Rechtbank Noord-Nederland, eerste aanleg - meervoudig materieel strafrecht

ECLI:NL:RBNNE:2025:4717

Op 18 November 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van materieel strafrecht, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 18.014501.25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNNE:2025:4717. De plaats van zitting was Leeuwarden.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
18.014501.25
Datum uitspraak:
18 November 2025
Datum publicatie:
18 November 2025
Verwijzingen:
Wetboek van Strafrecht 157

Indicatie

Veroordeling voor het veroorzaken van een ontploffing in een woning door een Super Cobra 6 in de brievenbus af te steken. In de woning waren een vrouw en haar drie jonge kinderen aanwezig. De rechtbank legt een gevangenisstraf op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18.014501.25

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,

niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen, thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 november 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 15 december 2024 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in of aan of bij (de brievenbus van de voordeur van) een woning, gelegen aan of bij de [adres] , van de woningcorporatie "Wonen Noordwest Friesland", een Super Cobra 6, althans een pyrotechnisch artikel, in elk geval (zwaar) knalvuurwerk, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of (zodoende) tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan

gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de brievenbus en/of de (voor)deur en/of een kozijn en/of een meterkast en/of een/of meer andere onderde(e)l(en) van die woning en/of de inventaris van die woning toebehorende aan [slachtoffer] , gelegen aan of bij de [adres] en/of

levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten een of meer bewoner(s) van die woning, te weten onder andere [slachtoffer] , gelegen aan of bij de [adres] ,

te duchten was.

Overwegingen

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de politie onvoldoende zelfstandig onderzoek heeft verricht en volledig is afgegaan op hetgeen aangeefster heeft gesteld. Daar komt bij dat verdachte een verklaring heeft gegeven over zijn aanwezigheid in [plaatsnaam] rond het tijdstip van de ontploffing en dat deze verklaring niet door het bewijs wordt weerlegd. De raadsman benoemt ook dat de auto, gezien de track en trace gegevens, niet is gestopt zodat het - mede in verband met de tijdstippen die de raadsman

noemt - voor verdachte niet mogelijk is geweest om uit de auto te stappen, naar de voordeur te sprinten, de cobra te plaatsen en aan te steken en weer terug naar de (rijdende) auto te sprinten om weer in te stappen en weg te rijden. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er geen gevaar voor personen te duchten was omdat de cobra in deze zaak in de brievenbus is gestopt en niet naar binnen is gegooid.

Daarnaast is het de vraag hoe groot de kans was dat een van de kinderen beneden zou zijn wanneer aangeefster op dat moment zelf boven was, aldus de raadsman.

Oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.

[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van het veroorzaken van een explosie in haar woning aan de [adres] te [plaatsnaam] op 15 december 2024. Aangeefster was, samen met haar drie kinderen, op de bovenverdieping in haar woning toen zij omstreeks 21:00 uur een enorme knal hoorde. Zij zag dat de

gehele hal en overloop vol rook stond en dat er een explosie was geweest bij de voordeur ter hoogte van de brievenbus. Het raam van de voordeur was kapot en de scherven lagen tot aan de achterzijde van de woning en een stuk van de muur was kapot. Aangeefster verklaarde dat zij een conflict had met [naam] die haar op 13 november 2024 bedreigd heeft samen met [verdachte] . [verdachte] heeft een wit bestelbusje.2 [naam] belde aan en trapte tegen haar voordeur en riep door de brievenbus "Je ramen liggen er binnenkort uit" en "Je gaat eraan". Aangeefster heeft beelden van het voertuig waar zij toen mee waren, een wit caddy-achtig voertuig met een gesloten achtercabine. Aangeefster huurde de woning van Wonen Noordwest Friesland.3

[naam] heeft namens Wonen Noordwest Friesland aangifte gedaan van vernielingen in een huurwoning aan de [adres] te [plaatsnaam] . De voordeur is compleet vernield. Er is schade aan het zijpaneel van de meterkast en in het kunststof deurkozijn zit een gat.4

Forensisch rechercheurs van de politie hebben onderzoek gedaan in de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] . In de voordeur, op de plek waar de brievenbus had gezeten, zagen zij een opengereten gat. Rechts in het deurkozijn zat een gat. Glas , afkomstig van de binnenzijde van de voordeur, lag kapot op de grond. In het kozijn aan de rechterzijde van de voordeur zag nog een gat/beschadiging. De aluminium klep van de brievenbus lag beschadigd en verbogen tegen de trap aan. Er zat een gat in wand van de meterkast. In de keuken waren twee deksels van potten met melkpoeder die in de vensterbank stonden beschadigd en er zat een beschadiging in het kozijn naast de potten. Mogelijk heeft rondvliegend materiaal deze schade veroorzaakt. Op de vloer in de hal en in de keuken werden kleine papieren en kartonnen snippers aangetroffen en een gefragmenteerde blauwe plastic dop. Deze werden later onderzocht en op basis van de aangetroffen achtergrond kleur met delen van een tekst en een tekening werd door een online tool een etiket getoond van een Super cobra 6 dat mogelijk overeen kwam met de aangetroffen snippers. Een cobra 6 heeft aan de achterzijde een blauwe dop en mogelijk zijn de gefragmenteerde blauwe plastic delen afkomstig van een cobra 6.5 Gelet op het bovenstaande concludeert verbalisant dat het zeer waarschijnlijk is dat een Super Cobra 6 in de gleuf van de brievenbus tot ontploffing werd gebracht.6 Gezien het feit dat de explosie om circa 21:00 uur plaatsvond, was het aannemelijk dat de bewoners zich in de hal zouden bevinden. Op grond van het bovenstaande was er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te duchten geweest, zoals aangegeven in de omschrijving gevaarzetting door het NFI. Bij bijvoorbeeld lichaamscontact met één exemplaar van een Super Cobra 6 ten tijde van de explosie ontstaat ernstig tot zeer ernstig lichamelijk letsel door de drukgolf en de hitte. Bij (vrijwel) direct contact met bijvoorbeeld het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon ontstaat zelfs gevaar voor dodelijk letsel. Er kan ook letsel optreden door de impact van scherven en brokstukken.7

Getuige [getuige] heeft op 15 december 2024 om 21:02 uur gezien dat over de [straatnaam] te [plaatsnaam] een witte volkswagen Caddy reed met hoge snelheid. Er zaten twee personen in de auto waarbij een persoon met kort haar en een mannelijk postuur op de bestuurdersstoel zat. De Caddy had een volledig gesloten cabine.8 Verbalisant heeft beelden verkregen van een camera vanaf de gevel van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] . Op de beelden is op 15/12/2024 om 20.49.54 uur een wit voertuig te zien, gelijkend op een VW Caddy. Deze rijdt in oostelijke richting. Om 21:01.37 is een harde knal/explosie te horen. Op 21:01:47 is een wit voertuig gelijkend op een VW Caddy te zien die met verhoogde snelheid in westelijke richting naar de [straatnaam] rijdt.9

De verhuurder van de VW Caddy heeft een screenshot gemaakt van de door de VW Caddy gereden route op 15 december 2024. Er is te zien dat de auto om 20:59:40 vanaf de [straatnaam] de [straatnaam] in reed en om 21:01:42 uur de [straatnaam] weer verlaat en de [straatnaam] in reed.10

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 15 december 2024 als bestuurder van de door hem gehuurde witte Caddy VW omstreeks 21:00 uur in [plaatsnaam] is geweest op de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] / [adres] . Hij heeft daar even stil gestaan en is toen weer terug

gereden het dorp uit. Verdachte heeft verklaard dat hij die avond eerst bij [naam] in Leeuwarden is geweest en vandaar naar [plaatsnaam] is gereden. Later is hij weer terug naar Leeuwarden gereden. Verdachte kent aangeefster [slachtoffer] en weet waar zij in [plaatsnaam] woont. Hij is, samen met [naam] , op 13 november 2024 bij de woning van aangeefster geweest.11

Bewijsoverweging

De rechtbank acht, op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een of meer anderen, het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Verdachte heeft weliswaar een alternatieve verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid daar en toen in [plaatsnaam] maar de rechtbank acht dat niet aannemelijk geworden. In de eerste plaats niet omdat een getuige heeft gezien dat er twee personen in de bewuste auto zaten en niet één zoals verdachte stelt. In de tweede plaats niet omdat de door verdachte gegeven reden voor zijn aanwezigheid daar en precies op dat tijdstip, vaag en niet verifieerbaar en daarmee niet geloofwaardig is. De raadsman heeft daarnaast zijn theorie dat het gezien het tijdsverloop en het feit dat de auto niet gestopt is niet mogelijk was voor verdachte de benodigde handelingen te verrichten, gebaseerd op de aanname dat verdachte als enige in de auto zat en op de aanname dat de auto niet is gestopt. De eerste aanname wordt weersproken door een getuige en de tweede aanname wordt weersproken door verdachte. De rechtbank volgt de raadsman ook niet in het subsidiair gevoerde betoog dat er geen sprake is geweest van levensgevaar voor personen. Uit het bewijs volgt niet dat verdachte en/of zijn mededader(s) eerst uitdrukkelijk hebben vastgesteld dat zich niemand in de hal en/of de keuken van de woning bevond alvorens de Super Cobra 6 te laten ontploffen in de brievenbus. Er waren vier personen in de woning aanwezig en gezien het tijdstip was het bepaald niet uitgesloten dat één of meer daarvan in en/of nabij de hal aanwezig waren ten tijde van de ontploffing.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

hij op 15 december 2024 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in de brievenbus van de voordeur van een woning, gelegen aan de [adres] , van de woningcorporatie "Wonen Noordwest Friesland", een Super Cobra 6 met open vuur in aanraking te brengen en aan te steken en zodoende tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan

gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de brievenbus en de voordeur en een kozijn en een meterkast en andere onderdelen van die woning en de inventaris van die woning, toebehorende aan [slachtoffer] , gelegen aan de [adres] en

levensgevaar voor een ander, te weten bewoners van die woning, te weten onder andere [slachtoffer] , gelegen aan of bij de [adres] ,

te duchten was.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, beschouwd als eendaadse samenloop.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf, met daarnaast oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht met een contactverbod en een locatieverbod, onder toepassing van één week hechtenis per overtreding met een maximum van zes maanden in totaal.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Leger des Heils, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft, samen met een of meer anderen, een ontploffing veroorzaakt bij de woning van een vrouw en haar drie jonge tot zeer jonge kinderen. Er is een stuk zwaar vuurwerk in de brievenbus van de voordeur geklemd en aangestoken. De ontploffing van het vuurwerk veroorzaakte een enorme knal en zorgde voor veel schade aan de voordeur en de inboedel van de woning. De vrouw en kinderen waren thuis op het moment van de ontploffing. Zij liepen ernstig gevaar door de drukgolf en hitte van de explosie en door rondvliegende glasscherven en brokstukken zoals de metalen klep van de brievenbus die de hal in werd geslingerd. Het is in feite toeval dat geen van de vier in de woning aanwezige personen niet (bijna)

in het halletje van de woning aanwezig waren op het moment van de ontploffing. Zij hadden anders zelfs levensbedreigend letsel kunnen oplopen. De ontploffing heeft veel gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de vrouw. Verdachte is hier (mede) verantwoordelijk voor. Het feit rechtvaardigt oplegging van een lange gevangenisstraf.

Door de ontkennende houding van verdachte kan de rechtbank niet in het voordeel van verdachte rekening houden met de redenen die verdachte heeft gehad voor zijn handelen. De rechtbank is ook niet op de hoogte van persoonlijke omstandigheden van verdachte die een rol zouden kunnen hebben gespeeld bij zijn beslissing om dit feit (mede) te plegen.

De rechtbank komt, alles afwegend, tot het oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en rechtvaardig is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank zal, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, tevens de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, met zowel een locatieverbod als een contactverbod. Verdachte heeft geen enkel inzicht gegeven in zijn beweegredenen om de bewezenverklaarde ontploffing (mede) te plegen. De rechtbank ziet daarin voldoende grond om te stellen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

[slachtoffer], tot een bedrag van 1.082,04 ter zake van materiële schade en 2.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

Wonen Noordwest Friesland, tot een bedrag van 4.941,64 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

Standpunt van de officier van justitie

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] heeft de officier van justitie de gehele toewijzing gevorderd.

Ten aanzien van de vordering van Wonen Noordwest Friesland heeft de officier van justitie gevorderd dat een bedrag van 4.741,64 zal worden toegewezen, met een niet-ontvankelijkheidverklaring ten aanzien van de verzochte post van 200,00 met de omschrijving 'eigen dienst' nu daarvoor geen onderbouwing is gegeven.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen in verband met de door hem bepleite vrijspraak.

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] heeft de raadsman subsidiair gesteld dat er onvoldoende grond is voor toekenning van een vergoeding voor de aanschaf van extra beveiligingscamera's rondom de woning.

Ten aanzien van de vordering van Wonen Noordwest Friesland heeft de raadsman gesteld dat de post 'eigen dienst' niet is onderbouwd en dat de post 'BTW' ten onrechte als schade wordt opgevoerd nu de BTW verlegd kan worden.

Oordeel van de rechtbank

Benadeelde partij [slachtoffer] :

Voor de beoordeling of er bij de post 'beveiligingscamera's' voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de gevorderde schade, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. De benadeelde en haar (zeer) jonge kinderen zijn in de eigen woning belaagd door het veroorzaken van een ontploffing. Dit heeft gevoelens van onveiligheid en angst teweeggebracht bij de benadeelde partij. De aanschaf van extra beveiligingscamera's zijn daarmee aan te merken als rechtstreeks geleden schade.

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 december 2024.

Benadeelde partij Wonen Noordwest Friesland:

De post 'eigen dienst' ad 200,00 is onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak voor het verstrekken van informatie zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Dit deel van de vordering is daarom niet-ontvankelijk. Het gevorderde bedrag van 857,64 aan BTW is niet aan te merken als rechtstreeks geleden schade nu de benadeelde partij dit bedrag kan verrekenen via de belastingdienst. Ook dit deel van de vordering is daarmee niet-ontvankelijk.

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 december 2024.

Beide benadeelde partijen

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoedingen niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 47, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak
De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter van het adres [adres] te [plaatsnaam] .

Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.

Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze

- direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1997.

Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.

Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Bepaalt dat de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis voor beide maatregelen tezamen ten hoogste zes maanden bedraagt.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:

het bedrag van 3.282,04 (zegge: drieduizend tweehonderd tweeëntachtig euro en vier eurocent);

de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2024 tot de dag van algehele voldoening;

de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.282,04 (zegge: drieduizend tweehonderd tweeëntachtig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.082,04 aan materiële schade en 2.200,00 aan immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Wijst de vordering van de benadeelde partij Wonen Noordwest Friesland toe als na te melden en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan Wonen Noordwest Friesland te betalen:

het bedrag van 3.884,00 (zegge: drieduizend achthonderd vierentachtig euro);

de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 december 2024 tot de dag van algehele voldoening;

de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Verklaart de vordering van Wonen Noordwest Friesland voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van Wonen Noordwest Friesland aan de Staat te betalen een bedrag van 3.884,00 (zegge: drieduizend achthonderd vierentachtig euro), met de wettelijke rente vanaf 15 december 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 48 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. Veenbaas, voorzitter, mr. M. Brinksma en

mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2025.

De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde

opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces- verbaal met het proces-verbaalnummer 2024341849, gesloten op 27 juni 2025.

2 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 11.

3 Pagina 12.

4 Het proces-verbaal van aangifte door [naam] , pagina 22.

5 Het proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 58.

6 Pagina 60.

7 Pagina 61.

8 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 35.

9 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 46.

10 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 113.

11 De door verdachte ter terechtzitting van 4 november 2025 afgelegde verklaring.