[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2024, 15 oktober 2024, 11 maart 2025, 12 maart 2025, 13 maart 2025,
18 maart 2025, 19 maart 2025, 25 maart 2025, 27 maart 2025 en 16 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 september 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 maart 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 mei 2021 tot en met 9 mei 2021, te ( [adres 2] ) Dinteloord en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of vervaardigd een hoeveelheid van (ongeveer) 350 liter amfetamine(olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te ( [adres 2] ) Dinteloord en/of Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad: een hoeveelheid van (ongeveer) 350 liter amfetamine(olie) en/of (ongeveer) 600 liter amfetamine(olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te Dinteloord, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- een woning met bijbehorende garage/schuur en/of opstal(len) (gelegen aan de [adres 2] te Dinteloord) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- deze locatie ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en/voor of de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en/of
- (aldaar) ondergebracht en/of ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of omgezet: een of meer (elektronische) vatenpompen en/of gasflessen en/of scheitrechters en/of jerrycans en/of klemdekselvaten en/of koolstoffilters en/of ketels en/of Intermediate Bulc Containers en/of
enige (andere) hardware en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) benzylmethylketon (BMK) en/of alpha phenylacetoacetonitrile (apaan) en/of caustic soda (natriumhydroxide) en/of methyl
alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en/of N-formylamfetamine en/of fosforzuur en/of mierenzuur en/of formamide, althans (een) stof(fen)/chemicalie(n) geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en/of
- een transportbus, althans een voertuig gekocht en/of gehuurd en/of geleend en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en/of
geld ingelegd/geïnvesteerd en/of gecommuniceerd en/of informatie gedeeld en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2021 tot en met 22 mei 2021, te Dinteloord en/of Assen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door
verdachte en/of een of meer anderen, zoals beschreven in onderzoek “26Swinton”,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid Opiumwet en/of artikel 10a eerste lid Opiumwet.
Bewijs.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadslieden van verdachte hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de accounts [naam account 2] en [naam account 1] . Het volledige dossier berust uitsluitend op ANØM-berichten en de afgeleide resultaten daarvan. Nu verdachte niet kan worden geïdentificeerd als gebruiker van de accounts [naam account 2] en [naam account 1] en elk ander objectief bewijsmiddel dat op zichzelf of in samenhang met ander materiaal de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kan aantonen ontbreekt, dient verdachte integraal te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Kan verdachte worden geïdentificeerd als gebruiker van de accounts [naam account 2] en [naam account 1] ?
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen ANØM-berichten. De politie heeft aan verdachte en de medeverdachten bepaalde ANØM-accounts toegeschreven die zij in een bepaalde periode zouden hebben gebruikt.
Voor het antwoord op de vraag of een gebruiker van een bepaald account kan worden geïdentificeerd, heeft de politie onder meer gekeken naar onderlinge verbanden tussen de inhoud van chatberichten, mastlocatie- en GPS-gegevens van ANØM-accounts. In die verbanden zijn aanwijzingen gevonden voor de identiteit van de gebruiker. Die aanwijzingen zijn vergeleken met wat men wist over de persoonlijke omstandigheden van de in het onderzoek (naar deze gegevens) naar voren gekomen verdachten. De politie en het Openbaar Ministerie hebben ten aanzien van een aantal accounts geconcludeerd dat op basis van deze bevindingen de identiteit van de gebruiker kan worden vastgesteld.
Verdachte is door de politie geïdentificeerd als de gebruiker van de ANØM-accounts [naam account 2] en [naam account 1] . Zijn bijnaam zou zijn “ [bijnaam verdachte 1] ”, “ [bijnaam verdachte 2] ” of “ [bijnaam verdachte 3] ”. De feiten en omstandigheden die aan deze identificaties ten grondslag hebben gelegen zijn opgenomen in het “Proces-verbaal onderzoek identificatie [verdachte] gebruiker chat-ID accounts [naam account 2] en [naam account 1] ”.
In dit proces-verbaal zijn onder andere chats opgenomen van deze accounts met het ANØM account [naam account medeverdachte] . Het account [naam account medeverdachte] kan volgens de politie worden toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte] . Op basis van de inhoud van de gerelateerde chatgesprekken en het nader onderzoek zou volgens de politie vervolgens gesteld kunnen worden dat:
[verdachte] aangeduid werd met [bijnaam verdachte 1] omdat hij volgens [medeverdachte] een achterneef van hem zou zijn;
[verdachte] zelf zei dat hij een Volkswagen Polo reed en dat volgens de RDW ook klopte (naar de rechtbank aanneemt bedoelt de politie: [naam account 1] zei dat hij een Polo reed en dat [verdachte] volgens de RDW een Polo op zijn naam had staan);
[verdachte] volgens [medeverdachte] niet meer in Groningen, maar in Assen zou wonen (en het in de chats gaat over “ [bijnaam verdachte 3] die niet meer in Groningen woont maar in Assen”);
[verdachte] tot 8-3-2018 in Groningen ingeschreven heeft gestaan;
[naam account 2] en [naam account 1] dezelfde paallocaties in Assen aanstraalden in de directe nabijheid van de woning van [verdachte] te weten [adres 1] ;
“ [bijnaam verdachte 1] ” kennelijk de voornaam [verdachte] had.
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht dan wel ontkend. Ook wat betreft bijnamen en gebruikersnamen heeft verdachte gezwegen.
De rechtbank stelt vast dat het account [naam account 2] in gebruik is geweest vanaf 29 maart 2021 tot en met 1 mei 2021 en derhalve is gebruikt buiten de aan verdachte ten laste gelegde periode. Om deze reden zal de rechtbank het account [naam account 2] buiten beschouwing laten. Ten aanzien van het account [naam account 1] overweegt de rechtbank als volgt.
De raadslieden van verdachte hebben naar voren gebracht dat verdachte in het verleden weliswaar een Volkswagen Polo op zijn naam geregistreerd had staan, echter in de tenlastegelegde periode stond de Volkswagen Polo niet geregistreerd op naam van verdachte. Zij hebben dit onderbouwd met stukken. De rechtbank stelt vast dat de politie geen deugdelijk onderzoek heeft verricht naar de vraag op wiens naam de Volkswagen Polo stond ten tijde van de ten laste gelegde periode. De vaststelling dat verdachte een Volkswagen Polo op zijn naam had staan op het moment dat het account [naam account 1] zich in de chats presenteerde als de eigenaar van een Polo, is in ieder geval niet juist. Daar komt bij dat een Volkswagen Polo een zeer veel voorkomende auto is. Het gegeven dat verdachte op enig moment een Polo op zijn naam had staan, vormt dan ook een bevinding met zeer weinig onderscheidend vermogen.
Verder zou het account [naam account 1] meerdere malen hebben aangestraald op zendmasten nabij [adres 3] , een adres waarbinnen de reeks huisnummers [huisnummer] tot en met [huisnummer] valt. Weliswaar staat verdachte ingeschreven op de [adres 1] , maar onduidelijk is gebleven hoeveel personen er wonen/verblijven op de overige huisnummers, en wie deze personen zijn. Bij gebrek aan nader onderzoek is ook deze bevinding van beperkte waarde voor de identificatie.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] de naam [naam] – en niet de naam van verdachte – noemt als hij refereert aan zijn [bijnaam verdachte 1] dat niet meer in Groningen maar in Assen woont. De politie heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderzoek verricht naar deze [naam] .
Ten slotte heeft de politie geen enkel onderzoek verricht of er daadwerkelijk een familieband is tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er wordt volstaan met de constatering dat de moeder van verdachte in Paramaribo, Suriname, is geboren en dat de ouders van [medeverdachte] ook in Paramaribo, Suriname, zijn geboren. Het behoeft geen toelichting dat die vaststellingen op geen enkele manier toereikend zijn om een familieband vast te stellen.
Conclusie.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het voornoemde proces-verbaal van identificatie weliswaar de nodige overeenkomsten worden gezien tussen de gebruiker van het ANØM-account [naam account 1] en verdachte, maar dat deze, ook in onderling verband en samenhang bezien, onvoldoende onderscheidend zijn om met een voldoende mate van zekerheid verdachte te identificeren als gebruiker van het genoemde account.
Ook kan niet met die vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat met “ [bijnaam verdachte 1] ”, “ [bijnaam verdachte 2] ” of “ [bijnaam verdachte 3] ” verdachte wordt bedoeld.
Ook op basis van de overige bevindingen in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde feiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine, het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe, het medeplegen van aanwezig hebben van amfetamine en evenmin dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die gericht was op het plegen van drugsmisdrijven in Dinteloord. De rechtbank zal verdachte, gelet op het bovenstaande, integraal vrijspreken.
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. F. van Buchem, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 23 juni 2025.