Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:2706

Op 9 May 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01.312886.24 en 01.091110.25 (ter terechtzitting g, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:2706. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01.312886.24 en 01.091110.25 (ter terechtzitting g
Datum uitspraak:
9 May 2025
Datum publicatie:
8 May 2025

Indicatie

Onderzoek Inaya. Bewezenverklaring medeplegen van meerdere oplichtingen en een poging daartoe in de vorm van helpdeskfraude/spoofing.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummers: 01.312886.24 en 01.091110.25 (ter terechtzitting gevoegd)

Datum uitspraak: 09 mei 2025

Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2006] ,

wonende te [adres] ,

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2025 en 25 april 2025 (sluiting).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 07 maart 2025 en 26 maart 2025.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

01.312886.24

1 Zaaksdossier 3, PL0600-2024328012 hij op of omstreeks 12 juli 2024 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] , geboren in 1955 heeft/hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van bankpassen en/of (bijbehorende) pincodes en/of contant geld, door - die [slachtoffer 1] te bellen en zich voor te doen als een politieagent/rechercheur en/of - die [slachtoffer 1] te vertellen dat meerdere inbrekers, althans personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en/of een vuurwapen en/of een notitieblok/boekje en/of daarin (geschreven) de naam en/of het adres van het die [slachtoffer 1] en/of - die [slachtoffer 1] te vragen of hij waardevolle goederen/spullen in huis aanwezig heeft en/of - die [slachtoffer 1] de pincodes te laten intoetsen op de telefoon en/of te laten inspreken na een piep(geluid) in de telefoon en/of - die [slachtoffer 1] te vertellen dat hij de bankpassen en/of het contante geld in een envelop moest doen en/of - naar de woning van die [slachtoffer 1] te gaan en/of - bij die [slachtoffer 1] aan te bellen en/of - zich aan de deur voor te doen als een medewerker van waardetransport Brinks en/of - een toegangscode/controlecode te noemen en/of - de envelop (met bankpassen en/of contant geld) mee te nemen en/of - (terwijl) die [slachtoffer 1] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2 Zaaksdossier 5 PL0600-2024193662 hij op of omstreeks 28 april 2024 te Zetten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] , geboren in 1947 heeft/hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van sieraden en/of een horloge, door - die [slachtoffer 2] te bellen en zich voor te doen als een politieagent/rechercheur en/of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat een gestolen voertuig was gevonden met daarin inbrekersspullen en/of een lijstje met persoonsgegevens van die [slachtoffer 2] en/of - die [slachtoffer 2] te vragen of zij waardevolle goederen/spullen (te weten sieraden en/of geld) in huis aanwezig heeft en/of - die [slachtoffer 2] te vertellen dat een medewerker van waardetransport Brinks de waardevolle spullen zou ophalen en/of - naar de woning van die [slachtoffer 2] te gaan en/of - bij die [slachtoffer 2] aan te bellen en/of - zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardetransport Brinks en/of - een toegangscode/controlecode te noemen en/of - een geldkist met sieraden en/of horloge mee te nemen en/of - (terwijl) die [slachtoffer 2] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

3 Zaaksdossier 8 PL0900-2024133112 hij op of omstreeks 27 april 2024 te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] , geboren in 1931 heeft/hebben bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het ter beschikking stellen van gegevens en/of het afgeven van bankpassen en/of (bijbehorende) pincodes en/of sieraden en/of contant geld, door - die [slachtoffer 3] te bellen en zich voor te doen als een rechercheur en/of bankmedewerker en/of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat er een poging was gedaan om in te breken en/of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat zij de bankpassen en/of het contante geld en/of sieraden in enveloppen moest doen en/of - die [slachtoffer 3] te vertellen dat een koerier de enveloppen zou komen ophalen en/of goederen in een kluis worden gedaan en/of veilig worden bewaard en/of - naar de woning van die [slachtoffer 3] te gaan en/of - bij die [slachtoffer 3] aan te bellen en/of - een toegangscode/controlecode te noemen en/of - de enveloppen (met bankpassen en/of contant geld en/of sieraden) mee te nemen en/of - (terwijl) die [slachtoffer 3] aan de praat werd gehouden aan de telefoon ( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

01.091110.25

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2024 tot en met 12 juli 2024 te Zwolle en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit geld-/betaalautomaten heeft/hebben weggenomen meerdere geldbedragen, in elk geval (telkens) een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (onder meer) 1. [slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 4] (12 juli 2024 te Zwolle, PL0600-2024328012, een bedrag van 1.200 euro) en/of 2. [slachtoffer 3] (27 april 2024 te Hilversum, PL0900-2024133112, een bedrag van 600 euro) en/of in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen geldbedragen en/of goederen (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutels, te weten door (telkens) gebruik te maken van door oplichting, althans door een misdrijf, verkregen bankpassen en/of (bijbehorende) pincodes en/of zonder toestemming van de voornoemde slachtoffers/personen, hun/zijn/haar bankpassen te gebruiken en met het gebruik van de bij die bankpassen bijbehorende pincodes de geldopnames heeft/hebben verricht ( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van de ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

Het oordeel van de rechtbank.  (Voetnoot 1)

Ten aanzien van 01.312886.24 en 01.091110.25 acht de rechtbank op grond van:

een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 15 juli 2024, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , pag. 695-698, en

een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 28 april 2024, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] , pag. 750-753, en

een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene] , namens [slachtoffer 3] , d.d. 28 april 2024, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] , pag. 780-783, en

een verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2025,

wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.

Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:

01.312886.24

Feit 1

Zaaksdossier 3, PL0600-2024328012 hij op 12 juli 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen of van een valse hoedanigheid en /of/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] , geboren in 1955 heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van een bankpas en bijbehorende pincode en contant geld, door - die [slachtoffer 1] te bellen en zich voor te doen als een politieagent en - die [slachtoffer 1] te vertellen dat personen waren aangehouden met inbrekerswerktuig en een vuurwapen en een boekje en daarin het adres van het die [slachtoffer 1] en - die [slachtoffer 1] te vragen of hij waardevolle spullen in huis aanwezig heeft en - die [slachtoffer 1] de pincode te laten inspreken na een piep ( geluid ) in de telefoon en - die [slachtoffer 1] te vertellen dat hij de bankpas sen en het contante geld in een envelop moest doen en - naar de woning van die [slachtoffer 1] te gaan en - zich aan de deur voor te doen als een medewerker van waardetransport Brinks en - een controlecode te noemen en - de envelop met bankpas sen en contant geld mee te nemen - terwijl die [slachtoffer 1] aan de praat werd gehouden aan de telefoon.

Feit 2

hij op 28 april 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen , met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] , geboren in 1947 heeft bewogen tot de afgifte van goederen, te weten het afgeven van sieraden en een horloge, door - die [slachtoffer 2] te bellen en zich voor te doen als een politieagent en - die [slachtoffer 2] te vertellen dat een gestolen voertuig was gevonden met daarin inbrekersspullen en een lijstje met persoonsgegevens van die [slachtoffer 2] en - die [slachtoffer 2] te vragen of zij sieraden in huis aanwezig heeft en - die [slachtoffer 2] te vertellen dat een medewerker van waardentransport Brinks de waardevolle spullen zou ophalen en - naar de woning van die [slachtoffer 2] te gaan en - bij die [slachtoffer 2] aan te bellen en - zich aan de deur voor te doen als medewerker van waardentransport Brinks en - een controlecode te noemen en - een geldkist met sieraden en horloge mee te nemen -terwijl die [slachtoffer 2] aan de praat werd gehouden aan de telefoon.

Feit 3

hij op 27 april 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] , geboren in 1931 heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van een bankpas en bijbehorende pincode en sieraden door - die [slachtoffer 3] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker en - die [slachtoffer 3] te vertellen dat er een poging was gedaan om in te breken en - die [slachtoffer 3] te vertellen dat zij de bankpas en sieraden in enveloppen moest doen en - die [slachtoffer 3] te vertellen dat een koerier de enveloppen zou komen ophalen en goederen in een kluis worden gedaan en - naar de woning van die [slachtoffer 3] te gaan en - een controlecode te noemen en - de enveloppe n ( met bankpas sen en sieraden ) mee te nemen - terwijl die [slachtoffer 3] aan de praat werd gehouden aan de telefoon.

01.091110.25

hij op tijdstippen in de periode van 27 april 2024 tot en met 12 juli 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit betaalautomaten heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan 1. [slachtoffer 4] , 12 juli 2024 te Zwolle, een bedrag van in totaal 1.200 euro en 2. [slachtoffer 3] , 27 april 2024 te Hilversum een bedrag van 600 euro) waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen geldbedragen telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten doortelkens gebruik te maken van door oplichting verkregen bankpassen en bijbehorende pincodes en zonder toestemming van de voornoemde slachtoffers hun bankpassen te gebruiken en met het gebruik van de bij die bankpassen bijbehorende pincodes de geldopnames hebben verricht .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Voortgezette handeling

De raadvrouw heeft aangevoerd dat wat betreft de feiten 1 tot en met 3 onder parketnummer 01.312886.24 en de feiten onder parketnummer 01.091110.25 er sprake is van een voortgezette handeling. Volgens de raadsvrouw ligt aan de oplichting en het pinnen met de daarmee verkregen bankpas telkens hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit ten grondslag en het tijdsverloop tussen de beide strafbare feiten is telkens zeer beperkt geweest.

De rechtbank gaat niet mee met het standpunt van de raadsvrouw van verdachte dat wat betreft de feiten 1 tot en met 3 onder parketnummer 01.312886.24 en het feit onder parketnummer 01.091110.25 sprake is van een voortgezette handeling. Naar het oordeel van de rechtbank vergt de oplichting van het slachtoffer en het in ontvangst nemen van kostbaarheden, geld en bankpassen en pincodes aan de deur en het vervolgens pinnen van geld met de afhandig gemaakte bankpassen met pincodes bij een geldautomaat twee van elkaar te onderscheiden en afzonderlijke wilsbesluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie zijn er voldoende redenen om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, waarvan 284 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar. Omdat het gaat om ernstige feiten, heeft zij ook een taakstraf gevorderd van 180 uur, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verder heeft zij verzocht om verdachte een straf op te leggen in de vorm van een taakstraf, maar geen onvoorwaardelijke detentie meer op te leggen. Verdachte is een first-offender, heeft openheid van zaken gegeven en hij heeft een goede baan die hij niet wil verliezen.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen oplichten van oudere mensen en het stelen van geld. Hij heeft samen met anderen van slachtoffers op geniepige wijze sieraden, contant geld, bankpassen en pincodes afhandig gemaakt. Zij hebben bewust oudere mensen tot slachtoffer gemaakt, omdat zij kwetsbaar en afhankelijk zijn en daarmee een makkelijke prooi. Zijn medeverdachten hebben zich tijdens het bellen voorgedaan als politieagent of bankmedewerker. Zij hebben de slachtoffers angst aangejaagd door ze bijvoorbeeld te vertellen dat personen waren aangehouden met inbrekerswerktuigen en in één geval zelfs met een vuurwapen en met een notitieblokje waarin persoonlijke gegevens van de slachtoffers waren opgeschreven. Vervolgens hebben de medeverdachten de slachtoffers, die in de veronderstelling waren dat ze met de politie of de bank van doen hadden, doen geloven dat zij hun kostbaarheden, geld en bankpassen en pincode voor de veiligheid moesten afstaan aan de politie of aan een medewerker van waardentransport Brinks. Verdachte is degene geweest die zich aan de deur heeft voorgedaan als medewerker van waardentransport Brinks dan wel als koerier om de kostbaarheden, geld en bankpassen met pincode in ontvangst te nemen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers, die zoals gezegd allemaal op leeftijd zijn, hiermee niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Bovendien kampten slachtoffers met gevoelens van schaamte. Daar komt bij dat hij van ten minste één slachtoffer ook sieraden, die een grote emotionele waarde vertegenwoordigen, afhandig heeft gemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen geen rekening gehouden met de schade die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt en de maatschappelijke onrust die hij daarmee heeft veroorzaakt en zich enkel laten leiden door geldelijk gewin.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte

De rechtbank heeft verder naar de persoon van verdachte gekeken. Verdachte heeft geen relevante feiten op zijn strafblad. Verder volgt uit het reclasseringsadvies van de reclassering van 13 maart 2025 dat verdachte zegt te hebben gehandeld uit financiële nood en uit naïviteit en impulsiviteit. Hij verveelde zich, wilde geld verdienen, ging om met verkeerde vrienden, was niet weerbaar en ging in op verkeerde voorstellen. Uit het reclasseringsadvies volgt ook dat vermoedens bestaan dat verdachte licht verstandelijk beperkt is. In zijn jeugdjaren is verdachte gediagnosticeerd met ADHD. Verdachte heeft bij de reclassering verder aangegeven spijt te hebben van de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Hij is gemotiveerd om zijn gedrag te veranderen en om recidive te voorkomen. Hij accepteert hiervoor hulp, zo volgt uit het reclasseringsadvies. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd zich snel overvraagd te voelen, dat hij problemen heeft met zichzelf rustig te houden en dat hij omging met de verkeerde jongens. Hij heeft ook verklaard in een autogarage te werken en dit werk te willen combineren met een opleiding in de autotechniek. De rechtbank ziet hierin een positieve ontwikkeling. De rechtbank weegt verder in zijn voordeel mee dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting over zijn eigen betrokkenheid open kaart heeft gespeeld en dat hij een ondergeschikte rol in het geheel heeft gehad.

Het adolescentenstrafrecht

De rechtbank kan bij een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18, maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt, het jeugdstrafrecht toepassen. De reclassering heeft die toepassing geadviseerd. Volgens de reclassering zijn de interventies vanuit het jeugdstrafrecht toereikend en passend. Verdachte schat de risico’s van zijn eigen handelen slecht in, organiseert zijn eigen handelen weinig en handelt impulsief. Hij laat zich gemakkelijk beïnvloeden door anderen en hij heeft weinig handelingsvaardigheden. Volgens de reclassering zijn er pedagogische mogelijkheden en neemt hij actief deel binnen een gezin. De rechtbank deelt deze conclusie van de reclassering en zal daarom het jeugdstrafrecht toepassen.

Straf

Hoewel verdachte een aantal positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en over zijn eigen rol openheid van zaken heeft gegeven, is de rechtbank gelet op de aard en ernst van de feiten toch van oordeel dat de oplegging van een jeugddetentie gerechtvaardigd is. De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en als stok achter de deur, een groot deel daarvan voorwaardelijk opleggen. Zij volgt daarbij de eis van de officier van justitie. Dat betekent dat de rechtbank een jeugddetentie zal opleggen van 300 dagen, waarvan 284 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van deze jeugddetentie al in voorarrest uitgezeten.

Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden om de kwetsbaarheid van verdachte en daarmee de kans op recidive ingrijpend te verminderen. Daarbij hoort ook controle van het cannabisgebruik door verdachte.

De rechtbank vindt het daarnaast passend en geboden om verdachte een werkstraf op te leggen van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.

De voorwaardelijke jeugddetentie dient als stevige waarschuwing en als kader waarbinnen de verdachte zich met behulp van toezicht en begeleiding in positieve zin verder kan ontwikkelen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van het gepinde geld van de voetbalvereniging (€ 1200,--) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van een machtiging. Ten aanzien van het overige refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten de materiële schadevergoeding ten aanzien van het bedrag in contanten (€ 2500,--) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

De benadeelde partij zal ten aanzien van het gepinde geld van de voetbalvereniging (€ 1200,--) niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de machtiging tot het indienen van de vordering door [slachtoffer 1] als vertegenwoordiger van [slachtoffer 4] ontbreekt.

De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit een voorwerp is met behulp waarvan de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

33, 33a, 36f, 47, 57, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Bewezenverklaring.

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

01.312886.24, feit 1 tot en met 3 telkens:

medeplegen van oplichting;

01.091110.25

diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

Strafbaarheid.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Straf.

Legt op:

Een werkstraf van 80 uren, met bevel dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 40 dagen;

Een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 284 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

En stelt als bijzondere voorwaarden dat:

Betrokkene meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt. Ook als dit inhoudt het meewerken aan huisbezoeken.

Betrokkene zich laat begeleiden door Humanitas DMH (Dienstverlening aan Mensen met een Hulpvraag) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. Humanitas DMH biedt mensen met een (licht) verstandelijke beperking begeleiding en ondersteuning. Tevens kunnen zij diagnostiek uitvoeren vanwege de vermoedens van LVB. De begeleiding start zo spoedig mogelijk. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Betrokkene zich aan de huisregels en de aanwijzingen houdt die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Mocht tijdens het reclasseringstoezicht blijken dat het cannabisgebruik van betrokkene een groter probleem is of tot meer negatieve gevolgen leidt dan momenteel wordt gedacht, kan Humanitas DMH of soortgelijke zorgverlener hier ook op inspelen.

- Betrokkene meewerkt aan de controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.

Geeft aan William Schrikker Stichting, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.500,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de gevorderde 1.200,00 euro en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.500,00 euro. Bepaalt dat geen gijzeling kan worden toegepast.

Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.

Beslag

Legt op de volgende bijkomende straf:

Verbeurdverklaring van de 1 STK telefoon iPhone wit, met goednummer: G830789.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.G. Vos, voorzitter,

mr. A.H.J.J. van de Wetering en R. Grimbergen, leden,

in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,

en is uitgesproken op 09 mei 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar processen-verbaal zijn dit de processen-verbaal bij het eindproces-verbaal van de Districtsrecherche Eindhoven, proces-verbaalnummer 20241101.1000.81322, onderzoek Inaya, afgesloten op 13 november 2024, in totaal 1155 doorgenummerde bladzijden (deel 1 tot en met deel 10).