Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:3948

Op 2 July 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01/402956-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:3948. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01/402956-24
Datum uitspraak:
2 July 2025
Datum publicatie:
2 July 2025

Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en een poging daartoe en de schuldheling van een bromfiets. De rechtbank legt op een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en algemene en bijzondere voorwaarden. De rechtbank gelast ambtshalve dat verdachte aan de getroffen stichting een schadevergoeding moet betalen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummers: 01.402956.24, 01.217198.24 en 01.135519.25 (ter terechtzitting gevoegd)

Datum uitspraak: 02 juli 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,

thans preventief gedetineerd in PI Grave, te 5361ME Grave, Muntlaan 1.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2025 en 18 juni 2025.

Op de zitting van 18 juni 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij de dagvaardingen van 26 maart 2025 (01.402956.24) en 13 mei 2025 (01.217198.24 en 01.135519.25).

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

T.a.v. 01.402956.24 feit 1:

hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2024 tot en met 3 oktober 2024 te 's-Hertogenbosch

een hamer, een koekblik (met reservesleutels) en/of geld (tussen de 200 en 300 euro), in elk geval enig goed,

dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] (2024217796; lichtkoepel), [slachtoffer 2] (241003-170-779; ruit), althans aan (een bedrijf in het verzamelgebouw van) [slachtoffer 3] en/of de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/ die weg te nemen goederen/ goed en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

T.a.v. 01-402956-24 feit 2:

hij op of omstreeks 14 oktober 2024 te 's-Hertogenbosch

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en gezin (2024226713 en 2024232409), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,

(met een baksteen) een ruit van een deur van de schuur/ garage heeft geforceerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01-402956-24 feit 3:

hij in of omstreeks periode van 18 december 2024 tot en met 19 december 2024 te 's-Hertogenbosch

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 3] , althans een bedrijf in het verzamelgebouw van de [slachtoffer 3] en/of de gemeente 's-Hertogenbosch (2024278739), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,

meerdere deuren, althans een deur en/of een hor, heeft geforceerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01.217198.24:

hij op of omstreeks 4 juli 2024 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland

een snorfiets/scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,

terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

T.a.v. 01.135519.25feit 1, primair:

hij op of omstreeks 4 februari 2025 te 's-Hertogenbosch,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

etenswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan

een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het

oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te

nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,

verbreking en/of inklimming,

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met

geweld tegen [slachtoffer 6],

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij

betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht

mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 6] omver te

lopen en/of te duwen;

T.a.v. 01-135519-25 feit 1, subsidiair:

hij op of omstreeks 4 februari 2025 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om etenswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming - ruiten/ramen hebben verbroken, - deuren hebben verbroken/geforceerd - het pand zijn binnen gegaan en hebben doorzocht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 6] omver te lopen en/of te duwen;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging.

Met betrekking tot parketnummer 01-402956-24 heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 en feit 3 alternatieve scenario’s aangevoerd en vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, omdat het oogmerk op het wederrechtelijk toe-eigenen bij verdachte zou ontbreken. De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van parketnummer 01-217198-24 opgemerkt dat slechts schuldheling van de bromfiets kan worden bewezen. Met betrekking tot parketnummer 01-135519-25 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit feit gedeeltelijk kan worden bewezenverklaard, enkel ten aanzien van de poging tot diefstal. Voor het overige is geen sprake van een voltooide diefstal, medeplegen of het aanwenden van geweld jegens de politieambtenaar.

Het oordeel van de rechtbank.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 01-402956-24 en 01.135519.25

verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.

Ten aanzien van parketnummer 01-402956-24.

Bewijsoverweging.

Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.

Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak en inklimming bij [slachtoffer 3] op 2 of 3 oktober 2024. Dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, een vriendin -die daar buiten openingstijden naar binnen was gegaan- heeft geholpen weer naar buiten te komen en dat verdachte, die zelf niet in het gebouw zou zijn geweest, van haar de hamer en het blikje heeft aangenomen, is naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank neemt daarvoor in overweging dat zowel de hamer als het blikje binnen in het pand zijn aangetroffen. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is daarmee niet aannemelijk en wordt gepasseerd.

Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2.

Gelet op de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft geprobeerd in te breken in de garage van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 4] op 14 oktober 2024. Het door verdachte ter zitting aangedragen alternatieve scenario dat hij samen met een vriendin binnen in de schuur wilde schuilen voor de regen, is naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft een steen door de ruit van de toegangsdeur gegooid en is daarop betrapt door de buurman van het slachtoffer. Tegen de buurman zei hij dat hij ‘hier even moest kijken’ en de vermeende vriendin van verdachte is niet waargenomen door de buurman. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is daarmee niet aannemelijk en wordt gepasseerd. Op basis van bewijsmiddelen en de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging van verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak.

Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.

Anders dan door de verdediging betoogd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij [slachtoffer 3] op 19 december 2024. Het door verdachte aangedragen alternatieve scenario, inhoudende dat hij daar toevallig in de buurt was en dat hij een breekijzer op zak had om een fiets te stelen, is, gelet op de bewijsmiddelen, niet aannemelijk geworden. Daarbij betrekt de rechtbank in het bijzonder dat de getuige een man met een voorwerp heeft zien wrikken bij de deur van de werkplaats en dat verdachte kort daarna in de omgeving van het pand wordt aangetroffen met een breekijzer en een schroevendraaier. Bovendien had verdachte tijdens zijn aanhouding sleutels op zak die toebehoren aan [slachtoffer 3]. Het ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Ten aanzien van parketnummer 01-217198-24  (Voetnoot 1) .

Bewijsmiddelen.

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de schuldheling van de bromfiets sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering en dat de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank zal daarom ten aanzien van dit feit volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 1:

Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 4 juli 2024 (p. 5-7);

Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 5 juli 2024 (p. 8-10);

De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2025.

Ten aanzien van parketnummer 01-135519-25 feit 1.

Bewijsoverweging.

Anders dan door de verdediging betoogd, is de rechtbank van oordeel dat een voltooide diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen in het licht van de opgenomen bewijsmiddelen. Door goederen van het slachtoffer uit de diepvries te pakken en in zijn tassen te stoppen, heeft verdachte de goederen reeds onder zijn feitelijk heerschappij gebracht en daarmee wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank stelt bovendien vast dat verdachte bij ontdekking van de diefstal de opsporingsambtenaar met gestrekte armen heeft geduwd om uit het pand te kunnen vluchten. De omstandigheid dat de tassen met goederen in het pand achter zijn gebleven of dat verdachte verblind zou zijn bij het wegrennen, maakt het voorgaande niet anders.

De bewezenverklaring.

Op grond van het voorgaande en de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

T.a.v. 01.402956.24 feit 1:

in de periode van 2 oktober 2024 tot en met 3 oktober 2024 te 's-Hertogenbosch

geld (tussen de 200 en 300 euro), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

T.a.v. 01-402956-24 feit 2:

op 14 oktober 2024 te 's-Hertogenbosch

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat/die aan [slachtoffer 4] en gezin toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, te weten door met een baksteen een ruit van een deur van de schuur/ garage te forceren,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01-402956-24 feit 3:

op of omstreeks 19 december 2024 te 's-Hertogenbosch

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die aan de [slachtoffer 3] , althans een bedrijf in het verzamelgebouw van de [slachtoffer 3] toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, te weten door meerdere deuren te forceren,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01.217198.24:

op 4 juli 2024 te 's-Hertogenbosch,

een snorfiets/scooter voorhanden heeft gehad,

terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

T.a.v. 01.135519.25 feit 1, primair:

op 4 februari 2025 te 's-Hertogenbosch,

tezamen en in vereniging met een ander,

etenswaren, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het

oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen

en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd door geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door die [slachtoffer 6] omver te lopen en/of te duwen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit en de verdachte.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 20 mei 2025.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring van (de) feiten de eis van de officier van justitie te matigen en een straf met een flink voorwaardelijk deel, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van de feiten.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en een poging daartoe. Door deze feiten is materiële schade ontstaan. De slachtoffers van deze inbraken hebben hiervan ergernis en ongemak ondervonden. Dit klemt te meer nu verdachte tot twee keer toe heeft ingebroken in een bedrijfsgebouw waar vrijwilligersorganisaties zijn gevestigd. Daar zijn mensen actief ten behoeve van de samenleving en wordt de financiële schade extra gevoeld. De rechtbank neemt het de verdachte verder bijzonder kwalijk dat hij op zijn vlucht uit het restaurant waar hij ingebroken had, geweld heeft gebruikt tegen een politieambtenaar. Deze politieambtenaar heeft hierdoor letsel opgelopen en het incident heeft indruk op haar gemaakt.

Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een bromfiets. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met deze delicten geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen. Verdachte laat zich kennelijk alleen leiden door zijn eigen financiële gewin en bekommert zich niet om de gevolgen van zijn handelen voor de betrokkenen.

Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten die ad informandum zijn vermeld op de dagvaarding van 26 maart 2025 (met parketnummer 01.402956.24), voor welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.

De persoon van de verdachte.

De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 mei 2025, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder veroordeeld is voor het plegen van vermogensdelicten. Verdachte heeft in de periode van 2021 tot en met 2023 een ISD-maatregel doorlopen, maar is daarna spoedig teruggevallen in delictgedrag. Ook gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 01.402956.24 is verdachte opnieuw de fout in gegaan.

De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 20 mei 2025, waaruit blijkt dat het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Verdachte is langdurig bekend met ernstige verslavingsproblematiek en stond na het afronden van de ISD-maatregel in 2023 niet open voor een ambulant vervolgtraject gericht op het handhaven van abstinentie van middelengebruik. Inmiddels is verdachte teruggevallen in problematisch middelengebruik en gerecidiveerd in delictgedrag. Ook is hij zijn plek binnen het hostel kwijtgeraakt. Ondanks de twijfels omtrent de haalbaarheid adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft hulpvragen en zegt bereid en gemotiveerd te zijn om zich aan de voorwaarden te houden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij klaar is met middelengebruik en het gevangenisleven. De rechtbank zal hiermee rekeninghouden.

De op te leggen straf.

Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Verdachte wordt, mede gelet op de eerder opgelegde ISD maatregel, als veelvuldige recidivist aangemerkt. Voor een inbraak in een bedrijfspand is in de oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen een gevangenisstraf van 4 maanden bij veelvuldige recidive. Hoewel de inbraak in het restaurant waar geweld op volgde niet precies terugkomt in de oriëntatiepunten past hij, gelet op het toegepaste geweld, het meeste bij een tasjesroof met een enkele duw. Daarvoor staat bij veelvuldige recidive een gevangenisstraf van 4 maanden als oriëntatiepunt opgenomen. Voor poging inbraak in een garage en heling van een scooter zijn geen specifieke oriëntatiepunten opgenomen.

Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De rechtbank zal een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de na te noemen en door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden is. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, namelijk 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (01.402956.24, feit 1 en feit 3).

Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging.

Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de schade en de tenlastegelegde feiten.

Beoordeling door de rechtbank.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien een rechtstreeks verband tussen de opgegeven schadeposten en het bewezen verklaarde niet kan worden vastgesteld. Niet is komen vast te staan dat verdachte (ook) verantwoordelijk is voor de inbraak van 2 december 2024: het moment waarop de benadeelde partij stelt dat de sleutels die bij verdachte zijn aangetroffen hoogstwaarschijnlijk zijn weggenomen.

Ambtshalve opleggen schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank overweegt dat de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld tot een straf en de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Dat is in de onderhavige zaak het geval.

Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is immers komen vast te staan dat verdachte tweemaal heeft ingebroken bij [slachtoffer 3] . Hierbij heeft verdachte onder meer een ruit ingeslagen en een deur geforceerd. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee met voldoende zekerheid komen vast te staan dat de benadeelde partij vermogensschade (zoals bepaald in artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van verdachte. De rechtbank acht het derhalve redelijk en passend dat verdachte een vergoeding betaalt aan de benadeelde partij. Dat de opgegeven schadeposten van de benadeelde partij niet met zekerheid kunnen worden herleid tot één van de inbraken van verdachte, maakt dit niet anders.

Onder bovengenoemde omstandigheden acht de rechtbank het redelijk en passend dat verdachte een vergoeding betaalt aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] en stelt de schade naar billijkheid vast op €1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2024.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 311, 312, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;

- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01-402956-24 feit 1:

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming

T.a.v. 01-402956-24 feit 2:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

T.a.v. 01-402956-24 feit 3:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

T.a.v. 01-217198-24 feit 1:

schuldheling

T.a.v. 01-135519-25 feit 1, primair:

diefstal, gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:

? een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

De rechtbank stelt bovendien als bijzondere voorwaarden:

- dat verdachte zich binnen drie dagen nadat verdachte in vrijheid wordt gesteld meldt bij Novadic-Kentron, Verslavingsreclassering op het adres Rompertsebaan 12, 5231 GS 's-Hertogenbosch. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

- dat verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron, Netwerk voor verslavingszorg/forensische ambulante polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;

- dat verdachte zijn medewerking verleent aan een traject dat is gericht op huisvesting (op dit moment onbekend waar) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien de reclassering dit noodzakelijk vindt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

- dat verdachte zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering omtrent druggebruik, ook als dit volledige abstinentie betreft. Indien van toepassing verleent hij zijn medewerking aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

- dat verdachte zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering omtrent alcoholgebruik, ook als dit volledige abstinentie betreft. Indien van toepassing, werkt hij mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

- dat verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan verdiepingsdiagnostiek en aan wat hieruit naar voren komt, indien de reclassering dit noodzakelijk vindt.

De rechtbank geeft opdracht aan Novadic-Kentron, verslavingsreclassering, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden.

? een maatregel tot schadevergoeding, bestaande uit de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , ter zake van de bewezen verklaarde feit en 1 en 3 op de tenlastelegging met parketnummer 01.402.956.24, een bedrag te betalen van 1.000,00 euro als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (01.402956.24, feit 1 en feit 3).

De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,

mr. C.W.H. Houg en mr. T.J. Roest Crollius, leden,

in tegenwoordigheid van mr. S. van der Zeeuw, griffier,

en is uitgesproken op 02 juli 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, met dossiernummer 2024144440, afgesloten op 4 juli 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 36.