Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:4175

Op 9 July 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01/311180-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:4175. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01/311180-24
Datum uitspraak:
9 July 2025
Datum publicatie:
8 July 2025

Indicatie

Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar voor het binnen een korte periode medeplegen van een beroving van een handelaar in vapes, het medeplegen van een woningoverval op een dame op leeftijd en het medeplegen van een poging tot woninginbraak. Vrijspraak voor het voorhanden hebben van een hoeveelheid MDMA en zwaar vuurwerk. Strafverzwarende omstandigheden aanwezig waaronder planmatigheid, georganiseerd optreden in grote dadergroep, kwetsbare slachtoffers en geweld. Vorderingen benadeelde partijen (deels) toegewezen, hoofdelijk. Afwijzing gevraagde verhoging met betrekking tot toekomstige schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01.311180.24

Datum uitspraak: 9 juli 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,

wonende te [adres 1] ,

thans gedetineerd te: Justitieel Complex Zeist.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2025, 13 mei 2025 en 2, 3, 4, 10, 11 en 25 juni 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2025.

Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 mei 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

T.a.v. feit 1:

hij op of omstreeks 7 oktober 2024 te 's-Hertogenbosch

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een personenauto (merk Toyota, type Yaris) en/of de daarin zich bevindende goederen, waaronder in ieder geval begrepen: sigaretten, vapes, een rijbewijs en/of een paspoort, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , en/of diens zus in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 1]

- meermalen te slaan, tegen het hoofd en/of het lichaam

- meermalen te schoppen, tegen het hoofd en/of het lichaam en/of

- meermalen een schok toe te dienen met een taser, op/tegen het been en/of het lichaam;

T.a.v. feit 2:

hij op of omstreeks 28 september 2024 te Heusden, omstreeks 04.15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

in/uit de woning gelegen aan de [adres 2] aldaar,

een portemonnee met inhoud en/of geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

-voornoemde [slachtoffer 2] de woorden: “waar is je geld" en/of "waar zijn je sieraden” en/of “heb je een kluis” toe te voegen en/of

-die [slachtoffer 2] bij de schouder vast te pakken en/of

-de (trouw) ring van de hand van die [slachtoffer 2] te trekken en/of

-die [slachtoffer 2] te gebieden op haar bed te gaan en/of blijven zitten,

waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

T.a.v. feit 3:

hij in of omstreeks nacht van 24 op 25 oktober 24 te 's-Hertogenbosch, omstreeks 00.45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

in/uit een woning gelegen aan de [adres 7] aldaar,

geld en/of goederen van verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen

en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking

-zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of

-een voorwerp in het slot van de voordeur van die woning heeft/hebben ingebracht, ten einde dit slot te forceren en/of

-de poort van die woning heeft/hebben geforceerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. feit 4:

hij op of omstreeks 21 juni 2024 te 's-Hertogenbosch, omstreeks 06.32 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

in/uit een woning gelegen aan de Graafseweg aldaar,

sieraden en/of stenen en/of een handtas met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

-die [slachtoffer 4] bij haar handen en/of haar polsen vast te pakken en/of

-een (gouden) ketting van de hals van die [slachtoffer 4] te trekken,

waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

T.a.v. feit 5:

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2024 tot en met 4 november 2024 te 's-Hertogenbosch,

tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,

opzettelijk

aanwezig heeft gehad een groot aantal XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende MDMA, zijnde MDMA

een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,

dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

T.a.v. feit 6:

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2024 tot en met 4 november 2024, te ‘s-Hertogenbosch,

tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk,

professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten

- meerdere stuks knalvuurwerk, te weten Cobra’s 6

heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beslissingen over het bewijs.

Inleiding.

Aan verdachte zijn meerdere strafbare feiten ten laste gelegd. De verdenking jegens hem en zeven medeverdachten komt voort uit de opsporingsonderzoeken genaamd Lennart en Lanah. Uit deze opsporingsonderzoeken zijn in totaal tien afzonderlijke strafbare feiten naar voren gekomen. De feiten hebben plaatsgevonden in de periode juni 2024 tot en met november 2024. Verdachte wordt -kort gezegd- beschuldigd van de volgende feiten:

medeplegen diefstal met geweld op 7 oktober 2024 te ‘s-Hertogenbosch (onderzoek Lennart),

medeplegen woningoverval op 28 september 2024 te Heusden (onderzoek Lanah),

medeplegen poging inbraak op 24/25 oktober 2024 te ‘s-Hertogenbosch (onderzoek Lanah),

medeplegen woningoverval op 21 juni 2024 te ‘s-Hertogenbosch (onderzoek Lanah),

medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een groot aantal XTC pillen in de periode 1 t/m 4 november 2024 te ‘s-Hertogenbosch (onderzoek Lanah),

medeplegen van het voorhanden hebben/opslaan van meerdere Cobra’s in de periode 1 t/m 4 november 2024 te ‘s-Hertogenbosch (onderzoek Lanah).

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden.

Het standpunt van de verdediging.

Door de verdediging is op de in de pleitnota aangevoerde gronden integrale vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis verwijst de rechtbank voor de gebezigde bewijsmiddelen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. Bewijsmiddelen uit het ene onderzoek worden daar waar relevant ook gebruikt voor feiten voortvloeiend uit het andere onderzoek. Uit de bewijsmiddelen blijken de hierna besproken redengevende feiten en omstandigheden.

Voor zover de rechtbank hierna niet op door de verdediging gevoerde verweren respondeert, heeft de rechtbank die verweren als bewijsverweren aangemerkt. Die verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebruikt en die in de bij dit vonnis behorende bewijsbijlage zijn opgenomen. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die de rechtbank doet twijfelen aan de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van die bewijsmiddelen.

Algemeen.

Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachten in de onderzoeken Lennart en Lanah vrijwel allemaal gebruik hebben gemaakt van een mobiele telefoon en dat er op deze mobiele telefoons tevens gebruik werd gemaakt van diverse social media accounts. Voordat de feiten worden besproken zal de rechtbank allereerst vaststellen welke van de onderzochte telefoonnummers kunnen worden gekoppeld aan verdachte en welke aan de medeverdachten. Ook zal de rechtbank stilstaan bij eventuele accountnamen, bijnamen en aan verdachten te koppelen vervoersmiddelen, voor zover van belang bij de beoordeling van het tenlastegelegde. Bij de verdere bespreking van de feiten gaat de rechtbank steeds uit van deze vaststellingen en zal daarom ook de namen van de verdachten noemen daar waar in de processen-verbaal (enkel) telefoonnummers, accounts of bijnamen staan vermeld.

[verdachte] (verdachte)

Op 4 november 2024 werd [verdachte] (hierna: [verdachte] ) aangehouden in zijn woning aan de [adres 1] . Hij bevond zich op dat moment op zijn bed waarnaast een kinderledikantje stond. In dit ledikantje lag een iPhone 14 die overging op het moment dat door de verbalisant het nummer [telefoonnummer 1] werd gebeld. Dit telefoonnummer werd op dat moment getapt omdat bij de politie het vermoeden bestond dat het kon worden toegeschreven aan [verdachte] . Aan de telefoon waren onder andere de volgende gebruikersprofielen gekoppeld:

Apple ID: [e-mailadres 1] ,

WhatsAppaccount : [telefoonnummer 2] ,

Snapchataccount: [gebruikersnaam 1] .

Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] was volgens de politiesystemen in gebruik bij [verdachte] . Tijdens het onderzoek is ook dit telefoonnummer getapt. Uit diverse tapgesprekken bleek dat de gebruiker door anderen [alias verdachte] werd genoemd.

De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat [verdachte] de gebruiker was van de telefoon, beide genoemde telefoonnummers en accounts. Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte] als bijnaam de naam ‘ [alias verdachte] ’ heeft.

Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] gebruik maakte van een witte Mercedes met het kenteken [kenteken 1] Hij staat als gebruiker van dit voertuig in de politiesystemen geregistreerd en de sleutel bevond zich op het moment van de doorzoeking van de woning van [verdachte] in een jas die aan een stoel in de woonkamer hing. Het voertuig zelf stond geparkeerd bij de [adres 3] op een parkeerplaats gehuurd door [verdachte] .

[medeverdachte 1]

Op 4 november 2024 werd [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aangehouden op een vakantiepark in Otterlo. Onder het matras waar verdachte sliep werd een iPhone 11 aangetroffen. De vader van [medeverdachte 1] verklaarde dat deze telefoon van zijn zoon [medeverdachte 1] was. Op de telefoon stonden onder andere de volgende gebruikersprofielen:

Apple ID: [e-mailadres 2] ,

E-mailadres: [e-mailadres 3] ,

Snapchat username: [gebruikersnaam 2] , profielnaam: [gebruikersnaam 2] ,

Whatsapp op nummer [telefoonnummer 3] met profielnaam ‘..’,

SMS berichten op [telefoonnummer 4] .

Beide telefoonnummers zijn volgens de politiesystemen in gebruik bij [medeverdachte 1] . Uit afgeluisterde gesprekken blijkt dat de gebruiker van deze telefoonnummers ‘ [alias 1 medeverdachte 2] ’ en ‘ [alias 2 medeverdachte 2] ’ wordt genoemd.

De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van de telefoon, van beide telefoonnummers en van genoemde accounts. Verder stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de bijnamen ‘ [alias 1 medeverdachte 2] ’ en ‘ [alias 2 medeverdachte 2] ’ heeft.

[medeverdachte 2]

Uit informatie verkregen van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT-bevraging) is gebleken dat [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in de periode van 29 augustus 2024 t/m 26 november 2024 het telefoonnummer [telefoonnummer 5] op naam heeft gehad. De Cell-ID (zendmast) die gedurende nachtelijke uren het met dit nummer wordt aangestraald bevindt zich op de [adres 4] . Dit is de ‘thuismast’ van de woning van de partner van [medeverdachte 2] : [medeverdachte 3] , woonachtig op de [adres 5] te Heusden. [medeverdachte 2] werd op 13 januari 2025 aangehouden in deze woning. [medeverdachte 3] is het meest gebruikte tegencontact in de genoemde periode.

De rechtbank stelt vast dat genoemd telefoonnummer in gebruik is geweest bij [medeverdachte 2] .

Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat [medeverdachte 2] gebruiker is van een zwarte Kia Ceed met het kenteken [kenteken 2] op naam van [medeverdachte 3] .

[medeverdachte 4]

Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld van welke telefoon of welk telefoonnummer [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) de gebruiker is geweest in de relevante periode.

[medeverdachte 5]

Op 8 oktober 2024 werd [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) buiten heterdaad aangehouden. Hij was op dat moment in het bezit van een iPhone 12. Uit onderzoek aan deze telefoon bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] aan de telefoon was gekoppeld. Dit telefoonnummer bleek bij CIOT bevraging op naam van [medeverdachte 5] te staan. Bij ‘owner’ werd vermeld ‘ [medeverdachte 5] ’ en het AppleID gekoppeld aan de telefoon was ‘ [e-mailadres 4] ’. Op deze telefoon was een Snapchataccount met de accountnaam ‘ [gebruikersnaam 3] ’ actief. De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat [medeverdachte 5] de gebruiker was van de telefoon en het Snapchataccount.

[medeverdachte 6]

Op 8 oktober 2024 werd [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) buiten heterdaad aangehouden. Tijdens zijn aanhouding was hij in het bezit van een mobiele telefoon van het merk Samsung, type Galaxy A14. Aan deze telefoon was een WhatsAppaccount ‘ [telefoonnummer 7] ’ gekoppeld met de naam ‘ [alias 1 medeverdachte 6] ’ en het Snapchataccount ‘ [gebruikersnaam 4] ’ met de original username ‘ [gebruikersnaam 4] ’. In een WhatsAppgesprek over sigaretten, vapes en geurspray werd door de gebruiker van voornoemd WhatsAppaccount een foto verstuurd van een persoon die een slof sigaretten in zijn hand hield. De tatoeage die deels zichtbaar is op deze foto komt overeen met een tatoeage van [medeverdachte 6] . De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van de telefoon en de genoemde accounts en dat [alias 2 medeverdachte 6] zijn bijnaam is. Hoewel de telefoon tevens aanwijzingen bevat dat hij ook eerder door een ander is gebruikt, staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van de inhoud van de in de bewijsmiddelen aangehaalde chats/gesprekken vast dat [medeverdachte 6] ten tijde van de hem tenlastegelegde feiten de gebruiker was.

[medeverdachte 7]

Op het adres van [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ), [adres 6] , werd een CIOT bevraging gedaan. Hieruit kwam het telefoonnummer [telefoonnummer 8] op naam van ‘ [alias medeverdachte 7] ’ naar voren. Volgens gegevens uit de Kamer van Koophandel staat de onderneming [alias medeverdachte 7] op naam van [medeverdachte 7] , geboren op [2003] . Verder is gebleken dat dit telefoonnummer in de periode van 16 september 2024 tot en met 6 oktober 2024 in de nachten het meest gebruik maakt van een zendmast dichtbij voornoemd adres van [medeverdachte 7] . De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat genoemd telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 7] was.

[medeverdachte 8]

Op 8 oktober 2024 werd [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8] ) buiten heterdaad aangehouden. Tijdens zijn aanhouding was hij in het bezit van een iPhone 13. Aan deze telefoon waren de volgende gegevens gekoppeld:

AppleID: [e-mailadres 5] ,

Last used MSISDN: [telefoonnummer 9] ,

Owner name: iPhone van [medeverdachte 8] .

Genoemd telefoonnummer is volgens de politiesystemen in gebruik bij [medeverdachte 8] . Verder blijkt uit het onderzoek aan de telefoon dat de gebruiker berichten verstuurde via Snapchat met het account ‘ [gebruikersnaam 5] ’. Op grond van voorgaande stelt de rechtbank vast dat genoemd telefoonnummer en Snapchat account in gebruik waren bij [medeverdachte 8] .

Feitenbespreking.

Medeplegen.

Met betrekking tot alle te bespreken feiten geldt het volgende kader.

Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat tussen verdachte en medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. Een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit leidt in beginsel tot de kwalificatie ‘medeplegen’.

De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.

Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft iedere medepleger niet exact op de hoogte te zijn van de bijdragen van de andere medepleger. Wel moet sprake zijn van dubbel opzet dat bestaat in een wilsgerichtheid op de totstandkoming van het strafbare feit en op de samenwerking. Voorwaardelijk opzet kan daarbij voldoende zijn. Indachtig dit juridisch kader, zal de rechtbank hierna eerst (per feit) de redengevende feiten en omstandigheden in het algemeen en daarna de rol van verdachte in het bijzonder bespreken.

Feit 1: diefstal met geweld aangever [slachtoffer 1] op 7 oktober 2024 te ‘s-Hertogenbosch

Politie ter plaatse en verklaring aangever.

Op 7 oktober 2024 rond 20.10 uur trof de politie naar aanleiding van een melding aangever [slachtoffer 1] aan op de parkeerplaats bij de flats aan de Bokkelaren te ’s-Hertogenbosch. Aangever vertelde dat hij zojuist door zes personen in elkaar was geslagen, getaserd en beroofd van zijn voertuig (een Toyata Yaris met het kenteken [kenteken 3] , op naam van zijn zus). In de auto lagen volgens aangever sloffen sigaretten en doosjes vapes die aangever te koop had.

Aangever heeft verklaard dat hij eerst via Telegram en later via WhatsApp in Rosmalen bij de Dommelborch had afgesproken met een persoon die vapes van hem wilde kopen. Bij de Dommelborch had hij een ontmoeting met de bestuurder van een kleine Hyundai. Vanuit Rosmalen was hij vervolgens op aangeven van deze bestuurder achter de Hyundai aangereden naar de Bokkelaren, omdat de persoon die zich voordeed als de koper daar een loods zou hebben. Omdat aangever de gang van zaken niet vertrouwde, had hij het kenteken van de Hyundai, [kenteken 4] , al tijdens de rit doorgegeven aan een bekende van hem.

Genoemd kenteken werd door de verbalisanten in het systeem van automatische kentekenplaatherkenning (ANPR) gezet. Nadat het kenteken door de ANPR was gesignaleerd werd de Hyundai met het kenteken

[kenteken 4] rond middernacht staande gehouden. In de Hyundai zaten op dat moment [medeverdachte 8] (bestuurder), [medeverdachte 5] (bijrijder), [medeverdachte 6] (links achterin) en [medeverdachte 4] (rechts achterin). In de kofferbak van de auto lagen vapes en sigaretten van dezelfde merken als eerder die avond weggenomen bij aangever. De hoeveelheid betrof ongeveer de helft van wat was weggenomen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de aangetroffen vapes en sigaretten ongeveer de helft van de buit van de beroving betreft. De Toyota Yaris van (de zus van) aangever – waarin de sigaretten en vapes oorspronkelijk zijn vervoerd – is niet meer aangetroffen.

Camerabeelden.

Tijdens het opsporingsonderzoek werden de camerabeelden van de flats aan de Bokkelaren veiliggesteld. Uit de beschrijving van de beelden blijkt dat hierop te zien is dat er eerst rond 20.04 uur een groepje personen aan komt lopen en in de verte blijft staan. Een van hen loopt naar het trappenhuis van de flat en gaat kort naar binnen. Hierna komen er twee voertuigen aanrijden en zijn minimaal vijf personen in de doorgang onder de flat in beeld. De voertuigen betreffen een kleine lichtblauwe auto en een kleine grijze auto. Als de blauwe auto in een parkeervak parkeert, verdwijnen voornoemde vijf personen volgens de beschrijving van de beelden vervolgens achter een blok aan de flat waarin zich het trappenhuis bevindt.

Uit de grijze auto stappen drie personen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat dit [medeverdachte 8] als bestuurder (‘NN9’), [medeverdachte 5] als passagier achterin (‘NN3’) en een man met een Qatarshirt als bijrijder betroffen (‘NN4’). De man met het Qatarshirt is door verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] herkend als [medeverdachte 1] . [medeverdachte 5] loopt naar de onderdoorgang en verdwijnt achter het blok van het trappenhuis. Kort daarna komt hij terug en voegt zich bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] , die bij de auto van aangever staan. Aangever stapt dan uit zijn auto (de blauwe auto), [medeverdachte 8] gaat in de grijze auto zitten. [medeverdachte 1] loopt blijkens de beelden richting de ingang van de flat en lijkt te bellen. Op hetzelfde moment komen vijf personen (NN1, NN2, NN5, NN6 en NN10) vanaf de onderdoorgang aangelopen in de richting van aangever. Op basis van een vergelijking van de signalementen van deze personen met de signalementen van de in de Hyundai aangetroffen verdachten, wordt door de politie gerelateerd dat [medeverdachte 4] ‘NN2’ en [medeverdachte 6] ‘NN10’ betrof. [medeverdachte 2] wordt door verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 3] herkend als ‘NN1’.

[medeverdachte 2] benadert aangever van voren en pakt hem vast. [medeverdachte 1] vliegt aangever samen met iemand anders aan. [medeverdachte 8] stapt dan weer uit de auto en blijft daar staan. Terwijl aangever, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar links in beeld bewegen, beweegt NN6 zijn arm in de richting van aangever. Aangever raakt hier buiten beeld achter zijn auto. Uit beelden van een andere camera volgt dat aangever op de grond terecht gekomen is. [medeverdachte 1] maakt dan meerdere trappende bewegingen terwijl hij bij aangever staat die op de grond ligt. De andere verdachten staan om aangever heen.

Op enig moment is ook een lichtflits te zien, hetgeen past bij het gebruik van een taser waarover aangever verklaart. Verder is te zien dat [medeverdachte 5] zijn voet tweemaal naar de bovenzijde van het lichaam van aangever beweegt. [medeverdachte 1] trapt nogmaals in de richting waar aangever lag. NN5 pakt een voorwerp dat hij kapotslaat op de bovenzijde van een stenen muurtje en vervolgens op de grond gooit. Later is gebleken dat dit de telefoon van aangever betrof. [medeverdachte 1] maakt nogmaals een trappende beweging, ditmaal richting het hoofd van aangever. [medeverdachte 4] stapt even later in het voertuig van aangever en rijdt hiermee weg. De grijze auto is kort daarvoor vertrokken. Ten slotte is te zien dat een aantal personen via de onderdoorgang wegrennen.

DNA-onderzoek.

Omdat aangever heeft verklaard dat hij bij aan begin van de aanval is vastgepakt bij de kraag van zijn jas, is deze jas veiliggesteld en bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek.

Uit de bemonstering [AARQ9935NL#02, deel van de kraag aan de voorzijde jas] is een DNA-mengprofiel van minimaal vijf donoren verkregen. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [verdachte] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van een deel van het celmateriaal op de kraag aan de voorzijde van de jas van aangever.

Uit de bemonstering [AARQ9935NL#06, deel van de kraag aan de achterzijde jas] is een DNA-mengprofiel van minimaal vier donoren verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is ongeveer 400 duizend keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [medeverdachte 1] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [medeverdachte 1] donor is van een deel van het celmateriaal op de kraag aan de achterzijde van de jas.

Telefoongegevens.

Chatgesprekken.

Op 6 oktober 2024 – een dag voor de beroving – rond 16.00 uur wordt door een van de deelnemers aan een (getapt) telefoongesprek dat wordt gevoerd via het telefoonnummer van [verdachte] gezegd “Jullie zijn die stoere boy's hé, die mensen gaan rippen hé?!”.

Uit een groepschat via Snapchat, aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 6] blijkt dat men op 7 oktober 2024 vanaf ongeveer 11.00 uur bezig was om een afspraak te maken met aangever. Deelnemers aan het chatgesprek waren – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het telefoongebruik van de verdachten – in ieder geval [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] .

Tijdens een ‘call’ om 11.49.39 uur werden door [medeverdachte 1] screenshots van een Telegramgesprek met ‘ [groepsnaam] ’ gedeeld. Dat Telegramgesprek is door aangever herkend als het gesprek dat hij had met de persoon die zich als koper van de vapes voordeed. Hierbij zei de koper dat hij de eigenaar van een Turkse supermarkt was en werd de Dommelborch genoemd als locatie. Ook stuurde [medeverdachte 1] in het Snapchatgesprek met onder andere [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] afbeeldingen van een Whatsappgesprek met ‘ [gebruikersnaam 6] ’ met daarin een opgave van aantallen Winston blauw, Marlboro gold, Tornado en Crystal. Daarbij worden ook prijzen genoemd. Uit ‘image paths’ (beschrijving van een locatie van een bestand) aangetroffen op de telefoon van aangever blijkt dat er tussen aangever en het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 4] (in gebruik bij [medeverdachte 1] ) drie foto’s via WhatsApp zijn uitgewisseld. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat [medeverdachte 1] de afspraak met aangever heeft gemaakt waarbij hij zich voor heeft gedaan als eigenaar van een Turkse supermarkt.

Omstreeks 15.21 uur stuurt [medeverdachte 6] een bericht in de groepschat: “[medeverdachte 8] haalt nu zo roje op dan mij”. Uit het proces-verbaal met betrekking tot de analyse van de telefoon van [medeverdachte 5] blijkt dat hij omstreeks 17.51 uur bericht dat ze net Almere voorbij zijn en dat ze er over 50 minuten zijn. [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] wonen allen in Lelystad.

Tapgesprekken.

Om 19.30 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij moet doorgeven dat hij vanaf zijn zaak daarheen gaat rijden. [medeverdachte 1] zegt dat het [adres 9] is. Om 19.33 uur zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] in een telefoongesprek dat [medeverdachte 1] naar [naam 3] moet keren en het moet vragen. [medeverdachte 1] zegt dan dat hij ‘daar’ zal blijven en dat ‘hen’ kunnen gaan, waarop [verdachte] zegt ‘(…) bij de garage’. Hierop zegt [medeverdachte 1] : waar ik het op ga bergen.

Tijdens een telefoongesprek dat start om 19.39 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat hij mensen aan het ophalen is terwijl hij met meerdere mensen in de auto zit. Hij spreekt tegen iemand op de achtergrond in het Nederlands. [verdachte] vraagt waar ze het/hem brengen. [medeverdachte 1] antwoordt ‘naar de hal’. In het gesprek wordt het adres [adres 9] Rosmalen genoemd. Iemand zegt dat ze eerst de spullen moeten zien en vervolgens wordt gezegd dat ‘hij’ met de taser knock-out gaat. Ook wordt erover gesproken dat de man alleen is. [verdachte] zegt dan dat in de spiegel moet worden gekeken of er niemand bij ‘hem’ zit. Iemand zegt tegen [medeverdachte 8] dat hij ‘hem’ goed in de gaten moet houden dat hij niet wegrijdt.

Later op de avond, om 00:37 uur, wanneer de auto met daarin [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] stil is gehouden (rond middernacht), vraagt [verdachte] in een telefoongesprek aan [medeverdachte 5] of ‘ze’ hen nog niet hebben laten gaan. [medeverdachte 5] zegt dat ze ‘het’ nog niet hebben gezien. [verdachte] zegt dat als ze ‘het’ zien, dat ze moeten zeggen dat ze het in Breda hebben gekocht. Om 00:56 uur zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 5] dat ze moeten zeggen dat het hun handel is en dat ze bij [verdachte] moeten komen als ze vrij komen. Rond 01:00 uur zijn [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] aangehouden.

De rechtbank constateert dat voornoemd telefoongesprek tijdens de staandehouding heeft plaatsgevonden en maakt eruit op dat [verdachte] instructies aan [medeverdachte 5] geeft over wat ze moeten zeggen wanneer de politie de inhoud van de kofferbak zou zien. [medeverdachte 6] heeft bij de politie in eerste instantie ook verklaard dat hij in Breda en Den Bosch is geweest. Vanaf 13 oktober 2024 voeren [verdachte] en [medeverdachte 1] gesprekken (met anderen) over de verkoop van vapes.

Verkeer- en locatiegegevens.

De telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] maken rond 19.30 uur gebruik van een cel op de zendmast Helftheuvelpassage in ’s-Hertogenbosch. Vervolgens maken beide nummers gebruik van cellen op zendmasten langs de route Zandzuigerstraat en Bruistensingel richting de plaats delict aan de Bokkenlaren in 's-Hertogenbosch. Het nummer van [verdachte] is op 19:39 uur actief op een zendmast nabij de plaats delict. Het nummer van [medeverdachte 1] maakt rond 19:39 uur en 19:55 uur gebruik van een cel van een zendmast die een gebied in Rosmalen bedient. Rond 19.45 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte 5] zich blijkens de locatiegegevens op de locatie [adres 9] in Rosmalen. Rond 20:00 uur maken de nummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] gebruik van een cel van de zendmast waar het plaats delict onder valt. Omstreeks 20.08 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte 8] zich op de locatie Bokkelaren te ’s-Hertogenbosch.

Tussenconclusie.

Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het voorgaande vast dat sprake is geweest van een gewelddadige beroving waarbij aangever in de val is gelokt en van zijn voertuig en handelswaar is beroofd door in ieder geval zeven personen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit alles dat sprake was van een van tevoren doordacht en besproken plan.

Op 6 oktober wordt er in een gesprek met [verdachte] gesproken over ‘rippen’ (de rechtbank begrijpt: ‘beroven’). De verdachten zijn vervolgens op 7 oktober 2024 de hele dag bezig geweest met het beramen en plannen van de overval. Al vanaf 11.00 uur die ochtend wordt - nadat door [medeverdachte 1] contact met aangever is gelegd en er een afspraak wordt gemaakt voor de ‘verkoop’ van vapes - informatie gedeeld in de snapchatgroep. [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] vertrekken blijkens de chats in de loop van de middag vanuit Lelystad gezamenlijk – in een door [medeverdachte 8] gehuurde en bestuurde Hyundai – naar ’s-Hertogenbosch.

Ook is er veelvuldig telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . De rechtbank leidt uit de inhoud van deze telefoongesprekken in combinatie met locatiegegevens en de camerabeelden van de Bokkelaren af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar hebben ontmoet in de buurt van de Helftheuvelpassage in ’s-Hertogenbosch. [medeverdachte 1] is daarna bij [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] in de Hyundai gestapt, waarna ze zijn doorgereden naar Rosmalen (en vanuit daar direct naar de Bokkelaren). [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] hebben zich gevoegd bij de groep die later te voet bij de Bokkelaren aankomt, waarin zich tevens [verdachte] (op enig moment) bevindt. Bij voornoemde bevindingen over de betrokkenheid van [verdachte] past tot slot de herkenning van [verdachte] als NN6. Op basis van de beelden kan aldus worden vastgesteld dat [verdachte] actief betrokken is geweest.

De groep van vijf wacht vervolgens achter een blok/onder een onderdoorgang tot de auto met aangever en de auto van [medeverdachte 8] daar arriveren. Aangever is onder valse voorwendselen van de ontmoetingslocatie in Rosmalen naar de flats aan de Bokkelaren geleid. Na het arriveren van aangever komt de groep tevoorschijn. Vervolgens vindt de geweldsexplosie plaats die hierboven is beschreven en wordt aangever beroofd van zijn auto en handelswaar.

De rol van verdachte.

Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de beroving van aangever. De raadsman van verdachte heeft – kort gezegd – voor ieder bewijsmiddel (het aantreffen DNA van verdachte op de jas van aangever, verkeers- en locatiegegevens, de tapgesprekken en de herkenning) betoogd dat deze niet redengevend zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de gewelddadige beroving.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de samenhang van deze bewijsmiddelen dat verdachte zowel van tevoren betrokken was bij het maken van het plan van een gewelddadige overval als bij de gezamenlijke uitvoering daarvan. Een dag voor de overval voert [verdachte] een telefoongesprek waarin het gaat over ‘rippen’, waarmee over het algemeen een overval – niet zelden tussen criminelen onderling – wordt bedoeld.

Met [medeverdachte 1] bespreekt [verdachte] voorafgaand aan de overval belangrijke elementen van dit plan (de locatie in Rosmalen, waar ‘het’ moet worden opgeborgen, het controleren of aangever wel alleen in de auto zit, etc.). [verdachte] is ook deelnemer aan het telefoongesprek met [medeverdachte 1] waarin het over het knock-out laten gaan met een taser gaat. Bij de overval wordt ook daadwerkelijk een taser gebruikt.

De ‘reisbewegingen’ van de telefoon van verdachte en het aantreffen van zijn DNA op de jas van aangever zijn in samenhang redengevend voor zijn aanwezigheid op de plaats delict. Dat zijn DNA op de jas van aangever is gekomen door secundaire overdracht zoals door de raadsman is bepleit, acht de rechtbank gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier onaannemelijk.

Nadat een deel van de verdachten is staande gehouden, instrueert [verdachte] medeverdachte [medeverdachte 5] om te zeggen dat het hun ‘handel’ is. En enkele dagen na de beroving heeft [verdachte] met derden contact over de verkoop van vapes, waaruit beschikkingsmacht met betrekking tot een deel van de buit kan worden afgeleid. Verdachte heeft voor dit alles geen plausibele verklaring gegeven. De rechtbank acht zijn ontkennende verklaring ongeloofwaardig en schuift deze dan ook terzijde. Verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank – gelet op zijn hiervoor besproken aandeel – als medepleger van de beroving met geweld worden aangemerkt.

Ook blijkt uit de camerabeelden naar het oordeel van de rechtbank dat hij het slachtoffer heeft geslagen terwijl deze al door meerdere personen werd belaagd.

Gelet op de gewiekste en doortrapte wijze waarop de beroving zijn beslag heeft gekregen (het lokken van aangever door de medeverdachten, het met grote overmacht opwachten bij de Bokkelaren, het aldaar verstoppen, de (deels) bedekte gezichten en het uiteindelijk het wegrijden in de auto van aangever), kan het niet anders dan dat [medeverdachte 4] op de hoogte was van het plan om aangever te beroven. Voor het slagen van dit plan is onderlinge afstemming en overleg een noodzakelijke voorwaarde.

Omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank wist dat het de bedoeling was om aangever te beroven kan zowel opzet op de diefstal als minst genomen voorwaardelijk opzet op het geweld bewezenverklaard worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij de diefstal door zijn medeverdachten geweld zou worden toegepast op aangever. Het is een feit van algemene bekendheid dat berovingen vaak gepaard gaan met enige vorm van geweld, nu slachtoffers hun bezittingen meestal niet vrijwillig afstaan. Ook de hoedanigheid van het slachtoffer (een illegale handelaar in vapes), de waarde van de buit (meerdere duizenden euro’s) en de omstandigheden van de beroving (in het donker, na het moedwillig in de val lokken van het slachtoffer) spelen daarbij een rol. Bovendien blijkt uit de bespreking van het feit te Heusden hieronder dat verdachte een ruime week eerder in bijna dezelfde samenstelling betrokken is geweest bij een gewelddadige woningoverval, waarbij hij eveneens in een groepje van Lelystad naar 's-Hertogenbosch is afgereisd om daar aan te sluiten bij dezelfde Bossche medeverdachten.

Gelet op het voorgaande heeft verdachte met zijn handelen een bijdrage van voldoende gewicht aan het gepleegde feit geleverd en kan hij dus als medepleger worden aangemerkt.

Conclusie.

Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde feit.

Feit 2: woningoverval aangeefster [slachtoffer 2] op 28 september 2024 te Heusden.

De verklaring van aangeefster.

Op 28 september 2024, omstreeks 04:15 uur, ontving de politie een melding dat er zojuist een op dat moment 92-jarige vrouw was overvallen in haar woning aan de [adres 2] te Heusden. De aangeefster, mevrouw [slachtoffer 2] , verklaarde dat zij rond 03.00 uur wakker was geworden van een geluid en uit bed was gegaan, toen zij vijf gemaskerde en identiek geklede mannen de trap op zag lopen. De vijf mannen riepen om de kluis, om geld en sieraden en drongen aangeefster, zo begrijpt de rechtbank, terug naar haar slaapkamer. In de slaapkamer moest zij op het bed gaan zitten en trok een van de mannen twee ringen van de vingers van haar linkerhand terwijl hij aangeefster bij haar schouder vasthield. Aangeefster hield hier een blauwe hand aan over.

Daarna (in een half uur tot drie kwartier) doorzochten de mannen de woning. De mannen vertrokken uiteindelijk met een sieradenkistje (met daarin diverse sieraden) en de portemonnee van aangeefster met daarin € 400 à € 500, een bankpas en haar rijbewijs. Toen aangeefster niets meer hoorde is zij naar beneden gegaan en heeft zij haar dochter gebeld. Aangeefster vertelde de politie ook dat zij een dag eerder een geluid gehoord dat haar gealarmeerd had maar toen was er verder niets gebeurd. Het geluid had geklonken alsof ‘ergens aan gefrummeld’ werd.

Verder vertelde aangeefster nog dat zij het vermoeden had dat de woningoverval verband hield met een voorval op (naar later bleek) 20 juni 2024. Een persoon die zich voordeed als politieagent had haar toen om 00.00 uur gebeld en gevraagd of ze sieraden of andere waardevolle goederen in huis had. Hij vertelde dat de politie had ontdekt dat personen haar woning in de gaten hielden en dat een agent haar sieraden zou komen ophalen. De man praatte over beveiligen, goudprijzen en wist ook de namen van de kinderen van aangeefster te noemen. Toen aangeefster argwaan kreeg begon de man te drammen. Rond 01.00 uur was er ook daadwerkelijk iemand aan de deur geweest om deze goederen op te halen. Omdat aangeefster het niet vertrouwde had zij uiteindelijk niet de deur opengedaan. Het telefoongesprek duurde in totaal 1,5 uur. Toen aangeefster hierna haar kinderen wilde bellen bleek dat de lijn bezet werd gehouden doordat zij constant werd gebeld.

Het opbellen van kwetsbare ouderen, vragen naar kostbaarheden en deze ophalen om ze zogenaamd veilig te stellen is een bekende babbeltruc die ook wel bekend staat als nepagenten-truc. De rechtbank stelt dan ook vast dat hier sprake is geweest van een poging tot oplichting.

Sporen.

Door de politie werd een sporenonderzoek verricht in de woning waarbij verschillende locaties werden bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek.

Van de buitenzijde van de tuindeur van de woning aan de [adres 2] te Heusden werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering AARQ9200NL#01 is een DNA-profiel verkregen van (minimaal) één persoon. Het DNA-profiel van [medeverdachte 8] komt overeen met dit profiel. Het DNA-profiel uit de bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [medeverdachte 8] de donor is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [medeverdachte 8] donor is van het celmateriaal op de buitenzijde van de tuindeur.

Van de schroef in het halve cilinderslot, aangetroffen op de grond van de overdekte entree naar de woning, werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering AARQ9203NL#01 is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [verdachte] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van een deel van het celmateriaal op de schroef in het cilinderslot.

Verder werden er in de woning diverse schoensporen veiliggesteld. Op 4 november 2024 zijn in de [adres 3] , gehuurd door [medeverdachte 2] , een paar zwarte schoenen van het merk Moncler, maat 41, aangetroffen. De schoensporen zijn vervolgens met de inbeslaggenomen Monclerschoenen vergeleken. Hieruit blijkt dat het schoenafdrukspoor AARQ9199NL ís veroorzaakt met de linkerschoen, dat het schoenafdrukspoor AARQ9197NL mogelijk is veroorzaakt met de rechterschoen en dat de schoenafdruksporen AARQ9198NL en AARQ9201NL zijn veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de rechterschoen, maar dat wegens het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten niet kan worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk zijn veroorzaakt met deze schoen.

Ook werden deze schoenen bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek. Van de linkerschoen werd een bemonstering genomen (2 centimeter binnenzijde instaprand en ongeveer eerste 5cm onder de tong). Uit deze bemonstering AARR8442NL#01 is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte 2] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [medeverdachte 2] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [medeverdachte 2] donor is van een deel van het celmateriaal in de linkerschoen.

Telefoongegevens.

In de loop van het onderzoek zijn van de verschillende verdachten de telefoongegevens, waaronder de mastgegevens, onderzocht. De locatie [adres 2] te Heusden valt binnen het bereik van de mast aan de [adres 4] . Uit de processen-verbaal die hieromtrent zijn opgemaakt blijkt (in grote lijnen) met betrekking tot de hiervoor beschreven gebeurtenissen aan de [adres 2] te Heusden het volgende.

Verkeers- en locatiegegevens rondom poging oplichting.

Op 19 juni 2024 tussen 18:26 uur en 19:57 uur maakt het telefoonnummer van [medeverdachte 1] gebruik van de mast aan de [adres 4] . Op 19 juni 2024 om 20.03 uur is er communicatieverkeer van het telefoonnummer van [verdachte] in de omgeving van de [adres 2] te Heusden. Op 19 juni 2024 tussen 20:28 uur en 00:43 uur maakt de telefoon van [medeverdachte 1] gebruik van zendmasten in ’s-Hertogenbosch (Docterskampstraat en Helftheuvelpassage). Op 20 juni 2024 rond 01:45 en 01:48 maakt het telefoonnummer van [medeverdachte 1] wederom gebruik van de mast aan de [adres 4] .

Telefoon [medeverdachte 1] met betrekking tot poging oplichting.

Op de telefoon van [medeverdachte 1] werden twee videobestanden aangetroffen die in verband konden worden gebracht met de poging oplichting op 20 juni 2024. Het eerste bestand betreft een opname van 2 seconden (een zogenaamde Live Photo) waarin te zien is dat er een andere telefoon wordt gefilmd waarop een (vermoedelijk) Snapchatgesprek zichtbaar is. Deze opname is gemaakt op 20 juni 2024 te 01.10.51 uur. In dit Snapchatgesprek lijkt contact “M” de gebruiker van de gefilmde telefoon (“ik”) te instrueren als nepagent. “M” zegt: “Hij moet zeggen ik ben een agent in burger vanuit denbosch. Dienstnummer FK904B7. Beetje lullen de woning ziet er niet zo veilig uit. Heeft u mijn collega aan de lijn. Zeggen er is besproken dat de sieraden die u heeft opgeborgen gaan wij opbergen bij uw dochter.” Uit het proces-verbaal maakt de rechtbank op dat de Live Photo is gemaakt met de telefoon van [medeverdachte 1] .

Het tweede bestand op de telefoon betreft een video gemaakt om 01.44.45 uur, ook dit betreft weer een zogenaamde Live Photo die gemaakt lijkt te zijn met de telefoon van [medeverdachte 1] . De video laat het raam van de woning aan de [adres 2] te Heusden zien; er wordt ingezoomd op een rood doosje op de tafel binnen in de woning. Tegelijkertijd met het maken van de opname wordt door de telefoon van [medeverdachte 1] een videobestand geüpload naar (vermoedelijk) Snapchat. Gelet op het bestandstype en het exact overeenkomende tijdstip gaat de rechtbank ervan uit dat de beelden van de woning op dat moment werden geüpload aan (een) ander(en).

Verkeers- en locatiegegevens rondom de poging inbraak.

Op 26 september 2024 tussen 22:22 en 23:16 uur zijn de telefoons van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] in Den Bosch, onder andere in de buurt van de Helftheuvelpassage. [verdachte] is dan in Oss, [medeverdachte 7] in Lelystad.

Op 27 september 2024 rond 00:11 uur is de telefoon van [verdachte] in Heusden. De telefoons van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 2] stralen rond tussen 00:23 en 00:39 uur aan op dezelfde mast in ’s-Hertogenbosch. Even later is [medeverdachte 2] in de buurt van de Helftheuvelpassage en lijkt [verdachte] zich gevoegd te hebben bij [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] .

Tussen 02.00 en 02:51 uur zijn de telefoons van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] in Heusden. De telefoonnummers maken dan gebruik van de mast aan de [adres 4] . Om 02:51 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte 2] zich binnen het bereik van Cell_ID 11072287 waarbinnen ook de [adres 2] zich bevindt. Het verblijfsadres van [medeverdachte 2] aan de [adres 5] bevindt zich niet binnen het bereik van deze cel. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 2] op dat moment niet thuis was.

Van [verdachte] zijn tussen 00:56 uur en 03:41 uur geen verkeers- en locatiegegevens beschikbaar. [medeverdachte 7] is om 01:09 uur in Lelystad. Op 27 september 2024 tussen 03:00 en 05:00 uur zijn alle verdachten weer thuis: [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in Flevoland, [verdachte] in Oss, [medeverdachte 1] in Zeeland en [medeverdachte 2] in Heusden.

Verkeers- en locatiegegevens rondom de woningoverval.

Op 27 september 2024 tussen 21:12 en 21:44 uur zijn de telefoons van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] ,

[medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] allemaal in de buurt van de Helftheuvelpassage (locatie zendmast) in Den Bosch. [verdachte] zit dan nog in Oss, [medeverdachte 8] is in Sneek.

Op 28 september 2024 tussen 00:06 uur en 03:45 uur zijn de telefoons van [medeverdachte 5] , [verdachte] ,

[medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] allemaal in Heusden. De telefoonnummers maken dan gebruik van de mast aan de [adres 4] . De telefoon van [medeverdachte 8] is in Sneek, van de telefoon van [medeverdachte 1] is in deze periode enkel één locatie beschikbaar te 00:48

uur: Helftheuvel ‘s-Hertogenbosch.

Op 28 september 2024 rond 04:13 uur maakt het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebruik van masten in Nieuwkuijk en De Beverspijken te ’s-Hertogenbosch, om rond 05.46 weer aan te stralen op de mast aan de [adres 4] te Heusden. Op 28 september 2024 tussen 04:13 en 6:40 uur keren [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] huiswaarts.

Onderling contact en overige bevindingen uit de telefoons van verdachten.

In de avond/nacht van 27 op 28 september 2024 heeft [verdachte] meermalen via Facebook Messenger contact met [medeverdachte 2] . [verdachte] heeft ook een WhatsAppgesprek met zijn partner [naam 2] . Uit de inhoud hiervan blijkt dat [verdachte] ‘buiten’ is en iets nu gaat doen. Na de woningoverval wordt er op de telefoon van [verdachte] met diverse zoektermen gezocht naar berichten hierover. Daarnaast bevatte de zoekgeschiedenis op telefoon zoektermen die verband houden met cilindertrekken.

In een WhatsAppgesprek van [medeverdachte 6] met zijn partner [naam 1] schrijft [medeverdachte 6] op 26 september 2024 om 20:11 uur “hebben werk door [medeverdachte 5] ”. Uit het verhoor van [medeverdachte 6] bij de politie blijkt dat met “ [medeverdachte 5] ” medeverdachte [medeverdachte 5] wordt bedoeld. Op 27 september 2024 heeft [medeverdachte 6] rondom het tijdstip dat mevrouw [slachtoffer 2] een geluid hoorde (rond 03.00 uur) telefonisch contact met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] . Op 28 september 2024 heeft hij ’s nachts telefonisch contact met [medeverdachte 1] (01.45 uur) en [medeverdachte 7] (02.00 uur). Uit andere berichten op 28 september 2024 om 01:22 uur blijkt dat [medeverdachte 6] op dat moment niet thuis was. Tussen 28 september 2024 en 30 september 2024 is er op de telefoon van [medeverdachte 6] meermalen gezocht op nieuwsberichten over de woningoverval in Heusden.

In en rond de periode van 26 t/m 28 september 2024 heeft [medeverdachte 5] verschillende malen contact met medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 8] . [medeverdachte 5] heeft op 26 september 2024 echter geen telefonisch contact met [medeverdachte 1] . Wel is er op 27 september 2024 gedurende de nachtelijke uren telefonisch contact met [medeverdachte 1] .

OVC-gesprek.

Gedurende het opsporingsonderzoek heeft er een opname van vertrouwelijke communicatie (OVC) plaatsgevonden in de bus die verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] na hun verhoor op het politiebureau terugbracht naar het huis van bewaring. Het gesprek tussen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] is opgenomen en uitgewerkt. Uit dit gesprek blijkt dat [medeverdachte 8] de avond/nacht voor de woningoverval – op 26 op 27 september 2024 – betrokken was bij de eerste (mislukte) poging om de woning aan de [adres 2] binnen te komen. Op 28 september 2024 is men zonder [medeverdachte 8] teruggegaan en heeft de woningoverval plaatsgevonden. [medeverdachte 6] noemt tijdens het OVC-gesprek de namen van degenen die er volgens hem bij waren: [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] , [verdachte] , [alias 2 medeverdachte 2] ( [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] . Ook vertelt [medeverdachte 6] dat het [alias 2 medeverdachte 2] is geweest die de ringen had.

Overige bevindingen.

Tijdens de doorzoeking van de eerder reeds genoemde [adres 3] die werd gehuurd door [medeverdachte 2] is in een zwarte koffer de portemonnee en het rijbewijs van mevrouw [slachtoffer 2] aangetroffen.

Conclusie.

Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel vast dat verdachte en/of zijn medeverdachten betrokken zijn bij de poging tot oplichting, de poging tot woninginbraak en de woningoverval bij aangeefster mevrouw [slachtoffer 2] . Hoewel deze feiten niet aan iedere verdachte ten laste zijn gelegd houden de feiten zeker verband met elkaar. Het gaat om een compleet beeld van de betrokkenheid van (delen van) de groep verdachten bij deze aangeefster. Met betrekking tot de rol van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.

De rol van verdachte.

Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de woningoverval. De raadsman van verdachte heeft – kort gezegd – voor ieder bewijsmiddel (het aantreffen DNA van verdachte op de schroef, verkeers- en locatiegegevens, de tapgesprekken, de zoekslagen, de Telegramgesprekken, de aangetroffen cilindertrekker, de OVC en de aangetroffen portefeuille) betoogd dat deze niet redengevend zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de samenhang van de bewijsmiddelen dat verdachte betrokken was bij de gezamenlijke uitvoering van deze woningoveral. Verdachte wordt in het OVC-gesprek aangewezen als een van de personen betrokken bij de woningoverval op 28 september 2024. De rechtbank ziet gelet op de omstandigheden waaronder het gesprek werd gevoerd en de inhoud ervan geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van het gesprek te twijfelen. Medeverdachte [medeverdachte 6] waande zich op het moment dat hij met medeverdachte [medeverdachte 8] sprak onbespied en de rechtbank ziet niet in waarom hij in strijd met de waarheid (ook) zichzelf zou belasten. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de uitlatingen van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] in het OVC-gesprek.

De uitlatingen van [medeverdachte 6] vinden bovendien steun in andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo is het DNA van verdachte aangetroffen op de schroef die in het cilinderslot van de opengebroken deur van de woning van aangeefster zat. Bovendien zijn er in de telefoon van [verdachte] gesprekken over en zoekslagen op ‘cilindertrekken’ aangetroffen en is in de door hem gebruikte Mercedes tevens een cilindertrekker gevonden. De rechtbank gaat er op basis daarvan vanuit dat de verdachte betrokken is geweest bij het openbreken van de deur van de woning van aangeefster. Uit de mastgegevens van het telefoonnummer van verdachte blijkt verder dat verdachte in de nacht van 28 september 2024 rondom het tijdstip van de overval in Heusden is geweest. Verdachte heeft voor dit alles geen plausibele verklaring gegeven. De rechtbank acht zijn ontkennende verklaring ongeloofwaardig en schuift deze dan ook terzijde. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder feit 2 is ten laste gelegd.

Feit 3: poging inbraak op 24/25 oktober 2024 te ’s-Hertogenbosch.

Op 21 oktober 2024 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en een NNman met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . In dat gesprek zegt [verdachte] dat hij rond 21u bij “de oude Nederlandse in Donk” is geweest en dat er niemand thuis was. De NNman stelt voor “waarom gaan we niet kijken en morgen doen”. Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] op 21 oktober 2024 rond 21.00 uur daadwerkelijk een mast aanstraalt in de wijk De Donk in ’s-Hertogenbosch.

Op 26 oktober 2024 werd door de dochter van de bewoonster van de [adres 7] te ’s-Hertogenbosch aangifte gedaan van een poging tot woninginbraak in de woning van haar moeder. De bewoonster van [adres 7] is een (dan) 89-jarige vrouw die op dat moment in een revalidatiecentrum verblijft. De dochter had op 24 oktober 2024 de woning rond 17.45 uur in goede orde achtergelaten maar merkte op 25 oktober 2024 omstreeks 09.45 uur dat de sleutel niet in de voordeur ging omdat er iets in het slot zat. Aan de achterzijde van de woning was de poort geforceerd. Er was niemand in de woning geweest. Door een medewerker van bouwbedrijf [bedrijf] werden de sloten van de woning vervangen en later aan de politie overhandigd. In een van de sloten zat een afgebroken schroef.

Op bewakingsbeelden van de camera’s bij de Helftheuvelpassage te ’s-Hertogenbosch is te zien dat [verdachte] (op de bewegende beelden herkend door verbalisant [verbalisant 1] ) op 25 oktober 2024 omstreeks 00:07 uur aan komt rijden in een witte Mercedes met kenteken [kenteken 1] Hij parkeert zijn auto en stapt als bijrijder in een zwarte Kia met het kenteken [kenteken 2] in gebruik bij [medeverdachte 2] . [verdachte] draagt op dat moment een jasje met een rood vlak aan de linkerzijde en een blauw vlak aan de rechterzijde. Een soortgelijk jasje is aangetroffen in de woning van [verdachte] . Alvorens in de Kia te stappen rommelt [verdachte] in de achterbak van de Mercedes waarin later diverse inbrekerswerktuigen, waaronder een slotentrekker, zijn aangetroffen. Rond 00:38 uur keert de zwarte Kia terug waarna [verdachte] uitstapt en weer meermalen in de kofferbak van de Mercedes rommelt. De wijze waarop hij dit doet wordt door de verbalisant omschreven als heimelijk en alert op de omgeving. Omstreeks 00:44 uur rijdt de zwarte Kia weer weg.

Aan de mastgegevens van het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] is rond 00:50 uur te zien dat het telefoonnummer zich door ’s-Hertogenbosch beweegt en dat het telefoonnummer van 00:56 uur tot 01:26 uur een mast aanstraalt in de wijk De Donk. Rond 01:37 uur straalt het telefoonnummer weer een mast aan bij de Helftheuvelpassage.

Aan de mastgevens van het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] is te zien dat de telefoon op 24 oktober 2024 omstreeks 23:47 uur een mast aanstraalt bij de Helftheuvelpassage. Rond 00:44 uur (inmiddels 25 oktober 2024) straalt het telefoonnummer een mast aan op de Sint Teunislaan; dit is een mast in de buurt van de wijk De Donk. De rechtbank stelt op grond hiervan en in samenhang met de camerabeelden vast dat het [medeverdachte 2] is geweest die in de zwarte Kia reed die nacht.

Verdachten hebben geen verklaring willen afleggen over wat zij die nacht in De Donk en op de Helftheuvelpassage deden. In die periode is er geen andere inbraak geweest op de [adres 7] . Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van deze feiten en omstandigheden, en bij gebreke van een plausibele en ontzenuwende verklaring van verdachten, vast dat [verdachte] en [medeverdachte 2] in de nacht van 24 op 25 oktober 2024 hebben gepoogd in te breken in de woning aan de Eerst Donk.

Feit 4: woningoverval aangeefster [slachtoffer 4] op 21 juni 2024 te ‘s-Hertogenbosch.

Op 21 juni 2024 ontving de politie een melding van aangeefster [slachtoffer 4] dat zij zojuist was overvallen in haar woning aan de [adres 8] te ‘s-Hertogenbosch. De twee daders waren binnengekomen door een houten plaat, bevestigd aan het kozijn van een raam dat bij een eerdere inbraak was ingeslagen, te verwijderen. Uit het onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte blijkt dat de telefoon van verdachte die nacht tussen 05:54 uur en 05:59 uur contact heeft gemaakt met verschillende masten in ’s-Hertogenbosch. Het adres van aangeefster [slachtoffer 4] valt binnen de zendrichting van deze masten. De telefoon van verdachte springt hierbij heen en weer tussen twee van deze masten hetgeen betekent dat de telefoon zich op de scheidslijn van het grensgebied van beide masten bevindt. Het adres van aangeefster bevindt zich direct langs deze scheidslijn.

Verder blijkt uit de telefoongegevens van verdachte dat hij heeft gezocht op het adres [adres 8] te ’s-Hertogenbosch en blijkt uit een WhatsAppgesprek met zijn partner dat hij ten tijde van de overval niet thuis was. Ook blijkt uit de telefoon dat verdachte de dag na de overval foto’s van gouden kettingen op een weegschaal heeft ontvangen van [medeverdachte 2] . Aangeefster heeft verklaard dat één van de gouden kettingen van haar zou kunnen zijn. Zij is hierover echter niet zeker.

Hoewel deze feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank aanwijzingen zijn dat verdachte interesse had in de woning van aangeefster en daar mogelijk ook bij in de buurt is geweest in de nacht van de overval, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat het verdachte was die samen met een of meerdere mededaders in de woning is geweest.

De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

Feit 5 en feit 6: opzettelijk aanwezig/voorhanden hebben MDMA-pillen en Cobra’s in de periode 1 tot en met 4 november 2024 te ’s-Hertogenbosch.

Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat verdachte op 1 november 2024 samen met medeverdachte [medeverdachte 2] doende is geweest diverse goederen in de [adres 3] die door [medeverdachte 2] werd gehuurd, op te bergen. Bij de doorzoeking van de [adres 3] op 4 november 2024 werden onder andere zakken met MDMA-pillen en 32 Cobra’s aangetroffen. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het aanwezig/voorhanden hebben van de MDMA-pillen en Cobra’s is vaststelling van wetenschap en beschikkingsmacht van verdachte vereist. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tassen en dozen waarmee verdachte op de beelden van de bewakingscamera van de [adres 3] is te zien.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 en feit 6 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

T.a.v. feit 1:

op 7 oktober 2024 te ’s-Hertogenbosch,

tezamen en in vereniging met anderen,

een personenauto (merk Toyota, type Yaris) en de zich daarin bevindende goederen, waaronder in ieder geval begrepen: sigaretten, vapes, een rijbewijs en een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer 1] of diens zus, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door voornoemde [slachtoffer 1]

- meermalen te slaan, tegen het hoofd en/of het lichaam

- meermalen te schoppen, tegen het hoofd en/of het lichaam en

- meermalen een schok toe te dienen met een taser, op het been en/of het lichaam.

T.a.v. feit 2:

op 28 september 2024 te Heusden, omstreeks 04.15 uur,

gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,

tezamen en in vereniging met anderen,

uit de woning gelegen aan de [adres 2] aldaar,

een portemonnee met geld en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 2] ,

heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door

-die [slachtoffer 2] bij de schouder vast te pakken en

-de (trouw) ring van de hand van die [slachtoffer 2] te trekken en

-die [slachtoffer 2] te gebieden op haar bed te gaan zitten,

waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

T.a.v. feit 3:

op 25 oktober 24 te 's-Hertogenbosch, omstreeks 00.45 uur,

tezamen en in vereniging met een ander

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

uit een woning gelegen aan de [adres 7] aldaar,

geld en/of goederen van verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen

en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goed/goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak

-zich naar die woning hebben begeven en

-een voorwerp in het slot van de voordeur van die woning hebben ingebracht, ten einde dit slot te forceren en

-de poort van die woning hebben geforceerd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de eis moet worden gematigd gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De ernst van de feiten.

Verdachte is samen met de medeverdachten betrokken geweest bij een overval in het holst van de nacht in de woning van een hoogbejaard slachtoffer van destijds 92 jaar oud. Het slachtoffer is, terwijl zij lag te slapen in haar woning - bij uitstek de plaats waar zij veilig hoorde te zijn - geconfronteerd met vijf gemaskerde mannen die haar kostbare goederen kwamen halen en die er niet voor terugdeinsden geweld jegens haar te gebruiken. Een van de verdachten heeft de ringen van de vingers van het slachtoffer getrokken waardoor zij letsel heeft bekomen. Het met vijf man ’s nachts overvallen van een alleenstaande hoogbejaarde vrouw getuigt van een grenzeloze geweten- en respectloosheid. Voor iedereen is kenbaar hoe kwetsbaar iemand van die leeftijd is en wat de impact van een nachtelijke overval is. Verdachten hebben zich hier niets van aangetrokken, sterker nog, zij hebben dit adres doelbewust om die reden uitgezocht. Het slachtoffer heeft in haar vordering benadeelde partij de gevolgen van het feit toegelicht. Zij is invoelbaar erg geschrokken en boos. De weggenomen goederen hadden een grote materiële maar ook immateriële waarde voor het slachtoffer. Zij is onder andere bestolen van een ring van haar onlangs overleden echtgenoot. Dergelijke goederen zijn gelet op hun emotionele waarde onvervangbaar. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door puur eigenbelang en financieel gewin, zonder stil te staan bij de psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer. Verder brengen dit soort strafbare feiten ook meer in het algemeen in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Hoezeer de maatschappij door dit soort feiten wordt geraakt blijkt ook uit de grote media-aandacht die hier steeds voor is.

Verdachte heeft zich een ruime week later met grotendeels dezelfde medeverdachten schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewelddadige beroving van een vapeverkoper. Hierbij was sprake van een vooropgezet plan om het slachtoffer in de val te lokken. Een van de mededaders van verdachte heeft zich tegenover het slachtoffer voorgedaan als eigenaar van een Turkse supermarkt en heeft met hem in Rosmalen afgesproken. Daarna is het slachtoffer door drie mededaders meegelokt naar een tweede locatie waar hij door verdachte en vier medeverdachten werd opgewacht. Het slachtoffer is vervolgens geslagen, geschopt en getaserd. Er is door de groep fors geweld gebruikt, terwijl de getalsmatige overmacht alleen al indrukwekkend was. Daarna is het slachtoffer beroofd van zijn handelswaar (vapes en sigaretten), van zijn auto en zich daarin bevindende goederen.

Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige (psychische) gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat hier in dit concrete geval ook sprake van is blijkt uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer die bij zijn vordering is gevoegd. Behalve het lichamelijke letsel waarvoor het slachtoffer zich onder behandeling heeft moeten laten stellen en waar hij nog steeds last van ondervindt, is sprake van een grote psychische impact. Het slachtoffer heeft last van slapeloosheid, paniekaanvallen en een voortdurend gevoel van onveiligheid. Daarnaast veroorzaken feiten als het onderhavige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.

Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich daarna schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een nachtelijke poging tot inbraak in een woning. Ook hier was het beoogde slachtoffer een dame op leeftijd en was verdachte zich hiervan bewust. De rechtbank leidt hieruit af dat er bij verdachte en de medeverdachten sprake is van een doelbewust patroon waarbij bejaarde en dus kwetsbare mensen als slachtoffer worden uitgekozen. Ook hieruit blijkt een grote mate van geweten- en respectloosheid.

De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.

De persoon van verdachte.

Uit het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat hij in het verleden meermalen is veroordeeld voor diverse vermogensdelicten en geweldsfeiten. Verdachte is laatstelijk op 20 juli 2021 door het Gerechtshof

’s-Hertogenbosch tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld.

Bij de woningoverval, de beroving en de poging inbraak heeft verdachte steeds samengewerkt met overwegend dezelfde personen. Dat verdachte er een gewoonte van lijkt te maken met dezelfde anderen op boevenpad te gaan is een kwalijk patroon en dat neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.

Van persoonlijke omstandigheden die strafmatigend zouden moeten werken is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn daartoe naar het oordeel van de rechtbank en afgezet tegen de ernst van de feiten, onvoldoende zwaarwegend.

De op te leggen straf.

De rechtbank is van oordeel dat voor de onderhavige feiten slechts een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf als een passende bestraffing kan gelden. De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS. Met betrekking tot de beroving van de vapeverkoper heeft te gelden dat sprake is van meerdere deels toepasselijke oriëntatiepunten (straatroof, overval ‘winkel’ en autodiefstal). In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de planmatigheid waarmee verdachte en zijn medeverdachten te werk zijn gegaan, met het georganiseerd optreden in een grote dadergroep, het uitkiezen van kwetsbare slachtoffers, het gebruikte geweld, de hiervoor beschreven ernst van de feiten en met de impact hiervan op de slachtoffers. De rechtbank hanteert in deze zaak dan ook als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar voor de woningoverval, van 18 maanden voor de beroving en van 6 maanden voor de poging tot woninginbraak. Verder houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat er sprake is van recidive. Tot slot weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte in de aanloop naar de beroving een organiserende rol heeft gehad en dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven.

Al met al acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank legt daarmee een lagere gevangenisstraf op dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, omdat zij haar eigen uitgangspunten hanteert en tot een andere bewezenverklaring komt en van oordeel is dat de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking komt met de opgelegde gevangenisstraf.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod op te leggen zoals door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is verzocht.

Voorlopige hechtenis.

Door de raadsman is verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen bij einduitspraak. Gelet op de straf die aan verdachte wordt opgelegd wijst de rechtbank dit verzoek af.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.887,81 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 4.500,00 aan immateriële schadevergoeding. Daarnaast wordt in verband met de mogelijkheid van instellen van hoger beroep een bedrag van € 100.000,00 vanwege het ontbreken van een eindtoestand gevorderd. Gevraagd wordt om verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schade tot een bedrag van € 11.387,81 euro (€ 6.887,81 euro materieel en € 4.500,00 immaterieel) toewijsbaar is, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijk. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden wegens de door de verdediging bepleitte vrijspraak. Subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat met betrekking tot de materiële schade enkel de kosten van de aanvraag van een nieuw paspoort voor vergoeding in aanmerking komen. De overige materiële schade is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden gematigd.

Beoordeling.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit waarop de vordering betrekking heeft, heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Immateriële schade.

De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen waar hij blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring nog steeds last van heeft.

De aard en de ernst van de normschending (een geplande beroving met fors geweld) brengen daarnaast naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. In de onderbouwing van de vordering wordt ten aanzien van de nadelige gevolgen vermeld dat de benadeelde partij onder meer last heeft van slapeloosheid, paniekaanvallen en een voortdurend gevoel van onveiligheid. De benadeelde partij heeft zich hiervoor tot een psycholoog gewend.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat er grondslag bestaat voor het toekennen van een schadevergoeding wegens immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van

€ 3.500,00.

Materiële schade.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde materiële schadeposten, met uitzondering van de kosten voor de vervanging van het kunstgebit, toewijsbaar. Van deze schade staat vast dat zij door het gepleegde feit zijn veroorzaakt terwijl ook de hoogte ervan voldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt deze onderbouwing voor de schadepost ‘kunstgebit’ zodat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaard zal worden.

Verhoging met € 100.000,00

De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft verzocht dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering afgewezen moet worden nu de benadeelde partij niet heeft voldaan aan zijn stelplicht dat deze toekomstige schade zich zal voordoen noch waar deze uit zou (kunnen) bestaan.

Hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Conclusie.

De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen in de als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, inhoudende:

-een immateriële schadevergoeding van € 3.500,00 en

-een materiële schadevergoeding van € 6.211,41,

vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank wijst af de verhoging van € 100.000,00 aan toekomstige schade. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte en zijn mededaders meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.450,00 aan materiële schadevergoeding. Gevraagd wordt om verdachte te veroordelen tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijk.

Het standpunt van de verdediging.

Door de raadsman is primair niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit waarop de vordering betrekking heeft, heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij (door diefstal van haar auto) en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte en zijn mededaders meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.889,50 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Gevraagd wordt om verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht toewijsbaar een bedrag van € 6.889,50 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijk.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk verklaard moet worden wegens de door de verdediging bepleitte vrijspraak. Subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat de post ‘sieraden’ onvoldoende is onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Ten aanzien van de overige posten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit waarop de vordering betrekking heeft, heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Immateriële schade.

De aard en de ernst van de normschending (een woningoverval met geweld gedurende de nacht) brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen, zodat grondslag bestaat voor het toekennen van een schadevergoeding wegens immateriële schade. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag van € 3.000,00.

Materiële schade.

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering: de posten ‘vervanging sloten’, ‘contanten’ en ‘nieuw identiteitsbewijs’. Daarmee komt een bedrag van € 889,50 voor toewijzing in aanmerking.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post ‘sieraden’. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen

of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht aangezien onderbouwing daarvan (bewijstukken) ontbreekt. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Conclusie.

De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen in de als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, inhoudende:

-een immateriële schadevergoeding van € 3.000,00 en

-een materiële schadevergoeding van € 889,50,

vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aan verdachte en zijn mededaders meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid dan wel tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c 36f, 45, 47, 57, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

T.a.v. feit 2:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

T.a.v. feit 3:

medeplegen van een poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen en maatregelen:

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:

Een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1:

Legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag van 9.711,41 euro.

Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 83 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Voormeld bedrag bestaat uit 6.211,41 euro materiële schade en 3.500,00 euro immateriële schade.

De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 9.711,41 euro, bestaande 6.211,41 euro materiële schade en 3.500,00 euro immateriële schade.

De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Wijst de vordering voor zover het de verhoging van 100.000,00 euro betreft af.

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

T.a.v. feit 1:

Legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] van een bedrag van 4.450,00 euro.

Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 54 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.

De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van 4.450,00 euro, bestaande uit materiële schade.

De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

T.a.v. feit 2:

Legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 3.889,50 euro.

Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 48 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Voormeld bedrag bestaat uit 889,50 euro materiële schade en 3.000,00 euro immateriële schade.

De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 3.889,50 euro, bestaande uit 889,50 euro materiële schade en 3.000,00 euro immateriële schade.

De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Beslag

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

1. STK GSM, goednummer G832948;

1. STK GSM, goednummer G2258433;

1. STK Schroevendraaier, goednummer G2270118;

1. STK Muts, goednummer G2270121.

Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

1. STK Stroomstootwapen, goednummer G2270123;

1. STK Stroomstootwapen, goednummer G2270145;

Teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:

1. stk GSM, goednummer G832949;

1. stk GSM, goednummer G832950;

1. stk GSM, goednummer G832951;

1. stk GSM, goednummer G8325951,

aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: B. Josipovic.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. E. Boersma, voorzitter,

mr. F. van Buchem en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,

in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,

en is uitgesproken op 9 juli 2025.