Dat op dat moment sprake was van arbeidsongeschiktheid van
[verzoeker]
staat, zoals de Hoge Raad op 17 maart 2023 heeft bevestigd, het einde van de uitzend/arbeidsovereenkomst niet in de weg. Weliswaar is in artikel 8.2 van de overeenkomst opgenomen, dat deze niet eindigt door arbeidsongeschiktheid van de werknemer, maar in dit geval is die bepaling niet van toepassing: de overeenkomst is immers geëindigd als gevolg van de beëindiging van de tewerkstelling op verzoek van Neways en niet als gevolg van de arbeidsongeschiktheid van
[verzoeker]
. Niet gebleken is dat de arbeidsongeschiktheid de reden was voor Neways om de opdracht met Orion te beëindigen.
Ook de stelling van
[verzoeker]
dat hij de e-mail van Orion waarin de ‘opzegging’ is verwoord niet op 19 oktober 2022 maar pas op 16 december 2022 zou hebben ontvangen, los van de vraag of dit juist is, maakt het voorgaande niet anders. Duidelijk is immers dat voor
[verzoeker]
voldoende helder was dat hij vanaf 19 oktober 2022 geen werkzaamheden meer in opdracht van Orion voor Neways hoefde uit te voeren. Orion heeft namelijk toegelicht dat zij – na verzending van de e-mail van 19 oktober 2022 – ook telefonisch contact heeft opgenomen met
[verzoeker]
en dat zij toen heeft gezegd dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
[verzoeker]
heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij medio oktober 2022 telefonisch contact heeft gehad met Orion en dat hem meegedeeld is dat hij “niet geschikt was en dat hij niet verder moest gaan werken”.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft
[verzoeker]
verder aangevoerd dat uit de e-mail van 19 oktober 2022 niet blijkt dat Neways de opdracht met Orion waarop
[verzoeker]
is geplaatst daadwerkelijk heeft beëindigd. Dit is
[verzoeker]
pas kenbaar geworden bij ontvangst van het verweerschrift in deze procedure op 7 maart 2023. Bij het verweerschrift is namelijk als productie 5 een e-mail van 10 januari 2023 van Neways aan Orion gevoegd, waarin kort gezegd staat dat Neways per 18 oktober 2022 afscheid heeft genomen van
[verzoeker]
(zie hiervoor 3.5). In dit kader heeft
[verzoeker]
zich op het standpunt gesteld dat de mededeling van Neways dat zij niet met hem verder wilde, niet met terugwerkende kracht aan Orion kan worden gegeven. De kantonrechter gaat hier niet in mee, omdat aan de mededeling van de inlener dat zij niet verder wenst te gaan met de uitzendkracht, geen vormvereisten zijn verbonden en het ook niet vereist is dat de mededeling van de inlener aan de opdrachtgever onmiddellijk ter kennisneming aan de uitzendkracht wordt gebracht. Zoals hiervoor overwogen, had Neways op 17 oktober 2022 al telefonisch aan Orion kenbaar gemaakt dat zij niet verder wilde met
[verzoeker]
en heeft Orion dat kort daarna telefonisch kenbaar gemaakt aan
[verzoeker]
.