Op 23 June 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 71.082390.23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:3538. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.082390.23
Datum uitspraak: 23 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2024, 15 oktober 2024, 11 maart 2025, 12 maart 2025, 13 maart 2025,
18 maart 2025, 19 maart 2025, 25 maart 2025, 27 maart 2025 en 16 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 september 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 maart 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april
2021 tot en met 9 mei 2021, te ( [adres 2] ) Heerlen en/of te ( [adres 3] ) Sint-Oedenrode en/of te ( [adres 4] ) Dinteloord, althans in Nederland en/of
Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of vervaardigd:
- Een totale hoeveelheid van (ongeveer) 100 liter amfetamine-base (olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
(te [adres 3] , Sint-Oedenrode)
- Een hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
(te [adres 4] , Dinteloord)
- Een hoeveelheid van (ongeveer) 113 liter amfetamine (olie) en/of (ongeveer) 350 liter amfetamine(olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2021 tot en met 22 mei 2021, te ( [adres 2] ) Heerlen en/of te ( [adres 3] ) Sint-Oedenrode en/of te ( [adres 4] ) Dinteloord, althans in Nederland en/of Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- Een totale hoeveelheid van (ongeveer) 100 liter amfetamine-base (olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
(te [adres 3] , Sint-Oedenrode)
- Een hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (zaaksdossier 02 Sint-Oedenrode)
en/of
(te [adres 4] , Dinteloord)
- Een hoeveelheid van (ongeveer) 113 liter amfetamine (olie) en/of (ongeveer) 150 liter amfetamine(olie) en/of (ongeveer) 350 liter amfetamine(olie) en/of (ongeveer) 600 liter amfetamine(olie), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende)
amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 22 mei 2021, te Heerlen en/of Dinteloord en/of Sint-Oedenrode en/of Liempde, althans in Nederland, en/of Turnhout, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal/vloeistof bevattende) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
(met betrekking tot lab Heerlen)
- een woning met bijbehorende garage en/of opstal(len) (gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- deze locatie ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en/voor of de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en/of
- aldaar ondergebracht en/of ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of omgezet: een stoomdestillatie opstelling (bestaande uit een rvs reactieketel voorzien van een rvs koeler en een rvs kookketel) en/of chemicaliën/(pre-)precursoren, geschikt voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en/of
- een stashlocatie en/of een afstoomlocatie gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en/of geld ingelegd/geïnvesteerd en/of gecommuniceerd en/of informatie gedeeld en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad;
en/of
(met betrekking tot lab Sint-Oedenrode)
- een woning met bijbehorende garage en/of opstal(len) (gelegen aan de [adres 3] te Sint-Oedenrode) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- deze locatie ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en/voor of de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine; en/of
- aldaar ondergebracht en/of ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of omgezet: een elektronische weegschaal en/of een gebruiksaanwijzing van een scheitrechter en/of een of meer onderdelen van een Intermediate Bulc Container en/of jerrycans en/of klemdekselvaten en/of ketels en/of een frequentieregelaar en/of enige (andere) hardware en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) benzylmethylketon (BMK) en/of methyl alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en/of N-formylamfetamine en/of alpha-phenylacetoacetonitrile (APAAN), althans (een) stof(fen)/chemicalië(n) geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en/of
- 500 liter benzylmethylketon (BMK), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) benzylmethylketon (BMK) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd; en/of
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en/of geld ingelegd/geïnvesteerd en/of gecommuniceerd en/of informatie gedeeld en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad; en/of
(met betrekking tot lab Dinteloord)
- een woning met bijbehorende garage/schuur en/of opstal(len) (gelegen aan de [adres 4] te Dinteloord) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- deze locatie ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en/voor of de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en/of
- (aldaar) ondergebracht en/of ter beschikking gehad en/of voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aangekocht en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of omgezet: een of meer (elektronische) vatenpompen en/of gasflessen en/of scheitrechters en/of jerrycans en/of klemdekselvaten en/of koolstoffilters en/of ketels en/of Intermediate Bulc Containers en/of enige (andere) hardware en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) benzylmethylketon (BMK)) en/of alpha phenylacetoacetonitrile (apaan) en/of caustic soda (natriumhydroxide) en/of methyl
alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en/of N-formylamfetamine en/of fosforzuur en/of mierenzuur en/of formamide, althans (een) stof(fen)/chemicalië(n) geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en/of
- een transportbus, althans een voertuig gekocht en/of gehuurd en/of geleend en/of geregeld en/of ter beschikking gehad; en/of
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en/of geld ingelegd/geïnvesteerd en/of gecommuniceerd en/of informatie gedeeld en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 30 mei 2021, te Heerlen en/of Dinteloord en/of Sint-Oedenrode, althans in Nederland, en/of Turnhout, althans in België,
als oprichter en/of leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en/of een of meer anderen, zoals beschreven in onderzoek
‘26Swinton’, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer
misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid Opiumwet en/of artikel 10a eerste lid Opiumwet.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officieren van justitie kunnen in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op donderdag 17 maart 2022 werd er door de Dienst Landelijke Recherche, cluster synthetische drugs, een strafrechtelijk onderzoek onder de naam 26Swinton gestart. In de cryptodata van de communicatiedienst ANØM.one (onderzoek 26Eagles) werden personen geïdentificeerd die, al dan niet in verschillende samenstellingen, verantwoordelijk zouden zijn voor een drietal drugslaboratoria, gevestigd op de [adres 2] te Heerlen (zaaksdossier 1), [adres 3] te Sint-Oedenrode (zaaksdossier 2) en de [adres 4] te Dinteloord (zaaksdossier 3).
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft verder betoogd dat de hierna te bespreken rechtmatigheidsverweren van de verdediging afgewezen dienen te worden, omdat zij afstuiten op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Tevens dienen de voorwaardelijk ingediende onderzoekswensen afgewezen te worden, nu de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd dat de beantwoording daarvan relevant is voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Ten slotte moet het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) worden gepasseerd, nu het juridisch kader volgens de officieren van justitie helder is.
Het standpunt van de verdediging.
Rechtmatigheidsverweer.
Mr. Poppelaars heeft namens verdachte [verdachte] primair verzocht de ANØM-data uit te sluiten van het bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zowel de interceptie (verkrijging) van de ANØM-data als de (verdere) verwerking daarvan onrechtmatig is. De raadslieden van medeverdachten hebben zich bij dit verweer aangesloten.
Met betrekking tot de interceptie van de ANØM-data stelt de verdediging zich op het standpunt dat voorafgaand aan de interceptie (door een onbekende lidstaat van de EU) een kennisgeving aan de Nederlandse autoriteiten had moeten worden verzonden op grond van artikel 31 van de EOB-richtlijn (2014/41). Uit de jurisprudentie van het HvJ EU blijkt volgens de verdediging dat deze richtlijn beoogt rechtsbescherming te bieden aan gebruikers op wie een dergelijke maatregel is gericht.
Met betrekking tot zowel de interceptie als de verwerking van de ANØM-data heeft de verdediging erop gewezen dat de juridische kaders uit (de jurisprudentie betreffende) richtlijn 2016/680 alsook richtlijn 2002/58 relevant zijn. Toepassing van die juridische kaders op de ANØM-operatie leidt tot de conclusie dat er sprake is van een onrechtmatige interceptie en onrechtmatige gegevensverwerking.
Met de interceptie en verwerking is inbreuk gemaakt op het recht op privacy en het recht op gegevensbescherming (artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)), terwijl daar geen adequate wettelijke grondslag voor was en ook geen noodzaak toe bestond. Ook heeft het ontbroken aan rechterlijk toezicht. Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU dient de inbreuk te worden aangemerkt als bijzonder ernstig. Daarbij is er volgens de verdediging sprake van een ‘totaalgebrek’ aan rechtsbescherming (artikel 1 EVRM), nu middels de ANØM-operatie door opsporingsinstanties in de Verenigde Staten en de Europese Unie actief getracht is rechtsbescherming te omzeilen.
De ANØM-operatie behelst daarmee een ernstige inbreuk op de privacy van gebruikers, waarbij rechtsbescherming is omzeild. Daarmee is niet enkel het belang van verdachte geschonden, maar zijn ook rechtstatelijke normen met voeten getreden. De verdediging stelt zich om die reden op het standpunt dat de ANØM-data dienen te worden uitgesloten van het bewijs vanwege de schending van artikel 6 lid 1 EVRM (en de artikelen 47 en 48 lid 2 Handvest) en als rechtsstatelijke waarborg om opsporingsmethodieken als de onderhavige in de toekomst te voorkomen.
Voorwaardelijke verzoeken.
Verwerping van het hiervoor weergegeven verweer, zonder dat de rechtbank zich nader heeft laten informeren over – kort gezegd – de ANØM-operatie, is volgens de verdediging (ook) in strijd met artikel 6 EVRM (in het bijzonder in strijd met de beginselen van equality of arms en adversarial trial). Indien de rechtbank het verweer van de verdediging niet volgt, wordt de rechtbank verzocht zich nader te laten voorlichten over een aantal aspecten van de ANØM-operatie. Daarnaast doet de verdediging in dat geval een verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU door de rechtbank.
Bewijsverweer.
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte de hem verweten communicatie via ANØM heeft gevoerd. Omdat ander bewijs ontbreekt, dient hij dan ook integraal te worden vrijgesproken.
De verdediging stelt daartoe voorop dat verdachte niet kan worden geïdentificeerd als gebruiker van de aan hem toegeschreven accounts [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . Met betrekking tot [gebruikersnaam 1] geldt dat de mastlocaties behorend bij dit account een contra-indicatie vormen, omdat er geen masten in de woonplaats van verdachte worden aangestraald. In de processen-verbaal van identificatie is verder geen enkel bericht opgenomen dat een sterke aanwijzing vormt voor het gebruik van het account [gebruikersnaam 1] door verdachte.
Met betrekking tot [gebruikersnaam 2] is aangevoerd dat dit account het opvolgende account is van [gebruikersnaam 1] . Nu niet kan worden vastgesteld dat [gebruikersnaam 1] werd gebruikt door verdachte, geldt dat ook voor het account [gebruikersnaam 2] . De overige in het proces-verbaal van identificatie gebezigde argumenten kunnen de conclusie dat het account [gebruikersnaam 2] door verdachte werd gebruikt, niet dragen.
Voor het geval de rechtbank wel uitgaat van verdachte als gebruiker van genoemde accounts, heeft de verdediging ten aanzien van zaaksdossier 1 betreffende [adres 2] te Heerlen aangevoerd dat verdachte zelf geen strafbare feiten in het lab in Heerlen gepleegd. Hij heeft geen materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de productie van amfetamine in dit lab (feit 1). Ook is niet gebleken van enige bijdrage van voldoende gewicht aan het voorhanden hebben van de amfetamine (feit 2). Verdachte werd enkel geïnformeerd over wat in het lab gebeurde, maar dat betekent niet dat hij daarmee (als medepleger) strafbare voorbereidingshandelingen heeft verricht (feit 3). De conclusie is dan ook dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de verweten strafbare betrokkenheid bij het lab in Heerlen, als genoemd onder de feiten 1, 2 en 3.
Met betrekking tot zaaksdossier 2 betreffende de [adres 3] te Sint-Oedenrode heeft de verdediging aangevoerd dat uit de communicatie niet kan worden afgeleid dat er daadwerkelijk amfetamine is geproduceerd. Die bedoeling was er, maar dat men verder is gekomen dan de productie van BMK blijkt niet uit het dossier. Omdat de productie van amfetamine aldaar in de verweten periode niet bewezen kan worden, dient verdachte te worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging onder feit 1. Dezelfde argumentatie is gebezigd voor feit 2 en daarom dient ook daarvoor vrijspraak te volgen. Niet kan worden bewezen dat men op die locatie amfetamine aanwezig heeft gehad. In de visie van de verdediging kan wat deze locatie betreft enkel een veroordeling plaatsvinden voor voorbereidingshandelingen, inhoudende het medeplegen van ‘het inrichten voor de omzetting van (pre)precursoren in bezylmethylketon (BMK) en/voor de omzetting van BMK in amfetamine’. Voor het overige dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaaksdossier 3 betreffende de [adres 4] te Dinteloord heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat in dit lab amfetamineolie is geproduceerd. Het lijkt juist om BMK te gaan, dat kan althans niet worden uitgesloten. Dat betekent dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem in verband met dit lab onder feit 1 en 2 wordt verweten. Voor feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waar het deze locatie betreft.
Tot slot heeft de verdediging met betrekking tot feit 4 naar voren gebracht dat ter zake van de te onderscheiden labs wellicht sprake kan zijn van medeplegen, maar dat geen sprake is van het voor een criminele organisatie vereiste duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Om deze reden dient verdachte voor feit 4 te worden vrijgesproken. Subsidiair geldt dat als er een bewezenverklaring voor deelneming aan enige criminele organisatie zou volgen, verdachte niet als leidinggever daarvan kan worden aangemerkt. Van die strafverzwarende kwalificatie dient hij dan te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de verweren aangaande de rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van de ANØM-data. Daarna volgt de beoordeling van de identificaties van de ANØM-accounts en bijnamen. Dan volgen een aantal algemene bewijsoverwegingen die voor alle zaaksdossiers en verdachten gelden. Ten slotte zal de rechtbank de afzonderlijke verdenkingen jegens de verdachte per zaaksdossier bespreken.
De beoordeling van de rechtmatigheidsverweren.
Ten behoeve van de beoordeling van het rechtmatigheidsverweer van de verdediging zal de rechtbank een aantal voor deze beoordeling relevante feiten en omstandigheden uiteenzetten. Daarbij zal de rechtbank ingaan op de ANØM-operatie, de verstrekking van ANØM-data aan onderhavig onderzoek (26Swinton), de werking van de ANØM cryptodienst en de wijze waarop deze cryptodienst in de onderhavige zaak een rol speelt. Op basis van deze feiten en omstandigheden zal de rechtbank een oordeel geven over het gevoerde rechtmatigheidsverweer.
Operation Trojan Shield.
De verdediging heeft ter onderbouwing van onderzoekswensen een ‘application for a warrant by telephone or other reliable electronic means’ van 17 mei 2021 van de FBI (hierna: de application) overgelegd. In een bijlage bij deze application (een ‘affidavit’) wordt door een agent van de FBI ‘Operation Trojan Shield’ beschreven.
Uit die beschrijving volgt dat de FBI in 2018 een criminele informant heeft benaderd die een ‘next generation encrypted communications product’ aan het ontwikkelen was (ANØM). Deze informant distribueerde eerder de cryptocommunicatiediensten Phantom Secure en Sky Global. Vanaf 2018 heeft de criminele informant samengewerkt met de FBI in ruil voor strafvermindering. De informant heeft de FBI de nieuwe cryptodienst aangeboden ten behoeve van het gebruik daarvan in opsporingsonderzoeken. Hij heeft daarbij toegezegd het product te zullen distribueren aan zijn oorspronkelijke netwerk, dat bestond uit personen die betrokkenheid hadden bij criminele organisaties.
De FBI is daarop een onderzoek onder de naam Operation Trojan Shield gestart. Binnen dit onderzoek werd samengewerkt met internationale partners, waaronder de Australische federale politie (hierna: AFP). De opzet van het onderzoek betrof de exploitatie van ANØM, door het te introduceren aan criminele organisaties via de criminele informant, om vervolgens de communicatie tussen criminele gebruikers te monitoren.
Eerdere onderzoeken in de Verenigde Staten naar cryptocommunicatiediensten hadden blijkens de bijlage bij de application aangetoond dat dergelijke diensten niet gebruikt werden door ‘privacyminded individuals’ als gevolg van de zeer beperkte functionaliteiten en de hoge kosten van deze diensten. Daarentegen bestond er een grote vraag naar deze diensten door criminele organisaties, gelet op de mogelijkheid om vertrouwelijk, en buiten het zicht van opsporingsinstanties, over strafbare – vaak drugsgerelateerde – zaken te communiceren.
Alvorens de cryptocommunicatiedienst onder criminele contacten van de informant is verspreid is een zogeheten ‘master key’ ingebouwd. Middels de master key ontvingen de opsporingsdiensten een kopie van de berichten die via ANØM door gebruikers werden verzonden en informatie op basis waarvan de inhoud van de encrypted berichten ontsleuteld kon worden.
In oktober 2018 is de informant in samenwerking met de FBI bij wijze van test begonnen met de distributie van ongeveer 50 ANØM-toestellen. De toestellen werden aangeboden aan een drietal aanbieders van cryptocommunicatiediensten die banden hadden met criminele organisaties in Australië. De AFP monitorde de communicatie en deelde de strekking ervan met de FBI. Daaruit bleek dat 100% van de 50 ANØM-gebruikers de toestellen gebruikte voor criminele activiteiten.
In de zomer van 2019 begon het netwerk van ANØM-gebruikers te groeien. Er kwam vraag van binnen en buiten Australië. Daarop heeft de FBI vertegenwoordigers van ‘een derde land’ betrokken om een zogeheten iBot server in te richten. Op deze server zouden kopieën van berichten van gebruikers kunnen worden ontvangen, ontsleuteld en opnieuw worden versleuteld. Het derde land stemde in met het aanvragen van een rechterlijke machtiging ‘in accordance with its own legal framework’ om een iBot server in te richten en de FBI van een kopie van de opnieuw versleutelde berichten te voorzien op basis van een rechtshulpverzoek.
In oktober 2019 heeft het derde land de rechterlijke machtiging verkregen op grond waarvan het derde land – kort gezegd – iedere twee tot drie dagen een kopie van de iBot server heeft gemaakt. Vanaf 21 oktober 2019 heeft de FBI driemaal per week de serverinhoud van de iBot van het derde land verkregen. Vanaf 21 oktober 2019 heeft de FBI de inhoud van de iBot server in het derde land op basis van het rechtshulpverzoek ontsleuteld, bekeken, de berichten indien nodig vertaald en gecatalogiseerd. Uiteindelijk ging het om meer dan 20 miljoen berichten van 11.800 toestellen in 90 landen wereldwijd. De top vijf van landen waar de toestellen gebruikt werden betreft Duitsland, Nederland, Spanje, Australië en Servië.
Operation Trojan Shield heeft volgens de bijlage bij de application blootgelegd dat ANØM-toestellen door criminele organisaties zijn gebruikt in verband met de handel in drugs en het witwassen van de opbrengsten daarvan. De ANØM-toestellen maakten het onder andere mogelijk de communicatie aan het zicht van de autoriteiten te onttrekken, doordat de inhoud van de toestellen op afstand door distributeurs integraal gewist konden worden.
Uit een door de verdediging overgelegde brief van de Europese Commissie van 3 augustus 2023 (E-001692/2023) volgt verder dat Europol in verband met Operation Trojan Shield een zogeheten Operational Task Force (hierna: OTF) in het leven heeft geroepen: OTF Greenlight. Een OTF betreft een tijdelijke groep van afgevaardigden van lidstaten en Europol die zich focust op onderzoek naar criminele activiteiten van ‘high value targets’. In de OTF waren afgevaardigden van diverse lidstaten vertegenwoordigd, waaronder van Nederland. De OTF werd geleid door de FBI.
In een brief van 18 februari 2022 heeft het Openbaar Ministerie aangegeven dat de Nederlandse opsporingsautoriteiten niet met de Amerikaanse opsporingsautoriteiten hebben samengewerkt in het kader van Operation Trojan Shield. Uit een proces-verbaal van de politie gedateerd 17 december 2021, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd, blijkt dat de Nederlandse politie zich niet heeft bezig gehouden met het ‘binnenhalen’ van de ANØM-data. Het Openbaar Ministerie is verder op 27 mei 2022 door de Amerikaanse autoriteiten geïnformeerd dat het ‘derde land’ een land binnen de Europese Unie betreft. Uit een brief van 20 juni 2022 van het Openbaar Ministerie volgt dat Nederland niet het ‘derde land’ betreft.
De verstrekking van de ANØM-communicatie aan onderzoek 26Swinton.
Uit een brief van 11 juni 2021 van het Landelijk Parket volgt dat de Amerikaanse autoriteiten op 23 maart 2021, via tussenkomst van een Amerikaanse liaison officer, het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (onderdeel van het Openbaar Ministerie), hebben geïnformeerd dat de Amerikaanse opsporingsdiensten beschikken over telecommunicatiedata van cryptotelefoons. Daarbij is vermeld dat deze data rechtmatig is verkregen en gebruikt mocht worden in strafrechtelijk onderzoek. Daarbij is vermeld dat er ongeveer 530 cryptotelefoons in Nederland gelokaliseerd zijn. Elk van die individuele cryptetelefoons werd gebruikt voor de communicatie inzake ernstige strafbare feiten.
Op 26 maart 2021 is naar aanleiding daarvan onderzoek 26Eagles gestart door het Openbaar Ministerie. De opsporingsdiensten in de Verenigde Staten hebben vanaf dat moment driemaal per week een dataset met ontsleutelde ANØM-communicatie aan het Openbaar Ministerie ter beschikking gesteld. De Nederlandse opsporingsdiensten hebben de datasets nader onderzocht en geanalyseerd.
Uit een brief van 18 februari 2022 van het Openbaar Ministerie volgt dat in de dataset enkel is gezocht naar aan georganiseerde misdaad gerelateerde termen. Ook is gezocht naar concrete strafbare feiten door middel van het gebruik van aan die feiten gerelateerde zoektermen, zoals tijdstip en plaats. Op grond van artikel 126dd Wetboek van Strafvordering is de ANØM-communicatie vervolgens met andere opsporingsonderzoeken gedeeld. Het ging daarbij steeds om communicatie van geconcretiseerde verdachten en geconcretiseerde strafbare feiten.
Op 17 maart 2022 is door de Dienst Landelijke Recherche, cluster synthetische drugs,
het strafrechtelijk onderzoek onder de naam 26Swinton gestart. ANØM-berichten uit 26Eagles zijn met onderzoek 26Swinton gedeeld. Op dat moment was er reeds door diverse eenheden van de politie binnengetreden in de drie (ontmantelde) labs die onderwerp zijn van de onderhavige zaak. De rechtbank gaat er op basis daarvan uit dat de uit 26Eagles afkomstige communicatie die is gedeeld met 26Swinton uitsluitend betrekking heeft op geconcretiseerde strafbare feiten en verdachten die verband houden met deze drie labs.
De werking van de ANØM cryptocommunicatiedienst.
In het procesdossier bevindt zich verder een document (laatstelijk gewijzigd op 31 augustus 2021) waarin de technische details van Operation Trojan Shield alsmede van de ANØM-cryptocommunicatiedienst zijn opgenomen. ANØM betreft volgens dit document een abonnementendienst waarvoor door eindgebruikers smartphones (handsets) moeten worden aangeschaft die specifiek zijn geconfigureerd voor communicatie via de ANØM-app. Alleen handsets die dienovereenkomstig zijn ingesteld kunnen deelnemen aan de cryptocommunicatiedienst.
Elke ANØM-gebruiker kreeg een specifieke zogeheten ‘Jabber Identification’ (ANØM-account). Gebruikers konden daarbij hun eigen username kiezen. De ANØM-toestellen (handsets) beschikten afgezien van de mogelijkheid om tekst- en spraakberichten en foto’s te versturen geen functionaliteiten die bij regulier gebruik van een telefoontoestel min of meer noodzakelijk zijn, zoals de mogelijkheid om te bellen, apps te installeren en te gebruiken etc. Wel bevatten de via ANØM verstuurde berichten – gedeeltelijk op verzoek van de opsporingsdiensten – aanvullende metadata die niet zichtbaar was voor de verzender of de ontvangers van de berichten. Het gaat dan bijvoorbeeld om IMEI-nummers en locatiegegevens.
De ANØM-toestellen werden over het algemeen geleverd door distributeurs aan wederverkopers (agenten) waarna ze aan eindgebruikers werden geleverd. De eindgebruikers betaalden de agent (contant) abonnementsgeld. Ten behoeve van de levering van de cryptocommunicatiedienst is in januari 2021 een leveringsportal (ook wel: agentenportal) opgezet. De leveringsportal maakte het beheer van de accounts, handsets en abonnementen van de eindgebruikers door ANØM-wederverkopers (agenten) mogelijk. Toegang tot de portal was in het algemeen beperkt tot deze wederverkopers (agenten), distributeurs en ANØM-beheerders (operators).
De leveringsportal verschafte de functionaliteit om nieuwe handsets in te stellen voor gebruik op ANØM, een handset buiten gebruik te stellen of het op afstand wissen van een handset te initiëren. De toegang tot de portal was beschermd door een gebruikersnaam en wachtwoord en vereiste ook dat de geautoriseerde gebruiker verbinding maakte via een Virtueel Privé Netwerk (VPN) verbinding, die enkel beschikbaar was voor diegenen die daartoe door een operator geautoriseerd waren.
ANØM kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande worden aangemerkt als een (mede) door opsporingsdiensten ontwikkelde cryptocommunicatiedienst, die onder verantwoordelijkheid van deze opsporingsdiensten is geëxploiteerd en gemonitord. Middels de exploitatie is expliciet beoogd criminele samenwerkingsverbanden bloot te leggen. Daarmee onderscheidt ANØM zich van cryptocommunicatiediensten als EncroChat en SkyECC.
Andere kenmerken van ANØM zijn blijkens het voorgaande dat de dienst niet voor eenieder toegankelijk was doordat de toestellen enkel via geautoriseerde agenten werden geleverd, dat de bijbehorende toestellen zeer beperkte functionaliteiten hadden, en dat ongemerkt voor de gebruikers metadata met (tekst)berichten werden meegezonden. Opvallend acht de rechtbank dat de dienst zelfs gedurende de hoogtijdagen een relatief beperkt aantal gebruikers kende (in Nederland 530) en dat kan worden vastgesteld dat alle in Nederland gevestigde ANØM-gebruikers de dienst voor criminele zaken gebruikten.
De rol van ANØM in de onderhavige zaak.
Het hiervoor genoemde document van 31 augustus 2021 bevat verder een overzicht van geautoriseerde ANØM-agenten. In dit overzicht is onder andere een ANØM-account met de naam ‘ [gebruikersnaam 21] ’ opgenomen. Zoals verderop in het vonnis zal blijken is de gebruiker van het account [gebruikersnaam 21] door de politie geïdentificeerd als verdachte [medeverdachte 1] .
Uit de communicatie van [gebruikersnaam 21] blijkt dat dit account inderdaad is gebruikt ten behoeve van de distributie van ANØM. Hieruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode als wederverkoper (agent) van telefoons actief is geweest. [medeverdachte 1] heeft in het onderhavige onderzoek op 8 april 2021 aan de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] een bericht verzonden met de strekking dat de promotie van de toestellen ‘eind deze maand’ afloopt en dat zij indien gewenst voor 1500+ euro per telefoon het gebruik kunnen verlengen. (Voetnoot 1)
[medeverdachte 1] is daarnaast blijkens de hierna te bespreken zaakdossiers betrokken bij de drie amfetaminelabs waar dit onderzoek betrekking op heeft. Zoals hierna zal blijken kwalificeert de rechtbank [medeverdachte 1] als een van de leidinggevenden van de criminele organisatie die verantwoordelijk was voor de amfetaminelabs (Heerlen, Sint-Oedenrode en Dinteloord). De combinatie van zijn hoedanigheid van ANØM-agent met zijn rol als leidinggevende van de criminele organisatie, maakt [medeverdachte 1] naar het oordeel van de rechtbank een sleutelfiguur in de onderhavige zaak. (Voetnoot 2)
De overige verdachten, voor zover de rechtbank tot een identificatie komt, maakten naast of onder [medeverdachte 1] deel uit van de genoemde criminele organisatie. Uit het dossier valt op te maken dat deze verdachten, met uitzondering van [betrokkene 2] , allen gebruik maken van een of meerdere ANØM-accounts. Het is een feit van algemene bekendheid dat cryptocommunicatiediensten zoals ANØM door criminelen worden gebruikt om hun criminele activiteiten buiten het zicht van justitie te houden. Uit de in het dossier gevoegde ANØM-communicatie volgt ook dat middels deze accounts nagenoeg exclusief over drugsgerelateerde zaken is gesproken.
In deze zaak is verder nauwelijks gebleken van privécommunicatie via ANØM. Hoogstens zijdelings, en altijd in het kader van hun criminele activiteiten, hebben enkele verdachten zeer sporadisch een privézaak benoemd (zoals de felicitatie voor een verjaardag). Er is door geen enkele verdachte in deze zaak gesteld dat (relevante) privézaken als gevolg van de ANØM-operatie en de verstrekking van de berichten aan onderzoek 26Swinton ongewild ter kennis van justitie zijn gekomen.
Verder heeft geen enkele verdachte toegelicht hoe hij aan zijn ANØM-toestel is gekomen. Gelet op de sleutelrol die [medeverdachte 1] in deze zaak speelt, in combinatie met het gegeven dat ANØM-toestellen enkel van geautoriseerde agenten konden worden verkregen, gaat de rechtbank er – bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel – vanuit dat minst genomen een groot deel van de verdachten hun ANØM-toestel via [medeverdachte 1] heeft verkregen. Verder is gebleken dat verdachten ANØM-accounts met elkaar deelden, dan wel aan elkaar doorgaven.
Oordeel van de rechtbank.
De verdediging baseert het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting zoals hiervoor weergegeven op (een schending van) artikel 6 lid 1 EVRM en de artikelen 47 en 48 lid 2 Handvest. De schending van het recht op een eerlijk proces bestaat volgens de verdediging – samengevat – uit schendingen van artikel 31 EOB, van artikel 8 EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest.
Schendingen van artikel 8 EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest?
De richtlijnen en daarop gebaseerde jurisprudentie waar de verdediging zich bij de onderbouwing van de schending van artikel 8 EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest op baseert, hebben betrekking op – kort gezegd – de bescherming van individuen tegen ongeoorloofde inmenging in hun privéleven door overheidsinstanties en op de bescherming van persoonsgegevens. Het verweer van de verdediging komt er daarmee in de kern op neer dat de privacy van de ANØM-gebruikers is geschonden.
Richtlijn 2002/58/EG beoogt de fundamentele rechten te beschermen van natuurlijke personen die abonnee zijn van een openbare elektronische communicatiedienst. Deze richtlijn voorziet in de harmonisering van de regelgeving van de lidstaten die nodig is om een gelijk niveau van bescherming van fundamentele rechten en vrijheden – met name het recht op een persoonlijke levenssfeer en vertrouwelijkheid – bij onder meer de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie te waarborgen. De rechtbank is overigens met de verdediging van oordeel dat de interceptie en verwerking van de ANØM-data niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.
Richtlijn 2016/680 heeft betrekking op de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Deze regelgeving is onder andere van belang als (persoons)gegevens die onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten zijn verkregen en vervolgens aan de Nederlandse autoriteiten ter beschikking zijn gesteld, in Nederland worden verwerkt ten behoeve van de opsporing of vervolging.
De verdediging heeft onder verwijzing naar deze richtlijnen en/of daarop gebaseerde jurisprudentie betoogd dat er sprake is van een evidente en ernstige inbreuk op de privacy en gegevensbescherming van ANØM-gebruikers, zonder te concretiseren waar die schending in deze zaak en met betrekking tot de daarin geïdentificeerde verdachten in bestaat. De verhandeling van de verdediging is weliswaar uitgebreid, maar niet zaakspecifiek. Gelet op de specifieke kenmerken van de onderhavige zaak, zoals deze volgen uit voorgaande beschouwing van de ANØM-operatie in combinatie met de wijze waarop ANØM in deze zaak een rol speelt, kan deze algemene stelling het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting niet dragen.
Met betrekking tot die specifieke kenmerken wijst de rechtbank er (nogmaals) op dat ANØM – anders dan bijvoorbeeld EncroChat en SkyECC – een mede door de opsporingsdiensten ontwikkelde, niet voor eenieder toegankelijke, cryptcommunicatiedienst was, waarmee in Nederland – en in dit zaakdossier in het bijzonder – exclusief over strafbare feiten werd gecommuniceerd.
Verder kan worden vastgesteld dat een van de sleutelfiguren in de onderhavige zaak ( [medeverdachte 1] ) een geautoriseerde wederverkoper was van de cryptcommunicatiedienst, en dat het – gelet op het gesloten karakter van het ANØM-netwerk – aannemelijk is dat hij ANØM-toestellen aan een groot deel van de andere verdachten heeft verstrekt. Van een andere bron is in dit dossier niet gebleken.
Die ANØM-toestellen zijn (vervolgens) doelbewust en veelvuldig door de verdachten gebruikt om strafbare feiten mee te plegen en de opsporing daarvan door justitie te frustreren. De ANØM-accounts van de verdachten kunnen allemaal worden gekoppeld aan concrete, ernstige opiumwetdelicten (waarover later in het vonnis uitgebreid). Gelet op de wijze waarop de ANØM-cryptocommunicatiedienst door de verdachten is gebruikt, beschouwt de rechtbank ANØM in deze zaak als niets anders dan een instrument om criminele activiteiten toe te dekken.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat uit genoemde richtlijnen een hoog niveau van bescherming van de privacy en van de persoonsgegevens van onderdanen voortvloeit, maar hecht eraan te benadrukken dat deze richtlijnen nooit zijn bedoeld om criminele activiteiten toe te dekken en de opsporing daarvan doelbewust te frustreren.
De rechtbank stelt vast dat de chatgesprekken die bij de stukken zijn gevoegd zonder uitzondering betrekking hebben op gedragingen ten behoeve van de productie van synthetische drugs in drugslabs en diverse daarmee samenhangende criminele activiteiten. De verdediging heeft daarbij de mogelijkheid gekregen om te ‘grasduinen’ in berichten die eerder niet bij de stukken zijn gevoegd en om verzoeken te doen om chatgesprekken bij de stukken te voegen. Dit heeft niet geleid tot enig zicht op gesprekken die over iets anders gaan dan de productie van synthetische drugs en samenhangende criminele activiteiten.
Op grond daarvan, en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ANØM-operatie en de wijze waarop in deze zaak door de verdachten gebruik is gemaakt van de ANØM-cryptocommunicatiedienst, namelijk als niets anders dan een instrument om criminele activiteiten toe te dekken, is de rechtbank van oordeel dat voor zover in de marge van deze gesprekken al privacygevoelige gegevens zijn genoemd, deze gegevens geen privacybescherming verdienen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen beschermenswaardige aspecten van het recht op privacy, zoals gegarandeerd door artikel 8 EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest, zijn geraakt door de interceptie en (verdere) verwerking van ANØM-gegevens in deze zaak. Van een schending van die bepalingen is daarom geen sprake.
Schending van artikel 31 EOB-richtlijn?
Artikel 31 van de EOB-richtlijn regelt de kennisgeving van interceptie van telecommunicatie aan de lidstaat waar de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, zich bevindt en van welke geen technische bijstand vereist is. In zijn arrest van 30 april 2024 (C-670/22) heeft het HvJ EU geoordeeld dat ‘[a]rtikel 31 van richtlijn 2014/41(…) aldus [moet] worden uitgelegd dat het ook strekt tot bescherming van de rechten van gebruikers op wie een maatregel tot „interceptie van telecommunicatie” in de zin van dat artikel is gericht. Het HvJ EU overwoog daartoe:
‘Artikel 31 van richtlijn 2014/41 beoogt dus niet alleen te waarborgen dat de soevereiniteit van de in kennis gestelde lidstaat wordt geëerbiedigd, maar ook dat het in die lidstaat gewaarborgde beschermingsniveau met betrekking tot de interceptie van telecommunicatie niet in gevaar wordt gebracht. Aangezien een maatregel tot interceptie van telecommunicatie een inmenging vormt in het in artikel 7 van het Handvest verankerde recht op de eerbiediging van het privéleven en van de communicatie van de persoon op wie de interceptie betrekking heeft (zie in die zin arrest van 17 januari 2019, Dzivev e.a., C-310/16, EU:C:2019:30, punt 36), moet daarom worden overwogen dat met artikel 31 van richtlijn 2014/41 ook de bescherming wordt beoogd van de rechten van gebruikers op wie een dergelijke maatregel is gericht. Dit doel strekt zich uit tot het gebruik van de gegevens ten behoeve van strafvervolging in de in kennis gestelde lidstaat.’
Het HvJ EU oordeelt in dit arrest dus dat artikel 31 van de EOB-richtlijn ook strekt tot bescherming van de rechten van gebruikers van telecommunicatie, maar zet die bescherming in de sleutel van de bescherming van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van de communicatie van die gebruikers. Hiervoor is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat geen beschermenswaardige aspecten van het recht op privacy, zoals gegarandeerd door artikel 8 EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest, zijn geraakt door de interceptie en (verdere) verwerking van ANØM-gegevens. In het verlengde hiervan oordeelt de rechtbank dat er geen door artikel 31 van de EOB-richtlijn te beschermen rechten van gebruikers van ANØM-toestellen in het geding zijn, voor zover artikel 31 van de EOB-richtlijn al van toepassing was op de ANØM-operatie. Van een schending van die bepaling is daarom geen sprake.
Schending van het recht op een eerlijk proces?
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er geen beschermenswaardige aspecten van het recht op privacy, zoals gegarandeerd door artikel 8 EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest en indirect door artikel 31 van de EOB-richtlijn, zijn geraakt door de interceptie en (verdere) verwerking van ANØM-gegevens en van een schending van die bepaling geen sprake is. In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat het recht op een eerlijk proces evenmin in het geding is. Van een schending daarvan is dus ook geen sprake.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank zich voldoende voorgelicht en in staat acht om een oordeel te vormen over de gevoerde verweren in dit verband. Zij acht hetgeen voorwaardelijk is verzocht, aan welke voorwaarde is voldaan nu de verweren worden verworpen, daarom niet noodzakelijk voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv en wijst deze voorwaardelijke verzoeken af.
Evenmin bestaat er aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU. Gelet op het voorgaande bestaat er immers geen onduidelijkheid over de vraag hoe een bepaling van EU-recht in deze zaak moet worden toegepast of uitgelegd.
Identificatie van de ANØM-accounts en bijnamen.
In de onderhavige zaak komt het voor de bewijsvoering in belangrijke mate aan op de inhoud van de in onderzoek 26Swinton ter beschikking gekomen cryptoberichten. De vraag die daarom moet worden beantwoord is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde ANØM-accounts.
Voor de beoordeling van de aan alle verdachten ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang. De overige accounts die in het dossier voorkomen, blijven in dit vonnis onbesproken, tenzij een account als relevant bij een zaaksdossier besproken wordt. De rechtbank neemt de voor het geheel van alle tenlasteleggingen relevante identificaties op, hoewel die identificaties strikt genomen niet voor de tenlastelegging van iedere verdachte noodzakelijk zijn.
Op grond van de feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, beschreven in de processen-verbaal van identificatie van de ANØM-accounts, stelt de rechtbank vast dat de hieronder genoemde personen gedurende de ten laste gelegde periode de beschikking hebben gehad over een of meerdere ANØM-accounts. Ook stelt de rechtbank vast dat de berichten die door deze accounts zijn verzonden gedurende de ten laste gelegde periode, zijn toe te schrijven aan deze personen.
Verder stelt de rechtbank vast dat de bijnamen die in de processen-verbaal van identificatie worden genoemd als behorend bij de diverse ANØM-accounts, inderdaad door de geïdentificeerde personen werden gebezigd. Uit het berichtenverkeer volgt tevens dat deze bijnamen ook (met regelmaat) door anderen werden gebruikt ter aanduiding van de geïdentificeerde personen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben deze verdachten en hun raadslieden onvoldoende aangevoerd om voornoemde processen-verbaal te weerleggen. Bij de verdere bespreking van het ten laste gelegde gaat de rechtbank steeds uit van deze identificaties en bijnamen:
ANØM Bijnaam Periode gebruik Identiteit ANØM
gebruikersnaam gebruiker
[gebruikersnaam 1]
(Voetnoot 3) [gebruikersnaam 1] 24-2-2021 - 1-5-2021 [verdachte]
[gebruikersnaam 2]
(Voetnoot 4) [gebruikersnaam 2] new vanaf 1-5-2021
[gebruikersnaam 3]
(Voetnoot 5) [gebruikersnaam 3] 3-2-2021 - 12-4-2021 [medeverdachte 2]
[gebruikersnaam 4] 10-4-2021 - 7-6-2021
[gebruikersnaam 5]
(Voetnoot 6) [gebruikersnaam 5] (Voetnoot 7) enige gebruiker tijdens [medeverdachte 4]
actieve periode
[gebruikersnaam 7]
(Voetnoot 10) [gebruikersnaam 7] 26-3-2021 - 23-4-2021 [medeverdachte 7]
[gebruikersnaam 8] 22-4-2021 - 7-6-2021
[gebruikersnaam 9]
(Voetnoot 11) [gebruikersnaam 9] 22-4-2021 - 7-6-2021 [medeverdachte 8]
[gebruikersnaam 10]
(Voetnoot 12) [gebruikersnaam 10] (Voetnoot 13) enige gebruiker tijdens [medeverdachte 5]
actieve periode
[gebruikersnaam 11]
(Voetnoot 14) [gebruikersnaam 11] vanaf 3-5-2021 [medeverdachte 9]
[gebruikersnaam 12]
(Voetnoot 15) [gebruikersnaam 12] 11-3-2021 - 20-5-2021 [medeverdachte 10]
[gebruikersnaam 13] 28-4-2021 - 7-6-2021
[gebruikersnaam 14]
(Voetnoot 16) [gebruikersnaam 14] tot 3-5-2021 [medeverdachte 11]
[gebruikersnaam 15]
(Voetnoot 17) [gebruikersnaam 15] 2-5-2021 - 7-6-2021
[gebruikersnaam 16]
(Voetnoot 18) [gebruikersnaam 16] (of een variatie 4-4-2021 - 7-6-2021 [medeverdachte 12]
daarop) (Voetnoot 19)
[gebruikersnaam 17]
(Voetnoot 20) [gebruikersnaam 17] (of een variatie 9-3-2021 (Voetnoot 21) - 23-4-2021 [medeverdachte 13]
daarop)
[gebruikersnaam 18]
(Voetnoot 22) [gebruikersnaam 18] (Voetnoot 23) 21-1-2021 - 7-5-2021 [medeverdachte 3]
[gebruikersnaam 19]
(Voetnoot 24) [gebruikersnaam 19] 16-11-2020 - 9-4-2021 [medeverdachte 1]
[gebruikersnaam 20] vanaf 9-4-2021
[gebruikersnaam 21]
Algemene bewijsoverwegingen.
Bij de bespreking van de zaakdossiers zullen de gebruikers van de verschillende ANØM-accounts, voor zover geïdentificeerd, telkens bij hun naam worden genoemd. Voor zover in de weergave van de originele communicatie bijnamen worden gebruikt, zal de rechtbank deze in voorkomende gevallen vertalen naar de naam van de betreffende gebruiker dan wel die naam er tussen haakjes achter plaatsen.
In het navolgende zal de rechtbank ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis verdachte en de medeverdachten steeds bij hun achternaam noemen en daaraan niet telkens het woord (mede)verdachte toevoegen. Voor zover verdachten dezelfde achternaam hebben (vader en zoon [familienaam] ), zullen zij ook met Senior en Junior worden aangeduid.
Samenhang tussen de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank stelt voorop dat voor ieder ten laste gelegd feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank het dossier in zijn geheel beschouwt en zij bij de vraag of er sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs, de feiten in onderlinge samenhang beziet.
Bewijswaarde ANØM-berichten.
Onderhavig dossier bestaat onder andere uit een grote hoeveelheid chatgesprekken van verschillende ANØM-accounts op diverse data. De rechtbank merkt op dat de ontsleutelde berichten, die in (bijlagen bij) de processen-verbaal in het politiedossier zijn opgenomen, schriftelijke bescheiden zijn, meer in het bijzonder andere geschriften die voor het bewijs kunnen worden gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen (artikel 344 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafvordering). Daarnaast zijn er meerdere (reeds opgeruimde) drugslaboratoria aangetroffen. Via ANØM zijn afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de chatberichten ondersteunen en die te herleiden zijn naar deze locaties. Ten slotte wordt de inhoud van de afzonderlijke chatgesprekken door de inhoud van andere chatgesprekken (tussen andere gebruikers) ondersteund.
Interpretatie van berichten.
De rechtbank heeft ter waarborging van de juistheid van de interpretatie en uitleg van de weergegeven chats de nodige behoedzaamheid in acht genomen om het risico te ondervangen dat aan een chat een verkeerde uitleg wordt gegeven. Met name bij een belastende uitleg moet ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing kunnen worden geconcludeerd dat de inhoud van de chat redelijkerwijs niet voor een andere uitleg vatbaar is dan die belastende. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, kan onder meer betekenis toekomen aan de aard en inhoud van die chat, de context waarin de chat heeft plaatsgevonden, de uitleg die de politie geeft aan bepaalde bewoordingen zoals opgenomen in het proces-verbaal ‘Pillekes Praot’ (Voetnoot 27) en in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen inhoudende de beschrijving van het productieproces van amfetamine en de daarbij gebruikte terminologie (Voetnoot 28) (hierna: proces-verbaal beschrijving productieproces), het verband met eventueel ander bewijsmateriaal en aan hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken. Ook is relevant of – en zo ja, in welk stadium van het geding – de verdachte, in het bijzonder als hij gespreksdeelnemer of afzender is geweest, een plausibele andere uitleg aan een chat geeft. De rechtbank stelt vast dat geen van de verdachten een uitleg heeft gegeven aan de chats, nu zij zich allen op hoofdlijnen hebben beroepen op hun zwijgrecht of zelfs niet zijn verschenen voor verhoor.
De rechtbank is – de hiervoor bedoelde behoedzaamheid in acht nemend – van oordeel
dat de inhoud van de voor het bewijs gebezigde chats redelijkerwijs uitsluitend voor een belastende uitleg vatbaar zijn. Als de rechtbank, al dan niet naar aanleiding van een gevoerd verweer, in een concreet geval de interpretatie van de politie en/of Openbaar Ministerie toch niet volgt, dan wordt dat gemotiveerd aangegeven.
Medeplegen.
De rechtbank overweegt dat aan alle verdachten telkens het medeplegen van de verschillende Opiumwetfeiten ten laste gelegd is. In verschillende zaken heeft de verdediging aangevoerd dat bepaalde ten laste gelegde gedragingen niet zijn verricht door de desbetreffende verdachte, zodat vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten heeft de rechtbank steeds bezien of de bijdrage van een verdachte van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Indien daarvan sprake is, en uiteraard voor zover er toereikend bewijs is dat de ten laste gelegde gedragingen door één of meer medeplegers zijn verricht, kunnen deze gedragingen aan die verdachte worden toegerekend en bewezen worden verklaard.
Waar het verweer (mede) betrekking heeft op het medeplegen van voorbereidings- of bevorderingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Opiumwet overweegt de rechtbank dat onder het bereik van die strafbepaling onder meer valt (en ook steeds ten laste is gelegd) het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen. Vergelijkbare gedragingen zijn als deelnemingsvorm in beginsel te kwalificeren als medeplichtigheid in de zin van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht, maar zijn in relatie tot Opiumwetfeiten nu juist zelfstandig strafbaar gesteld in artikel 10a Opiumwet. Een gedraging van beperkte aard – die in relatie tot andere strafbare feiten wellicht als medeplichtigheid zou worden gekwalificeerd – kan daarmee tot een bewezenverklaring van het (mede)plegen van voorbereidings- of bevorderingshandelingen leiden.
Bij de bespreking van de zaaksdossiers zal de rol van de individuele verdachten aan bod komen.
Metadata.
In diverse processen-verbaal van de politie, waaronder de processen-verbaal van identificatie, wordt door de politie gebruik gemaakt van IMEI-gegevens en andere metadata als mastlocatie- en gps-gegevens. Door de verdediging in verschillende zaken is aangevoerd dat onderliggende stukken en processen-verbaal waaruit die metadata volgen ontbreken, waardoor de juistheid van deze data voor de verdediging niet verifieerbaar is.
Gelet op de omvang van het dossier begrijpt de rechtbank dat er door het Openbaar Ministerie voor gekozen is om deze onderliggende stukken niet aan het dossier toe te voegen. De verdediging heeft de mogelijkheid gehad om onderzoek te doen naar de juistheid van de metadata door middel van het indienen van onderzoekswensen, inhoudende de verstrekking van onderliggende stukken en zo nodig verzoeken tot het bij de stukken voegen daarvan. De verdediging heeft in geen van de zaken van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal waarin deze metadata worden gebruikt, nu deze op ambtseed of -belofte zijn opgemaakt. Gelet op het voorgaande kunnen de gegevens naar het oordeel van de rechtbank worden gebruikt voor het bewijs.
De op de hiervoor besproken onderwerpen gerichte verweren worden derhalve verworpen.
Specifieke overwegingen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten.
Bij de hiernavolgende bespreking van de ten laste gelegde feiten houdt de rechtbank de volgorde van de verschillende zaaksdossiers aan. Gelet op de systematiek van de tenlastelegging kunnen de bewijsoverwegingen met betrekking tot de te onderscheiden zaaksdossiers tot een bewezenverklaring van meerdere ten laste gelegde feiten leiden (bijvoorbeeld: zowel de vervaardiging als het voorhanden hebben van amfetamine).
Zaaksdossier 1 [adres 2] te Heerlen.
Aangetroffen situatie.
Op vrijdag 23 april 2021 heeft het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de politie Limburg een proces-verbaal verstrekt waarin is gerelateerd dat er op het adres [adres 2] te Heerlen drugs worden geproduceerd. De politie is diezelfde dag rond 22:12 uur binnengetreden in het pand gelegen aan de [adres 2] in Heerlen. In dit pand is een amfetaminelab aangetroffen. Ook zijn er twee personen, waaronder [medeverdachte 13] , op heterdaad als verdachte aangehouden. (Voetnoot 29)
De lablocatie was verdeeld in een aantal ruimtes. In de verschillende ruimtes zijn door de politie diverse goederen en chemicaliën aangetroffen die verband houden met de vervaardiging van amfetamine.
Uit de processen-verbaal van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) blijkt dat op de locatie in totaal 25,6 liter amfetamine base is aangetroffen. In een reactieketel is daarnaast een reactiemengsel aangetroffen van de eerste kookstap van de Leuckart-loog methode waarbij de precursor BenzylMethylKeton (hierna: BMK), formamide en mierenzuur wordt omgezet in N-formylamfetamine. Bij de tweede kookstap wordt N-formylamfetamine gebruikt om amfetamine olie te produceren.
Op de locatie is verder ongeveer 560 liter afval gerelateerd aan de vervaardiging van amfetamine aangetroffen. Op basis daarvan is berekend dat ongeveer 100 liter amfetamine-base (olie) is vervaardigd. Op basis van het aan het vervaardigen van BMK gerelateerde afval is berekend dat op de locatie ongeveer 316 liter BMK is vervaardigd.
De interpretatie van deze bevindingen door de LFO leidt tot de conclusie dat op de lablocatie te Heerlen methyl alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) in de precursor (BMK) werd omgezet. Met behulp van de reactieketel werd (vervolgens) BMK omgezet in amfetamine (base). Gelet op de productiecapaciteit van deze locatie valt deze volgens de LFO in het kader van de richtlijn voor strafvordering voorbereiding /bevordering synthetische drugs in categorie IV, zijnde de zwaarste categorie wat betreft productiecapaciteit.
Ten slotte heeft onderzoek op de locatie geleid tot dactyloscopisch bewijs (vingerafdrukken) voor betrokkenheid van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] . Ten aanzien van [medeverdachte 8] is er ook DNA-bewijs voorhanden.
ANØM-chats.
De betrokkenheid van de verdachten.
De rechtbank stelt op basis van de ANØM-data in combinatie met de overige bewijsmiddelen in het dossier vast dat er meerdere personen in verband kunnen worden gebracht met de productie van synthetische drugs op de locatie aan [adres 2] te Heerlen. Het gaat om [verdachte] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 1] ), [medeverdachte 2] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 4] ), [medeverdachte 7] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] ), [medeverdachte 8] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 9] ), [medeverdachte 4] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 5] ), [medeverdachte 13] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 17] ) en [medeverdachte 1] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 19] en [gebruikersnaam 20] ).
De LFO heeft op 24 april 2021 foto’s gemaakt van de buitenzijde en binnenzijde van de [adres 2] te Heerlen. Deze foto’s heeft de politie vergeleken met foto’s en filmpjes die via ANØM zijn verzonden door [medeverdachte 4] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] . Op basis van de vergelijking tussen de foto’s/filmpjes van de locatie die [medeverdachte 4] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] naar elkaar gestuurd hebben en de foto’s die de LFO heeft gemaakt kan worden vastgesteld dat de lablocatie waarover wordt gesproken in de chatberichten de [adres 2] te Heerlen betreft. (Voetnoot 30) Ook zijn er gps-gegevens meegezonden met deze chatberichten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] zich bij het verzenden van de foto’s/filmpjes op deze locatie bevonden. (Voetnoot 31) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deelgenomen aan de chatgesprekken waarin deze foto’s/filmpjes zijn verzonden.
Uit de inhoud van de ANØM-chatgesprekken, waaraan behalve de reeds genoemde personen ook [verdachte] deelnam, blijkt dat genoemde personen in de ten laste gelegde periode gesproken hebben over de productie van synthetische drugs in het laboratorium in Heerlen. Er wordt met regelmaat gerefereerd aan ‘Limbo’ (de rechtbank begrijpt: Limburg). Er wordt verder onderling (in relatie tot ‘Limbo’) onder meer gesproken over ‘stomen’, ‘ap’, ‘fos’, ‘loog kook,’ ‘scheiden’, ‘fase 1’, ‘laatste fase’, ‘stoom b’, ‘a-olie’ en ‘stoomketel’. Uit het proces-verbaal beschrijving productieproces volgt dat deze begrippen allemaal verband houden met de productie van amfetamine.
De productie in het lab en de rol van de verdachten daarbij.
Uit de ANØM-berichten blijkt dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] een samenwerking zijn aangegaan ten aanzien van het drugslab te Heerlen. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] hebben vanaf 9 maart 2021 contact met elkaar over het regelen van cryptotelefoons en over allerlei drugsgerelateerde zaken, zoals grondstoffen die nodig zijn voor het productieproces.
Vanaf 22 maart 2021 krijgt de samenwerking verder vorm. De grondstoffen en ketels worden geregeld voor de locatie in Heerlen. [medeverdachte 7] vindt de samenwerking op dat moment “super fijn”. [medeverdachte 1] zegt over de samenwerking: “Jij hebt locatie. Ik de goeie kok + jou mensen.”
Verder blijkt uit de chatgesprekken dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] een eenheid vormen. Zo stuurt [verdachte] in een ANØM-chat “ [gebruikersnaam 19] ( [medeverdachte 1] ) en ik en [gebruikersnaam 3] ( [medeverdachte 2] ) zijn 1”. Zij bepalen voor ‘hun’ kok [medeverdachte 4] waar hij gaat koken en ze spreken samen af dat ze “100 kg ap mee gaan gooien in Limbo”. Later wordt er blijkens de chats nog een keer 125 apaan (Voetnoot 32) geïnvesteerd. Ook stuurt [medeverdachte 1] een lijst met omschrijvingen en kosten naar [verdachte] en [medeverdachte 2] en bespreken zij de winstverdeling. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] houden elkaar op de hoogte over het productieproces en [medeverdachte 2] geeft daarbij tips over het productieproces.
In de groepschat vanaf 7 april 2021 tussen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 4] wordt besproken wat er moet gebeuren om te kunnen beginnen met de productie. Uit de chatgesprekken blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 13] op 15 april 2021 bezig zijn met de productie van BMK. [medeverdachte 1] wil op de hoogte gehouden worden over hoeveel ‘B’ (BMK) eruit is gekomen.
Uit de chatberichten blijkt vervolgens dat in de nacht van 18 op 19 april 2021 110 liter amfetamineolie (amfetamine-base) is geproduceerd. [medeverdachte 4] stuurt op 18 april 2021 in de middag dat hij bezig is met de “laatste fase”. Hij stuurt dat hij vannacht gaat stomen en dat hij hoopt morgenvroeg klaar te zijn. [medeverdachte 4] stuurt om 21:09 uur in de groepschat met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 13] een foto van twee ketels. Op 18 april 2021 om 23:05 uur en op 19 april om 00:31 uur stuurt [medeverdachte 13] in de groepschat vanaf de lablocatie een foto van twee ketels die met elkaar verbonden zijn en waaronder vlammen te zien zijn alsmede een foto van een maatbeker. Op 19 april om 04:37 uur stuurt [medeverdachte 4] naar [verdachte] een foto van twee plastic jerrycans gevuld met vloeistof en schrijft: “zit op 70ltr”. Om 08:33 uur laat [medeverdachte 4] in de groepschat weten dat hij nu “110” in de auto laadt. [medeverdachte 2] is in overleg met [verdachte] bezig om een stashplek (opslaglocatie) te regelen voor de 110 liter vanuit ‘Limbo’.
[verdachte] heeft in de chat op 19 april om 04.42 uur bij [medeverdachte 4] geïnformeerd naar de PH waarde. Blijkens het eerder genoemde proces-verbaal van bevindingen beschrijving productieproces amfetamine en gebruikte terminologie wordt de kwaliteit van amfetamine-olie met enige regelmaat ook besproken op basis van de PH waarde van de vervaardigde olie.
Uit de chronologie van de chatgesprekken in onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met het proces-verbaal beschrijving productieproces, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er in de nacht van 18 op 19 april 2021 110 liter amfetamineolie is geproduceerd. Dat er daadwerkelijk amfetamine is geproduceerd wordt bevestigd doordat er door de LFO op de locatie een hoeveelheid amfetamine-base is aangetroffen.
Uit de groepschat van 22 april 2021 tussen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] blijkt dat ze vervolgens bezig zijn met ‘de eerste fase’ voor een nieuwe hoeveelheid BMK. Zo vraagt [medeverdachte 2] hoeveel “B er uit die 250 AP” (apaan) komt. [medeverdachte 13] stuurt vervolgens “151 +”. Op zondag 25 april 2021 zou blijkens de chats tussen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] de nieuwe batch klaar moeten zijn, maar op 23 april 2021 vond de inval van de politie plaats.
Uit de chronologie van de chatgesprekken in onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met voornoemd proces-verbaal, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er vanaf 22 april 2021 BMK is geproduceerd. Bij het vervaardigen van het aangetroffen reactiemengsel is volgens de LFO BMK gebruikt.
Conclusie.
De rechtbank stelt vast dat in de ten laste gelegde periode aan de [adres 2] te Heerlen een locatie voor de productie voor amfetamine gevestigd was. [medeverdachte 7] heeft het lab samen met [medeverdachte 1] opgezet en daarin geïnvesteerd. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben ook geïnvesteerd in dit lab. Daarnaast hebben zij [medeverdachte 4] als kok naar dit lab gestuurd. Verder lieten zij zich steeds informeren over de stand van zaken en hebben zij samengewerkt met [medeverdachte 7] . [medeverdachte 13] en [medeverdachte 8] hebben als kok gewerkt in het lab.
De verdachten communiceerden met elkaar via ANØM en daaruit is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij waren op de hoogte van het bestaan en het doel van de locatie en leverden allemaal een onmisbare bijdrage aan de productie van de BMK en amfetamine die daar plaatsvond. Er is dan ook sprake van medeplegen voor elk van de verdachten, met dien verstande dat niet voor iedereen eenzelfde pleegperiode bewezen zal worden verklaard. De rechtbank ziet echter geen reden om de pleegperiode in te korten nu bewezen kan worden verklaard dat de feiten hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van de productie en het vervoeren van 100 liter amfetamine, het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe en het medeplegen van aanwezig hebben van 100 liter amfetamine, waarbij de rechtbank de productie van 100 liter amfetamine kwalificeert als gepleegd in eendaadse samenloop met de voorbereidingshandelingen daartoe en met het aanwezig hebben van 100 liter amfetamine. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er voorbereidingshandelingen zijn verricht voor een nieuwe batch.
Zaaksdossier 2 [adres 3] te Sint-Oedenrode.
Aangetroffen situatie.
Op woensdag 26 mei 2021 heeft het TCI van de politie Oost-Brabant een proces-verbaal verstrekt waarin is gerelateerd dat er op het adres [adres 3] te Sint-Oedenrode drugs worden geproduceerd. Op woensdag 26 mei 2021 rond 19.35 uur is de politie binnengetreden in de garage gelegen aan de [adres 3] in Sint-Oedenrode. Daarbij is geen drugslab aangetroffen. Wel zijn er in de garage sporen aangetroffen die wijzen op de productie van synthetische drugs. Er zijn onder andere sporen van amfetamine, BMK en MAPA aangetroffen. Daarnaast zijn er goederen aangetroffen die wijzen op de productie van drugs (een gebruiksaanwijzing van een scheitrechter). Ook zijn er aanwijzingen gevonden voor een recente schoonmaak van de garage. [medeverdachte 5] is de eigenaar van het perceel aan de [adres 3] in Sint-Oedenrode. (Voetnoot 33)
ANØM-chats.
De aanwezigheid van een drugslab in de ten laste gelegde periode.
De LFO heeft op 26 mei 2021 foto’s gemaakt van de buitenzijde en binnenzijde van de locatie aan de [adres 3] in Sint-Oedenrode. Deze foto’s heeft de politie vergeleken met foto’s en filmpjes die via ANØM zijn verzonden (door [verdachte] ) en waarop een drugslab te zien is. Op een aantal momenten zijn met deze foto’s/filmpjes gps-gegevens meegezonden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verzender ( [verdachte] ) zich bij het verzenden van dit beeldmateriaal op de [adres 3] in Sint-Oedenrode bevond. (Voetnoot 34) Op basis van de vergelijking tussen de foto’s/filmpjes die [verdachte] heeft verstuurd en de foto’s die de LFO heeft gemaakt, kan worden vastgesteld dat in de ten laste gelegde periode aan de [adres 3] in Sint-Oedenrode een drugslaboratorium was gevestigd. (Voetnoot 35)
De betrokkenheid van de verdachten.
De rechtbank stelt op basis van de ANØM-data in combinatie met de overige bewijsmiddelen in het dossier vast dat er meerdere personen in verband kunnen worden gebracht met de lablocatie aan de [adres 3] in Sint-Oedenrode. Het gaat om [verdachte] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 1] ), [medeverdachte 2] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 4] ), [medeverdachte 6] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 6] ), [medeverdachte 3] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 18] ), [medeverdachte 5] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 10] ) en [medeverdachte 1] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 19] en [gebruikersnaam 20] ). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De telefoons van [verdachte] , van [medeverdachte 3] en van [medeverdachte 5] hebben steeds gps-gegevens meegezonden bij het verzenden van berichten waaruit blijkt dat zij in de ten laste gelegde periode (meermaals) op de locatie [adres 3] in Sint-Oedenrode zijn geweest. [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deelgenomen aan de chatgesprekken waarin eerder genoemde foto’s/filmpjes zijn verzonden.
Uit de inhoud van de (overige) ANØM-chatgesprekken blijkt dat de hiervoor genoemde personen in de ten laste gelegde periode gesproken hebben over de productie van synthetische drugs in het laboratorium Sint-Oedenrode. Er is gesproken in vakjargon en op de foto’s in de chats zijn onder meer drugsketels te zien.
De productie in het lab en de rol van de verdachten daarbij.
Vanaf 1 april 2021 hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] contact met elkaar over de opbouw van de lablocatie in Sint-Oedenrode. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 3] of hij al weet hoe hij alles wil hebben daar, want [verdachte] wil “die wand alvast erin stampen”. [verdachte] vraagt vervolgens aan [medeverdachte 1] of zij nog een “eerste fase ketel” hebben staan. [medeverdachte 1] geeft aan dat “ [gebruikersnaam 18] ” ( [medeverdachte 3] ) er twee klaar heeft staan en één hebben ze zelf nodig bij “ [gebruikersnaam 10] ” ( [medeverdachte 5] ).
Op 6 april 2021 stuurt [medeverdachte 3] naar [verdachte] dat ze morgen gaan “knallen”. [verdachte] laat weten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bezig zijn met voorbereiden van “GS” (de rechtbank begrijpt: grondstoffen).
Op 13 april 2021 om 10:57 uur stuurt [medeverdachte 2] een foto van een ketel in de groepschat met [verdachte] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stuurt terug “Die vlammetje daar hou ik van”. De chats in de daaropvolgende dagen tussen de betrokken verdachten gaan onder andere over het “erin gooien van ap(aan)”, het productieproces van amfetamine, “olie”, de noodzaak van een extra ketel voor het opvoeren van de productie en de verdeling van de winst.
Op 26 april 2021 is er een groepschat aangemaakt tussen [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op verzoek van [medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 6] in de avond van 26 april 2021 een foto van de productieopstelling. Op de foto’s zijn ketels en blauwe vaten te zien. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] hen op de hoogte willen houden. Op 27 april 2021 vraagt ‘greatrising’ aan [medeverdachte 5] “hoeveel eruit is gereden”. [medeverdachte 5] laat weten: “25 kannen à 20 liter”. Een dag later heeft [medeverdachte 5] de kannen nageteld en blijkt het “25x20” liter te zijn. [medeverdachte 5] geeft daarbij aan dat het pas “1 keer is behandeld” en dat ze “1 nacht gewerkt” hadden. Greatrising merkt op dat het “gewoon schep” is.
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien, met het proces-verbaal beschrijving productieproces, stelt de rechtbank vast dat er in de nacht van 26 op 27 april 2021 (25x20 =) 500 liter BMK is geproduceerd. Dat sprake is van BMK maakt de rechtbank op uit het gegeven dat de substantie maar één keer is behandeld, dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] maar één nacht hebben gewerkt en dat het ‘schep’ wordt genoemd. Uit voornoemd proces-verbaal blijkt van een stap in het productieproces waarbij (ruwe) BMK van water wordt gescheiden. Dit scheiden wordt ook wel ‘afscheppen’ genoemd.
Uit de ANØM-chatgesprekken blijkt dat de locatie in Sint-Oedenrode met spoed is leeggehaald vanwege een beweerdelijke overstroming bij de buren in de middag van 27 april 2021. De spullen worden opgeslagen in de loods van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] heeft de locatie zelf leeggeruimd, zo laat hij op 29 april 2021 aan [medeverdachte 1] weten.
Conclusie.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat in de ten laste gelegde periode aan de [adres 3] te Sint-Oedenrode een lab voor de productie van amfetamine was gevestigd. [medeverdachte 5] was de eigenaar van het pand en blijkens de ANØM-chatgesprekken volledig op de hoogte van de gang van zaken in het lab. Hij was aanwezig op de locatie, is ingezet als chauffeur en heeft hand- en span diensten verricht.
[verdachte] was (mede) verantwoordelijk voor de opbouw van de locatie. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] hadden (daarna) een organiserende rol en lieten zich steeds informeren over de stand van zaken. [medeverdachte 2] is ook op de productielocatie aanwezig geweest. Hij heeft er onder andere voor zorggedragen dat kapotte apparatuur werd gerepareerd.
In de nacht van 26 op 27 april 2021 hebben [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] 500 liter BMK geproduceerd. Uit de communicatie via ANØM blijkt dat er daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere verdachten. Zij waren allen op de hoogte van het bestaan en het doel van de locatie, zijn daar nagenoeg allemaal op enig moment gedurende de te laste gelegde periode aanwezig geweest en leverden allemaal een onmisbare bijdrage aan het productieproces dat daar plaatsvond, bijvoorbeeld door het uitwisselen van informatie of het regelen van goederen en grondstoffen. Er is dan ook sprake van medeplegen voor elk van de verdachten, met dien verstande dat niet voor iedereen eenzelfde pleegperiode bewezen zal worden verklaard. De rechtbank ziet geen reden om de pleegperiode in te korten nu bewezen kan worden verklaard dat de feiten hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan – kort gezegd – voorbereidingshandelingen van de productie van amfetamine, door de productie van 500 liter BMK, zijnde een precursor voor amfetamine.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2 ten aanzien van de [adres 3] in Sint-Oedenrode.
Op basis van de aangetroffen situatie en de chatberichten kan niet worden vastgesteld dat er in de ten laste gelegde periode ook amfetamine is geproduceerd. Om die reden spreekt de rechtbank de verdachten vrij van hetgeen onder feit 1 en feit 2 ten aanzien van het lab in Sint-Oedenrode is ten laste gelegd. De in het opgeruimde lab aangetroffen sporen zijn onvoldoende redengevend voor een bewezenverklaring van de vervaardiging van amfetamine en het voorhanden hebben daarvan.
Zaaksdossier 3 [adres 4] te Dinteloord.
Aangetroffen situatie.
Op donderdag 10 juni 2021 is de politie binnengetreden in een schuur op het adres [adres 4] te Dinteloord. Verbalisanten roken in deze schuur een anijsgeur, hen ambtshalve bekend als de geur van amfetamine. Daarnaast stonden er verschillende vaten en jerrycans. Ook is er op het terrein een aanhangwagen met oxidatie aangetroffen, waarbij het vermoeden bestond dat de oxidatie is ontstaan door (het vervoer van) drugsafval. (Voetnoot 36)
De LFO heeft de locatie verder onderzocht en ontmanteld. Daarbij zijn er diverse goederen aangetroffen, waaronder scheitrechters, zakken caustic soda, een weegschaal, emmers met vloeistoffen, jerrycans met bruine substantie en diverse jerrycans met verschillende soorten vloeistoffen. De LFO heeft verschillende goederen in beslag genomen en monsters genomen. Deze monsters zijn naar het NFI verzonden. Uit de rapportage van het NFI blijkt dat op de locatie onder andere amfetamine, N-formylamfetamine, MAPA, BMK, fosforzuur, mierenzuur en formamide aanwezig was. In totaal is er ongeveer 5000 liter drugsafval aangetroffen en enkele honderden liters ongebruikte chemicaliën. Er is in totaal 15 gram (mogelijk versneden) amfetamine aangetroffen. De LFO heeft op basis daarvan vastgesteld dat het ging om een voormalige productielocatie van amfetamine.
[betrokkene 2] is de eigenaar van het perceel aan de [adres 4] te Dinteloord.
ANØM-chats.
De betrokkenheid van de verdachten.
De rechtbank stelt op basis van de ANØM-data in combinatie met de overige bewijsmiddelen in het dossier vast dat er meerdere personen in verband kunnen worden gebracht met de productie van synthetische drugs in de lablocatie aan de [adres 4] te Dinteloord. Het gaat om [verdachte] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] ), [medeverdachte 2] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 4] ), [medeverdachte 6] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 6] ), [medeverdachte 11] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 11] en [gebruikersnaam 15] ), [medeverdachte 12] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 16] ), [medeverdachte 10] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 12] en [gebruikersnaam 13] ), [medeverdachte 4] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 5] ), [medeverdachte 9] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 11] ), [medeverdachte 1] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 19] en [gebruikersnaam 20] ) en [betrokkene 1] (ANØM gebruiker [gebruikersnaam 22] met de bijnaam [gebruikersnaam 22] ). Verder zijn er een tweetal personen niet geïdentificeerd die blijkens de chatgesprekken wel in verband kunnen worden gebracht met de lablocatie. Dit betreft ANØM-accounts [betrokkene 3] en [gebruikersnaam 22] , laatstgenoemde met de bijnaam [gebruikersnaam 22] (of een variatie daarop).
De LFO heeft op 10 juni 2021 foto’s gemaakt van de buitenzijde en binnenzijde van de [adres 4] te Dinteloord. Deze foto’s heeft de politie vergeleken met foto’s en filmpjes die via ANØM zijn verzonden door [medeverdachte 6] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [gebruikersnaam 22] en [medeverdachte 4] . Op basis van de vergelijking tussen de foto’s/filmpjes die de verdachten elkaar hebben gestuurd en de foto’s die de LFO heeft gemaakt kan worden vastgesteld dat de lablocatie waarover in de chatberichten wordt gesproken de [adres 4] te Dinteloord betreft. (Voetnoot 37) Deze locatie wordt door de verdachten ook wel ‘DH’ genoemd. Ook zijn er een aantal maal gps-gegevens meegezonden met chatberichten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachten zich bij het verzenden van de foto’s/filmpjes op deze locatie bevonden. (Voetnoot 38) Onder meer [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] hebben deelgenomen aan de chatgesprekken waarin deze foto’s/filmpjes zijn verzonden.
Ook de telefoons van [medeverdachte 10] (Voetnoot 39) en [medeverdachte 9] hebben gps-gegevens meegezonden bij het verzenden van berichten/foto’s waaruit blijkt dat zij in de ten laste gelegde periode (meermaals) op de locatie [adres 4] te Dinteloord zijn geweest.
Uit de inhoud van de ANØM-chatgesprekken blijkt dat genoemde personen in de ten laste gelegde periode gesproken hebben over de productie van synthetische drugs in het laboratorium in Dinteloord. Er wordt in de chats gesproken in vakjargon en op verzonden foto’s zijn onder meer drugsketels en vaten te zien.
In de chats wordt regelmatig gerefereerd aan ‘de eigenaar’ en diens relatie tot het lab. Dat met ‘de eigenaar’ [betrokkene 2] wordt bedoeld blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het gegeven dat hij ook daadwerkelijk de eigenaar van het perceel is. In een chatgesprek tussen [medeverdachte 9] , [medeverdachte 11] en [betrokkene 3] wordt door [betrokkene 3] gestuurd dat ‘de eigenaar’ in een groene Opel Zafira rijdt. Uit onderzoek en de eigen verklaring van [betrokkene 2] is gebleken dat hij in die periode ook in een groene Opel Zafira reed. De verklaring van [betrokkene 2] dat hij niet degene is die met ‘eigenaar’ wordt bedoeld, wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven.
De productie in het lab en de rol van de verdachten daarbij.
Uit de ANØM-berichten blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een samenwerkingsverband zijn aangegaan met [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] . Op 4 april 2021 wordt er in een groepsgesprek tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 11] gesproken over het betalen voor een “nieuwe locatie”. [verdachte] laat in die chat weten dat de eigenaar van de locatie ( [betrokkene 2] ) een envelop wil omdat hij al een tijdje aan het lijntje wordt gehouden. [medeverdachte 1] zegt dan dat ze morgen de envelop moeten brengen en dan meteen de ketels gaan overhuizen. [medeverdachte 2] vindt dat een goed idee.
Op diezelfde datum wordt er ook een groepschatgesprek gestart tussen [verdachte] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] . [medeverdachte 11] zegt dat “zijn maat nu ook ANØM heeft”. Dat [medeverdachte 11] hiermee [medeverdachte 12] bedoelt blijkt uit het proces-verbaal van identificatie waaruit blijkt dat [medeverdachte 12] vanaf 4 april 2021 gebruik maakt van ANØM. [verdachte] geeft in de groepschat met [medeverdachte 12] en [medeverdachte 11] op 5 april 2021 aan dat de nieuwe locatie vandaag zal worden betaald. Hij heeft hem ( [betrokkene 2] ) “5K” gegeven om hem gerust te stellen. “Eigenaar” wilde eerst [verdachte] in persoon spreken. [verdachte] heeft de eigenaar verteld dat hij elke dag moet komen. [verdachte] wil de eigenaar een beetje indekken door een vals huurcontract op te maken. Ook wil hij een busje regelen voor hem. [medeverdachte 12] zegt dan: “nou super 1 team 1 taak”, “hopelijk snel aan de gang”. Vervolgens wordt er gesproken over het regelen van grondstoffen.
Op 10 april 2021 vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 10] of hij morgen “stoom B naar DH” (de rechtbank begrijpt: ruwe BMK) kan brengen. Uit chatgesprekken van 12 april 2021, 19 april 2021 en 21 april 2021 blijkt dat [medeverdachte 10] de vaste chauffeur is voor het leveren van grondstoffen. Zo zegt hij op 21 april in een chat met [medeverdachte 1] : “820 km vandaag”. De gps van zijn ANØM-account straalt regelmatig aan op de lablocatie te Dinteloord. (Voetnoot 40)
Op 11 april 2021 wordt er via ANØM gechat tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] . Laatstgenoemde is samen met een ander onderweg naar de locatie. Het gaat in de chat onder andere over de aanwezigheid van “stoom” op de locatie. Als [medeverdachte 4] laat weten dat hij bijna op de locatie is, straalt de gps van zijn ANØM-account aan op de locatie [adres 4] in Dinteloord. (Voetnoot 41)
Op 13 april 2021 vraagt [medeverdachte 11] of [betrokkene 1] met de kok kan gaan stomen. [betrokkene 1] reageert daarop dat de eigenaar ( [betrokkene 2] ) dit niet wil hebben omdat hij duidelijk heeft aangeven dat “het eerst af moet zijn”.
Op 18 april 2021 is [medeverdachte 6] blijkens de chats aanwezig op de locatie in Dinteloord en heeft hij geholpen bij de (verdere) inrichting van het drugslaboratorium. [medeverdachte 6] vraagt daarbij aan [medeverdachte 1] om beslissingen over de plaatsing van filters te nemen. “Daar ben ik voor”, wordt door [medeverdachte 1] dan gezegd.
Productie van 113 liter amfetamine.
Uit een chatgesprek op 20 april 2021 tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 11] , in samenhang bezien met het proces-verbaal beschrijving productieproces, blijkt dat [betrokkene 1] en [medeverdachte 4] bezig zijn met het productieproces van amfetamine. Er is al “olie” maar de tweede fase is misgegaan en er is “pis” uitgekomen. Er moet morgen opnieuw geloogd worden. [verdachte] moet wat tonnen brengen hiervoor. [medeverdachte 1] vindt het een zooitje ongeregeld omdat er “vier kapiteins” op zitten.
Op 23 april 2021 krijgt [betrokkene 1] instructies van [medeverdachte 2] bij het productieproces omdat [medeverdachte 4] afwezig is. De “A” (amfetamine) wordt opnieuw geloogd.
Op 25 april 2021 stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 4] dat “DH” klaarstaat om te beginnen. Hiervoor is er stress geweest want er was geen kok terwijl alles al klaar stond. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 4] nodig om in “één dag alles af te stomen”. “De stoomolie is al opnieuw loogkook gedaan en die is nu zuiver en top en die moet zo snel mogelijk afgestoomd worden”, stuurt [medeverdachte 1] .
Op 27 april 2021 geeft [betrokkene 1] aan zowel [medeverdachte 11] als aan [verdachte] de stand van zaken door. Om 7:55 uur geeft [betrokkene 1] aan [verdachte] door dat er “150 stoom was”. Om 7:56 stuurt [betrokkene 1] een foto van een aantal jerrycans met daarbij de tekst “is klaar”. Het is in totaal “74 liter”. [verdachte] vraagt of de “PH” wel goed is. [verdachte] komt de jerrycans gelijk ophalen. Hij vraagt om de kannen die klaar zijn klaar te maken om mee te nemen. Het is beter als ze meteen weg zijn. Later die dag om 16:26 uur vraagt [betrokkene 1] of iemand de olie kan ophalen omdat ze bijna klaar zijn. [verdachte] vraagt hoeveel “A” er nu is. Er is 35 (rechtbank: liter) klaar. Het wordt vervolgens door [medeverdachte 10] rond 18:00 uur opgehaald. [verdachte] vraagt hoeveel het nu precies is, zodat er geen misverstanden over kunnen komen. [betrokkene 1] stuurt dat het 113 liter was. De 75 liter van vanmorgen en de 38 van nu. [betrokkene 1] geeft zowel aan [medeverdachte 11] als aan [verdachte] door dat het in totaal 113 liter is.
De rechtbank is van oordeel dat uit de chronologie van de chatgesprekken in onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met het proces-verbaal beschrijving productieproces blijkt dat op 27 april 2021 113 liter amfetamine olie is geproduceerd.
Productie van 350 liter amfetamine.
Uit de groepschat tussen [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] en [verdachte] blijkt dat verdachten op 2 mei 2021 opnieuw bezig zijn met produceren. [verdachte] stuurt naar [medeverdachte 11] dat er “twee ketels” aan staan en op 3 mei 2021 dat “één ketel fase 1 is begonnen”. [medeverdachte 12] wil elke week 600 liter omzet. “De capaciteiten hebben ze als de ploeg”. “Ff goed harken”. [verdachte] merkt op dat dan iedereen hetzelfde moet denken en “gas erop”. [medeverdachte 12] stuurt “Team afzet, Team aanleveren/ophalen en Keuken Team”. Er staat een nieuwe kok en deze is “gister erin gegaan”. “Normaal als alles mee zit de 4de dag stomen”. Op diezelfde dag stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 6] dat er twee ketels klaar staan en dat ze de “AP” al aan het smelten zijn. Het wordt door de ene groep gesmolten en door de andere groep afgewerkt stuurt [verdachte] .
Uit het chatgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] van 5 mei 2021 blijkt dat [medeverdachte 6] op 3 mei 2021 ook daadwerkelijk in “Den Haag” de hele nacht heeft gewerkt, nadat hij daar eerder heeft opgebouwd. De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 6] met ‘Den Haag’ Dinteloord bedoelt. De rechtbank wijst er hiertoe op dat door de verdachten het lab in Dinteloord aanduiden met ‘DH’.
Op 4 mei 2021 heeft [verdachte] een gesprek met een account genaamd [betrokkene 3] . [betrokkene 3] heeft blijkens de chats een bezoek gebracht aan de locatie, waar hij een onwillige “chef” treft. [familienaam] geeft aan dat er voor twee ton aan handel staat “zonder iemand”. Uit andere chats blijkt dat zowel [medeverdachte 4] als [medeverdachte 6] niet langer werkzaam zijn in het lab. [betrokkene 3] geeft een lijstje door aan spullen die hij nodig heeft: o.a. een stoomketel, ph-meter, maatbekers en filters.
Een dag later, op 5 mei 2021, komt [betrokkene 3] zelf met de goederen naar Dinteloord. Een ander deel van de goederen wordt afgeleverd bij het BP tankstation in Dinteloord. Als [medeverdachte 9] op 5 mei zegt “ik ben er” straalt de gps van zijn ANØM-account aan bij het BP tankstation te Dinteloord. (Voetnoot 42)
Op 7 mei 2021 vraagt [medeverdachte 9] wat de planning vandaag is in verband met “olie rijden”. [medeverdachte 11] vraagt om de “PH en het gewicht” door te geven. Die avond dient er blijkens met spoed een lasser te komen om een ketel te repareren; [medeverdachte 9] gaat proberen dit te regelen. [betrokkene 3] geeft dan aan dat de ketel en de lasser nu het belangrijkst zijn, “dan kunnen ze verder”.
Het account ‘ [betrokkene 3] ’ geeft op 8 mei 2021 aan dat er één ketel vol is en dat ze de olie eruit gaan halen nu het afgekoeld is. [medeverdachte 11] vraagt hoeveel olie er in zit. [betrokkene 3] laat weten dat er “rond de 350 liter” olie in zit. [medeverdachte 11] wil daarvan 200 zelf pakken.
De rechtbank is van oordeel dat uit de chronologie van de chatgesprekken in onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met het proces-verbaal beschrijving productieproces blijkt dat er in de periode van 2 mei 2021 tot en met 8 mei 2021 een nieuwe batch van 350 liter (ruwe) amfetamine olie is vervaardigd.
Voorbereidingshandelingen van een nieuwe hoeveelheid amfetamine en aanwezig hebben van 600 liter amfetamine olie.
Op 10 mei 2021 stuurt [medeverdachte 9] in de groepschat met [medeverdachte 11] en het account ‘ [betrokkene 3] ’ dat hij rond 19:00 uur op locatie is met een “vrachtwagen grondstoffen”. Hij heeft “10 t 14 pallets” bij zich, “iets groter als een bakwagen”.
Op 11 mei 2021 stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 7] “ik heb 600 ltr stoomolie staan en 500 ltr B”. De kok is spoorloos en er staat voor “een half miljoen binne”. De rechtbank gaat er op grond van het proces-verbaal beschrijving productieproces dat hiermee respectievelijk amfetamine en BMK worden bedoeld.
Op 12 mei stuurt ‘ [betrokkene 3] ’ naar [medeverdachte 12] dat er 1000 liter is gesmolten. Er moet puur nog gestoomd worden. “Dus er is nu B en nog geen stoom, dat klopt”. “Die B” kan [medeverdachte 12] verkopen. De rechtbank stelt op grond van voornoemd proces-verbaal vast dat met ‘B’ BMK wordt bedoeld.
Uit bovenstaande blijkt dat verdachten op 10 mei 2021 600 liter stoomolie (amfetamine) voorhanden hebben gehad en dat op 12 mei 2021 BMK is vervaardigd door [betrokkene 3] op de locatie in Dinteloord.
De dagen daarna ontstaat er onenigheid. Omdat er geen onderling vertrouwen meer is, wordt het drugslaboratorium leeggehaald.
Conclusie.
De rechtbank stelt vast dat in de ten laste gelegde periode aan de [adres 4] te Dinteloord een lab voor de productie van amfetamine was gevestigd. Dat het daadwerkelijk ging om (de voorbereiding van de productie van) amfetamine blijkt uit de door de verdachten gebruikte bewoordingen in de chats, in samenhang met de chronologie van de chats in relatie tot het productieproces van amfetamine zoals dat blijkt uit het proces-verbaal beschrijving productieproces amfetamine en gebruikte.
[verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben samengewerkt met [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] . Zij zijn allen (op afstand) betrokken geweest bij de opbouw van en organisatie rondom de locatie, het regelen van de grondstoffen, het uitwisselen van informatie over het productieproces en zij lieten zich steeds informeren over de stand van zaken. Ook spraken zij via ANØM over de vergoeding die voor werkzaamheden in het lab zou worden betaald.
[medeverdachte 6] heeft geholpen bij de opbouwwerkzaamheden en heeft één nacht als kok gefungeerd. [medeverdachte 4] heeft eveneens als kok gewerkt in het lab, maar enkel ten aanzien van de eerste batch amfetamine. Verder heeft [betrokkene 1] als kok gewerkt in het lab, een persoon die ‘ [gebruikersnaam 22] ’ wordt genoemd en de persoon achter het account ‘ [betrokkene 3] ’.
[medeverdachte 10] heeft gewerkt als chauffeur; hij heeft grondstoffen naar de lablocatie gebracht en afval en product opgehaald. Ook [medeverdachte 9] heeft gewerkt als chauffeur en hij heeft daarnaast hand-en-spandiensten verricht.
[betrokkene 2] is eigenaar van het perceel en de aanwezigheid van een amfetaminelab kan hem – anders dan hij heeft verklaard – niet zijn ontgaan. Blijkens de ANØM-chatberichten waarin door andere verdachten over de eigenaar, zoals hiervoor vastgesteld: [betrokkene 2] , wordt gesproken was hij juist volledig op de hoogte van de gang van zaken. Zo liet hij zich betalen, bepaalde hij onder welke voorwaarden gestart kon worden met de productie in het lab (eerst praten met [familienaam] en eerst afbouwen), heeft hij een enkele keer gefungeerd als chauffeur en heeft hij meegedacht over de beste tijden voor levering en afvoer van goederen. De verklaring van [betrokkene 2] dat hij geen weet had van de productie van amfetamine op zijn perceel wordt dan ook als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Op geen enkele wijze heeft verdachte [betrokkene 2] aannemelijk kunnen maken dat een ander zich als eigenaar van het perceel heeft voorgedaan en contact met de medeverdachten heeft gehad.
De verdachten communiceerden met elkaar via ANØM en er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij waren op de hoogte van het bestaan en het doel van de locatie en leverden allemaal een onmisbare bijdrage aan het productieproces dat daar plaatsvond. Er is dan ook sprake van medeplegen voor elk van de verdachten, met dien verstande dat niet iedereen bij elke batch betrokken is geweest en niet voor iedereen eenzelfde pleegperiode bewezen zal worden verklaard. De rechtbank ziet geen reden de pleegperiode in te [betrokkene 2] nu bewezen kan worden verklaard dat de feiten hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van de productie en het vervoeren van 113 en 350 liter amfetamine, het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe en voorbereidingshandelingen voor een nieuwe hoeveelheid amfetamine, alsmede het medeplegen van aanwezig hebben van 113, 350 en 600 liter amfetamine, waarbij de rechtbank de productie van 113 en 350 liter amfetamine kwalificeert als gepleegd in eendaadse samenloop met de aanwezigheid daarvan en voorbereidingshandelingen daartoe.
De verdachten zullen partieel worden vrijgesproken van het bezit van 150 liter amfetamineolie, nu de 150 liter ruwe amfetamineolie is omgezet naar 113 liter zuivere amfetamineolie en daarmee sprake is van eenzelfde goed.
Zaaksdossier 4 criminele organisatie.
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet is blijkens de jurisprudentie vereist dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Het oogmerk van de criminele organisatie dient te zijn gericht op het plegen van misdrijven uit de Opiumwet.
Gelet op de bewijsmiddelen uit alle zaaksdossiers en al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachten in de ten laste gelegde periode deel hebben uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet. Hieronder zal nader worden uiteengezet hoe deze organisatie eruit zag en hoe deze werkte.
Relevant daarbij is dat het Openbaar Ministerie in het onderhavige onderzoek expliciet heeft gezegd dat de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie steeds ziet op het vermeende samenwerkingsverband rond de aangetroffen (lab)locatie(s) in de in de tenlastelegging opgenomen pleegplaats(en). De verdachte wordt de deelneming verweten aan een criminele organisatie die betrekking heeft op het lab of de labs waarvan de locatie als pleegplaats in de tenlastelegging is genoemd. Voor zover slechts de pleegplaats van één lab in de tenlastelegging is opgenomen, is dus sprake van een criminele organisatie die zich beperkt tot een samenwerkingsverband met de verdachten die bij dat lab betrokken zijn geweest. Zijn in de tenlastelegging de pleegplaatsen van twee van de drie labs of alle drie de labs opgenomen dan wordt aan de verdachte deelneming aan een criminele organisatie verweten die bestaat uit een samenwerkingsverband met de verdachten die bij die labs betrokken zijn geweest. Daarmee is in de diverse zaken in dit onderzoek dus geen sprake van een samenwerkingsverband met één verschijningsvorm, maar van een samenwerkingsverband dat per verdachte een eigen verschijningsvorm heeft.
De rechtbank hecht eraan op voorhand op te merken dat het mogelijk is dat sommige van de verdachten in deze zaak niet uitsluitend binnen deze veronderstelde organisaties lijken te hebben gewerkt maar mogelijk ook binnen andere samenwerkingsverbanden waar het onderhavige onderzoek geen betrekking op heeft. Dat er geen sprake is van exclusiviteit staat echter niet in de weg aan een veroordeling voor deelname aan de ten laste gelegde criminele organisatie. Daarop gerichte verweren worden door de rechtbank verworpen.
De samenwerkingsverbanden
Uit de zaakdossiers blijkt dat alle verdachten gebruik maakten van de cryptodienst ANØM.one, met uitzondering van [betrokkene 2] . In de verschillende zaaksdossiers is een veelheid van chats tussen de verdachten – in wisselende samenstellingen – opgenomen. Op basis van deze chats heeft de rechtbank een goed beeld gekregen van de samenwerking tussen de verdachten. De verdachten hebben ter weerlegging daarvan niets ingebracht, nu zij zich – met uitzondering van [betrokkene 2] – hebben beroepen op hun zwijgrecht. Met betrekking tot [betrokkene 2] geldt – zoals hiervoor reeds weergegeven – dat de rechtbank zijn verklaring als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde schuift.
Naar het oordeel van de rechtbank vormen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een eenheid, en stonden zij – al dan niet samen met anderen ( [medeverdachte 7] in Heerlen en [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] in Dinteloord) aan het hoofd van de te onderscheiden samenwerkingsverbanden. Dat zij een eenheid vormden blijkt ook duidelijk uit het chatgesprek op 7 april 2021, waarin [verdachte] stuurt dat hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] “1 zijn”.
[verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gingen samenwerkingen aan met andere verdachten ( [medeverdachte 7] en [medeverdachte 11] ). Zij hebben per locatie andere personen betrokken die in de criminele organisatie deelnamen voor langere of kortere duur ( [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 3] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en de persoon met de bijnaam ‘ [gebruikersnaam 22] ’, ‘ [gebruikersnaam 22] ’ en ‘ [gebruikersnaam 22] ’). Zo blijkt bijvoorbeeld uit de chats dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] beslisten waar ‘hun’ kok [medeverdachte 4] te werk gesteld zou worden, en dat bij vertrek van een kok door [verdachte] een andere kok werd aangezocht.
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 3] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en de persoon met de bijnaam ‘ [gebruikersnaam 22] ’, ‘ [gebruikersnaam 22] ’ en ‘ [gebruikersnaam 22] ’, namen deel aan de criminele organisatie die betrekking heeft met de in de tenlastelegging genoemde pleegplaats.
De verdachten vormden per lablocatie een nauw crimineel samenwerkingsverband. Zij hielden zich gezamenlijk, in verschillende rollen, bezig met het productieproces van amfetamine en voorbereidingshandelingen daartoe. Uit de ANØM-berichten blijkt overduidelijk dat het oogmerk van de samenwerkingsverbanden hierop gericht was. De samenwerkingsverbanden beschikten daartoe ook over de benodigde kennis. Er was veel contact tussen de verdachten over de status van de productie en er werden regelmatig foto’s gestuurd om elkaar op de hoogte te houden van de voortgang. Ook werden instructies voor het productieproces gedeeld. Daarnaast werd er nagedacht over stashplekken en werd het vervoer van drugsafval en eindproduct georganiseerd. Bij (de verwachting van) een tegenvallende opbrengst werd besproken hoe de productie op te schroeven.
De ANØM-chatberichten geven het beeld van een gemeenschappelijk doel waartoe een gezamenlijke inspanning wordt geleverd. In bepaalde chats weerklinkt zelfs een gevoel van samenhorigheid. Er wordt consequent gesproken over “we” en “ons”. Dat sprake is van een nauwe samenwerking blijkt bijvoorbeeld ook uit het chatgesprek van 5 april 2021 waarin [medeverdachte 12] naar [medeverdachte 11] en [verdachte] stuurt, “1 team 1 taak”. Een ander voorbeeld vormt het chatgesprek van 12 mei 2021 tussen het ANØM-account [betrokkene 3] en [medeverdachte 12] waarbij [betrokkene 3] stuurt dat het “net een bedrijf is zonder vergunning” en “team afval, team aanvoer, team verkoop en team gs”.
Het samenwerkingsverband tussen de verdachten had naar het oordeel van de rechtbank ook een duurzaam karakter. Dit blijkt onder meer uit de intensiteit van de contacten in de periode van ruim twee maanden. De inhoud van de gesprekken duidt niet op een eenmalig of vluchtig contact. De verdachten chatten veelvuldig, weten elkaar goed te vinden voor verschillende zaken, hebben een duidelijk doel voor ogen (een grote productie) en zijn enkel met de te onderscheiden labs gestopt omdat de omstandigheden hen daartoe dwongen (respectievelijk: ontdekking op heterdaad, een vermeende overstroming en een ruzie).
Zoals gezegd was er op 4 april 2021 activiteit in alle drie de labs. Op 23 april 2021 wordt het lab in Heerlen ontdekt, maar dat weerhield de vaste kern van de diverse samenwerkingsverbanden er niet van om door te gaan op de andere lablocaties.
Rolverdeling.
Leidinggevende rol.
[verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren bij elk lab betrokken en hadden blijkens de chats bij elk lab een sturende rol. In het lab in Heerlen waren zij verantwoordelijk voor de organisatie in combinatie met [medeverdachte 7] , in het lab in Dinteloord in combinatie met [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] en in Sint-Oedenrode opereerden zij meer autonoom. [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 7] (ook al is dit niet bij [medeverdachte 7] ten laste gelegd) hadden eveneens een leidinggevende en organiserende rol. Uit de chats blijkt dat voornoemde verdachten de beslissingen namen over de verdeling van de winst, grondstoffen en hardware regelden, de koks en eigenaren betaalden en de algemene organisatie rondom het betreffende drugslaboratorium hebben verricht.
Uitvoerende rol.
Uit de ANØM-berichten valt op te maken dat de productie voornamelijk werd gedraaid door [medeverdachte 4] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [betrokkene 1] , de persoon achter het account [betrokkene 3] en de persoon met de bijnaam ‘ [gebruikersnaam 22] ’, ‘ [gebruikersnaam 22] ’ en ‘ [gebruikersnaam 22] ’. Zij waren steeds op de betreffende locatie aanwezig en hebben als kok gefungeerd. [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 13] zijn werkzaam geweest in het lab in Heerlen, [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] in het lab in Sint-Oedenrode (enkel in het kader van voorbereidingshandelingen) en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en de persoon met de bijnaam ‘ [gebruikersnaam 22] ’, ‘ [gebruikersnaam 22] ’ en ‘ [gebruikersnaam 22] ’, in het lab in Dinteloord. [medeverdachte 4] heeft ‘laboverstijgend’ gewerkt, nu hij zowel werkzaamheden als kok heeft verricht in het lab in Heerlen als in het lab in Dinteloord. Dit geldt ook voor [medeverdachte 6] . Hij heeft zowel voorbereidingshandelingen verricht in het lab in Sint-Oedenrode (BMK geproduceerd) als in het lab in Dinteloord (opbouwwerkzaamheden verricht).
Uit de ANØM-berichten valt verder op te maken dat [medeverdachte 10] als transporteur heeft gewerkt voor Dinteloord. Hij heeft geproduceerde amfetamineolie opgehaald en brengt grondstoffen ten behoeve van de productie. Hij wordt daarbij aangestuurd door [medeverdachte 1] . Hij spreekt in vakjargon waardoor duidelijk blijkt dat hij weet dat hij betrokken is bij de productie van drugs. [medeverdachte 10] is een essentieel onderdeel geweest van de groepering in Dinteloord omdat hij veelvuldig voor deze lablocatie heeft gefungeerd als chauffeur.
Het voorgaande geldt ook voor [medeverdachte 9] , zij het in iets mindere mate. Zo heeft hij ook geproduceerde amfetamineolie opgehaald om te stashen en heeft hij naar de lablocatie in Dinteloord grondstoffen gebracht, in totaal 14 pallets. Ook [medeverdachte 9] sprak in vakjargon waardoor duidelijk blijkt dat hij weet dat hij betrokken is bij de productie van drugs. Ook hij is een essentieel onderdeel geweest van de groepering in Dinteloord.
[medeverdachte 5] en [betrokkene 2] hebben ruimtes ter beschikking gesteld om de drugslaboratoria in te vestigen; [medeverdachte 5] in Sint-Oedenrode en [betrokkene 2] in Dinteloord. Uit eerdergenoemde ANØM-chatgesprekken blijkt dat [betrokkene 2] niet enkel zijn perceel ter beschikking heeft gesteld maar dat hij ook hand- en spandiensten heeft verricht ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Dit geldt ook voor [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] is de bewoner van het perceel waarvan de garage aan de [adres 3] deel uitmaakte. Hij heeft deze garage ter beschikking gesteld voor de inrichting van een drugslab. Via zijn ANØM-account heeft hij met meerdere verdachten gecommuniceerd in vakjargon waardoor duidelijk blijkt dat hij weet dat hij betrokken is bij de productie van drugs. [medeverdachte 5] heeft verder de aanwezige koks van pizza voorzien en na een overstroming bij de buren heeft hij zelf het drugslab leeggehaald. De rollen van [medeverdachte 5] en [betrokkene 2] waren van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken en zij waren volwaardige deelnemers aan het criminele samenwerkingsverband in Sint-Oedenrode respectievelijk Dinteloord.
Conclusie.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het samenwerkingsverband steeds als een organisatie kan worden aangemerkt met een gestructureerd en duurzaam karakter met als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet, te weten de productie van amfetamine. De bijdrage die alle verdachten leverden is naar het oordeel van de rechtbank ook van voldoende intensiteit en duur om hen aan te merken als deelnemer van de organisatie. Het bewijs van het opzet van de verdachten, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van de organisatie, volgt reeds uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen over de rol van de verdachten is overwogen.
De rechtbank acht feit 4 als na te melden wettig en overtuigend bewezen.
Tot slot ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4.
Hetgeen de verdediging overigens ten aanzien van het bewijs heeft betoogd vindt weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebezigd. De rechtbank heeft in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden die maken dat aan de inhoud van die bewijsmiddelen behoort te worden getwijfeld.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang, bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 10 april 2021 tot en met 9 mei 2021, te [adres 2] Heerlen en te Zuidlangeweg Dinteloord, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft bereid en vervoerd
- Een hoeveelheid van ongeveer 100 liter amfetamine-base (olie) zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
te [adres 4] , Dinteloord
- Een hoeveelheid van ongeveer 113 liter amfetamineolie en ongeveer 350 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I .
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 10 april 2021 tot en met 22 mei 2021, te [adres 2] Heerlen en te [adres 4] Dinteloord, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- Een hoeveelheid van ongeveer 100 liter amfetamine-base (olie), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
te [adres 4] , Dinteloord
- Een hoeveelheid van ongeveer 113 liter amfetamine olie en ongeveer 350 liter amfetamineolie en ongeveer 600 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 15 maart 2021 tot en met 22 mei 2021, te Heerlen en Dinteloord en Sint-Oedenrode tezamen en in vereniging met anderen, telkens, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten het opzettelijk vervoeren en vervaardigen van hoeveelheden van een materiaal/vloeistof bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, telkens
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, hebbende verdachte en verdachtes mededaders
met betrekking tot lab Heerlen
- de opstallen gelegen aan de [adres 2] te Heerlen geregeld en ter beschikking gehad; en
- deze locatie ingericht en gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en voor de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en
- aldaar ter beschikking gehad een stoomdestillatie opstelling bestaande uit een rvs reactieketel voorzien van een rvs koeler en een rvs kookketel en chemicaliën / (pre-)precursoren, geschikt voor de vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en
- een stashlocatie ter beschikking gehad; en
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en geld ingelegd/geïnvesteerd en gecommuniceerd en informatie gedeeld en afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad; en
met betrekking tot lab Sint-Oedenrode
- de opstallen gelegen aan de [adres 3] te Sint-Oedenrode geregeld en ter beschikking gehad; en
- deze locatie ingericht en/of gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en voor de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine; en
- aldaar ter beschikking gehad een elektronische weegschaal en een gebruiksaanwijzing van een scheitrechter en onderdelen van een Intermediate Bulc Container en jerrycans en klemdekselvaten en ketels en een frequentieregelaar en enige andere hardware en hoeveelheden benzylmethylketon (BMK) en methyl alfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en N-formylamfetamine en alpha-phenylacetoacetonitrile (APAAN), geschikt/benodigd voor de vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en
-500 liter benzylmethylketon (BMK) heeft vervaardigd; en
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en geld ingelegd/geïnvesteerd en gecommuniceerd en informatie gedeeld en afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad; en
met betrekking tot lab Dinteloord
- opstallen gelegen aan de [adres 4] te Dinteloord ter beschikking gehad; en
- deze locatie ingericht en gebruikt voor de omzetting van (pre-)precursoren in benzylmethylketon (BMK) en voor de omzetting van benzylmethylketon (BMK) in amfetamine(olie); en
- aldaar ter beschikking gehad elektronische vatenpompen en gasflessen en scheitrechters en jerrycans en klemdekselvaten en koolstoffilters en ketels en hardware en hoeveelheden benzylmethylketon (BMK) en alpha phenylacetoacetonitrile (apaan) en caustic soda (natriumhydroxide) en methylalfa-fenylacetoacetaat (MAPA) en N-formylamfetamine en fosforzuur en mierenzuur en formamide, geschikt/benodigd voor de vervaardiging van voornoemd middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; en
- een transportbus, geregeld en ter beschikking gehad; en
- in het kader van voormelde activiteiten financieringen verricht en geld ingelegd/geïnvesteerd en gecommuniceerd en informatie gedeeld en afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad.
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 15 maart 2021 tot en met 30 mei 2021, te Heerlen en Dinteloord en Sint-Oedenrode als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, zoals beschreven in onderzoek ‘26Swinton’, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid Opiumwet en artikel 10a eerste lid Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en daarnaast een geldboete van € 103.000,00. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officieren van justitie disproportioneel is. Voor de feiten 1 en 2 geldt dat sprake is van samenloop. Verder leggen voorbereidingshandelingen geen gewicht in de schaal als er ook wordt veroordeeld voor de productie. Is er geen sprake van eendaadse samenloop, dan is het wel een voortgezette handeling. Als wordt gekomen tot een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie, dan geldt ook hier dat de deelnemingshandelingen telkens bestaan uit gedragingen die onder feit 1, 2 en/of 3 worden verweten. Ook daarbij is dus sprake van eendaadse samenloop.
De periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd is relatief kort. Verder is helder dat in die twee maanden niets goed is gegaan, met name in Sint-Oedenrode en Dinteloord. Daarbij geldt dat de feiten vier jaar oud zijn en er geen indicatie is dat verdachte sinds die periode strafbare feiten heeft gepleegd. Ook indicaties voor het plegen van strafbare feiten daarvoor, zijn er niet. Verdachte heeft zijn persoonlijke situatie toegelicht en de schade die een lange gevangenisstraf met zich brengt is helder: er is geen inkomen meer en de zorg voor de puberende kinderen zal voor een belangrijk deel wegvallen. Bij een bewezenverklaring is een straf rond de helft van wat er is geëist meer passend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van de productie van amfetamine, het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe en het medeplegen van aanwezig hebben van amfetamine op drie verschillende locaties. Daarnaast heeft verdachte deel uitgemaakt van een criminele organisatie die gericht was op het plegen van drugsmisdrijven. Verdachte was daarvan één van de leiders. Van de leiders beschouwt de rechtbank verdachte als die met de grootste rol.
De chemische processen bij de productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumping van drugsafval brengen grote risico’s voor mens en milieu met zich. Het is daarnaast algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
Verdachte heeft kennelijk alleen zijn eigen financiële belang voor ogen gehad en heeft geen acht geslagen op de hiervoor beschreven grote schadelijke effecten voor mens, milieu en
maatschappij. Gelet op de omvang van de productie (gezien de hoeveelheid aangetroffen drugsafval) moeten er grote geldbedragen mee zijn verdiend, welke bedragen buiten het zicht van justitie zijn gebleven. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent verdachte verder aan dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een leidinggevende rol heeft gehad en één van de initiatiefnemers is geweest tot het plegen van de onderhavige feiten. Uit het dossier volgt dat hij steeds een aansturende, uitvoerende en organisatorische rol had met betrekking tot de drie lablocaties.
Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft zich grotendeels gehuld in stilzwijgen.
Eendaadse samenloop.De rechtbank zal bij het bepalen van de straf wel rekening houden met de omstandigheid dat ten aanzien vande feiten 1, 2 en 3, telkens ten aanzien van ieder afzonderlijk lab, bepaalde handelingen naar aard, en in tijd en plaats en zodanig overeen komen dat ze in essentie één feit betreffen, dat in meerdere strafbepalingen valt. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot een deel van de handelingen in de te onderscheiden labs sprake van eendaadse samenloop.
Het zwaartepunt voor de straftoemeting ligt in de bijdrage van de verdachte aan ieder van de labs, waarbij uiteraard relevant is of het tot daadwerkelijke productie van amfetamine heeft geleid. Daarnaast acht de rechtbank het strafverzwarend als sprake is van meerdere lablocaties en/of leiderschap aan één of meerdere criminele samenwerkingsverbanden. Indien de criminele organisatie enkel ziet op één lablocatie waarbij geen sprake is van leiderschap dan legt dit voor de straftoemeting slechts beperkt gewicht in de schaal.
Persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Zo is hij eerder veroordeeld, ook inzake de Opiumwet. Deze veroordelingen zijn weliswaar van enige tijd geleden maar hebben verdachte er niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht formeel van toepassing. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de gepleegde feiten.
De op te leggen straffen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ook zal de rechtbank de verdachte een geldboete opleggen van € 103.000,00. Misdaad kan en mag niet lonend zijn en nu er geen ontnemingsvordering is aangekondigd door het Openbaar Ministerie is een geldboete passend.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officieren van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van de productie en het bezit van amfetamine in Sint-Oedenrode en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24c, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’, meermalen gepleegd
waarbij de rechtbank het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde ten dele kwalificeert als eendaadse samenloop
Ten aanzien van feit 4:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a, eerste lid, van de Opiumwet
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen
Ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4:
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Een geldboete ter hoogte van 103.000,00 euro subsidiair 365 dagen hechtenis
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. F. van Buchem, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 23 juni 2025.
Voetnoot
Voetnoot 1
ZD 4, pagina 17.
Voetnoot 2
Op 8 februari 2024 werd door de officier van justitie (desondanks) besloten om [medeverdachte 1] niet te vervolgen in 26Swinton daar hij in een ander onderzoek (26Dalton) onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar.
Voetnoot 3
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek identificatie [verdachte] gebruiker chat-ID accounts [gebruikersnaam 1] @ANØMe.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16, d.d. 25 mei 2022, persoonsdossier [verdachte] dossierpagina’s 25-33.
Voetnoot 4
Een proces-verbaal van identificatie gebruiker [gebruikersnaam 2] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 59, d.d. 25 mei 2022, persoonsdossier [verdachte] dossierpagina’s 34-41.
Voetnoot 5
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [medeverdachte 2] gebruiker chat-ID accounts [gebruikersnaam 3] @ANØMe.one en [gebruikersnaam 4] @ANØM.one opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16, d.d. 27 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 2] dossierpagina’s 15-29.
Voetnoot 6
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [gebruikersnaam 23] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 5] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1536, d.d. 8 juni 2022, persoonsdossier [medeverdachte 4] dossierpagina’s 10-17.
Voetnoot 7
Een aanvullend proces-verbaal ID tbv onderzoek [gebruikersnaam 5] / [gebruikersnaam 23] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16, d.d. 24 mei 2023, persoonsdossier [medeverdachte 4] dossierpagina’s 18-28.
Voetnoot 8
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [medeverdachte 6] chat-ID chat-ID account [gebruikersnaam 6] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1535, d.d. 10 januari 2023, persoonsdossier [medeverdachte 6] dossierpagina’s 13-24.
Voetnoot 9
Een proces-verbaal van bevindingen bijnaam [gebruikersnaam 6] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16, d.d. 24 mei 2023, persoonsdossier [medeverdachte 6] dossierpagina’s 25-30.
Voetnoot 10
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [medeverdachte 7] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 8] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16, d.d. 10 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 7] dossierpagina’s 12-20.
Voetnoot 11
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [medeverdachte 8] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 9] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16, d.d. 3 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 8] dossierpagina’s 8-13.
Voetnoot 12
Een proces-verbaal identificatie ANØM account [gebruikersnaam 10] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1187, d.d. 2 augustus 2022, persoonsdossier [medeverdachte 5] dossierpagina’s 15-36.
Voetnoot 13
Een aanvullend proces-verbaal identificatie [gebruikersnaam 10] igb [medeverdachte 5] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1187, d.d. 23 mei 2023, persoonsdossier [medeverdachte 5] dossierpagina’s 37-50.
Voetnoot 14
Een proces-verbaal identificatie [gebruikersnaam 24] en [gebruikersnaam 25] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 11] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1536, d.d. 21 november 2022, persoonsdossier [medeverdachte 9] dossierpagina’s 9-35.
Voetnoot 15
Een proces-verbaal identificatie [medeverdachte 10] gebruiker chat-ID accounts accounts [gebruikersnaam 13] @ANØM.one en [gebruikersnaam 12] @ANØM.one opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1535, persoonsdossier [medeverdachte 10] dossierpagina’s 8-22.
Voetnoot 16
Een proces-verbaal identificatie [gebruikersnaam 24] en [gebruikersnaam 25] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 11] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1536, d.d. 21 november 2022, persoonsdossier [medeverdachte 9] dossierpagina’s 9-35.
Voetnoot 17
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [gebruikersnaam 24] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 15] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1536 d.d. 17 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 11] dossierpagina’s 11-22.
Voetnoot 18
Een proces-verbaal onderzoek identificatie [medeverdachte 12] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 16] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1535 d.d. 17 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 12] dossierpagina’s 9-15.
Voetnoot 19
Een proces-verbaal van bevindingen bijnaam [gebruikersnaam 16] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16 d.d. 24 mei 2023, persoonsdossier [medeverdachte 12] dossierpagina’s 16-22.
Voetnoot 20
Een proces-verbaal van bevindingen ANØM account [gebruikersnaam 17] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1187 d.d. 25 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 13] dossierpagina’s 19-26.
Voetnoot 21
ZD 1, pagina 9.
Voetnoot 22
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek identificatie [medeverdachte 3] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 18] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1535 d.d. 17 mei 2022, persoonsdossier [medeverdachte 3] dossierpagina’s 9-15.
Voetnoot 23
Een proces-verbaal van bevindingen bijnaam [gebruikersnaam 18] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 16 d.d. 24 mei 2023, persoonsdossier [medeverdachte 3] dossierpagina’s 16-22.
Voetnoot 24
Een proces-verbaal van bevindingen PV identificatie chat-id [gebruikersnaam 19] , [gebruikersnaam 20] , [gebruikersnaam 21] , opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1187, d.d. 11 mei 2022, Algemeen dossier dossierpagina’s 203-206.
Voetnoot 25
Een proces-verbaal van onderzoek identificatie [gebruikersnaam 26] en [gebruikersnaam 27] gebruiker chat-ID account [gebruikersnaam 22] @ANØM.one, opgemaakt en ondertekend door rechercheur 1536, d.d. 25 juli 2022, persoonsdossier [betrokkene 4] dossierpagina’s 19-38.
Voetnoot 26
Overleden op 31 mei 2022, algemeen dossier pagina 249.
Voetnoot 27
Algemeen dossier pagina 454-468.
Voetnoot 28
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen beschrijving productieproces amfetamine en gebruikte terminologie, d.d. 27 juni 2024.
Voetnoot 29
ZD 1, pagina 6.
Voetnoot 30
ZD 1, pagina 11-18.
Voetnoot 31
ZD 1, pagina 11-18.
Voetnoot 32
Alpha phenylacetoacetonitrile, een precursor voor BMK en een pre-precursor voor amfetamine.
Voetnoot 33
ZD 2, pagina 6.
Voetnoot 34
ZD 2, pagina 10-18.
Voetnoot 35
ZD 2, pagina 10-18.
Voetnoot 36
ZD 3, pagina 10.
Voetnoot 37
ZD 3, pagina 14-21.
Voetnoot 38
ZD 3, pagina 14-21.
Voetnoot 39
ZD 3, pagina 32-33.
Voetnoot 40
ZD 3, pagina 32-33.
Voetnoot 41
ZD 3, pagina 31-32.
Voetnoot 42
ZD 3, pagina 76.