Rechtbank Oost-Brabant, bodemzaak civiel recht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:8231

Op 4 December 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een bodemzaak procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11859541 CV EXPL 25-4766, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:8231. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
11859541 CV EXPL 25-4766
Datum uitspraak:
4 December 2025
Datum publicatie:
16 December 2025

Indicatie

Onbetaalde termijnen leasehuurkoopovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer : 11859541

Rolnummer : 25-4766

Uitspraak : 4 december 2025

in de zaak van:

De Lage Landen Vendorlease B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

eiseres,

gemachtigde: mr. P. Jansen,

t e g e n :

1
[gedaagde 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [gedaagde 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. [gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

procederende bij gedaagde sub 3.

Eiseres wordt hierna “DLL” genoemd, gedaagden gezamenlijk “ [gedaagden] ” gedaagden afzonderlijk “ [gedaagde 1] ”, “ [gedaagde 2] ” en “ [gedaagde 3] ”, en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tezamen “ [gedaagden 1 en 2]

1
Het verloop van het geding
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaardingen van 7 augustus 2025 met producties;

het mondelinge antwoord van 4 september 2025 met producties;

de rolbeslissing d.d. 18 september 2025 waarbij is bepaald dat een mondelinge behandeling zal worden gelast;

e akte van DLL van 4 november 2025 waarbij zij haar eis heeft gewijzigd en producties heeft overgelegd;

de mondelinge behandeling op 4 november 2025, waarbij [gedaagden] niet zijn verschenen.

1.2.

Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2
De feiten
2.1.

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende

weersproken het volgende vast.

2.2.

DLL is een financiële dienstverlener. Een van de handelsnamen van DLL is Kubota Construction Machinery Finance.

2.3.

[gedaagde 1] is een aannemersbedrijf

2.4.

DLL heeft drie leasehuurkoopovereenkomsten gesloten.

- de overeenkomst gesloten met [gedaagde 1] onder contractnummer [nummer 1] voor de huurkoop van de minigraver Kubota KX037-4 (hierna: “Overeenkomst 1”);

- de overeenkomst gesloten met [gedaagde 1] met contractnummer [nummer 2] voor de huurkoop van de hoogwerker JLG Ausa T235 (hierna: “Overeenkomst 2”);

- de overeenkomst gesloten met [gedaagde 2] met contractnummer [nummer 3] voor de huurkoop van het de minigraver Kubota KX019-4 (hierna: “Overeenkomst 3”).

3
Het geschil
3.1.

DLL vordert na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

ten aanzien van [gedaagden 1 en 2] :

1. voor recht te verklaren dat:

a. de Overeenkomsten tussen DLL en [gedaagden 1 en 2] rechtsgeldig zijn ontbonden;

b. dat de in lease gegeven objecten eigendom zijn van DLL;

2. [gedaagden 1 en 2] te veroordelen tot onmiddellijke afgifte aan DLL van objecten die

niet aan DLL zijn afgegeven en zoals opgenomen in de dagvaarding;

3. [gedaagden 1 en 2] hoofdelijk te veroordelen, des de een betaalt zal de ander worden gekweten, tot betaling van de beslagkosten van € 1.985,47 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

ten aanzien van [gedaagde 3] :

1. voor recht te verklaren dat:

primair: dat [gedaagde 3] onrechtmatig heeft gehandeld jegens DLL (in de zin van artikel 6:162 BW) en dat [gedaagde 3] aansprakelijk is voor de schade die DLL daardoor lijdt en nog zal lijden;

subsidiair: dat [gedaagde 3] als bestuurder dan wel feitelijk beleidsbepaler onrechtmatig heeft gehandeld jegens DLL en dat [gedaagde 3] aansprakelijk is voor de schade die DLL daardoor lijdt en nog zal lijden;

ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] :

1. [gedaagde 1] te veroordelen tot voldoening van het bedrag van € 30.609,25, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 33.421,58 dan wel een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, subsidiair de wettelijke rente over een bedrag van € 33.421,58 dan wel een door de kantonrechter vast te stellen bedrag en meer subsidiair de contractuele rente van 1,5% over het bedrag van € 33.421,58 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag te rekenen vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;

2. [gedaagde 3] te veroordelen tot voldoening van het bedrag van € 30.609,25, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 33.421,58 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;

3. Indien [gedaagde 1] of [gedaagde 3] de vordering van € 30.609,25 voldoet de ander zal worden

gekweten;

ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] :

1. [gedaagde 2] te veroordelen, tot voldoening van het bedrag van € 1.873,82 dan wel een door de

kantonrechter te bepalen bedrag te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente over het bedrag van een bedrag van € 8.585,69 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag, subsidiair de wettelijke rente over het bedrag van een bedrag van

€ 8.585,69 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag en meer subsidiair de contractuele rente van 1,5% over het bedrag van een bedrag van € 8.585,69 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te rekenen vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;

2. [gedaagde 3] te veroordelen, tot voldoening van het bedrag van € 1.873,82 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 8.585,69 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;

3. Indien [gedaagde 2] of [gedaagde 3] de vordering van € 1.873,82 voldoet de ander zal worden gekweten;

ten aanzien van [gedaagden]

1. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des de een betaalt zal de ander worden gekweten, tot betaling van de beslagkosten van € 6.405,13 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag.

2. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des de een betaalt zal de ander worden gekweten, te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten voor de advocaat van DLL, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze kwestie te wijzen vonnis, zulks tot aan de dag der algehele voldoening;

3.2.

Aan haar vorderingen legt DLL het volgende ten grondslag.

De Overeenkomsten zijn te kwalificeren als huurkoopovereenkomsten. De Objecten die DLL aan [gedaagden 1 en 2] ter beschikking heeft gesteld, bleven aan DLL in eigendom toebehoren, tot het moment dat [gedaagden 1 en 2] al hetgeen op basis van de Overeenkomsten verschuldigd is, geheel zou hebben voldaan. Dat is niet gebeurd en dus is DLL eigenaar gebleven van de Objecten. Ook na aanmaningen zijn [gedaagden 1 en 2] hun betalingsverplichtingen op grond van de Overeenkomsten niet volledig nagekomen, en DLL heeft daarom op 19 februari 2025 de Overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden. [gedaagden 1 en 2] zijn daarom verplicht de Objecten weer aan DLL terug te geven. Nu [gedaagden 1 en 2] niet hebben voldaan aan hun betalingsverplichtingen en ook niet zijn overgegaan tot vrijwillige afgifte van de in huurkoop gegeven Objecten heeft DLL verlof verzocht tot het leggen van conservatoir beslag. Dit verlof is verleend op 30 mei 2025. Aangezien [gedaagden] nergens meer op reageerden was DLL genoodzaakt om opnieuw beslag te laten leggen. Dit verlof is verleend op 24 juli 2025. [gedaagde 3] heeft zonder toestemming van DLL de Objecten verkocht en/of verduisterd. DLL verzoekt daarom een verklaring voor recht dat [gedaagde 3] onrechtmatig heeft gehandeld. DLL vordert daarnaast de wettelijke handelsrente alsmede de buitengerechtelijke kosten, die op grond van de algemene voorwaarden op een vast bedrag van 10% van het verschuldigde worden gesteld.

3.3.

[gedaagden] voeren verweer.

Overwegingen

4
De beoordeling

Verweer

4.1.

[gedaagde 3] heeft als verweer gevoerd dat zijn zoon de achterstallige leasetermijnen voor de hoogwerker moet betalen aangezien de overeenkomst betreffende de hoogwerker op naam staat van [gedaagde 1] en dat [gedaagde 1] deze hoogwerker heeft doorverhuurd aan een B.V. van zijn zoon. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. [gedaagde 1] is immers de contractpartij van DLL. Dat [gedaagde 1] de hoogwerker heeft doorverhuurd, ontslaat haar niet van haar verplichtingen ten opzichte van DLL.

Verklaring voor recht

4.2.

Tegen de verklaring voor recht jegens [gedaagden 1 en 2] is geen verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen.

Afgifte objecten door [gedaagden 1 en 2]

4.3.

De vordering tot afgifte van de minigravers wordt afgewezen. De kantonrechter acht het aannemelijk dat deze minigravers niet meer in het bezit van [gedaagden 1 en 2] zijn aangezien de verkoopopbrengst in mindering is gebracht op de kosten, rente en hoofdsom. [gedaagden 1 en 2] kan niet veroordeeld worden tot iets waartoe hij niet in staat is. Dit geldt niet voor de hoogwerker omdat niet duidelijk is gemaakt wat daarmee is gebeurd. De vordering tot afgifte van de hoogwerker is daarom wel toewijsbaar.

Vorderingen [gedaagde 1]

4.4.

De vordering van DLL uit hoofde van Overeenkomst 1 bedraagt € 6.139,49 en de vordering uit hoofde van Overeenkomst 2 € 25.778,76. De bij dagvaarding gevorderde contractuele vergoeding van de overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten ad

€ 3.327,16 is net als de wettelijke handelsrente ad € 1.503,33 toewijsbaar. [gedaagde 1] heeft

€ 6.139,49 betaald en deze betaling strekt ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten en rente en het restantbedrag van

€ 1.309,00 op de hoofdsommen ad € 31.918,24, zodat resteert een bedrag van € 30.609,25. [gedaagde 1] heeft de verschuldigdheid van dit bedrag niet betwist, zodat de kantonrechter dit als vaststaand aanneemt. Dit bedrag is daarom toewijsbaar. DLL vordert de wettelijke handelsrente over een hoger bedrag dan de openstaande hoofdsom. Dat kan alleen als die vordering wordt beperkt tot een bepaalde periode die loopt vanaf de verschuldigdheid van die hogere hoofdsom tot het moment dat als gevolg van een (deel)betaling de hoofdsom lager is geworden. Bij gebreke daarvan zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen over de openstaande hoofdsom.

Vordering [gedaagde 2]

4.5.

De vordering van DLL uit hoofde van Overeenkomst 3 bedraagt € 7.561,44.

De bij dagvaarding gevorderde contractuele vergoeding van de overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten ad € 849,57 is net als de wettelijke handelsrente ad

€ 934,25 toewijsbaar. [gedaagde 2] heeft € 7.561,44 betaald en deze betaling strekt ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten en rente en het restantbedrag van € 5.777,62 op de hoofdsom ad € 7.561,44, zodat resteert een bedrag van € 1.873,82. [gedaagde 2] heeft de verschuldigdheid van dit bedrag niet betwist, zodat de kantonrechter dit als vaststaand aanneemt. Dit bedrag is daarom toewijsbaar - DLL vordert de wettelijke handelsrente over een hoger bedrag dan de openstaande hoofdsom. Dat kan alleen als die vordering wordt beperkt tot een bepaalde periode die loopt vanaf de verschuldigdheid van die hogere hoofdsom tot het moment dat als gevolg van een (deel)betaling de hoofdsom lager is geworden. Bij gebreke daarvan zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen over de nu openstaande hoofdsom.

Vordering [gedaagde 3]

4.6.

heeft niet betwist dat hij als gevolg van onrechtmatig handelen een bedrag van € 32.483,07 (€ 30.609,25 + € 1.873,82) aan DLL verschuldigd is, zodat de kantonrechter dit als vaststaand aanneemt. Dit bedrag en de verklaring voor recht dat hij onrechtmatig heeft gehandeld zijn daarom jegens hem toewijsbaar.

Hoofdelijke veroordeling

4.7.

Tegen de hoofdelijke veroordeling is geen verweer gevoerd, zodat de hoofdelijke veroordeling zal worden toegewezen.

Proceskosten

4.8.

[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5
De beslissing

De kantonrechter:

ten aanzien van [gedaagden 1 en 2] :

1. verklaart voor recht dat:

a. de Overeenkomsten tussen DLL en [gedaagden 1 en 2] rechtsgeldig zijn ontbonden;

b. dat de in lease gegeven objecten eigendom zijn van DLL;

2. veroordeelt [gedaagden 1 en 2] tot onmiddellijke afgifte aan DLL van de hoogwerker JLG Ausa T235;

3. veroordeelt [gedaagden 1 en 2] , hoofdelijk tot betaling van de beslagkosten van € 1.985,47;

ten aanzien van [gedaagde 3] :

verklaart voor recht dat dat [gedaagde 3] onrechtmatig heeft gehandeld jegens DLL (in de zin van artikel 6:162 BW) en dat [gedaagde 3] aansprakelijk is voor de schade die DLL daardoor lijdt en nog zal lijden.

ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] :

1. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot voldoening van het bedrag van € 30.609,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf datum verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;

ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] :

1. veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk tot voldoening van het bedrag van € 1.873,82 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf datum verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;

ten aanzien van [gedaagden]

1. veroordeelt, [gedaagden] , hoofdelijk tot betaling van de beslagkosten van € 6.405,13.

2. veroordeelt [gedaagden] , hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure aan de kant van DLL vastgesteld op:

dagvaarding € 297,06

griffierecht € 1.461,00

salaris gemachtigde € 1.630,00

nakosten € 135,00

vermeerderd met de eventuele explootkosten van betekening van het vonnis;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 december 2025.