De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 12 juni 2024 (01-062241-24) en 31 juli 2024 (08-297339-22).
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01-062241-24 feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2024 tot en met 7 februari 2024 te Eindhoven, althans in Nederland,
- [slachtoffer 1]
(zijn ex-partner),
- [slachtoffer 2]
( [geboren 2018]
; zijn kind) en/of
- [slachtoffer 3]
( [geboren 2017]
; zijn kind)
(al dan niet via een derde) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door voornoemde [slachtoffer 1]
(telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik schiet [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3]
dood, mijn eigen kinderen. Nu zeg ik dit ik ga mijn kinderen vermoorden" en/of
- "Ik ga [slachtoffer 3]
en [slachtoffer 2]
dood schieten, bel nu de politie, bel nu de politie” en/of
- "Mijn kinderen dood voor jou kankerhoofd, vieze kankerhoer“ en/of
- "Drie man naar de hemel, drie man naar de hemel" en/of
- "Ik maak ze allebei kapot, drie man naar de hemel",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
welk woorden de voogd van beide kinderen, [moeder van slachtoffer 1]
, in voornoemde periode en plaats hebben bereikt (via een spraakbericht).
T.a.v. 01-062241-24 feit 2:
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Roosendaal
opzettelijk en wederrechtelijk een (winkel)(voordeur)ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
T.a.v. 01-062241-24 feit 3:
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Roosendaal opzettelijk ambtenaren, althans een ambtenaar, te weten
- [slachtoffer 5]
, agent politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid,
- [slachtoffer 6]
, hulpofficier van justitie politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid en/of
- [slachtoffer 7]
, brigadier politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid,
meermalen, althans eenmaal, mondeling heeft beledigd, door hem/haar (telkens) de woorden toe te voegen:
“Kankerhomo, vieze kanker flikkers”,
"Zie je die gangsterhomo achter jou? Die wil alleen maar stoer doen. Jij bent de kanjer hovj. Die gangster kankerhomo achter je wil je alleen maar neuken in je hovj kanker kutje. Kanker hovj." en/of “Kankerhomo, kankerjood, ik ga je vriendin neuken, ik ga je moeder neuken”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
T.a.v. 08-297339-22 feit 1:
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Sv, gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar]
, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
T.a.v. 08-297339-22 feit 2:
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
opzettelijk [slachtoffer 8]
(conducteur Nederlandse Spoorwegen), in zijn tegenwoordigheid, in het openbaar, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op zijn arm, of in ieder geval zijn lichaam, te spugen.
Parketnummer 01-062241-24
- Een proces-verbaal van aangifte van
[moeder van slachtoffer 1]
(namens
[slachtoffer 1]
) d.d. 21 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 12 t/m 16):
Op 7 februari 2024, kreeg ik vanuit mijn dochter [slachtoffer 1]
, een spraakbericht doorgestuurd. Dit spraakbericht is een telefoongesprek, dat [slachtoffer 1]
heeft opgenomen, tussen mijn dochter en [verdachte]
. [slachtoffer 1]
stuurde dit spraakbericht via Whatsapp aan mij door. Ik hoorde dat [slachtoffer 1]
tegen mij zei dat hij dit op woensdag 17 januari 2024 al had gestuurd.
NOOT VERBALISANT:
In dit spraakbericht hoorde ik dat [verdachte]
het volgende zei: "ik schiet [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3]
dood, mijn eigen kinderen". Vervolgens zegt hij dat hij zijn eigen kinderen gaat vermoorden, waarna hij zegt dat hij [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3]
dood gaat schieten. Ik hoorde vervolgens dat hij zei: "bel nu de politie, mijn kinderen dood voor jou kankerhoofd, vieze kankerhoer en nu ben ik uitgepraat". Vervolgens hoor ik dat [verdachte]
zegt: "Ik maak ze allebei kapot, drie man naar de hemel".
- Een proces-verbaal van verhoor van slachtoffer
[slachtoffer 1]
d.d. 23 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 24 t/m 27):
V: Wat zijn de ergste bedreigingen die [verdachte]
heeft geuit?
A: Dat hij mijn kinderen door het hoofd gaat schieten. Dat is een bedreiging die hij twee a drie weken geleden heeft geuit. Hij heeft hier al vaker mee gedreigd, maar dit is de eerste keer dat we het hebben kunnen opnemen.
- Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant
[verbalisant]
d.d. 22 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 30 t/m 32):
Door de aangeefster/slachtoffer [moeder van slachtoffer 1]
is geheel vrijwillig een
geluidsfragment toegevoegd aan de aangifte.
Ik, verbalisant, hoorde het volgende:
Mannenstem: "Ik schiet [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3]
dood, mijn eigen kinderen. Nu zeg ik dit ik ga mijn kinderen vermoorden", " Ik ga [slachtoffer 3]
en [slachtoffer 2]
dood schieten, bel nu de politie, bel nu de politie.
Mannenstem: " Mijn kinderen dood voor jou kankerhoofd, vieze kankerhoer
Mannenstem: "Drie man naar de hemel, drie man naar de hemel".
- De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De bedreigingen zoals die ten laste zijn gelegd, heb ik geuit. Er is ook een geluidsopname van deze bedreigingen. Ik herken mijn eigen stem op die opnames. Dat ben ik geweest.
Ten aanzien van feit 2:
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit – zoals de rechtbank dat bewezen zal verklaren – heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte van
[persoon]
(namens [slachtoffer 4]
) d.d. 23 april 2024 (pagina 48 t/m 53);
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2024 (pagina 42 t/m 44);
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 augustus 2024.
- Een proces-verbaal van aangifte van
[slachtoffer 6]
d.d. 23 april 2024 (pagina 54 t/m 56);
Op 23 april 2024, bevond ik mij op de [adres]
te Roosendaal. Ik was
gekleed in politie uniform en belast met de werkzaamheden als Officier van Dienst
Politie in het gebied van de Markiezaten.
Nadat ik mij had voorgesteld als hulpofficier van justitie, hoorde ik dat verdachte
onder andere zei:
"Zie je die gangsterhomo achter jou? Die wil alleen maar stoer doen. Jij bent de kanjer hovj. Die gangster kankerhomo achter je wil je alleen maar neuken in je hovj kanker kutje. Kanker hovj."
Ik hoorde dat hij deze zinnen meerdere keren herhaalde. Ik zag dat hij mij hierbij aankeek.
- Een proces-verbaal van aangifte van
[slachtoffer 7]
d.d. 23 april 2024 (pagina 57 t/m 59);
De belediging vond plaats tijdens mijn werk als brigadier van politie. De woorden waarmee ik veelvuldig beledigd ben waren kankerhomo, kankerjood, ik ga je vriendin neuken, ik ga je moeder neuken.
- Een proces-verbaal van aangifte van
[slachtoffer 5]
d.d. 23 april 2024 (pagina 60 t/m 62);
De belediging vond plaats tijdens mijn werk als agent bij de nationale politie. De woorden waarmee ik ben beledigd waren kankerhomo, vieze kanker flikkers.
Parketnummer 01-062241-24
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 17 januari 2024 tot en met 7 februari 2024 in Nederland,
- [slachtoffer 1]
(zijn ex-partner),
- [slachtoffer 2]
( [geboren 2018]
; zijn kind) en
- [slachtoffer 3]
( [geboren 2017]
; zijn kind)
(al dan niet via een derde) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
door voornoemde [slachtoffer 1]
(telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik schiet [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3]
dood, mijn eigen kinderen. Nu zeg ik dit ik ga mijn kinderen vermoorden" en
- "Ik ga [slachtoffer 3]
en [slachtoffer 2]
dood schieten, bel nu de politie, bel nu de politie” en
- "Mijn kinderen dood voor jou kankerhoofd, vieze kankerhoer“ en
- "Drie man naar de hemel, drie man naar de hemel" en
- "Ik maak ze allebei kapot, drie man naar de hemel",
welk woorden de voogd van beide kinderen, [moeder van slachtoffer 1]
, in voornoemde periode en plaats hebben bereikt (via een spraakbericht).
Ten aanzien van feit 2:
op 23 april 2024 te Roosendaal
opzettelijk en wederrechtelijk een (winkel)(voordeur)ruit, die aan [slachtoffer 4]
toebehoorde, heeft vernield.
Ten aanzien van feit 3:
op 23 april 2024 te Roosendaal opzettelijk ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 5]
, agent politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
- [slachtoffer 6]
, hulpofficier van justitie politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid en
- [slachtoffer 7]
, brigadier politie Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
meermalen, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
“Kankerhomo, vieze kanker flikkers”,
"Zie je die gangsterhomo achter jou? Die wil alleen maar stoer doen. Jij bent de kanjer hovj. Die gangster kankerhomo achter je wil je alleen maar neuken in je hovj kanker kutje. Kanker hovj." en
“Kankerhomo, kankerjood, ik ga je vriendin neuken, ik ga je moeder neuken”.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van alle feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 85 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, gekoppeld aan de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, welke dadelijk uitvoerbaar verklaard dienen te worden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd in de vorm van een contactverbod met de ex-partner en kinderen van verdachte en een locatieverbod voor de Gemeente Eindhoven, voor de duur van 3 jaren, met vervangende hechtenis van 1 week per overtreding (met een maximum van zes maanden), waarbij tevens wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de aan verdachte op te leggen straf de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals vervat in een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, in de beoordeling mee te wegen. Zij heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te houden aan het voorarrest en geen werkstraf op te leggen. Zij heeft verder verzocht om te volstaan met een proeftijd twee jaren. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet moet worden opgelegd, aangezien bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel volstaan.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte ervan heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten dienen als eerste vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Ernst van de feiten waarop de op te leggen straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal feiten. Zo heeft hij niet meegewerkt aan ademonderzoek, een conducteur op zijn arm gespuugd, een winkelruit vernield en meerdere politieagenten met woorden beledigd. Daarnaast heeftt verdachte zijn ex-partner en zijn eigen kinderen met de dood bedreigd.
Hoewel de eerstgenoemde feiten alleszins vervelend en kwalijk zijn, ligt het zwaartepunt in deze zaak bij het laatstgenoemde feit, de ernst van de bedreigingen. Verdachte heeft met deze bedreigingen immers niet alleen zijn ex-partner, maar ongetwijfeld ook zijn eigen kinderen angst aangejaagd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Daarnaast neemt de rechtbank de justitiële documentatie van de verdachte in aanmerking. Uit het 30 pagina’s tellende strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Zo is hij eerder veroordeeld voor een bedreiging, belediging, vernieling en het geen gevolg geven aan een bevel.
Verder heeft de rechtbank uit de justitiële documentatie van verdachte opgemaakt dat verdachte na de pleegdatum van het onderhavige feit een strafbeschikking is opgelegd. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Uit hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft aangevoerd, blijkt verder dat verdachte gemotiveerd is om zijn alcoholverslaving aan te pakken en een positieve ontwikkeling door te maken. Hij heeft hiertoe reeds een intakegesprek gehad bij Nova Farm en is hiervoor goedgekeurd.
De rechtbank ziet aanleiding te volstaan met de straf, zoals door de officier van justitie is geëist. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij gemotiveerd is om een positieve wending aan zijn leven te geven. De reclassering heeft geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van een alcoholverslaving, hoge onmacht en beperkte coping. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte daarom het meest gebaat bij behandeling en begeleiding, zodat deze problematiek kan worden aangepakt. Een hogere strafoplegging zou om die reden geen betekenisvolle bijdrage leveren aan de bescherming van de maatschappij. Verdachte heeft toegezegd bereid te zijn mee te werken aan alle voorwaarden die hem opgelegd kunnen worden, zo ook die voorwaarden die door de reclassering zijn geformuleerd. De rechtbank acht het van belang dat verdachte kan blijven werken, zodat hij niet in zijn voorgenomen positieve ontwikkeling wordt doorkruist. Hiervoor is een fors kader met voorwaarden noodzakelijk, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
(On)voorwaardelijke gevangenisstraf
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met een juiste normhandhaving, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte, te weten 85 dagen, voorwaardelijk opleggen en hier een proeftijd van drie jaren aan koppelen.
Hiermee beoogt de rechtbank ervoor te zorgen dat verdachte gedurende langere tijd niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank acht deze proeftijd met name aangewezen omdat is gebleken dat verdachte kampt met verslavings-, copings-, en gezinsproblematiek terwijl hij in korte tijd meermalen is veroordeeld. Om die reden is het van belang dat gedurende langere tijd de vinger aan de pols gehouden kan worden.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
38v-maatregel
In het belang van de beveiliging van de maatschappij en voorkoming van strafbare feiten vindt de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren op te leggen, inhoudende een gebiedsverbod voor de Gemeente Eindhoven, en een contactverbod met de kinderen en ex-partner van verdachte, zoals door de officier van justitie gevorderd. Om verdachte ertoe te zetten zich aan het gebieds- en contactverbod te houden, zal de rechtbank bepalen dat één week hechtenis wordt toegepast voor elke overtreding van het gebiedsverbod of het contactverbod met een maximum van zes maanden.
De verdediging heeft aangevoerd dat de op te leggen bijzondere voorwaarden reeds voldoende waarborgen bieden en dat een vrijheidsbeperkende maatregel om die reden niet noodzakelijk is. De rechtbank ziet die noodzaak echter wel. In het geval verdachte het gebiedsverbod of contactverbod overtreedt, dient de verdachte daarvoor vervangende hechtenis te ondergaan. Hierdoor blijven de andere opgelegde bijzondere voorwaarden in stand en kan verdachte de behandeling en begeleiding krijgen die hij nodig heeft. Indien de rechtbank deze maatregel niet zou opleggen, zou dat voorwaardelijke kader geheel komen weg te vallen bij een overtreding van het contact- of gebiedsverbod.
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers. Derhalve zal de maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8]
.
Vordering
De benadeelde partij
[slachtoffer 8]
vordert een bedrag van €200,-- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft in dit verband aangevoerd dat de toelichting in de vordering benadeelde partij moet worden gezien als een kennelijke schrijffout. Deze teksten worden namelijk voor dit soort feiten standaard gebruikt, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat, kortgezegd, de toelichting bij de vordering ziet op een belediging door woorden en niet belediging door spugen, zoals hier aan de orde.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Er is namelijk niet vast komen te staan dat de gevorderde immateriële schade is veroorzaakt door het bewezenverklaarde spugen door verdachte. In de toelichting van de vordering staat immers dat de benadeelde partij zich in zijn eer en goede naam aangetast voelde door de woorden van verdachte, en niet door het spugen van verdachte. Daar komt bij dat belediging kan plaatsvinden door zowel woorden te uiten als te spugen. Daarmee is de gevorderde immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vorderingen tenuitvoerlegging (01.033000.22, 01.200514.23, 10.253846.21 en 20.000560.22).
De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in deze vorderingen tot tenuitvoerlegging, nu ter terechtzitting is gebleken dat deze niet op juiste wijze zijn betekend.
DE UITSPRAAK
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 01.062241.24, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van 01.062241.24, feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van 01.062241.24, feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van 08.297339.22, feit 1:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Ten aanzien van 08.297339.22, feit 2:
eenvoudige belediging.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. 01-062241-24 feit 1, feit 2, feit 3, 08-297339-22 feit 1, feit 2:
? Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 85 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank stelt daarbij de volgende voorwaarden.
Als algemene voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij verslavingsreclassering Fivoor op het adres Hoge Bakstraat 44 te Dordrecht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Fivoor Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor
[crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek]
. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft bij Novafarm GRIP of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Een intake heeft reeds plaatsgevonden tijdens detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met
[slachtoffer 1]
(geboren
[1997]
),
[slachtoffer 2]
(
[geboren 2018]
) en
[slachtoffer 3]
(
[geboren 2017]
), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet bevindt in de Gemeente Eindhoven, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.
De rechtbank geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslissing over de voorlopige hechtenis
De rechtbank heft het tegen verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
T.a.v. 01-062241-24 feit 1:
? een contactverbod (als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht) voor de duur van 3 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1]
(geboren
[1997]
),
[slachtoffer 2]
(
[geboren 2018]
) en
[slachtoffer 3]
(
[geboren 2017]
).
De rechtbank beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden (180 dagen).
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
? een gebiedsverbod (als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht) voor de duur van 3 jaren.
Dit gebiedsverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 3 jaren zich niet zal ophouden in de Gemeente Eindhoven.
De rechtbank beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden (180 dagen).
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
T.a.v. 08-297339-22 feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
:
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering met parketnummer 01-033000-22.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering met parketnummer 10-253846-21.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering met parketnummer 01-200514-23.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering met parketnummer 20-000560-22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. M.E.N. van Haren en mr. A.W.E. de Rooij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Durmus, griffier,
en is uitgesproken op 23 augustus 2024.