Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:2694

Op 9 May 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01.254031.24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:2694. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01.254031.24
Datum uitspraak:
9 May 2025
Datum publicatie:
8 May 2025

Indicatie

Onderzoek Inaya. Bewezenverklaring medeplegen van meerdere oplichtingen en een poging daartoe in de vorm van helpdeskfraude/spoofing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01.254031.24

Datum uitspraak: 09 mei 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2000] ,

wonende te [adres] ,

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2024, 17 april 2025 en 25 april 2025 (sluiting).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 oktober 2024. De tenlastelegging is als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 november 2024 is gewijzigd, komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

Poging tot medeplegen van oplichting op 3 juli 2024 te Uden, althans in Nederland ( [slachtoffer 1] );

Medeplegen van oplichting op 8 juli 2024 te Doetinchem, althans in Nederland ( [slachtoffer 2] );

Medeplegen van oplichting op 13 juli 2024 te Nijmegen, althans in Nederland ( [slachtoffer 3] );

Medeplegen van oplichting op 12 juli 2024 te Zwolle, althans in Nederland ( [slachtoffer 4] );

Medeplegen van oplichting op 22 juni 2024 te Wageningen, althans in Nederland ( [slachtoffer 5] );

Medeplegen van oplichting op 28 april 2024 te Zetten, althans in Nederland ( [slachtoffer 6] );

Medeplegen van oplichting op 29 juni 2024 te Hengelo, althans in Nederland ( [slachtoffer 7] );

Medeplegen van oplichting op 2 mei 2024 te Oss, althans in Nederland ( [slachtoffer 8] );

Medeplegen van oplichting op 27 april 2024 te Hilversum, althans in Nederland ( [slachtoffer 9] );

Medeplegen van oplichting op 16 augustus 2024 te Geldrop, althans in Nederland ( [slachtoffer 10] );

Medeplegen van oplichting op 12 augustus 2024 te Elst, althans in Nederland ( [slachtoffer 11] );

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in of omstreeks de periode van 27 april 2024 tot en met 12 augustus 2024 te Zwolle en/of Doetinchem en/of Hilversum en/of Elst, in elk geval in Nederland ( [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en/of de [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 11] ).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Onderzoek Inaya.

Binnen het onderzoek Inaya is onderzoek gedaan naar meerdere oplichtingszaken waarbij de verdachten zich veelal hebben voorgedaan als politieagent en mensen hebben bewogen tot de afgifte van contant geld, pinpassen en/of sieraden. Naar aanleiding van de melding van de 78-jarige [slachtoffer 1] is onderzoek verricht naar het bellende telefoonnummer. Gebleken is dat het bellende nummer bij een Lebara-prepaidkaart hoorde, die was opgewaardeerd met een e-voucher, die was gekocht bij een BP-tankstation te Eindhoven. De politie heeft de camerabeelden bekeken en gezien dat de bijrijder van het voertuig [kenteken] de betreffende e-voucher heeft gekocht en weer in het voertuig is gestapt. De bijrijder is later herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit onderzoek is daarnaast gebleken dat verdachte dat voertuig kort voor de aanschaf van de e-voucher heeft gehuurd. De politie heeft verder onderzoek gedaan naar de mastgegevens van de telefoons, waarmee naar slachtoffers is gebeld, de zogenaamde beltelefoons. Naar aanleiding van dit onderzoek werden verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] als verdachten aangemerkt. In meerdere oplichtingszaken zijn daarnaast camerabeelden veiliggesteld van de persoon die sieraden en bankpassen heeft opgehaald, of met de bankpassen heeft gepind. In een drietal gevallen heeft dit geleid tot een herkenning van medeverdachte [medeverdachte 2] .

Beslissing

Beslissingen over het bewijs.

In deze paragraaf zal de rechtbank beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldigingen tegen verdachte wettig en overtuigend bewezen acht. Na een weergave van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, volgt het oordeel van de rechtbank.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir d.d. 17 april 2025.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota d.d. 17 april 2025, bepleit dat verdachte (partieel) dient te worden vrijgesproken voor de feiten 1, 5, 6, 7, 8, 9 en 12. De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is. Uit de verkeersgegevens blijkt onder andere niet evident dat verdachte de enige beller/gebruiker is geweest van de beltelefoon. Daar komt bij dat er weinig steunbewijs voor de verkeersgegevens voorhanden is. Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis verwijst de rechtbank voor de gebezigde bewijsmiddelen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage (2) dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank zal allereerst ingaan op de werkwijze bij de ten laste gelegde feiten: de modus operandi. Hierna zullen de afzonderlijk ten laste gelegde feiten aan de orde komen en zal de rechtbank per feit aangeven of zij betrokkenheid van verdachte bij die zaak wettig en overtuigend bewezen acht.

Bij een aantal van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank in haar bewijsvoering gebruik maken van schakelbewijs. Schakelbewijs is een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.

Modus operandi

De rechtbank overweegt dat bij diverse aan verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] ten laste gelegde feiten dezelfde werkwijze, oftewel modus operandi, is gebruikt. In de tweede helft van 2024 werd bij de politie meerdere malen aangifte gedaan van oplichting en diefstal gepleegd in een periode van vijf maanden. Uit de verschillende aangiftes kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers sieraden en/of bankpassen afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen. Deze methode staat bekend als helpdeskfraude of ‘spoofing’. De aangevers van deze feiten waren steeds ouderen, variërend in de leeftijd van 71 tot en met 92 jaar. Zij werden allen gebeld, op de vaste telefoonlijn met een mobiele telefoon met Lebara simkaart, waarvan het beltegoed was opgewaardeerd met een e-voucher en speciaal bedoeld voor het bellen van de slachtoffers (beltelefoon). ,Er werd gebruik gemaakt van steeds andere mobiele telefoonnummers. Degene die belde deed zich voor als medewerker van de politie. De beller gaf aan dat er personen zouden zijn aangehouden en dat daarbij een notitieboekje was aangetroffen met daarin de gegevens van het slachtoffer. Hierna werd de vraag gesteld of het slachtoffer waardevolle spullen in huis had. De beller gaf aan dat het veiliger zou zijn om de spullen bij hen op te slaan. De aangevers moesten waardevolle spullen, waaronder sieraden, contant geld en bankpassen, in een envelop stoppen, waarna deze door een Brinks Waardetransport-medewerker bij de aangevers thuis werd opgehaald. Indien bankpassen werden afgegeven, moesten de slachtoffers via de telefoon na de “piep” hun pincode inspreken. Om vertrouwen te wekken, werd door de politiemedewerker in het telefoongesprek een code genoemd die de Brinks-medewerker moest doorgeven terwijl hij/zij aan de deur stond. De beller sprak perfect Nederlands en bleef aan de telefoon totdat de koerier aan de deur stond. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen werden vervolgens geldopnames gedaan.

Het samenwerkingsverband bestond bij de ten laste gelegde feiten uit ten minste drie personen: een regelaar, een beller en een Brinks-koerier/pinner. De regelaar zorgde voor de adressen van de slachtoffers en de e-vouchers, waarmee de simkaart van de beltelefoon kon worden opgewaardeerd om te bellen. De rol van de beller was de slachtoffers zodanig bang maken dat zij ertoe overgingen hun pincode te verstrekken en bereid waren hun sieraden, contant geld en/of bankpas af te geven aan de koerier. De koerier/pinner was vervolgens degene die de waardevolle spullen ophaalde en verschillende pintransacties, afwisselend kleine en grote bedragen, met de bankpas verrichtte.

Uit de resultaten van het opsporingsonderzoek kan dus in algemene zin en in grote lijnen een modus operandi ten aanzien van een groot deel van de zaken worden afgeleid. De rechtbank heeft ook verschillen geconstateerd. Deze zijn over het geheel gezien echter zo minimaal en bovendien te verklaren vanuit de specifieke omstandigheden van het betreffende feit, dat zij in het licht van het grotere geheel niet relevant zijn. Hoewel er minimale verschillen in werkwijze zijn, zijn er diverse belangrijke aanknopingspunten die in de richting van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] wijzen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] zijn vrienden en ze zijn regelmatig samen gezien. Op 27 augustus 2024 zijn de verdachten samen in dezelfde auto aangehouden. Daar komt bij dat op de dag van de aanhouding de beltelefoon in de onderbroek van verdachte is aangetroffen. Op de dag van de aanhouding zijn er 34 huistelefoonnummers gebeld. Van de telefoonnummers die langer dan anderhalve minuut zijn gebeld, is gebleken dat deze nummers allemaal van personen op leeftijd zijn. Ook bij de ten laste gelegde (poging tot) oplichting(en) werd telkens gebruik gemaakt van een beltelefoon die belde naar vaste nummers van ouderen.

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van zijn medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geleerd hoe hij moest bellen naar de slachtoffers. Daarnaast heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] altijd naast hem zat op het moment dat hij belde. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar en geloofwaardig. Verdachte heeft zijn eigen rol weliswaar kleiner gemaakt, maar belast met zijn verklaring ook zichzelf. Daar komt bij dat de verklaring overeenkomt met andere feiten en omstandigheden die uit het dossier volgen, zoals het tegelijkertijd aanstralen van dezelfde zendmasten met zowel de privételefoon van verdachte als de privételefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij enkel om geld heeft gevraagd aan de slachtoffers en nooit om sieraden. De rechtbank acht dat gedeelte van de verklaring ongeloofwaardig. Immers, vast staat dat verdachte zoals hij zelf heeft verklaard de telefoongesprekken heeft gevoerd met benadeelden [slachtoffer 3] en met [slachtoffer 2] en daarbij volgens de aangiften naar sieraden én contant geld heeft gevraagd. De rechtbank merkt hierbij op dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan het verhaal van de aangevers.

De rechtbank zal hierna per feit beslissen of zij dat feit wettig en overtuigend bewezen acht. Van de zaken waarvan op basis van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage (2) kan worden vastgesteld dat deze volledig passen binnen de modus operandi, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze feiten door verdachte zijn begaan.

Feit 1: medeplegen van poging tot oplichting op 3 juli 2024.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat zij werd gebeld door een persoon die zich voordeed als een politiemedewerker. De politiemedewerker gaf aan dat zij ’s nachts twee inbrekers hadden aangehouden, die een notitieboekje bij zich hadden met daarop haar gegevens. Vervolgens vroeg de beller, overeenkomstig de hierboven beschreven modus operandi, of zij contant geld en sieraden thuis had liggen. Hierna heeft zij het gesprek beëindigd. Uit onderzoek is gebleken dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest die de e-voucher, waarmee het gebruikte telefoonnummer van Lebara is opgewaardeerd, heeft gekocht bij het BP-tankstation. Medeverdachte kwam bij het tankstation aanrijden in de door verdachte gehuurde auto. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] in die auto zat. Vijftien minuten later is met de beltelefoon naar het vaste telefoonnummer van [slachtoffer 1] gebeld. Via Google Maps is gebleken dat het veertien minuten duurt om van de Tennierslaan in Eindhoven (waar de beltelefoon actief wordt) naar het Kastelenplein in Eindhoven (waar de beltelefoon aanstraalt op het moment dat [slachtoffer 1] wordt gebeld) te rijden. Gelet op dit korte tijdsbestek, gaat de rechtbank er dan ook van uit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen in de auto hebben gezeten op het moment dat er werd gebeld. Google Maps is een openbare bron, die voor eenieder eenvoudig toegankelijk is. Dat de route veertien minuten duurt, is dan ook een feit van algemene bekendheid. Ingevolge artikel 339, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een begin van uitvoering van oplichting door het bellen van aangeefster en het voeren van het daarop gerichte gesprek. Verdachten hebben de poging tot oplichting tezamen en in vereniging gepleegd, nu zij daarin nauw en bewust hebben samengewerkt. .

Feit 2, 3, 4, 10 en 11: medeplegen van oplichting op 8 juli 2024, 13 juli 2024, 12 juli 2024, 16 augustus 2024 en 12 augustus 2024.

Gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen.

Feit 5: medeplegen van oplichting op 22 juni 2024.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden die daarmee volledig overeenkomen. Daar komt bij dat uit de mastgegevens is gebleken dat de privételefoon van verdachte van ’s middags tot ’s avonds dezelfde masten als de beltelefoon heeft aangestraald. Dat is ook het geval kort voor én na het moment waarop de aangever is gebeld. De rechtbank slaat verder acht op het feit dat de waardevolle goederen zijn opgehaald door een koerier met de achternaam “ [naam 2] ” en de werkwijze in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten vertoont met het onder feit 6 ten laste gelegde. Uit onderzoek is gebleken dat het [naam 1] is geweest die zich zou hebben voorgedaan als Lars [naam 2] . Uit de camerabeelden van 13 juli 2024 in Nijmegen is gebleken dat deze [naam 1] vaker als koerier is opgetreden. Op die dag heeft hij namelijk als koerier waardevolle goederen opgehaald bij aangeefster [slachtoffer 3] .

Feit 6: medeplegen van oplichting op 28 april 2024.

Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit, gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Daarnaast vertoont deze zaak ook gelijkenissen met het onder feit 5 ten laste gelegde, waarin de waardevolle goederen zijn opgehaald door een koerier met de achternaam “ [naam 2] ”. Verder vertoont dit feit gelijkenissen met het onder feit 4 ten laste gelegde, waarbij de goederen werden opgehaald door medeverdachte [medeverdachte 2] . Uit de mastgegevens is ook gebleken dat de privételefoon van verdachte op het moment van bellen dezelfde mast aanstraalt als de beltelefoon. De rechtbank heeft opgemerkt dat de beltelefoon even later een mast aanstraalt in Amsterdam. De rechtbank heft ook opgemerkt dat de beltelefoon van mast ‘verspringt’ in een tijdsbestek dat bij een fysieke verplaatsing niet mogelijk is. Dat neemt echter niet weg dat verdachte, gelet op deze mastgegevens, een groot gedeelte bij het met de beltelefoon gevoerde gesprek aanwezig moet zijn geweest.

Feit 7: medeplegen van oplichting op 29 juni 2024.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden die daarmee volledig overeenkomen. Daar komt bij dat uit de mastgegevens is gebleken dat de privételefoon van verdachte zestien keer met dezelfde mast verbinding maakt (en twee keer in de nabijheid is) als de beltelefoon. Uit diezelfde mastgegevens is gebleken dat de privételefoon van verdachte en de beltelefoon met elkaar mee verplaatsen.

Feit 8: medeplegen van oplichting op 2 mei 2024.

Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit, gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Uit de mastgegevens is gebleken dat de beltelefoon meebeweegt met verdachte. De rechtbank heeft opgemerkt dat de beltelefoon eerst aanstraalt in Amsterdam en kort daarna in Eindhoven. De rechtbank merkt op dat de telefoon van mast verspringt in een tijdsbestek dat bij een fysieke verplaatsing niet mogelijk is. Dit wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat de aanstraalmomenten in Eindhoven niet kloppen. De beltelefoon blijft daarna gedurende een lange tijd in Eindhoven. Bovendien vertoont deze zaak gelijkenissen met het onder feit 3, 4 en 10 ten laste gelegde, waarin de beller spreekt over een drone boven de woning van aangever. Dit zijn feiten die verdachte heeft bekend.

Feit 9: medeplegen van oplichting op 27 april 2024.

De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het (onder andere) verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 9] . Volgens de aangifte zou zij op 27 april 2024 gebeld zijn door een medewerker van de Rabobank. De beller gaf aan dat er die nacht een poging is gedaan om in te breken en de medewerker adviseerde om de bankpas in te leveren. Zij moest de bankpas en gouden sieraden in een envelop stoppen, zodat deze in een kluis bewaard kon worden. Een koerier is de envelop op komen halen. De rechtbank constateert dat het bellen vanuit de Rabobank niet past binnen de vastgestelde modus operandi. Daar komt bij dat verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. Het pinnen door medeverdachte [medeverdachte 2] en het aanstralen van dezelfde masten, zijn feiten en omstandigheden die in onvoldoende mate maken dat de verdachte – ondanks de verschillen met de modus operandi – aan dit ten laste gelegde feit gelinkt kan worden. Verdachte wordt vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

Feit 12: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in of omstreeks de periode van 27 april 2024 tot en met 12 augustus 2024.

De raadsman heeft zich, met uitzondering van de gekwalificeerde diefstal met betrekking tot [slachtoffer 13] , gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Nu verdachte is vrijgesproken van het onder 9 ten laste gelegde feit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het gedachtestreepje onder punt 3 ( [slachtoffer 13] ) dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het overig ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:

1 (PL2100-2024143577) hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Uden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] , geboren in 1945, te bewegen tot de afgifte van goederen, te weten van sieraden en /of contant geld, - die [slachtoffer 1] heeft/ hebben gebeld en zich voorgedaan als een politieagent en /of - ( vervolgens ) heeft/ hebben gezegd dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en /of een notitie blok/ boekje en /o f daarin (geschreven) de naam en /of het adres van die [slachtoffer 1] en /of dat geld en /of sieraden aanwezig waren in het huis van die [slachtoffer 1] ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2 zaaksdossier 1, (PL0600-2024315888) hij op of omstreeks 8 juli 2024 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] , geboren in 1936, heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van een bankpas sen en /of ( bijbehorende ) pincode, door - die [slachtoffer 2] te bellen en zich voor te doen als een politieagent en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat meerdere personen waren aangehouden met een revolver en /of een notitieblok /boekje en /of daarin (geschreven) de naam en /of het adres en /of bankgegevens van die [slachtoffer 2] en /of - die [slachtoffer 2] te vragen of er waardevolle goederen/ spullen (te weten sieraden en /of geld) in huis aanwezig zijn en /of - die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij haar mobiele telefoon niet moest gebruiken omdat deze traceerbaar kon worden en /of - die [slachtoffer 2] te zeggen dat boeven haar bankgegevens hebben en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat de politie de bankrekening van die [slachtoffer 2] zou blokkeren en /of een nieuwe bankpas zou worden gebracht door de Rabobank en /of dat de politie de huidige bankpas van die [slachtoffer 2] nodig heeft en/of zal ophalen en /of - die [slachtoffer 2] de pincode te laten inspreken na een piepgeluid in de telefoon en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat zij de bankpas in een envelop moest doen en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat een medewerker de envelop zou ophalen en /of - naar de woning van die [slachtoffer 2] te gaan en /of

- bij die [slachtoffer 2] aan te bellen en /o f - een toegangscode/ controlecode te noemen en /o f

- de envelop met de bankpas sen mee te nemen of - ( terwijl ) die [slachtoffer 2] aan de praat werd gehouden aan de telefoon. ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ) 3 Zaaksdossier 2 PL0600-2024324886 hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging metanderen, althans alleen , met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] , geboren in 1939 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van contant geld, door - die [slachtoffer 3] te bellen en zich voor te doen als een politieagent/ rechercheur en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat uit dronebeelden is gebleken dat haar woning inbraakgevoelig is en /of - die [slachtoffer 3] te vragen of zij waardevolle goederen/spullen (te weten sieraden en/ of geld ) in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat het contante geld veilig gesteld moet worden en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat zij het contante geld in een envelop moest doen en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat een medewerker van waardentransport Brinks het geld zou ophalen en /of - naar de woning van die [slachtoffer 3] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 3] aan te bellen en/of zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardentransport Brinks en /of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met contant geld ) mee te nemen of - ( terwijl ) die [slachtoffer 3] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

4 Zaaksdossier 3, PL0600-2024328012 hij op of omstreeks 12 juli 2024 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] , geboren in 1955 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van een bankpas sen en /of ( bijbehorende ) pincode s en /of contant geld, door - die [slachtoffer 4] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 4] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en /of een vuurwapen en /of een notitieblok/ boekje en /of daarin (geschreven) de naam en/of het adres van het die [slachtoffer 4] en /of - die [slachtoffer 4] te vragen of hij waardevolle goederen/ spullen in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 4] de pincode s te laten intoetsen op de telefoon en/of te laten inspreken na een piep ( geluid ) in de telefoon en /of -die [slachtoffer 4] te vertellen dat hij de bankpas sen en /of het contante geld in een envelop moest doen en /of - naar de woning van die [slachtoffer 4] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 4] aan te bellen en/of - zich aan de deur voor te doen als een medewerker van waardentransport Brinks en /of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met bankpas sen en /of contant geld ) mee te nemen /of - ( terwijl ) die [slachtoffer 4] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

5 Zaaksdossier 4 PL0600-2024288068 hij op of omstreeks 22 juni 2024 te Wageningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] , geboren in 1931 h eeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van contant geld, door - die [slachtoffer 5] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 5] te vertellen dat in de omgeving meerdere keren was ingebroken en /of - die [slachtoffer 5] te zeggen dat er een notitie blok/ boekje is en /of daarin (geschreven) de naam en/of het adres van die [slachtoffer 5] en /of - die [slachtoffer 5] te vragen of zij waardevolle goederen/spullen (te weten sieraden en/ of geld ) in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 5] te vertellen dat zij het contante geld in een envelop moest doen en /of

- die [slachtoffer 5] te vertellen dat een medewerker van waardentransport Brinks het geld zou ophalen en /of

- naar de woning van die [slachtoffer 5] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 5] aan te bellen en/of - zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardentransport Brinks en /of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met contant geld ) mee te nemen /of - ( terwijl ) die [slachtoffer 5] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

6

Zaaksdossier 5 PL0600-2024193662

hij op of omstreeks 28 april 2024 te Zetten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] , geboren in 1947 heeft/ hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van sieraden en /of een horloge, door - die [slachtoffer 6] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 6] te vertellen dat een gestolen voertuig was gevonden met daarin inbrekersspullen en /of een lijstje met persoonsgegevens van die [slachtoffer 6] en /of - die [slachtoffer 6] te vragen of zij waardevolle goederen/spullen (te weten sieraden en/of geld) in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 6] te vertellen dat een medewerker van waardentransport Brinks de waardevolle spullen zou ophalen en /of - naar de woning van die [slachtoffer 6] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 6] aan te bellen en /of - zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardentransport Brinks en /of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - een geldkist met sieraden en /of horloge mee te nemen /of - ( terwijl ) die [slachtoffer 6] aan de praat werd gehouden aan de ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

7 Zaaksdossier 6 PL0600-2024300217 hij op of omstreeks 29 juni 2024 te Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] , geboren in 1966 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van sieraden, door, - die [slachtoffer 7] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 7] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans ( vuurwapengevaarlijke ) personen waren aangehouden en /of - die [slachtoffer 7] te vertellen dat uit wifi signalen bleek dat die [slachtoffer 7] regelmatig ( veel ) geld van de bankrekening afhaalde en /of - die [slachtoffer 7] te vragen of zij waardevolle goederen/spullen (te weten sieraden en/of geld) in huis aanwezig heeft en/of - naar de woning van die [slachtoffer 7] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 7] aan te bellen en/of - een toegangscode/controlecode te noemen en/of - de voorwerpen (te weten ringen en /of kettingen) mee te nemen en/of - (terwijl) die [slachtoffer 7] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

8 Zaaksdossier 7 PL2100-2024094124 hij op of omstreeks 2 mei 2024 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] geboren in 1936 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van contant geld, door - die [slachtoffer 8] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 8] te vertellen dat onbekenden met inzet van een drone kunnen zien in welke huizen geld aanwezig is en /of - die [slachtoffer 8] te vragen of hij waardevolle goederen /spullen (te weten sieraden en/of geld ) in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 8] te vertellen dat een politieagent het geld zou ophalen en /of - naar de woning van die [slachtoffer 8] te gaan en /of

- bij die [slachtoffer 8] aan te bellen en /of - zich aan de deur voor te doen als een politieagent en/of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - het contante geld mee te nemen /of - ( terwijl ) die [slachtoffer 8] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

10

Zaaksdossier 9 PL2100-2024178653 hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Geldrop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen /of van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 10] , geboren in 1952 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van een bankpas en /of ( bijbehorende ) pincode en /of contant geld, door - die [slachtoffer 10] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 10] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en/of een notitieblok /boekje en /of daarin (geschreven) de naam en/of het adres van die [slachtoffer 10] en /of - die [slachtoffer 10] te vertellen dat de eerdere genoemde aangehouden personen met inzet van een drone hadden gezien in welke huizen geld aanwezig was en /of - die [slachtoffer 10] te vragen of zij waardevolle spullen (te weten sieraden en /of geld) in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 10] te vertellen dat het contante geld veilig gesteld moet worden en /of - te vertellen dat de politie de bankrekeningen van die [slachtoffer 10] zou blokkeren en /of dat de politie de huidige bankpassen van die [slachtoffer 10] nodig heeft en /of komt ophalen en /of - die [slachtoffer 10] de pincode te laten intoetsen op de telefoon en/of te laten inspreken na een piep ( geluid ) in de telefoon en /of - die [slachtoffer 10] te vertellen dat zij het contante geld en /of een bankpas in een envelop moest doen en /of - die [slachtoffer 10] te vertellen dat een medewerker van waardentransport Brinks het geld en /of de bankpas zou ophalen en /of - die [slachtoffer 10] te zeggen dat de eerder genoemde aangehouden personen zouden komen inbreken en /of met een pistool en /of - tegen die [slachtoffer 10] te zeggen ‘u bent in gevaar’ , althans woorden van soortgelijke dreigende aard en /of - naar de woning van die [slachtoffer 10] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 10] aan te bellen en /of - zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardentransport Brinks en /of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met contant geld en /of bankpas ) mee te nemen /of - ( terwijl ) die [slachtoffer 10] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ))

11

Zaaksdossier 10 PL0600-2024375034 hij op of omstreeks 12 augustus 2024 te Elst (GLD), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen /of van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] , geboren in 1948 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van bankpas en /of pincode, door - die [slachtoffer 11] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 11] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden en /of deze eerder genoemde personen een infraroodcamera bij zich hadden en /of deze eerder genoemde personen in de omgeving /buurt van de woning van die [slachtoffer 11] waren gezien en /of dat met de infraroodcamera kon worden gezien of geld en /of goud in huis waren en /of - die [slachtoffer 11] te verzoeken haar mobiele telefoon uit te zetten en /of - te vertellen dat de politie en/of een bankmedewerker de bankrekening van die [slachtoffer 11] zou blokkeren en/of een nieuwe bankpas zou worden gebracht en /of ( vervolgens ) dat de politie de huidige bankpas van die [slachtoffer 11] nodig heeft en/o f wordt opgehaald en /of - die [slachtoffer 11] de pincode te vragen en /of - die [slachtoffer 11] te vertellen dat zij de bankpas in een envelop moest doen en /of - die [slachtoffer 11] te vertellen dat een medewerker van waardetransport Brinks het geld zou ophalen en/of de goederen in een kluis worden gedaan en/of veilig worden bewaard en/of - naar de woning van die [slachtoffer 11] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 11] aan te bellen en/of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met bankpas ) mee te nemen of - ( terwijl ) die [slachtoffer 11] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

12

hij op één of tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2024 tot en met 12 augustus 2024 te Zwolle en/of Doetinchem en/of Hilversum en/of Elst (GLD), in elk geval in Nederland, ( telkens ) tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ( telkens ) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit /uit geld-/ betaalautomaten heeft/ heeft weggenomen meerdere geldbedragen, in elk geval (telkens) een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (onder meer) 1. [slachtoffer 2] (8 juli 2024 te Doetinchem, PL0600-2024315888, een bedrag van 600 euro) en /of 2. [slachtoffer 4] en/o f [slachtoffer 12] (12 juli 2024 te Zwolle, PL0600-2024328012, een bedrag van in totaal 1.200 euro) en /of 3. [slachtoffer 13] (27 april 2024 te Hilversum, PL0900-2024133112, een bedrag van 600 euro) en/of 4. [slachtoffer 11] (12 augustus 2024 te Elst (GLD), PL0600-2024375034 , een bedrag van in totaal 950 euro) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders , waarbij verdachte en /of zijn mededaders /of de weg te nemen geldbedragen en/of goederen ( telkens ) onder zijn/ hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van (een) valse sleutels, te weten door ( telkens ) gebruik te maken van door oplichting, althans door een misdrijf, verkregen bankpassen en /of ( bijbehorende ) pincodes.

(art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Bij deze vordering heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die gelden voor een woninginbraak en woninginsluiping. Volgens de officier van justitie wordt bij deze wijze van oplichting, net als bij een woninginbraak en woninginsluiping, een forse inbreuk gemaakt op de privacy en het vertrouwen van de medemens. Het gevoel van veiligheid in eigen huis wordt net zo goed aangetast, aldus de officier van justitie. Zij heeft daarom overeenkomstig de richtlijnen van het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van 5 maanden per oplichting als uitgangspunt genomen. Het gaat om 10 oplichtingen, zodat het totaal uitkomt op 50 maanden gevangenisstraf. Zij heeft daarbij de poging tot oplichting en de diefstal in haar eis begrepen.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een (fors) voorwaardelijk strafdeel en een taakstraf. Volgens de raadsman zou de rechtbank in deze zaak moeten afzien van de oplegging van een lange gevangenisstraf, omdat de persoonlijke omstandigheden aantonen dat verdachte wil afrekenen met het verleden. Hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden en schaamt zich diep voor de gepleegde strafbare feiten. Daarom heeft hij tijdens het onderzoek bij de politie en ter terechtzitting openheid van zaken gegeven en verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde feiten. Hij is sinds zijn schorsing hard aan het werk gegaan. Uit een schrijven van zijn werkgever blijkt dat hij verdachte graag een vast contract wil aanbieden. Verder is verdachte kleiner gaan wonen. Zijn huurlasten zijn afgenomen en hij is aan het sparen om de schade te herstellen. Als hij weer in detentie belandt, verliest hij zijn werk en woning en zal het langer duren om de schade te herstellen. Ook de reclassering onderschrijft het belang om af te zien van een gevangenisstraf die de voorlopige hechtenis overstijgt, aldus de raadsman van verdachte.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich, als beller, over een langere periode schuldig gemaakt aan het met anderen plegen van negen oplichtingen, een poging tot oplichtingen diefstallen van geld. Hij heeft samen met anderen van een flink aantal slachtoffers op geniepige wijze sieraden, contant geld, bankpassen en pincodes afhandig gemaakt. Zij hebben zich bewust gericht op oudere mensen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers, die zoals gezegd allemaal op leeftijd zijn, hiermee niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Ook hebben de benadeelden geleden onder gevoelens van schaamte. Daar komt bij dat zij van sommige slachtoffers ook sieraden, die een grote emotionele waarde vertegenwoordigden, afhandig hebben gemaakt. Verdachte heeft maandenlang samen met anderen de keuze gemaakt om mensen te bellen met als enige doel ze kostbaarheden en geld afhandig te maken voor eigen financieel gewin. Daarbij heeft hij geen rekening gehouden met de schade die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt en de maatschappelijke onrust die hij daarmee heeft veroorzaakt. Dit zijn ernstige feiten.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte

De rechtbank heeft verder naar de persoon van verdachte gekeken. Verdachte heeft geen relevante feiten op zijn strafblad. Uit het reclasseringsadvies van de Verslavingsreclassering GGZ van 28 maart 2025 volgt dat verdachte te kampen heeft met flinke schulden die hij heeft opgebouwd met illegaal gokken. Hoewel verdachte zijn leven op orde leek te hebben en niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, heeft hij toch de keuze gemaakt om zijn financiële problemen met criminaliteit op te lossen. Maar uit het reclasseringsadvies volgt ook dat verdachte zich houdt aan de schorsingsvoorwaarden en meewerkt aan het reclasseringstoezicht, dat hij open kaart heeft gespeeld bij zijn ouders en partner en dat hij inmiddels is gestart met een behandeling. De rechtbank ziet deze ontwikkelingen, net als de reclassering, als positief. De rechtbank weegt ook in positieve zin mee dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting deels open kaart heeft gespeeld. Verdachte heeft bovendien verklaard de financiële schade die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt te willen herstellen. Ook dat weegt de rechtbank in positieve zin mee.

Straf

Hoewel verdachte een aantal positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en deels openheid van zaken heeft gegeven, is de rechtbank gelet op de aard en ernst van de feiten van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andersoortige of lichtere gevangenisstraf dan een gevangenisstraf van lange duur. Daarbij zal de rechtbank, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en als stok achter de deur, ook een deel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de effecten van deze vorm van oplichting, waarbij slachtoffers in de veiligheid van hun eigen huis zijn gebeld, angst is aangejaagd en zij zich genoodzaakt zagen hun kostbaarheden, geld en bankpassen met pincode in een envelop aan de deur af te geven, vergelijkbaar zijn als bij een woninginbraak. Die effecten zijn een gevoel van onveiligheid, forse aantasting in het vertrouwen in de medemens en een forse inbreuk op de privacy. De Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS) geven als oriëntatiepunt voor woninginbraak een gevangenisstraf van 3 maanden. Gezien de aard en ernst van de feiten en het aantal slachtoffers, hanteert de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden per oplichting. De bewezenverklaarde poging en de diefstallen zijn in de totaal op te leggen gevangenisstraf begrepen.

Dat betekent dat de rechtbank passend en geboden vindt een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk deel verbindt de rechtbank de in het reclasseringsadvies genoemde bijzondere voorwaarden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.

Beoordeling.

Nu de vordering van de benadeelde partij niet is betwist, acht de rechtbank de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.

Beoordeling.

Nu de vordering van de benadeelde partij niet is betwist, acht de rechtbank de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.

Beoordeling.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten de materiële schadevergoeding ten aanzien van het bedrag in contanten (€ 2500,--) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De benadeelde partij zal ten aanzien van het gepinde geld van de voetbalvereniging (€ 1200,--) niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de machtiging tot het indienen van de vordering door [slachtoffer 4] als vertegenwoordiger van [slachtoffer 12] ontbreekt.

De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging is van mening dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.

Beoordeling.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 1280,--, bestaande uit materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging is van mening dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak.

Beoordeling.

De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden kan de benadeelde partij nu niet in zijn vordering worden ontvangen.

Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid zal worden geschat op € 450,-. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de ernst van het feit, de aard en ernst van het letsel en de toegekende schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen. Het overige zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

De benadeelde partij kan de vordering met betrekking tot de materiële schade en het overige immateriële schadebedrag slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij

Motivering van de hoofdelijkheid

De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten waarvoor een schadevergoeding wordt toegewezen samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partijen hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schades worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de betreffende benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan een specifieke benadeelde partij, daarmee zijn daarmee overeenkomende verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Vrijspraak.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 9 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Bewezenverklaring.

Verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 12 bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1:

medeplegen van poging tot oplichting;

Feit 2 tot en met 8, feit 10 en feit 11 telkens:

medeplegen van oplichting;

Feit 12:

diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

Strafbaarheid.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Straf.

Legt op de volgende straf:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

En stelt als bijzondere voorwaarden dat:

Betrokkene zich 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76, telefoonnummer 040-2171200. Betrokkene zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

Betrokkene zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.

De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

Betrokkene dient zich aan de huisregels en de aanwijzingen te houden die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

- Betrokkene zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 600,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 600,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen.

Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 1.050,00 euro, bestaande uit materiële en immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 1.050,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen.

Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van 2.500,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de gevorderde 1.200,00 euro en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 2.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen.

Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van 1.280,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van 1.280,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen.

Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 7] , van een bedrag van 450,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de gevorderde 24.965,00 euro en het overige immateriële gevorderde schadebedrag en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 7] , van een bedrag van 450,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 9 dagen.

Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

Beslag

Verbeurdverklaring van de

1 STK telefoon Nokia zwart, met goednummer: G2242963;

1 STK telefoon iPhone zwart, met goednummer: G2243203.

Onttrekking aan het verkeer van de:

- 1 STK horloge, met goednummer: G2243230.

Voorlopige hechtenis

Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.G. Vos, voorzitter,

mr. A.H.J.J. van de Wetering en R. Grimbergen, leden,

in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,

en is uitgesproken op 09 mei 2025.