en dat bij gebrek aan een rechtsbetrekking de vordering van [eiser] om die reden moet worden afgewezen. Desgevraagd heeft AssuradeurenGilde op de mondelinge behandeling laten weten ermee in te kunnen stemmen dat zij in deze procedure niet op eigen naam maar als gevolmachtigde van De Burcht in deze procedure optreedt indien [eiser] daarmee akkoord is. Zij heeft ook al in de conclusie van antwoord en op de mondelinge behandeling namens De Burcht verweer gevoerd.

[eiser] heeft daarop het standpunt gehandhaafd dat AssuradeurenGilde de juist gedagvaarde partij is, omdat in de polis geen andere partij genoemd is dan AssuradeurenGilde en omdat er met AssuradeurenGilde gecorrespondeerd is.

Dit geschilpunt is op de mondelinge behandeling vervolgens geparkeerd.

4.2.

De rechtbank overweegt dat [eiser] op zichzelf niet bestrijdt dat AssuradeurenGilde een gevolmachtigd agent is namens een aantal verzekeraars waaronder De Burcht. Anders dan [eiser] stelt is in de onderhavige polis – zoals hiervoor genoemd – wel degelijk uiteengezet dat AssuradeurenGilde als gevolmachtigde handelt en welke verzekeraar(s) in onderhavig geval als risicodrager en “poolleader” heeft te gelden. Gelet op de polis en het partijdebat betreft dat hier De Burcht. Dat de schadeafhandeling en correspondentie door AssuradeurenGilde is opgepakt, maakt dit niet anders omdat dit nog steeds binnen haar volmacht past. De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard, althans dat AssuradeurenGilde in de dagvaarding in de verkeerde hoedanigheid is aangeduid. Deze fout leent zich voor herstel (Voetnoot 5) omdat AssuradeurenGilde al namens De Burcht verweer heeft gevoerd en zij ermee in kan stemmen dat zij in deze procedure namens De Burcht optreedt. [eiser] wordt door deze gang van zaken niet onredelijk in haar belangen geschaad, integendeel zelfs. Door haar zijn geen (verdere) omstandigheden naar voren gebracht die een voortzetting van de procedure op deze wijze in de weg zouden kunnen staan. In het vervolg van deze procedure zal de rechtbank daarom ervan uitgaan dat de eis van [eiser] zich richt tegen AssuradeurenGilde, in hoedanigheid als gevolmachtigde van De Burcht (hierna nog steeds aangeduid als: AssuradeurenGilde) en dat laatstgenoemde zich ook in die hoedanigheid daartegen verweert. De Burcht is daarmee aan de beslissingen in deze zaak gebonden.

4.3.

Met de uitkering van het bedrag ad € 37.564,25 op 13 juni 2023 en de toelichting dat [eiser] het voordeel van de twijfel(s) gegeven is, staat naar het oordeel van de rechtbank niet meer ter discussie de vraag of AssuradeurenGilde gehouden is (volledige) dekking te geven voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van hagel. Ook hoeft er derhalve niet gekeken te worden naar de vraag of aan het dak (ook) schade is ontstaan door het door [deskundige van QS-Expertise B.V.] genoemde torderen van de constructie, want er is volgens de deskundige schade door hagelinslag aan het dak. Door [eiser] en [deskundige van QS-Expertise B.V.] is in dit verband onweersproken aangegeven dat partieel herstel van het dak niet mogelijk is, alsmede is door AssuradeurenGilde niet weersproken de stelling van [eiser] dat door de hagelinslag en het feit dat de dakplaten asbesthoudend zijn het gehele dak (dus inclusief asbestvrije platen) vervangen dient te worden, zodat dit het uitgangspunt bij de schadevaststelling is. De vraag die resteert is wat de geldelijke omvang van de schade is die gedekt moet worden rekening houdend met de uitkering die al is gedaan.

4.4.

AssuradeurenGilde heeft aangevoerd dat op grond van een tussen partijen gemaakte afspraak slechts een gedeelte van het te vervangen dak voor haar rekening zou komen. Te dien aanzien heeft [eiser] echter naar het oordeel van de rechtbank terecht naar voren gebracht dat er slechts sprake was van een mondeling voorstel aan (de deskundige van) AssuradeurenGilde waar laatstgenoemde kennelijk niet mee akkoord gegaan is. [eiser] heeft onweersproken toegelicht dat de bevindingen van [deskundige van QS-Expertise B.V.] van 8 oktober 2021 destijds niet met haar zijn gedeeld. Vast staat immers verder dat AssuradeurenGilde na het bezoek van [deskundige van QS-Expertise B.V.] de dekking aanvankelijk geweigerd heeft en één of meerdere schikkingsvoorstel(len) heeft gedaan die niet door [eiser] geaccepteerd is/zijn. Het bestaan van de gestelde afspraak blijkt dus niet en aldus komt de vervanging van het gehele dak voor vergoeding door AssuradeurenGilde in aanmerking.

4.5.

[eiser] heeft betoogd dat het moment van de genoemde uitkering – 9 juni 2023 (toen AssuradeurenGilde besloten had tot uitkering over te gaan) – relevant is voor het vaststellen van de omvang van de uitkeringsplicht van AssuradeurenGilde. Pas op dat moment had [eiser] , mits de uitkering toereikend was geweest, tot herstel over kunnen gaan, aldus [eiser] . Zij stelt dat AssuradeurenGilde de gedane uitkering heeft gebaseerd op de kosten begroot in oktober 2021, terwijl deze bouwkosten op het moment van uitkeren, twee jaar later, fors gestegen waren.

De rechtbank gaat daar niet in mee. De schade die [eiser] hier bedoelt betreft geldontwaardingsschade, die AssuradeurenGilde slechts gehouden is te vergoeden over een tijd waarin zij met de voldoening van de (volledig verschuldigde) uitkering in verzuim is geweest en die voor wat betreft de omvang wordt gefixeerd door de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW (Voetnoot 6). Aan die fixatie doet niet af het enkele gegeven dat de wettelijke rente mogelijk onvoldoende is om de gestegen bouwkosten te compenseren. [eiser] voert terecht nog aan dat het allemaal lang heeft geduurd, maar de rechtbank heeft – mede gelet op het verweer van AssuradeurenGilde omtrent het schuldeisersverzuim – onvoldoende aanknopingspunten gekregen om het verzuim van AssuradeurenGilde eerder vast te kunnen stellen dan op 13 juni 2023, de dag dat AssuradeurenGilde overgegaan is tot een uitkering maar weigerachtig geweest is om het meerdere te vergoeden. Vanaf die dag vordert [eiser] de wettelijke rente die bij een eindvonnis wel toegewezen kan worden. Voor het overige zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken die rechtvaardigen dat afgeweken wordt van het wettelijke uitgangspunt dat wettelijke rente de gefixeerde vorm van schadevergoeding is.

4.6.

Reeds het voorgaande maakt dat bij de schadevaststelling niet het door Bunt Montage geoffreerde bedrag kan worden toegewezen. De rechtbank loopt daarnaast nog tegen een aantal onduidelijkheden aan waar partijen zich over uit zullen moeten laten. Partijen zullen zich dienen uit te laten over:

het oppervlakte van het dak van de woning. Gelet op het ontbreken van een afspraak om slechts een zijde van het dak te vergoeden kan niet met het aantal m² worden volstaan waar [deskundige van QS-Expertise B.V.] van is uitgegaan. [eiser] verwijst echter voor het aantal m² enkel naar de offerte van Bunt Montage, maar daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet eenduidig het totale dakoppervlakte;

de materialen die voor het herstel/vervangen van het dak benodigd zijn. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling dienaangaande naar voren gebracht dat gelet op het Bouwbesluit er andere materialen nodig zouden zijn dan waarvan [deskundige van QS-Expertise B.V.] is uitgegaan. Op de mondelinge behandeling is toen al besloten dat het een en ander bij akte verder besproken zou moeten worden, zodat AssuradeurenGilde daar ook adequaat op kan reageren;

de btw. [eiser] stelt dat AssuradeurenGilde met de uitkering ad € 37.564,25 (inclusief € 750,00 juridische kosten) een bedrag ex btw heeft overgemaakt. Volgens AssuradeurenGilde betreft dat een bedrag inclusief btw. [deskundige van QS-Expertise B.V.] noemt een bedrag van € 36.814,25 als totaal voor de opstalschade “inclusief btw”.

4.7.

Met betrekking tot de gestelde gevolgschade overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan in het petitum van de dagvaarding leest de rechtbank in het lichaam van de dagvaarding terug dat [eiser] vordert dat AssuradeurenGilde veroordeeld wordt tot voldoening van de door [eiser] geleden aanvullende schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet (Voetnoot 7). Een verwijzing naar de schadestaatprocedure kan hier echter niet worden toegewezen, omdat het hier niet om een wettelijke verplichting tot schadevergoeding gaat (zoals die uit wanprestatie en onrechtmatige daad) maar de verplichting tot vergoeding van schade uit een rechtshandeling voortvloeit. (Voetnoot 8)

4.8.

[eiser] zal zich eerst bij akte mogen uitlaten ten aanzien van hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen, waarna AssuradeurenGilde in de gelegenheid zal worden gesteld een antwoordakte te nemen.

In afwachting van het voorgaande zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

5
De beslissing

De rechtbank:

5.1.

stelt [eiser] in de gelegenheid om op de rolzitting van 23 oktober 2024 zich uit te laten ten aanzien van hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen, waarna AssuradeurenGilde een gelijke termijn krijgt om bij antwoordakte te reageren;

5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en in het openbaar uitgesproken op

25 september 2024.

c532/MS

Voetnoot

Voetnoot 1

Zie hierna in r.o. 4.2.

Voetnoot 2

Wet op het financieel toezicht.

Voetnoot 3

Daaraan voorafgaand heeft zij op 4 juni 2021 melding van waterschade door hevige regenval. Deze waterschade wordt in de onderhavige procedure niet gevorderd.

Voetnoot 4

Lees: de assurantietussenpersoon, toevoeging rechtbank.

Voetnoot 5

Vgl. de (door de Hoge Raad via de weg van artikel 81 lid 1 RO gevolgde) conclusie van 29 januari 2021, ECLI:NL:PHR:2021:69, randnummers 4.4 t/m 4.25 – en de daarin genoemde jurisprudentie - over de mogelijkheid dat een gevolmachtigde als verweerder kan optreden in naam van een met name aangeduide volmachtgever, in samenhang met Hoge Raad 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881, over de deformaliseringstendens en de ratio daarvan bij herstelbare fouten.

Voetnoot 6

Burgerlijk Wetboek. Zie MvA II, Parl. Gesch. BW Boek 6 1981, p. 473-474.

Voetnoot 7

Randnummers 2 en 22 van de dagvaarding.

Voetnoot 8

Vgl. Hoge Raad 9 december 1988, NJ 1989, 397 waarin expliciet als voorbeeld een overeenkomst van schadeverzekering genoemd wordt.