Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:2695

Op 9 May 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01.272962.24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:2695. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01.272962.24
Datum uitspraak:
9 May 2025
Datum publicatie:
8 May 2025

Indicatie

Onderzoek Inaya. Bewezenverklaring medeplegen van meerdere oplichtingen en een poging daartoe in de vorm van helpdeskfraude/spoofing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01.272962.24

Datum uitspraak: 09 mei 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [adres] ,

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2024, 17 april 2025 en 25 april 2025 (sluiting).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 oktober 2024. De tenlastelegging is als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 november 2024 is gewijzigd, komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

Poging tot medeplegen van oplichting op 3 juli 2024 te Uden, althans in Nederland ( [slachtoffer 1] );

Medeplegen van oplichting op 16 augustus 2024 te Geldrop, althans in Nederland ( [slachtoffer 2] );

Medeplegen van oplichting op 12 augustus 2024 te Elst, althans in Nederland ( [slachtoffer 3] );

Medeplegen van oplichting op 7 augustus 2024 te Weert, althans in Nederland ( [slachtoffer 4] );

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, op 12 augustus 2024 te Elst, althans in Nederland ( [slachtoffer 3] ).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Onderzoek Inaya.

Binnen het onderzoek Inaya is onderzoek gedaan naar meerdere oplichtingszaken waarbij de verdachten zich veelal hebben voorgedaan als politieagent en mensen hebben bewogen tot de afgifte van contant geld, pinpassen en/of sieraden. Naar aanleiding van de melding van de 78-jarige [slachtoffer 1] is onderzoek verricht naar het bellende telefoonnummer. Gebleken is dat het bellende nummer bij een Lebara-prepaidkaart hoorde, die was opgewaardeerd met een e-voucher die was gekocht bij een BP-tankstation te Eindhoven. De politie heeft de camerabeelden bekeken en gezien dat de bijrijder van het voertuig [kenteken] de betreffende e-voucher heeft gekocht en weer in het voertuig is gestapt. De bijrijder is later herkend als verdachte. Uit onderzoek is daarnaast gebleken dat [medeverdachte 1] dat voertuig heeft gehuurd. De politie heeft verder onderzoek gedaan naar de mastgegevens van de telefoons, waarmee gebeld is naar slachtoffers Naar aanleiding van dit onderzoek werden verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] verdachten aangemerkt. In meerdere oplichtingszaken zijn daarnaast camerabeelden veiliggesteld van de persoon die sieraden, geld of bankpassen heeft opgehaald bij het slachtoffer en/of geld heeft gepind van de bankpassen.. In een drietal gevallen heeft dit geleid tot een herkenning van medeverdachte [medeverdachte 2] .

Beslissing

Beslissingen over het bewijs.

In deze paragraaf zal de rechtbank beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldigingen tegen verdachte wettig en overtuigend bewezen acht. Na een weergave van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, volgt het oordeel van de rechtbank.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir d.d. 17 april 2025.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota d.d. 17 april 2025, bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is ongeloofwaardig en de rechtbank dient terughoudend met de mastgegevens om te gaan. Allereerst, omdat de zendmasten een behoorlijk gebied beslaan, maar ook omdat de telefoon van verdachte niet altijd met dezelfde masten verbinding maakt als de beltelefoon. Dat verdachte de e-vouchers heeft gekocht en in de buurt van de beltelefoon is geweest, is onvoldoende voor een veroordeling. Vrijspraak dient te volgen.

Het oordeel van de rechtbank.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis verwijst de rechtbank voor de gebezigde bewijsmiddelen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage (2) dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank zal allereerst ingaan op de werkwijze bij de ten laste gelegde feiten: de modus operandi. Hierna zullen de afzonderlijk ten laste gelegde feiten aan de orde komen en zal de rechtbank per feit aangeven of zij betrokkenheid van verdachte bij die zaak wettig en overtuigend bewezen acht.

Bij een aantal van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank in haar bewijsvoering gebruik maken van schakelbewijs. Schakelbewijs is een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.

Modus operandi

De rechtbank overweegt dat bij diverse aan verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] ten laste gelegde feiten dezelfde werkwijze, oftewel modus operandi, is gebruikt. In de tweede helft van 2024 werd bij de politie meerdere malen aangifte gedaan van oplichting en diefstal, gepleegd in een periode van vijf maanden. Uit de verschillende aangiftes kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers sieraden en/of bankpassen afhandig te maken en daarmee vervolgens geld op te nemen. Deze methode staat bekend als helpdeskfraude of ‘spoofing’. De aangevers van deze feiten waren steeds ouderen, variërend in de leeftijd van 71 tot en met 92 jaar. Zij werden allen gebeld op de vaste telefoonlijn met een mobiele telefoon met Lebara simkaart, waarvan het beltegoed was opgewaardeerd met een e-voucher en speciaal bedoeld voor het bellen van de slachtoffers (beltelefoons). . Degene die belde deed zich voor als medewerker van de politie. De beller gaf aan dat er personen zouden zijn aangehouden en dat daarbij een notitieboekje was aangetroffen met daarin de gegevens van het slachtoffer. Hierna werd de vraag gesteld of het slachtoffer waardevolle spullen in huis had. De beller gaf aan dat het veiliger zou zijn om de spullen bij hen op te slaan. De aangevers moesten waardevolle spullen, waaronder sieraden, contant geld en bankpassen, in een envelop stoppen waarna deze door een medewerker van BrinksWaardetransport bij de aangevers thuis werd opgehaald. Indien bankpassen werden afgegeven, moesten de slachtoffers na de “piep” hun pincode inspreken. Om vertrouwen te wekken, werd door de politiemedewerker in het telefoongesprek een code genoemd die de Brinks-medewerker moest doorgeven terwijl hij/zij aan de deur stond. De beller sprak perfect Nederlands en bleef aan de telefoon totdat de koerier aan de deur stond. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen werden vervolgens geldopnames gedaan.

Het samenwerkingsverband bestond bij de ten laste gelegde feiten uit ten minste drie personen: een regelaar, een beller en een Brinks-koerier/pinner. De regelaar zorgde voor de adressen van de slachtoffers en de e-vouchers, waarmee de simkaart van de beltelefoon kon worden opgewaardeerd om te bellen. Er werd veel van simkaart gewisseld. De rol van de beller was de slachtoffers zodanig bang maken dat zij ertoe overgingen hun pincode te verstrekken en bereid waren hun sieraden, contant geld en/of bankpas af te geven aan de koerier. De koerier/pinner was vervolgens degene die de waardevolle spullen ophaalde en verschillende pintransacties, afwisselend kleine en grote bedragen, met de bankpas verrichtte.

Uit de resultaten van het opsporingsonderzoek kan dus in algemene zin en in grote lijnen een modus operandi ten aanzien van een groot deel van de zaken worden afgeleid. De rechtbank heeft ook enkele verschillen geconstateerd. Deze zijn over het geheel gezien echter zo minimaal en bovendien te verklaren vanuit de specifieke omstandigheden van het betreffende feit, dat zij in het licht van het grotere geheel niet relevant zijn. Hoewel er minimale verschillen in werkwijze zijn, zijn er diverse belangrijke aanknopingspunten die in de richting van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] wijzen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] vrienden en ze zijn regelmatig samen gezien. Op 27 augustus 2024 zijn de verdachten samen in dezelfde auto aangehouden. Daar komt bij dat op de dag van de aanhouding de beltelefoon in de onderbroek van [medeverdachte 1] is aangetroffen. Op de dag van de aanhouding zijn er 34 huistelefoonnummers gebeld. Van de telefoonnummers die langer dan anderhalve minuut zijn gebeld, is gebleken dat deze nummers allemaal van personen op leeftijd zijn. Ook bij de ten laste gelegde (poging tot) oplichting(en) werd telkens gebruik gemaakt van een beltelefoon die belde naar vaste nummers van ouderen.

Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij van verdachte leerde hoe hij moest bellen naar de slachtoffers. Daarnaast heeft hij verklaard dat verdachte altijd naast hem zat op het moment dat hij belde. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig en betrouwbaar. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zijn eigen rol weliswaar kleiner gemaakt, maar belast met zijn verklaring ook zichzelf. Daar komt bij dat de verklaring overeenkomt met andere feiten en omstandigheden die uit het dossier volgen, zoals het tegelijkertijd dezelfde zendmasten aanstralen met zowel de privételefoon van [medeverdachte 1] als de privételefoon van verdachte.

Daar komt bij dat uit onderzoek is gebleken dat verdachte meermalen een Lebara e-voucher heeft gekocht waarmee – kort na de aankoop – een simkaart is opgewaardeerd, waarmee vervolgens veelvuldig naar kwetsbare ouderen werd gebeld. Dat verdachte niet zou hebben geweten dat deze e-vouchers werden gebruikt om mensen op te lichten, acht de rechtbank niet geloofwaardig,temeer omdat meerdere gesprekken in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, waarin wordt gesproken over het feit dat verdachte zich zou hebben beziggehouden met het oplichten van ouderen.

De rechtbank zal hierna per feit beslissen of zij dat feit wettig en overtuigend bewezen acht. Van de zaken waarvan op basis van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage (2) kan worden vastgesteld dat deze volledig passen binnen de modus operandi, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze feiten door verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) zijn begaan.

Feit 1: medeplegen van poging tot oplichting op 3 juli 2024.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat zij werd gebeld door een politiemedewerker. De politiemedewerker gaf aan dat zij ’s nachts twee inbrekers hadden aangehouden, die een notitieboekje bij zich hadden met daarop haar gegevens. Vervolgens vroeg de beller, overeenkomstig de hierboven beschreven modus operandi, of zij contant geld en sieraden thuis had liggen. Hierna heeft zij het gesprek beëindigd. Uit onderzoek is gebleken dat het verdachte is geweest die de e-voucher van Lebara heeft gekocht. Verdachte kwam bij het tankstation aanrijden in de auto die door medeverdachte [medeverdachte 1] kort daarvoor was gehuurd.. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] in die auto zat. Vijftien minuten later is met de beltelefoon naar het vaste telefoonnummer van [slachtoffer 1] gebeld. Via Google Maps is gebleken dat het veertien minuten duurt om van de Tennierslaan in Eindhoven (waar de beltelefoon actief wordt) naar het Kastelenplein in Eindhoven (waar de beltelefoon aanstraalt op het moment dat [slachtoffer 1] -Timmermans wordt gebeld) te rijden. Gelet op dit korte tijdsbestek, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen in de auto hebben gezeten op het moment dat er werd gebeld. Google Maps is een openbare bron, die voor eenieder eenvoudig toegankelijk is. Dat de route veertien minuten duurt, is een feit van algemene bekendheid. Ingevolge artikel 339, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een begin van uitvoering van de oplichting, door het bellen van het slachtoffer en het voeren van het daarop gerichte gesprek met het slachtoffer. De verdachten hebben daarin nauw en bewust samengewerkt. De rechtbank acht de rol van verdachte significant om de poging tot oplichting te laten slagen.

Feit 2: medeplegen van oplichting op 16 augustus 2024.

Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit, gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Daarnaast vertoont deze zaak gelijkenissen met het onder feit drie ten laste gelegde, waarbij de waardevolle goederen zijn opgehaald door “ [naam 1] ”. Uit onderzoek is gebleken dat de privételefoons van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] vanaf half 11 in de ochtend dezelfde masten hebben aangestraald als de beltelefoon. De rechtbank concludeert dat zij een groot gedeelte van de dag samen zijn geweest. De rechtbank acht het niet ondenkbaar dat verdachte tussendoor ergens anders naartoe is geweest. Voor het einde van het gesprek met aangeefster [slachtoffer 2] komen verdachte en zijn medeverdachte weer samen op de Oude Vestdijk in Eindhoven. De rechtbank overweegt dat verdachte bij een groot deel van het gesprek met slachtoffer [slachtoffer 2] aanwezig is geweest. Daar komt bij dat het verdachte is geweest die de e-voucher van Lebara heeft gekocht bij het tankstation, waarna er urenlang gebeld is met slachtoffer [slachtoffer 2] . Tot slot neemt de rechtbank mee, zoals hiervoor overwogen, dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat verdachte altijd naast hem zat op het moment dat hij belde.

Feit 3: medeplegen van oplichting op 12 augustus 2024.

Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit, gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. De rechtbank slaat verder acht op het feit dat de waardevolle goederen eveneens zijn opgehaald onder gebruikmaking van de naam “ [naam 1] ”, hetgeen een kenmerkende overeenkomst vertoont met het onder feit twee ten laste gelegde. Ook bij de oplichting van slachtoffer [slachtoffer 3] is uit onderzoek gebleken dat verdachte degene is geweest die de e-voucher heeft gekocht en stralen de privételefoons van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] en de beltelefoon dezelfde masten aan. Tot slot neemt de rechtbank mee, zoals hiervoor overwogen, dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat verdachte altijd naast hem zat op het moment dat hij belde.

Feit 4: medeplegen van oplichting op 7 augustus 2024.

De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het (onder andere) verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 4] . Volgens de aangifte zou in de nacht van 6 op 7 augustus 2024 een auto aan de overkant van de straat geparkeerd hebben gestaan. In de middag van 7 augustus 2024 werd aangeefster gebeld door ene [naam 2] , die werkzaam zou zijn bij de politie. De politieagent heeft in het telefoongesprek genoemd dat er een auto voor haar woning heeft gestaan. Hierna heeft hij gevraagd of aangeefster waardevolle spullen in huis heeft, die zij vervolgens aan een Brinks Waardetransport-medewerker meegaf. De rechtbank constateert dat het plaatsen van een auto voor de deur van het slachtoffer en dit in het telefoongesprek ter sprake brengen, niet past binnen de vastgestelde modus operandi. Daar komt bij dat verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd en uit onderzoek is gebleken dat ook de gebruikte e-voucher niet door verdachte is gekocht. Er zijn dus onvoldoende overige feiten en omstandigheden die maken dat de verdachte aan dit ten laste gelegde feit gelinkt kan worden. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

Feit 5: medeplegen van gekwalificeerde diefstal op 12 augustus 2024.

Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit.

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezenverklaard kan worden als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.

Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank over de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte heeft er met het kopen van de e-voucher voor gezorgd dat de beller het slachtoffer kon bellen. Door het kopen van deze e-voucher is verdachte een onmisbare schakel geweest binnen de oplichting. Daar komt bij dat verdachte blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] telkens, tijdens het bellen, naast hem zat en hem de kneepjes van het vak heeft geleerd. Door het gesprek met de beller heeft het slachtoffer haar bankpas en bijbehorende pincode afgegeven. Hierna heeft de koerier een bedrag van 950,- gepind. De rechtbank overweegt dat het één onlosmakelijk is verbonden met het ander. Verdachte faciliteert de oplichting van ouderen en gelet op het grotere geheel is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:

1 (PL2100-2024143577) hij op of omstreeks 3 juli 2024 te Uden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen of van een valse hoedanigheid en / /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] , geboren in 1945, te bewegen tot de afgifte van goederen, te weten van sieraden en /of contant geld, - die [slachtoffer 1] heeft/ heeft gebeld en zich voorgedaan als een politieagent en /of - ( vervolgens ) heeft gezegd dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en /of een notitie blok/ boekje en /o f daarin (geschreven) de naam en /of het adres van die [slachtoffer 1] en /of dat geld en /of sieraden aanwezig waren in het huis van die [slachtoffer 1] ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ) 2 Zaaksdossier 9 PL2100-2024178653 hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Geldrop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen /of van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 2] , geboren in 1952 heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, het ter beschikking stellen van gegevens en/of te weten het afgeven van bankpassen en /of ( bijbehorende ) pincodes en /of contant geld, door - die [slachtoffer 2] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en/of een notitieblok /boekje en /of daarin (geschreven) de naam en/of het adres van die [slachtoffer 2] en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat de eerdere genoemde aangehouden personen met inzet van een drone hadden gezien in welke huizen geld aanwezig was en /of - die [slachtoffer 2] te vragen of zij waardevolle spullen (te weten sieraden en /of geld) in huis aanwezig heeft en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat het contante geld veilig gesteld moet worden en /of - te vertellen dat de politie de bankrekeningen van die [slachtoffer 2] zou blokkeren en /of dat de politie de huidige bankpassen van die [slachtoffer 2] nodig heeft en /of komt ophalen en /of - die [slachtoffer 2] de pincode te laten intoetsen op de telefoon en/of te laten inspreken na een piep ( geluid ) in de telefoon en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat zij het contante geld en /of bankpassen in een envelop moest doen en /of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat een medewerker van waardentransport Brinks het geld en /of de bankpassen zou ophalen en /of - die [slachtoffer 2] te zeggen dat de eerder genoemde aangehouden personen zouden komen inbreken en /of met een pistool en /of - tegen die [slachtoffer 2] te zeggen ‘u bent in gevaar’ , althans woorden van soortgelijke dreigende aard en /of - naar de woning van die [slachtoffer 2] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 2] aan te bellen en /of - zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardentransport Brinks en /of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met contant geld en /of bankpassen ) mee te nemen of - ( terwijl ) die [slachtoffer 2] aan de praat werd gehouden aan de telefoon. ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ))

3 Zaaksdossier 10 PL0600-2024375034 hij op of omstreeks 12 augustus 2024 te Elst (GLD), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en /of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen /of van een valse hoedanigheid en /of door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] , geboren in 1948 heeft/ heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens het ter beschikking stellen van gegevens en/of, te weten het afgeven van een bankpas en /of pincode, door - die [slachtoffer 3] te bellen en zich voor te doen als een politieagent /rechercheur en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden en /of deze eerder genoemde personen een infraroodcamera bij zich hadden en /of deze eerder genoemde personen in de omgeving /buurt van de woning van die [slachtoffer 3] waren gezien en /of dat met de infraroodcamera kon worden gezien of geld en /of goud in huis waren en /of - die [slachtoffer 3] te verzoeken haar mobiele telefoon uit te zetten en /of - te vertellen dat de politie en/of een bankmedewerker de bankrekening van die [slachtoffer 3] zou blokkeren en/of een nieuwe bankpas zou worden gebracht en /of ( vervolgens ) dat de politie de huidige bankpas van die [slachtoffer 3] nodig heeft en/o f wordt opgehaald en /of - die [slachtoffer 3] de pincode te vragen en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat zij de bankpas in een envelop moest doen en /of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat een medewerker van waardetransport Brinks het geld zou ophalen en/of de goederen in een kluis worden gedaan en/of veilig worden bewaard en/of - naar de woning van die [slachtoffer 3] te gaan en /of - bij die [slachtoffer 3] aan te bellen en/of - een toegangscode/ controlecode te noemen en /of - de envelop ( met bankpas ) mee te nemen en /of - ( terwijl ) die [slachtoffer 3] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

4 Zaaksdossier 12 PL2300-2024127368 hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Weert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 4] , geboren in 1948 heeft/hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van sieraden, door - die [slachtoffer 4] te bellen en zich voor te doen als een politieagent/rechercheur en/of - die [slachtoffer 4] te vertellen dat een dag eerder een voertuig voor zijn woning had gestaan en/of - die [slachtoffer 4] te vragen of zij waardevolle spullen (te weten sieraden) in huis aanwezig heeft en/of - die [slachtoffer 4] te vertellen dat zij de sieraden in een envelop moest doen en/of - die [slachtoffer 4] te vertellen dat een medewerker van waardetransport Brinks de sieraden zou ophalen en/of - naar de woning van die [slachtoffer 4] te gaan en/of - bij die [slachtoffer 4] aan te bellen en/of - een toegangscode/controlecode te noemen en/of - de envelop (met sieraden) mee te nemen en/of - (terwijl) die [slachtoffer 4] aan de praat werd gehouden aan de telefoon

( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek vanStrafrecht )

5 PL0600-2024375034), hij op of omstreeks 12 augustus 2024 te Elst (GLD), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/ uit een geld-/ betaalautomaat heeft/ heeft weggenomen geldbedragen, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , te weten een bedrag van in totaal 950 euro in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders , waarbij verdachte en /of zijn mededaders de weg te nemen geldbedragen en/of goederen ( telkens ) onder zijn/ hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van ( een ) valse sleutel, te weten door ( telkens ) gebruik te maken van een door oplichting, althans door een misdrijf, verkregen bankpas sen en /of ( bijbehorende ) pincode ( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Bij deze vordering heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die gelden voor een woninginbraak en woninginsluiping. Volgens de officier van justitie wordt bij deze wijze van oplichting, net als bij een woninginbraak en woninginsluiping, een forse inbreuk gemaakt op de privacy en het vertrouwen van de medemens. Het gevoel van veiligheid in eigen huis wordt net zo goed aangetast, aldus de officier van justitie. Zij heeft daarom overeenkomstig de richtlijnen van het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van 5 maanden per oplichting als uitgangspunt genomen. Het gaat om 3 oplichtingen en een poging, zodat het totaal uitkomt op 20 maanden gevangenisstraf. Zij heeft in die eis de diefstal meegenomen.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht in geval van een veroordeling een gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met de maximale taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Volgens de raadsman heeft verdachte erg veel te verliezen. Hij woont na een wat mindere periode voorafgaand aan zijn detentie weer thuis en heeft weer goed contact met zijn ouders en broertje. Ook pakt hij het contact met zijn vriendin beetje bij beetje weer op. Gedurende zijn schorsing is verdachte hard aan het werk gegaan. Als de rechtbank een lange gevangenisstraf oplegt, raakt verdachte zijn baan kwijt en ook het contact met zijn netwerk zal onder druk komen te staan, aldus de raadsman.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich in een faciliterende en coördinerende rol over een periode van een aantal maanden met anderen schuldig gemaakt aan oplichtingen, een poging daartoe en aan diefstal van geld. Hij heeft samen met anderen op geniepige wijze sieraden, contant geld, bankpassen en pincodes afhandig gemaakt van veelal slachtoffers op leeftijd. Zij hebben bewust oudere mensen tot slachtoffer gemaakt. Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , alsmede uit de informatie uit de in beslaggenomen telefoons kan worden afgeleid dat verdachte zich al langere tijd met deze vorm van oplichting heeft ingelaten Verdachte was een wezenlijk onderdeel van een gecoördineerde werkwijze, waarbij ouderen onder valse voorwendselen ertoe zijn bewogen geld en goederen, waaronder sieraden met grote emotionele waarde, af te staan. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers, die zoals gezegd allemaal op leeftijd zijn, hiermee niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Ook leden zij onder de schaamte die zij voelden. Bovendien veroorzaken dit soort delicten tot maatschappelijke onrust. Dit zijn ernstige feiten.

. Dat verdachte een meer dan ondergeschikte rol heeft gespeeld bij de oplichtingen, weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte

De rechtbank heeft verder naar de persoon van verdachte gekeken. Verdachte heeft relevante feiten op zijn strafblad. Hij is eerder voor vermogensdelicten met justitie in aanraking gekomen. Uit het reclasseringsadvies van 3 april 2025 volgt dat verdachte hiervoor twee keer onder toezicht heeft gestaan, welke hij positief heeft afgesloten. Uit het reclasseringsadvies volgt verder dat verdachte geen problemen heeft. Verdachte had naar eigen zeggen zijn leven op orde voordat hij werd aangehouden. Als verdachte voor deze zaak wordt veroordeeld, is het volgens de reclassering zorgelijk dat verdachte ondanks de stabiliteit en de motivatie die hij schetst, zich toch heeft ingelaten met criminele activiteiten. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken om het gedrag te veranderen. De rechtbank heeft oog voor de wijze waarop verdachte zijn leven heeft opgepakt nadat hij uit voorlopige hechtenis is geschorst. Daar staat tegenover dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. Hij legt alleen verantwoording af voor datgene waarvoor hij volgens hem verantwoording moet afleggen en wat op beeld is vastgelegd, zoals het kopen van de e-vouchers. Ook heeft het eerder opgelegde toezicht van de reclassering niet voorkomen dat verdachte wederom zich schuldig heeft gemaakt aan kwalijke strafbare feiten. Dit weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee.

Straf

De rechtbank is gelet op de aard en ernst van de feiten en de meer dan ondergeschikte rol van verdachte van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de effecten van deze vorm van oplichting, waarbij slachtoffers in de veiligheid van hun eigen huis zijn gebeld, angst is aangejaagd en zij zich genoodzaakt zagen hun kostbaarheden, geld en bankpassen met pincode in een envelop aan de deur af te geven, vergelijkbaar zijn met die van een woninginbraak. Die effecten zijn een gevoel van onveiligheid, forse aantasting in het vertrouwen in de medemens en een forse inbreuk op de privacy. De Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS) geven als oriëntatiepunt voor woninginbraak met recidive een gevangenisstraf van vijf maanden. Rekening houdend met de meer dan ondergeschikte rol van verdachte en zijn proceshouding, hanteert de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van 5 maanden per oplichting. De rechtbank zal bij de op te leggen straf enerzijds rekening houden met de omstandigheid dat er sprake is van een poging tot oplichting maar anderzijds meenemen dat een andere oplichting werd gevolgd door diefstal van geld met een verkregen pinpas.

Dat betekent dat de rechtbank passend en geboden vindt een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

45, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Vrijspraak.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Bewezenverklaring.

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1:

medeplegen van poging tot oplichting;

Feit 2 tot en met 3 telkens:

medeplegen van oplichting;

Feit 5:

diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

Strafbaarheid.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Straf.

Legt op de volgende straf:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;

Beslag

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:

1 STK telefoon iPhone wit, met goednummer: G2242964;

1 STK telefoon iPhone zwart, met goednummer: G2243217.

Voorlopige hechtenis

Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.G. Vos, voorzitter,

mr. A.H.J.J. van de Wetering en R. Grimbergen, leden,

in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,

en is uitgesproken op 09 mei 2025.