3.1.
Beoordeling feit 1 (witwassen)
Uit misdrijf afkomstig
Als werknemer van [medeverdachte 7] had verdachte in de tenlastegelegde periode metalen en/of schroot en geldbedragen van [medeverdachte 7] voorhanden. In de strafzaak tegen [medeverdachte 7] heeft de rechtbank geconcludeerd dat het niet anders kan zijn, dan dat een grote hoeveelheid geld en van [medeverdachte 7] van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank schetst in het kort hoe zij tot die slotsom is gekomen.
Aan [medeverdachte 7] is verweten dat zij samen met anderen ongeveer 151.000.000 kilo metaal/schroot en uitgaande geldstroom van € 127.751.466 heeft witgewassen in de tenlastegelegde periode. Het OM heeft het tenlastegelegde totaalgewicht en totaalbedrag gebaseerd op de 25.500 contantbonnen, die in de tenlastegelegde periode zijn opgemaakt bij [medeverdachte 7] . Volgens deze documenten heeft [medeverdachte 7] in de tenlastegelegde periode ongeveer 151.000.000 kilo metaalschroot ingekocht van particulieren tegen contante betaling van in totaal € 127.751.466.
De rechtbank heeft in de strafzaak van [medeverdachte 7] bewezen verklaard dat een groot deel van de contantbonnen valselijk zijn opgemaakt. Dit betekent dat er niet zonder meer vanuit kan worden gegaan dat de hiervoor genoemde totale geldsom en het totale gewicht aan metalen en/of schroot daadwerkelijk bij [medeverdachte 7] aanwezig waren. De rechtbank gaat er wel vanuit dat er grote hoeveelheden metaal aanwezig moeten zijn geweest. Verder is aannemelijk dat de inkomende geldstroom wel ongeveer juist is verantwoord. Het gaat om een bedrag van ongeveer € 102.000.0000,00, waarover tussen de officier van justitie en de verdediging ook geen wezenlijk verschil van inzicht bestaat.
Het verwijt aan verdachte is dat hij ofwel al het illegale geld en metaal dat bij [medeverdachte 7] aanwezig was, voorhanden had, dan de wel specifieke geldsom van € 5.365.670,-. Deze geldsom is gebaseerd op het bestand kasgeld.xls, dat op de computer van medeverdachte Van Es is aangetroffen. Daarin staat dat verdachte in totaal € 5.365.670,- aan contante gelden uit de kas van [medeverdachte 7] heeft meegekregen.
De rechtbank gaat eerst in op de vraag of een deel van het geld en metaal dat bij [medeverdachte 7] aanwezig was, afkomstig was van misdrijf. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Vervolgens gaat de rechtbank in op de vraag of verdachte zich op zijn beurt ook schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het illegale geld en metaal dat bij [medeverdachte 7] aanwezig was, dan wel een deel daarvan.
Stap 1 Is er ten aanzien van het bij [medeverdachte 7] aanwezige geld, metaal en/of schroot sprake van een bekend gronddelict?
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een bekend gronddelict. Weliswaar blijkt uit het dossier dat er binnen het bedrijf [medeverdachte 7] verschillende strafbare feiten zijn gepleegd, waar zonder meer geld mee moet zijn verdiend, maar het is voor de rechtbank niet mogelijk om specifiek te duiden uit welke concrete misdrijven bepaalde hoeveelheden metaal of geld afkomstig zijn.
Stap 2 Is er een vermoeden van witwassen?
De rechtbank is van oordeel dat er zonder meer sprake is van een witwasvermoeden. Dit is allereerst gebaseerd op de vaststelling dat [medeverdachte 7] er een gefingeerde boekhouding op heeft nagehouden, die bestemd was om als echt en onvervalst te gebruiken. Bij [medeverdachte 7] was sprake van twee kasadministraties, kasboek.xls en kasgeld.xls. Kasboek.xls vormde de basis voor de boekhouding en werd onderbouwd met contantbonnen en weegbonnen. Deze contant- en weegbonnen waren grotendeels vals. Het onderzoek van de FIOD heeft uitgewezen dat de weergave in het bestand kasgeld.xls veel beter aansluit bij de werkelijke gang van zaken dan de weergave in de kasboek.xls.
Dit gegeven vormt op zichzelf een belangrijke basis voor de witwasverdenking. Aanvullend overweegt de rechtbank het volgende.
De vaststelling dat weegbonnen, contantbonnen en kasboek.xls vals zijn opgemaakt, impliceert dat er in werkelijkheid geen talloze particulieren zijn geweest die de grote hoeveelheden metaal hebben geleverd. Nu [medeverdachte 7] wel een grote hoeveelheid metaal aan (buitenlandse) afnemers heeft geleverd, ging het daarbij dus kennelijk om metaal waarvan de herkomst verborgen (buiten de boekhouding) moest blijven. In dit verband wordt in het dossier onder meer gewag gemaakt van niet verantwoorde ladingen metaal uit Italië (Voetnoot 1) en de inkoop van gestolen metalen van Roemenen. (Voetnoot 2) Dat tezamen levert naar het oordeel van de rechtbank zonder meer het vermoeden op van witwassen ten aanzien van het metaal.
De vaststelling dat weegbonnen, contantbonnen en kasboek.xls valselijk zijn opgemaakt, impliceert ook dat er geen € 127.751.466 is betaald aan vele particulieren die metaal kwamen brengen, zoals wel in kasboek.xls staat. Kennelijk moest dus verborgen blijven (buiten de boekhouding) aan wie (een deel van) het geld wél is toegekomen. Het dossier bevat sterke aanwijzingen dat [medeverdachte 7] - met of onder leiding van anderen – onder meer geld heeft verdiend met de verkoop van niet legaal verkregen metalen, (Voetnoot 3) het witwassen van crimineel geld van derden (Voetnoot 4) en het meewerken aan de import van cocaïne. (Voetnoot 5) Het geld dat met deze misdrijven is verkregen kan contant, maar ook giraal zijn binnengekomen onder een legaal ogende noemer, zoals inkomsten uit metaalhandel. Door giraal geld contant te maken – wat [medeverdachte 7] continu en op grote schaal deed (Voetnoot 6) – en het vervolgens administratief te doen voorkomen alsof het aan particulieren werd uitbetaald, konden degenen aan wie het contante geld in werkelijkheid toekwam, buiten beeld blijven. Dat tezamen levert naar het oordeel van de rechtbank eveneens het vermoeden op van witwassen ten aanzien van de geldbedragen.
Stap 3: Heeft [medeverdachte 7] een verklaring gegeven voor de herkomst van het geld of metalen?
De vertegenwoordiger van [medeverdachte 7] heeft onder meer en zakelijk weergegeven verklaard dat de bij de accountant ingeleverde kasboeken (kasboek.xls) geheel kloppend zijn.
Stap 4 Is de verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk?
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring die namens [medeverdachte 7] is afgelegd aantoonbaar onjuist en biedt die daarom geen tegenwicht aan het daarop gebaseerde witwasvermoeden.
Tussenconclusie.
Gelet op het voorgaande is geen andere conclusie mogelijk dan dat een grote hoeveelheid metaal en/of schroot en een groot geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wist verdachte dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren?
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank over de rol van verdachte het volgende. De rechtbank gaat, anders dan door de verdediging bepleit, uit van de juistheid van het bestand kasgeld.xls. Daaruit blijkt dat verdachte in de periode tussen 1 april 2017 en 10 juli 2020 in totaal 67 keer contant geld heeft ontvangen uit de kas van [medeverdachte 7] , tot een totaalbedrag van € 5.365.670,-. Het gaat om forse geldbedragen, tot wel € 200.000,- per keer. (Voetnoot 7) Drie keer is bij een terugstorting in het bestand kasgeld.xls aangegeven dat het verdachte is die dit heeft gedaan, tot een totaalbedrag van € 13.550,-. De overige keren is er geen geld teruggestort.
Uit whatsapp-verkeer tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , bestuurders van [medeverdachte 7] in de tenlastegelegde periode, is af te leiden dat verdachte geldbedragen meekreeg als hij naar het Duitsland of Italië reed voor [medeverdachte 7] . Deze whatsappberichten zijn te linken aan de uitboekingen in het bestand kasgeld.xls. Daarnaast blijkt uit de rittenstaten, gecombineerd met het bestand afnemers.xls en de geldbedragen die volgens kasgeld.xls zijn meegegeven aan verdachte, dat hij een aantal keer metalen moet hebben ingekocht in Italië. (Voetnoot 8)
Verdachte heeft erkend dat hij weleens een geldbedrag meekreeg om iets mee in te kopen. De verklaring van verdachte ter zitting dat dat “een keer of drie” is geweest en dat het ook weleens ging om kasgeld dat hij naar het huis van medeverdachte [medeverdachte 1] reed, volgt de rechtbank niet.
Met bovenstaande vaststellingen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inkoop van gestolen goederen of anderszins ladingen met een niet legale herkomst. Daarnaast is het zo dat hoewel de rechtbank het moeilijk voorstelbaar vindt dat medewerkers van [medeverdachte 7] geen enkele wetenschap hebben gehad van het criminele reilen en zeilen binnen [medeverdachte 7] , daarvan uit het onderzoek niet is gebleken. Verdachte speelde geen rol in de administratieve kant van het bedrijf, waardoor de valsheid in geschrifte die daar plaatsvond en de verbloeming van de herkomst van inkomend metaal buiten zijn wetenschap om heeft kunnen plaatsvinden. Het dossier bevat, concluderend, geen bewijs dat verdachte een andere of grotere rol had dan het meenemen van grote contante geldbedragen wanneer hij voor [medeverdachte 7] naar onder andere Italië en Duitsland reed.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande geen bewijs dat verdachte wist dan wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat het geld dat hij uit de kas van [medeverdachte 7] meenam en de metalen en/of schroot die hij als medewerker van [medeverdachte 7] voorhanden had, uit misdrijven – waaronder witwassen – afkomstig waren. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het primair tenlastegelegde opzetwitwassen.
Moest verdachte redelijkerwijs vermoeden dat geld en metalen en/of schroot uit misdrijf afkomstig waren?
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ten aanzien van het metaal/schroot negatief moet worden beantwoord. Uit het dossier blijkt niet van feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat verdachte ten aanzien van enig metaal/schroot redelijkerwijs moest vermoeden dat deze (ten dele) uit misdrijf afkomstig is geweest.
Dat is anders voor de geldbedragen die verdachte heeft meegekregen.
De rechtbank is van oordeel dat, ook in de metaalhandel waarbinnen het werken met contant geld meer gangbaar is, verdachte moet hebben opgekeken van de hoogte en de frequentie van de contante geldbedragen die hij meekreeg naar Italië en Duitsland. Zo kreeg hij in juli 2018 een totaalbedrag van € 455.000,00 mee en in september 2019 en in oktober 2019 meer dan €300.000,00. (Voetnoot 9) Verdachte had gelet op de hoogte van de geldbedragen kunnen vermoeden dat (een deel van) de geldbedragen redelijkerwijs uit misdrijf afkomstig waren. Immers zal een ieder die van zijn of haar werkgever zonder goede reden een dergelijk groot geldbedrag mee krijgt op een rit naar het buitenland redelijkerwijs vragen waar dit geld dan voor bedoeld is, waarom een en ander niet giraal betaald kan worden en wat er specifiek van hem in dat kader verwacht wordt. Nu verdachte dit telkens heeft nagelaten heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van geld uit de kas van [medeverdachte 7] .