Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:4823

Op 31 July 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01/277282-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:4823. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01/277282-24
Datum uitspraak:
31 July 2025
Datum publicatie:
30 July 2025

Indicatie

Gevangenisstraf van 7 jaren met aftrek.

Bewezenverklaring voor Opiumwet-feiten (o.a. (recent) handel in ca. 95 kilogram amfetamineolie, voorbereidingshandelingen t.z.v. in- en uitvoer van harddrugs, handel in en vervoer van cocaïne, methamfetamine, amfetamine en MDMA, voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de handel en vervoer en invoer van voornoemde drugs) en witwassen van in totaal ca. 135.000 euro.

Afwijzing vordering tot opleggen 38v-maatregel (locatieverbod), o.a. gelet op mogelijkheden VI.

Verbeurdverklaring inbeslaggenomen geld en iPhone.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01-277282-24

Datum uitspraak: 31 juli 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,

wonende te [woonplaats]

thans gedetineerd te: Justitieel Complex Schiphol.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2024, 28 februari 2025, 9 mei 2025 en 17 juli 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

1
De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 november 2024.

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is opgenomen, zoals deze tijdens de pro forma-zitting op 6 december 2024 op vordering van de officieren van justitie is gewijzigd en vervolgens gedeeltelijk is aangepast tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 17 juli 2025. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

2
De formele voorvragen.

De verdediging heeft een preliminair verweer gevoerd. Dit preliminair verweer richt zich tegen de dagvaarding en meer specifiek op de handelingen ten laste gelegd onder feit 2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding op dit punt onvoldoende verfeitelijkt en daarmee onvoldoende duidelijk is. Om die reden moet volgens de verdediging nietigheid van de dagvaarding volgen voor het onder 2 ten laste gelegde.

De rechtbank is - met de officieren van justitie - van oordeel dat de tenlastelegging moet worden beoordeeld in samenhang met de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting

is besproken. De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging de pleegperiode, de pleegplaats en de beweerdelijk gepleegde overtredingen van de Opiumwet die zien op harddrugs, duidelijk zijn weergegeven. Indien de tenlastelegging wordt gelezen in samenhang met de zaaksdossier Ina, is voldoende duidelijk welke gedragingen verdachte worden verweten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 voldoende duidelijk is en dat het (nietigheids)verweer moet worden verworpen.

De dagvaarding is dus geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3
Bewijs.
3.1

Het standpunt van de officieren van justitie.

De officieren van justitie hebben zich – onder verwijzing naar het schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

3.2

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft op de in de pleitnota genoemde gronden integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.

3.3

Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan elk van de zes ten laste gelegde feiten. Dat volgt uit de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen. Hierna zal de rechtbank nog een aantal bijzondere overwegingen wijden aan het bewijs.

De bewijsoverwegingen.

3.3.1. -

Feit 1

3.3.1.1. Inleiding

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.

Op 29 augustus 2024 voerde de politie een ondermijningsactie uit in het gebied Oud-Woensel in Eindhoven. Op enig moment zagen zij dat een bestelbus, een Volkswagen Caddy, naar de achterzijde van [horecazaak] reed. Dit betreft een horecazaak die is gelegen aan de [straat] . Op een later moment parkeerde een tweede voertuig, een Opel Vivaro, naast de Volkswagen Caddy. Vervolgens is gezien dat de laadruimtes van beide voertuigen werden geopend en dat er goederen werden overgeladen vanuit de Volkswagen Caddy in de Opel Vivaro. Naar aanleiding hiervan besloot de politie over te gaan tot handelen. Zij troffen in de laadruimte van de Opel Vivaro vier jerrycans aan. Deze jerrycans waren gevuld met een vloeistof. Het NFI heeft deze vloeistof onderzocht en geconcludeerd dat dit amfetamineolie betrof, een vloeistof waarin amfetamine is aangetroffen.

Op het moment dat de overdracht van de jerrycans achter [horecazaak] plaatsvond was verdachte in deze zaak aanwezig. Hij was hier met een persoon die de overdracht van de jerrycans fysiek heeft uitgevoerd. Er zijn meerdere camerabeelden van [horecazaak] beschikbaar, welke door de politie zijn uitgekeken en beschreven. Op deze beelden is (onder meer) te zien dat verdachte twee telefoons bij zich had en daarmee in de weer was, waaronder een rood uitziende telefoon.

3.3.1.2. De gebruiker van de iPhone 12 Mini In de keuken van [horecazaak] werd door de politie een zwarte en een rode iPhone aangetroffen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de rode iPhone. Hieruit blijkt het volgende. De gebruiker van deze telefoon met het nummer '+ [telefoonnummer] ( [bijnaam 1] )' voert een gesprek met ' [bijnaam 2] '. Uit het gesprek blijkt dat er een bus moet worden neergezet op een vooraf afgesproken plek. Er wordt tevens afgesproken dat de sleutel van de betreffende bus afgegeven zal worden. Op de camerabeelden van [horecazaak] is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] een bestelbus (Volkswagen Caddy) achterlaat achter de [horecazaak] en de sleutel afgeeft aan een persoon die in de achteringang van deze zaak staat. De persoon die de sleutel krijgt gaat de [horecazaak] in en legt een op een sleutel gelijkend voorwerp voor verdachte neer op de tafel waar hij aan zit.

[bijnaam 1] krijgt om 16:51 uur een spraakoproep binnen. Op de camerabeelden van [horecazaak] is te zien dat verdachte om 16:52 uur de rode iPhone 12 Mini naar zijn oor brengt en kennelijk een telefoongesprek voert.

Er heeft daarnaast ook communicatie tussen [bijnaam 1] en ' [bijnaam 3] ' plaatsgevonden. Hieruit volgt dat er is afgesproken bij een restaurant. Om 17:17 uur geeft ' [bijnaam 3] ' aan dat hij de straat in rijdt. Om 17:20 uur geeft gebruiker aan dat hij hem ziet. Op de camerabeelden van [horecazaak] is te zien dat om 17:20 uur de bestelbus (Opel Vivaro) door [persoon 1] geparkeerd wordt ter hoogte van [horecazaak] . Hij stapt uit en gaat vervolgens [horecazaak] binnen en maakt contact met verdachte.

Uit het voorgaande blijkt dat de inhoud van de chatberichten exact aansluit bij hetgeen op de camerabeelden te zien is. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de gebruiker van de rode iPhone 12 Mini, met telefoonnummer + [telefoonnummer] , is geweest.

Het aspect rechtmatigheid van de bewijsgaring bij het onderzoek van de telefoon, i.e.: onderzoek zonder voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris, wordt hierna besproken bij feit 2. De rechtbank verwijst hiernaar, aangezien ook voor het bewijs van feit 1 geput is uit het onderzoek van de telefoon.

3.3.1.3. De rol van verdachte

Uit de inhoud van de chatberichten van de rode iPhone 12 Mini en de camerabeelden van de [horecazaak] komt naar voren dat verdachte actief betrokken was bij de overdracht van de in de Opel Vivaro aangetroffen amfetamine(olie). Sterker nog, verdachte heeft hierin een centrale en coördinerende rol gehad waarbij hij aan zijn zijde twee personen heeft aangestuurd, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Uit de chatberichten blijkt onder andere dat verdachte contact had met zowel [persoon 1] als [medeverdachte 1] . Met [medeverdachte 1] over het achterlaten van de Volkswagen Caddy achter de [horecazaak] , waarin de jerrycans met amfetamineolie eerst zaten en met [persoon 1] over de overdracht van deze olie op 29 augustus 2024. Op de beelden is bovendien te zien dat verdachte de sleutel van de Volkswagen Caddy aan [persoon 1] gaf en hierbij naar de achterzijde van het pand wees. Daar zijn vervolgens de jerrycans door [persoon 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] overgeladen van de Volkswagen Caddy naar de Opel Vivaro. In het pand is tevens door [persoon 1] een tas met geld aan verdachte gegeven. Na de overdracht van de jerrycans is de sleutel van de Volkswagen Caddy vervolgens bij verdachte op tafel gelegd.

3.3.1.4. Medeplegen

De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Uit bovenstaande blijkt dat naast verdachte ook andere personen rechtstreekse betrokkenheid hebben gehad bij de overdracht van de amfetamine(olie) aan [persoon 1] . Gelet op de chatberichten en de op de beelden waargenomen handelingen van de verschillende personen is tussen hen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.

3.3.1.5. Is het amfetamine?

Door de verdediging is aangevoerd dat de aangetroffen (met)amfetamineolie geen eindproduct is en buiten de reikwijdte van Lijst 1 van de Opiumwet zou vallen. Door het NFI is geen haltebepaling gedaan.

De rechtbank stelt op basis van het NFI-rapport vast dat er in de onderzochte amfetamineolie amfetamine is aangetoond. Er is geen reden aan te nemen dat het zou gaan om een (zeer) laag gehalte aan amfetamine: het rapport vermeldt er niets over en ook de andere bewijsmiddelen geven geen enkele aanleiding dit aan te nemen. De verdachte heeft geen verklaring in die richting afgelegd en de verdediging heeft voorafgaand aan de zitting niet verzocht de veilig gestelde monsters op dit punt nader te laten onderzoeken.

Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat de aangetroffen vloeistoffen in de jerrycans amfetamine bevatten, en amfetamine is een middel dat is vermeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.3.1.6. Conclusie

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder onder 4 weergeven.

3.3.2. -

Feit 2

3.3.2.1. Vormverzuim

De raadslieden hebben zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat vanwege een vormverzuim de onderzochte gegevens op de iPhone 12 Mini moeten worden uitgesloten van het bewijs. Er is geen machtiging door de rechter-commissaris afgegeven voor het doen van onderzoek aan de telefoon op de wijze zoals dat in deze zaak is gebeurd. Dit is een ernstig en onherstelbaar vormverzuim, aldus de verdediging.

De rechtbank stelt voorop dat indien onderzoek naar gegevens op een elektronische gegevensdrager een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met zich brengt, voorafgaande toestemming van een rechterlijke instantie of onafhankelijk bestuursorgaan is vereist (vgl. de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder: HvJ EU) van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:830; de zaak Landeck). Daarbij geldt dat een officier van justitie niet als een ‘onafhankelijk bestuursorgaan’ wordt aangemerkt (vgl. HvJ EU 2 februari 2021, ECLI:EU:C:2021:152; de zaak Prokuratuur).

In het licht van deze rechtspraak moet het er – voor de toepassing van de algemene bevoegdheden van opsporingsambtenaren – voor worden gehouden dat van een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer al geen sprake meer is als op voorhand is te voorzien dat door het onderzoek aan een smartphone (of andere elektronische gegevensdrager of geautomatiseerd werk) inzicht wordt verkregen in verkeers- en locatiegegevens, maar ook in andersoortige gegevens (zoals foto’s, de browsergeschiedenis, de inhoud van via die smartphone uitgewisselde communicatie, en gevoelige gegevens). Als politie en justitie in zo’n geval onderzoek willen verrichten aan in beslag genomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken, is voor dat onderzoek – behalve in spoedeisende gevallen – een voorafgaande toetsing door de rechter-commissaris vereist (vgl. HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409).

In deze strafzaak zijn de in beslag genomen telefoons van verdachte onderzocht, zonder dat daarvoor voorafgaand machtiging was verleend door de rechter-commissaris of (tenminste) een vordering daartoe was gedaan bij de rechter-commissaris, terwijl dit op grond van latere rechtspraak, en terugkijkend, wel vereist was. Immers, het onderzoek naar de gegevens op de mobiele telefoons van verdachte is zo verstrekkend geweest dat te voorzien was dat een meer dan beperkte inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer zou worden gemaakt.

Ten tijde van deze onderzoeken was het arrest van de Hoge Raad dat de huidige, strikte, kaders geeft nog niet gewezen. De rechtbank stelt vast dat er bij de nadere onderzoeken, beoordeeld naar huidig recht, sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.

Bij de vraag welke reactie daarop passend is, sluit de rechtbank aan bij de afwegingen en conclusie die het gerechtshof Amsterdam heeft gegeven in zijn arrest van 4 juli 2025 (ECLI:NL:GHAMS:2025:1735). De rechtbank neemt deze over, zodat de rechtbank kan volstaan met de enkele constatering van het onherstelbaar vormverzuim zonder daar verdere rechtsgevolgen aan te verbinden.

3.3.2.2. Signal-gesprekken

In de door de politie doorzochte telefoon van verdachte (de rode iPhone 12 Mini met telefoonnummer + [telefoonnummer] ) zijn via Signal diverse chatgesprekken met (onbekend gebleven) personen gevoerd. De politie duidt deze berichtenwisselingen als drugsgerelateerde gesprekken. De politie wijst daarbij op het gebruik van afkortingen en/of bijnamen die ook in veel andere strafrechtelijke onderzoeken worden gebruikt voor bepaalde harddrugs, maar ook voor grondstoffen en precursoren voor de productie van synthetische drugs.

Van de zijde van verdachte is geen enkele nadere duiding gegeven aan de inhoud/betekenis van de op zijn telefoon gevonden chatgesprekken. Bij het voorhouden van de gesprekken ter terechtzitting heeft verdachte zich uitsluitend beroepen op zijn zwijgrecht.

Gelet op de inhoud van de chatgesprekken, waaronder de in deze chatgesprekken verstuurde foto’s, de termen die in deze chatgesprekken worden gebruikt om stoffen aan te duiden (onder meer “cola”, “champi”, “a olie”, “blokken”, “M”, “fos”, “mier”, “mono” en “aceton”) en de daarbij genoemde - met harddrugs en grondstoffen corresponderende - prijzen, alsmede de door verbalisanten gegeven interpretatie van de gevoerde gesprekken en het feit dat de rechtbank ambtshalve ermee bekend is dat voornoemde termen worden gebruikt om harddrugs en precursoren aan te duiden, kunnen de chatgesprekken niet anders worden uitgelegd dan dat deze (hoofdzakelijk) gaan over (de handel in) harddrugs, namelijk cocaïne, amfetamine, methamfetamine en MDMA.

3.3.2.3. Conclusie

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, op de wijze zoals hieronder onder 4 weergeven.

3.3.3. -

Feit 4 en feit 5 (witwassen)

3.3.3.1. Feiten en omstandigheden

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.

Op 17 oktober 2022 is de woning van verdachte, gelegen aan de [straat ] in [plaats 2] , door de politie doorzocht. In een stofzuiger werd onder/achter de stofzuigerzak een stapel bankbiljetten aangetroffen. Het ging om een bedrag van 9.800,00 euro. In de achtertuin van het perceel aan de [straat ] – gelegen onder/nabij het balkon van verdachte – trof de politie een laptoptas aan met daarin 121.700,00 euro. Op 29 augustus 2024 werd verdachte na zijn aanhouding gefouilleerd. De politie trof in de onderbroek van verdachte een contant geldbedrag van 3.372,85 euro aan.

3.3.3.2. Beoordelingskader witwassen

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, opgenomen in de delictsomschrijvingen van de artikelen 420bis en 420quater, eerste lid, onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffend geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor deze wetsartikelen vereist dat vaststaat dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.

Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag.

Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.

De rechtbank zal de onderhavige verwijten aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.

3.3.3.3. Vermoeden van witwassen

Uit het dossier rijst het vermoeden dat verdachte zich gedurende lange tijd bezig heeft gehouden met de (voorbereiding en bevordering van) grootschalige productie van en handel in harddrugs, zoals cocaïne, amfetamine, methamfetamine en MDMA. Dit leidt tot het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van de aangetroffen geldbedragen.

De wijze waarop de verschillende geldbedragen zijn aangetroffen, draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan het vermoeden van witwassen. Immers, de laptoptas en de daarin aanwezige bankbiljetten lagen in een tuin onder het balkon van verdachte. The Maastricht Forensic Institute (TMFI) heeft hier forensisch DNA-onderzoek naar verricht. Hieruit is naar voren gekomen dat een DNA-mengprofiel is aangetroffen op het handvat van de laptoptas dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. Daarnaast is op een elastiek behorende bij een stapel bankbiljetten het DNA-hoofdprofiel van verdachte aangetroffen, met een matchkans die kleiner is dan één op één miljard. Hieruit leidt de rechtbank af, anders dan namens verdachte bij pleidooi naar voren is gebracht, dat de laptoptas en de daarin aanwezige bankbiljetten aan verdachte toebehoorden. De rechtbank is verder van oordeel dat het zeer ongebruikelijk is dat iemand een bedrag van 9.800 euro in contanten in een stofzuiger onder/achter een stofzuigerzak opbergt. Ook ten aanzien van dit geldbedrag stelt de rechtbank vast dat het aan verdachte toebehoorde, omdat het geldbedrag doelbewust achter de stofzuigerzak zat verstopt in een stofzuiger in de woning van verdachte. Het feit dat hij wellicht zelf niet zou kunnen stofzuigen, doet daar niets aan af. Wat betreft de 3.372,85 euro geldt dat de politie heeft waargenomen dat verdachte dit in zijn onderbroek verstopte op het politiebureau. Ook dat is een aanwijzing dat dit geldbedrag geen legale herkomst had.

Ook overweegt de rechtbank dat het totaal aangetroffen geldbedrag niet in verhouding staat tot het bij de Belastingdienst en Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) bekende legale inkomen en/of vermogen van verdachte over de periode januari 2018 tot en met december 2023.

Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen die de verdachte voorhanden heeft gehad, te weten in totaal ruim 135.000,00 euro - onmiddellijk of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat van verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring mag worden verlangd over de herkomst van dat geld.

3.3.3.4. Verklaring herkomst geld

Verdachte heeft zich tegenover bovenstaand vermoeden telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Pas in een laat stadium, namelijk ter terechtzitting, heeft verdachte verklaard dat hij het geldbedrag van 3.372,85 euro van iemand had geleend. Echter heeft hij niet willen antwoorden op de vraag van wie hij het geld geleend zou hebben. Hiermee is deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en niet verifieerbaar. Ten aanzien van de andere geldbedragen heeft verdachte geen enkele verklaring afgelegd. Van een verklaring die voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet hoogst onwaarschijnlijk is, is dus geen sprake. Het vermoeden van witwassen is daarmee niet ontkracht.

3.3.3.5. Voorwaardelijk verzoek

De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van twee personen die aanwezig waren in de woning van verdachte tijdens de doorzoeking op 17 oktober 2022, te weten [persoon 2] en [persoon 3] . Zij zouden een verklaring kunnen geven over de herkomst van het geld dat in de stofzuiger is gevonden.

Gelet op het feit dat verdachte geen afdoende verklaring voor de herkomst van het geldbedrag heeft gegeven, zoals hierboven benoemd, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.

3.3.3.6. ‘Verhullen en verbergen’ in de zin van 420bis, lid 1, onder a Sr

Het geldbedrag van 121.700,00 euro zat in een laptoptas en is kennelijk vanaf het balkon van de woning van verdachte naar buiten gegooid voordat de politie de doorzoeking kon uitvoeren.

Het geldbedrag van 9.800,00 euro zat verstopt in een stofzuiger achter de stofzuigerzak.

Het geldbedrag van 3.372,85 euro zat verstopt in de onderbroek van verdachte. De politie zag dat verdachte handelingen verrichte bij zijn broeksband en onderbroek en dat hij daarmee stopte op het moment dat politieambtenaren in zijn richting keken.

Deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank kennelijk gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze geldbedragen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.

3.3.3.7. Medeplegen

In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat verdachte bij de witwashandelingen heeft samengewerkt met anderen of dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, zodat voor medeplegen geen bewijs aanwezig is. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

3.3.3.8. Conclusie

De rechtbank acht het onder 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 4 weergeven.

3.3.4. -

Feit 3 en 6

3.3.4.1. Inbrengen van nieuwe stukken

De rechtbank stelt vast dat de verdediging tijdens de behandeling ter terechtzitting bij pleidooi heeft verwezen naar stukken (namelijk chatberichten van de onderzochte database) die eerder niet aan het dossier waren toegevoegd en waarvan de officieren van justitie en de rechtbank voorafgaand aan de zitting geen kennis hadden kunnen nemen.

Die handelswijze strookt niet met de eerder door de rechtbank aangegeven procedure, waarbij eventuele aanvullende stukken tijdig en met een toelichting konden worden ingebracht door de verdediging. Het - zeker binnen dergelijke kaders - tijdig overleggen van stukken behoort tot de beginselen van een behoorlijke procesorde, zodat alle procesdeelnemers zich op de inhoud daarvan kunnen voorbereiden en de behandeling ter terechtzitting op adequate wijze kan verlopen.

De rechtbank acht het ongewenst dat de stukken pas bij pleidooi worden ingebracht en wijst erop dat de verdediging in beginsel gehouden is dergelijke stukken tijdig te overleggen. Daarmee heeft de verdediging in strijd gehandeld met de beginselen van een behoorlijke procesorde.

Desalniettemin heeft de rechtbank kennisgenomen van de stukken en deze betrokken bij de beoordeling van de zaak, mede gelet op het belang van verdachte.

De rechtbank merkt wel op dat indien in de toekomst stukken op deze wijze en in dit late stadium worden ingediend, de kans bestaat dat deze stukken niet worden betrokken bij de beoordeling van de strafzaak.

3.3.4.2. Identificatie

Door de verdediging is aangevoerd dat de betreffende accounts door meer dan één persoon zijn gebruikt. Verdachte heeft, als enige inhoudelijke verklaring over de verdenkingen, ter zitting een schriftelijke verklaring voorgelezen met die strekking. De rechtbank zal eerst in algemene bewoordingen ingaan op de weging van de betrouwbaarheid van verklaringen.

Een verklaring wint in zijn algemeenheid aan geloofwaardigheid als deze toetsbaar is, vroeg in de procedure wordt afgelegd en de inhoud ervan wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft in deze strafzaak zich in essentie steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Voor zover hij iets heeft verklaard, is de verklaring op geen enkele wijze verifieerbaar. Daarbij valt op dat verdachte een vooraf schriftelijk opgestelde korte verklaring voorlas en bij nadere vragen, ook op dit punt, zich uitsluitend heeft beroepen op zijn zwijgrecht.

Uit de feitelijke inhoud van de berichten in deze zaak volgt dat niet zelden werd gecommuniceerd over ernstige vormen van criminaliteit. De gebruikers van PGP-accounts gingen, juist ook vanwege de gevoeligheid van de zaken waarover werd gesproken, in zijn algemeenheid uit van de identiteit van de andere gebruiker zoals zij die kenden. Dat is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Dit sluit in zijn algemeenheid ook uit dat PGP- accounts door meerdere personen werden gebruikt. Een enkele maal werd in dit geval, wanneer wel twijfel bestond over de identiteit van de gebruiker van de accounts die aan verdachte worden toegeschreven, door die gebruiker (in min of meer bedekte termen) uitgelegd wie de hij was; (zie bijv. onderzoek Aventurijn, p. 291: “Eindhoven”, “Ik ben rolstoel”, “weet je het nu”). Maar soms werd ook door de gebruiker een foto verzonden. Deze berichten dragen tevens in wezenlijke mate bij aan de identificatie van verdachte als gebruiker.

Er is geen direct fysiek contact (geluid/beeld) tussen de gebruikers van de PGP-accounts in deze zaak vastgesteld, zodat de deelnemers aan een geschreven gesprek ervan moesten kunnen uitgaan dat de andere gebruiker ook de persoon was voor wie de inhoud van een bericht bestemd was. Dat hierover in gesprekken die zien op de ten laste gelegde feiten geen onduidelijkheid bestond volgt in de (grote) meerderheid van die gesprekken al uit de inhoud daarvan. Daarnaast blijkt ook uit de inhoud van een deel van de gesprekken, die overduidelijk zien op het voorbereiden en uitvoeren van ernstige strafbare feiten, dat de inhoud van deze gesprekken alleen maar bestemd moet zijn geweest voor de beoogde, bij de verzender bekende, gebruiker van het andere account. Verder is te lezen - zie hierboven - dat eventuele (tijdelijke) onduidelijkheden ten aanzien van de persoon van een gebruiker expliciet werden aangestipt en snel werden opgelost.

De gebruikers van PGP-accounts gaven in de praktijk elke gebruiker van een account één naam, een bijnaam. Aan de PGP-accounts die in dit dossier aan verdachte zijn toegeschreven zijn door andere gebruikers van PGP-accounts veelal bijnamen gekozen die verwijzen naar (het gebruik van) een rolstoel. Verdachte zit in een rolstoel.

In geen van de gesprekken die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten is enige aanleiding om aan te nemen dat de gebruiker van dat account meer dan één persoon is geweest. Evenmin bestaat grond om te concluderen dat deze gesprekken door verschillende personen zijn gevoerd.

3.3.4.3. Tussenconclusie identificatie

Gelet hierop dient voor de rechtbank als uitgangspunt dat elk PGP-account - behoudens expliciet aanwijzingen voor het tegendeel - door één persoon werd gebruikt, en dat die gebruiker ook bekend was bij de andere partij(en) in een chat/conversatie.

De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid van de identificatie van verdachte als de gebruiker van de betreffende vier Encrochat-, Sky-ECC- en Anom-accounts. In deze zaak geldt dus dat de Encrochat-accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] , het Sky-ECC-account [accountnaam 3] en het Anom-account [accountnaam 4] zijn gebruikt door verdachte en dat er geen serieus te nemen aanwijzingen zijn dat een ander dan verdachte (steeds) de gebruiker van die accounts is geweest.

3.3.4.4. Inhoud van de chatgesprekken en rol van verdachte Op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het volgende oordeel ten aanzien van de onder 3 en 6 ten laste gelegde feiten. Gelet op het verband tussen deze feiten zien de navolgende bewijsoverwegingen op beide feiten.

De verdediging heeft ter terechtzitting verschillende specifieke verweren gevoerd met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de (voorbereiding en bevordering van) handel en het vervoer van harddrugs. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om op ieder afzonderlijk verweer punt voor punt in te gaan, omdat deze verweren in het licht van de inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier niet kunnen leiden tot een ander oordeel.

Gelet op de inhoud van de chatgesprekken, waaronder de in deze chatgesprekken verstuurde foto’s, de termen die in deze chatgesprekken worden gebruikt om stoffen aan te duiden (onder meer “colo”, “cola’’, “bollie”, “ice”, “blokken” en “M”) en de daarbij genoemde - met harddrugs corresponderende - prijzen, kunnen de chatberichten niet anders worden uitgelegd dan dat deze (mede) gaan over (de handel in) harddrugs, namelijk cocaïne, methamfetamine/amfetamine en MDMA. Het is de rechtbank uit eerdere Opiumwetzaken ambtshalve bekend dat in zaken betreffende de Opiumwet met “colo” over het algemeen cocaïne afkomstig uit Colombia en met “bollie” cocaïne afkomstig uit Bolivia wordt bedoeld, terwijl “ice” een aanduiding is voor methamfetamine, “M” voor MDMA en “a-olie” voor amfetamine-olie. Daarnaast wordt de term “blok” doorgaans gebruikt om een kilo (blok) cocaïne aan te duiden. Die uitleg bevindt zich ook in het proces-verbaal.

Uit de inhoud van de chatgesprekken, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt onmiskenbaar dat verdachte zich op indringende wijze en grote(re) schaal bezig heeft gehouden met de opzettelijke handel en vervoer van bovengenoemde harddrugs en ook de voorbereiding daarvan. Verdachte heeft telkens een belangrijke rol gehad en heeft nauw en bewust samengewerkt met de andere personen. Het is evident dat verdachte – anders dan de verdediging heeft gesteld – niet enkel “een doorgeefluik” is geweest. Uit de chatgesprekken komt naar voren dat verdachte aanstuurde, optrad als bemiddelaar tussen kopers en verkopers en onderhandelde over prijzen. Hiermee heeft verdachte een coördinerende rol gehad met betrekking tot de in de bewijsmiddelen omschreven en bewezenverklaarde strafbare feiten. De rechtbank overweegt derhalve dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij deze feiten.

3.3.4.5. Conclusie

De rechtbank acht het onder 3 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder onder 4 weergeven.

4
De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bijlage, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

Ten aanzien van feit 1:

op 29 augustus 2024 te Eindhoven

tezamen en in vereniging met anderen,

opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,

ongeveer 95 kilo van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

Ten aanzien van feit 2:

in de periode van 16 juli 2024 tot en met 29 augustus 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, amfetamine, methamfetamine en/of MDMA,

- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door

- gesprekken en/of onderhandelingen (prijzen en/of hoeveelheden van) te voeren over de verkrijging, inkoop, verkoop van verdovende middelen, chemicaliën, drugs(pre)precursoren zoals fosfor, caustic soda, mierenzuur, aceton,

- het voorhanden hebben en/of gebruikmaken van een telefoon,

- het voorhanden hebben van aantekeningen, notities die betrekking hebben op grondstoffen voor en productie van synthetische drugs;

Ten aanzien van feit 3:

in de periode van 1 maart 2020 tot en met 3 juni 2021 te Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en amfetamine en cocaïne en MDMA, zijnde methamfetamine en amfetamine en cocaïne en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

Ten aanzien van feit 4:

op 17 oktober 2022 te Eindhoven,

van voorwerpen, te weten hoeveelheden (contant)

geld,

te weten een bedrag van

€ 121.700,- (in een tas) en

€ 9.800,- (in een stofzuiger) )

(tot een totaalbedrag van ongeveer € 131.500-),

de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld,

terwijl hij, verdachte, wist dat voormelde voorwerpen

-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;

Ten aanzien van feit 5:

op 29 augustus 2024 te Eindhoven,

van een voorwerp, te weten een hoeveelheid (contant)

geld, (tot een totaalbedrag van ongeveer € 3372,52),de werkelijke aard en/of herkomst

heeft verborgen en/of verhuld,

terwijl hij, verdachte, wist,

dat voormeld voorwerp

-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;

Ten aanzien van feit 6:

in de periode van 1 maart 2020 tot en met 3 juni 2021 in Nederland,

(telkens)

tezamen en in vereniging met een of meer anderen,

om een feit als bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de

Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het

grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van

de Opiumwet, van een of meer hoeveelheden cocaïne, methamfetamine, amfetamine, MDMA, zijnde cocaïne, methamfetamine, amfetamine, MDMA een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,

voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen

plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om

daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen

en/of

zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het

plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen

en/of

voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen

voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of een of meer van zijn mededaders

wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot

het plegen van dat feit,

immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet

(telkens)

- middels een of meer cryptotelefoons (via de encrochat accounts

[accountnaam 1] @encrochats.com en/of via [accountnaam 2] @encrochat.com en/of

via SKY-ECC account [accountnaam 3] en/of via Anom account [accountnaam 5] ) met en/of

aan een of meer anderen gecommuniceerd

en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:

- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer

hoeveelheden methamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA,

- de aankoop, verkoop, mogelijkheden tot opslag en/of transport van een of

meer hoeveelheden methamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of

MDMA.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

5
De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van die feiten uitsluiten.

6
De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

7
Oplegging van straf.
7.1

De eis van de officieren van justitie.

De officieren van justitie hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot:

een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);

een locatieverbod voor de omgeving rondom de [straat] te [plaats 2] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex. artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van vijf jaren, met zeven dagen vervangende hechtenis bij iedere overtreding en een maximum van zes maanden.

Een kopie van de vordering van de officieren van justitie is aan dit vonnis gehecht.

7.2

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft bepleit, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komen, een gevangenisstraf op te leggen met een groot voorwaardelijk deel. De verdediging heeft betoogd dat de eis van de officieren van justitie (veel) te hoog is. Zij heeft daarnaast verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en met name in strafmatigende zin rekening te houden met de medische toestand van verdachte. Verder heeft de verdediging verzocht af te zien van het opleggen van een locatieverbod in de vorm van een 38v-maatregel. Mocht de rechtbank aanleiding zien om een locatieverbod op te leggen, dan zou dit kunnen worden gedaan in de vorm van een bijzondere voorwaarde.

7.3

Het oordeel van de rechtbank.

7.3.1.

Algemeen

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor min of meer vergelijke feiten zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn medische toestand.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.3.2.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft samen met anderen ongeveer 95 kilogram amfetamineolie vervoerd, afgeleverd en verkocht. Ook heeft hij zich gedurende ongeveer anderhalve maand met anderen bezig gehouden met het voorbereiden van een scala aan harddrugsmisdrijven. Zo wordt er in chatgesprekken gesproken over cocaïne, douane, Antwerpen, opzetters en kaaien. Het gaat dan ook om voorbereidingshandelingen die zien op (verlengde) in- en uitvoer van harddrugs.

Daarnaast heeft verdachte zich eerder in een periode van ruim vijftien maanden op grote schaal en op intensieve wijze samen met anderen bezig gehouden met de handel in en het vervoer van verdovende middelen, te weten cocaïne, methamfetamine, amfetamine en MDMA. Verdachte heeft in die periode ook voorbereidings- en bevorderingshandelingen getroffen voor de handel, het vervoer en de invoer van deze verdovende middelen. Verdachte stuurde deze processen aan, trad op als bemiddelaar en onderhandelde over prijzen. Dit duidt op een professionele en bedrijfsmatige handel in verdovende middelen, waarbij verdachte een aansturende en coördinerende rol vervulde. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.

Niet alleen heeft verdachte door zo te handelen het gebruik van drugs mogelijk gemaakt en een bijdrage geleverd aan alle onwenselijke effecten daarvan, ook heeft hij de maatschappij ondermijnd. De georganiseerde handel in verdovende middelen, en alle daarmee samenhangende en eruit voortvloeiende misdrijven, ontwrichten de maatschappij op vele vlakken.

Gebruikers van verdovende middelen veroorzaken diverse problemen, zoals vermogenscriminaliteit, overlast op straat en een extra druk op de gezondheidszorg. Deze problemen kunnen direct op het conto van de handelaren in verdovende middelen worden geschreven. Maar dat niet alleen. Handelaren, zeker als die opereren op de schaal als waarvan hier sprake is geweest, proberen doorgaans hun nering op allerlei manieren veilig te stellen en te verbergen. Corruptie, vuurwapengeweld en witwassen zijn het gevolg daarvan. Zo ook in deze zaak.

Verdachte heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan het witwassen van grote sommen geld, te weten in totaal ruim 135.000,00 euro. Door het witwassen heeft verdachte opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie willen onttrekken. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee schadelijk voor de samenleving.

7.3.3.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij al eerder, voor het laatst op 22 januari 2019, voor Opiumwet-feiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig maanden. Dat vonnis is nog niet onherroepelijk, maar de eerdere vervolging en voorlopige hechtenis in die zaak hebben verdachte er niet van weerhouden strafbare feiten te gaan plegen

Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de huidige medische toestand van verdachte. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte als gevolg van een dwarslaesie gehandicapt is en daarmee samenhangende gezondheidsklachten heeft. De rechtbank onderkent dat detentie voor verdachte, gelet op zijn lichamelijke beperkingen en medische toestand, zwaarder zal zijn dan voor de gemiddelde gedetineerde. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.

Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

7.3.4.

De op te leggen straf

Gelet op de ernst van de feiten en de schaal waarop deze plaatsvonden, kan met geen andere straf worden volstaan dan een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de enige passende vergelding en dient er vooral (ook) toe de ernst van de feiten te benadrukken. Door verdachte streng te bestraffen wil de rechtbank er eveneens voor zorgen dat hij in de toekomst niet opnieuw misdrijven zal plegen. Daarnaast dient deze gevangenisstraf als duidelijke waarschuwing voor anderen die overwegen om vergelijkbare feiten te plegen.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officieren van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.3.5. 38

v-maatregel

De rechtbank wijst de vordering van de officieren van justitie tot het opleggen van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht af. De rechtbank is van oordeel dat het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling meer dan voldoende mogelijkheden biedt voor het opleggen van het locatieverbod, mocht dat op dat moment nog noodzakelijk worden geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om ervan uit te gaan dat de voorwaarden bij een voorwaardelijke invrijheidstelling, indien al nodig na de opgelegde detentie, niet afdoende zouden zijn om het door de officieren van justitie boogde effect te bereiken. Tenslotte merkt de rechtbank op dat zij verwacht dat de aan verdachte opgelegde straf - en de twee straffen die mogelijk nog volgen in de strafzaken die nu nog in behandeling zijn bij het gerechtshof - een blijvend corrigerend effect zal/zullen hebben op het gedrag van verdachte.

8
Beslag.

In het dossier bevindt zich een beslaglijst met daarop drie geldbedragen van 3372,85 euro, 49.150,00 euro en 121.700,00 euro en een mobiele telefoon (iPhone). Dit geld en deze telefoon zijn onder verdachte in beslag genomen.

Deze voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Het zijn voorwerpen waarmee de bewezenverklaarde misdrijven zijn begaan. De rechtbank gelast daarom de verbeurdverklaring van dit geld en de telefoon.

9
Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

33, 33a, 47, 57, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

2, 10, 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:

telkens: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 2:

telkens: medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.

Ten aanzien van feit 3:

telkens: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 4:

telkens: witwassen;

Ten aanzien van feit 5:

telkens: witwassen;

Ten aanzien van feit 6:

telkens: medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt hiervoor op de volgende straf:

Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6:

Een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten:

- 3.372,85 EUR (G2243769);

- 49.150,00 EUR (G2243814);

- 1 STK Telefoontoestel (G2243802);

- 9.800,00 EUR (G740678);

- 121.700,00 (G740680).

Dit vonnis is gewezen door:

mr. W.A.F. Damen, voorzitter,

mr. W. Heijninck en mr. W.M.T. Keukens, leden,

in tegenwoordigheid van mr. S. Durmus, griffier,

en is uitgesproken op 31 juli 2025.

BIJLAGEN

I. Tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 december 2024 op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en op de terechtzitting van 17 juli 2025 op grond van artikel 314 van het Wetboek van Strafvordering is aangepast, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

Ten aanzien van feit 1:

hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Eindhoven

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,

in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,

ongeveer 95 kilo (met)amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een

materiaal bevattende (met)amfetamine, zijnde (met)amfetamine een middel als

bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens

het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Ten aanzien van feit 2:

hij op een of meer tijdstippen in de periode van 16 juli 2024 tot en met 29 augustus 2024 te Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, amfetamine, metamfetamine en/of MDMA, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet

- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door

- gesprekken en/of onderhandelingen (prijzen en/of hoeveelheden van) te voeren over de verkrijging, inkoop, verkoop van verdovende middelen, chemicaliën, drugs(pre)precursoren zoals fosfor, caustic soda, mierenzuur, aceton,

- het in ontvangst nemen, onder zich hebben en ter beschikking stellen van een of meer geldbedragen in het kader van de handel in drugs, chemicaliën en/of drugs(pre)precursoren en/of

- het voorhanden hebben en/of gebruikmaken van een of meer (crypto)telefoons,

- het voorhanden hebben van aantekeningen, notities die betrekking hebben op grondstoffen voor en productie van synthetische drugs;

Ten aanzien van feit 3:

hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 3 juni 2021 te Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, zijnde metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Ten aanzien van feit 4:

hij op of omstreeks 17 oktober 2022 te Eindhoven en/of één of meer andere

plaatsen in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,

van (een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant)

geld,

te weten een bedrag van

€ 121.700,- (in een tas) en/of

€ 9.800,- (in een stofzuiger) )

(tot een totaalbedrag van ongeveer € 131.500-),

A

(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de

vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans

(telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die

voorwerp(en) was en/of voormeld(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad,

en/of

B

Heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet

en/of gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en), althans

redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld(e) voorwerp(en)

-onmiddellijk of middellijk-afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

Ten aanzien van feit 5:

hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Eindhoven en/of één of meer andere

plaatsen in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,

van (een) voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant)

geld, (tot een totaalbedrag van ongeveer € 3372,52),

A

(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de

vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans

(telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die

voorwerp(en) was en/of voormeld(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad,

en/of

B

Heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet

en/of gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en), althans

redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld(e) voorwerp(en)

-onmiddellijk of middellijk-afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

Ten aanzien van feit 6:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en

met 3 juni 2021 te Eindhoven en/of één of meer andere plaatsen in Nederland,

(telkens)

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

om een feit als bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de

Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,

afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het

grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld inartikel1 lid 4 van

de Opiumwet, van een of meer hoeveelheden cocaïne, metamfetamine, amfetamine, MDMA,

zijnde cocaïne, metamfetamine, amfetamine, MDMA een middel

als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,

voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen

plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om

daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen

en/of

zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het

plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen

en/of

voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen

voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of een of meer van zijn mededaders

wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot

het plegen van dat feit,

immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet

(telkens)

- middels een of meer cryptotelefoons (via de encrochat accounts

[accountnaam 1] @encrochats.com en/of via [accountnaam 2] @encrochat.com en/of

via SKY-ECC account [accountnaam 3] en/of via Anom account [accountnaam 5] en/of een of

meer andere accounts) met en/of aan een of meer anderen gecommuniceerd

en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:

- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer

hoeveelheden metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA,

- de aankoop, verkoop, mogelijkheden tot opslag en/of transport van een of

meer hoeveelheden metamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne en/of

MDMA.