Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:5068

Op 12 August 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01/154284-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:5068. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
01/154284-24
Datum uitspraak:
12 August 2025
Datum publicatie:
11 August 2025

Indicatie

Bewezenverklaring overtreding artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank ziet aanleiding in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het geslaagde mediationtraject en gelet op het feit dat de gedragingen van verdachte de lichtste gradatie van (aanmerkelijke) schuld opleveren, af te wijken van de oriëntatiepunten. Verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01.154284.24

Datum uitspraak: 12 augustus 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [1985] ,

wonende te [woonadres] .

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juli 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 juli 2025.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Primair:

hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Deurne, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Opel, type Meriva, kenteken [kentekennnummer] ), daarmede rijdende over de weg, te weten Langstraat (N270), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - tijdens het besturen van de personenauto (gedurende enige tijd) zijn aandacht niet steeds op de weg te hebben/houden en/of niet, althans niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op de voor verdachte gelegen weg en/of het zich daarop bevindende (tegemoetkomende) verkeer en/of - de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet, althans niet voortdurend, onder controle te hebben/houden en/of - naar links te sturen en/of een (onderbroken) as-markering te overschrijden en/of niet het verloop van de rijstrook/weg waarop zijn personenauto zich bevond te volgen en/of - geheel en/of gedeeltelijk op de rijstrook en/of het weggedeelte bestemd voor hem, verdachte, tegemoetkomend verkeer terecht te komen en/of te rijden en/of - in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting te voldoen zoveel mogelijk rechts te houden op de weg en/of - (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (Langstraat, N270) kon overzien en waarover deze vrij was en/of - (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto op en/of tegen een op de rijstrook en/of het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (merk Opel) te rijden/botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;

Subsidiair:

hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Deurne, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Opel, type Meriva, kenteken [kentekennnummer] ), daarmee rijdende op de weg, te weten Langstraat (N270), - tijdens het besturen van de personenauto (gedurende enige tijd) zijn aandacht niet steeds op de weg heeft gehad/gehouden en/of niet, althans niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op de voor verdachte gelegen weg en/of het zich daarop bevindende (tegemoetkomende) verkeer en/of - de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet, althans niet voortdurend, onder controle heeft gehad/gehouden en/of - naar links heeft gestuurd en/of een (onderbroken) as-markering heeft overschreden en/of niet het verloop van de rijstrook/weg waarop zijn personenauto zich bevond heeft gevolgd en/of - geheel en/of gedeeltelijk op de rijstrook en/of het weggedeelte bestemd voor hem, verdachte, tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen en/of heeft gereden en/of - in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden op de weg en/of - in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (Langstraat, N270) kon overzien en waarover deze vrij was en/of - (vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto op en/of tegen een op de rijstrook en/of het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (merk Opel) is aangereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het tenlastegelegde feit.

Inleiding.

Op 30 januari 2024 heeft op de Langstraat in Deurne een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is daarbij met de door hem bestuurde personenauto in botsing gekomen met de hem tegemoetkomende personenauto. De bestuurder van die auto, [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding dat hij aan de gevolgen hiervan is overleden.

Het standpunt van de officier van justitie.

Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir van 29 juli 2025.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota van 29 juli 2025, bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat er sprake is van één op zichzelf staande verkeersfout. Dit is onvoldoende om te kunnen spreken van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Van bijkomende omstandigheden is niet gebleken. De raadsvrouw refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt.

Feiten en omstandigheden.

De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn auto op 30 januari 2024 rond 16:00 uur op de tweebaansweg, de Langstraat (komende uit de richting van Venray), reed. Het was daar op dat moment vrij druk voor het verkeer op beide weghelften. Tegelijkertijd reed het slachtoffer als bestuurder van een auto op de Langstraat, komende uit de richting van Deurne. Verdachte is op enig moment gedeeltelijk op de weghelft bestemd voor de tegenliggers terechtgekomen. Verdachte is hierbij frontaal met de auto van het slachtoffer in botsing gekomen. Het ongeval heeft net over de onderbroken as-markering plaatsgevonden. Het slachtoffer en verdachte zijn na het ongeval naar het ziekenhuis gebracht. Ten gevolge van dit verkeersongeval en de daardoor veroorzaakte verwondingen is het slachtoffer ongeveer een week later overleden.

Uit het dossier is gebleken dat de Langstraat een rechte, doorgaande provinciale weg betreft waar normaal gesproken een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur is toegestaan. Ten tijde van het ongeval vonden er wegwerkzaamheden plaats. Om die reden was de maximumsnelheid tijdelijk verlaagd naar 50 kilometer per uur, stonden er geleidebakens in de grasberm en stond er vóór de plek van het ongeval een tijdelijk verkeerslicht voor het overstekend fietsverkeer.

Verdachte was goed bekend ter plaatse. Hij reed wekelijks over de Langstraat als hij boodschappen ging doen. Verdachte was er naar eigen zeggen van op de hoogte dat er wegwerkzaamheden waren en dat het op dat tijdstip druk was. Hij heeft om deze redenen zijn snelheid aangepast. Verdachte reed op het moment van het ongeval ongeveer 50 kilometer per uur. De auto’s op de weg uit de tegemoetkomende richting, reden op dat moment met een snelheid tussen de 50 en 60 kilometer per uur. Daarnaast was het op 30 januari 2024 een heldere dag, het wegdek was droog en het zicht werd niet belemmerd voor verdachte.

Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?

De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer zo heeft gedragen, dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Schuld in de zin van artikel 6 WVW kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld.

Verdachte heeft gesteld dat hij net voor het ongeval aan het piekeren was over zijn zieke dochter en daardoor kortdurend niet oplette. Hij weet niet hoe hij op de andere weghelft is geraakt en in frontale botsing met het slachtoffer is gekomen. In dat licht heeft zijn raadsvrouw aangevoerd dat er sprake is geweest van een enkel moment van onoplettendheid.

Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de hierboven uitgewerkte feiten en omstandigheden inderdaad op zo’n kort moment van onoplettendheid bij verdachte, waarin hij zonder te remmen en in een rechte lijn naar links is gereden. Het ongeval heeft net over de onderbroken as-markering plaatsgevonden. Daaruit maakt de rechtbank op dat verdachte slechts gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is gekomen. Dit in combinatie met de getuigen die hebben verklaard dat verdachte ineens naar links reed en dat vervolgens het ongeval plaatsvond, maakt dat de rechtbank vaststelt dat sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid.

Een tijdelijk, kort moment van onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld op te leveren. De omstandigheden van het geval — waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend — kunnen echter zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als aanmerkelijke onoplettendheid of onvoorzichtigheid kan worden aangemerkt (HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398). De rechtbank overweegt daarover als volgt.

De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden met zich meebrachten dat verdachte extra voorzichtigheid moest betrachten en extra alert moest zijn. Wegen zoals de Langstraat, een provinciale weg waarbij de rijstroken voor het elkaar tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, zijn wegen die vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid van weggebruikers vragen. Dit geldt in nog sterkere mate ter plaatse van het ongeval, omdat daar aan de weg werd gewerkt. De maximumsnelheid was tijdelijk verlaagd, er stonden geleidebakens en waarschuwingsborden langs de weg en er was een tijdelijk stoplicht geplaatst voor overstekende fietsers. Deze omstandigheden vragen om grote voorzichtigheid en extra oplettendheid. Daar komt bij dat ook het drukke wegverkeer, zoals verdachte zelf heeft verklaard, om extra oplettendheid vroeg.

Door op deze weg als bestuurder niet goed op te letten en hierdoor niet zoveel mogelijk rechts te houden, maar zo veel naar links te gaan dat hij gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook terecht is gekomen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich aanmerkelijk onoplettend gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten, als bedoeld in artikel 6 WVW. Het primair ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:

op 30 januari 2024 te Deurne, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, merk Opel, type Meriva, kenteken [kentekennnummer] , daarmede rijdende over de weg, te weten Langstraat (N270), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend, - tijdens het besturen van de personenauto zijn aandacht niet steeds op de weg te hebben/houden en niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de veiligheid en de verkeerssituatie ter plaatse en in onvoldoende mate te letten op de voor verdachte gelegen weg en het zich daarop bevindende tegemoetkomende verkeer en - de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet voortdurend, onder controle te houden en - naar links te sturen en een onderbroken as-markering te overschrijden en niet het verloop van de rijstrook waarop zijn personenauto zich bevond te volgen en - gedeeltelijk op de rijstrook bestemd voor hem, verdachte, tegemoetkomend verkeer terecht te komen en - in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting te voldoen zoveel mogelijk rechts te houden op de weg en - vervolgens met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen een op de rijstrook bestemd voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (merk Opel) te botsen, waardoor [slachtoffer] werd gedood;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis bij niet uitvoeren hiervan, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging bepleit aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. Subsidiair verzoekt de verdediging, gelet op het naturalisatietraject waar verdachte mee bezig is, te volstaan met een maximale taakstraf van 35 uren of een geldboete van 899 euro.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van het feit.

De verdachte heeft met zijn personenauto aanmerkelijk onoplettend gereden en dat heeft geresulteerd in een frontale botsing met de auto van het slachtoffer. De heer [slachtoffer] is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding dat hij daarna is overleden. De nabestaanden zullen moeten leven met het feit dat hun dierbare ten gevolge van een noodlottig ongeval is overleden. Aan hen is onherstelbaar leed toegebracht. De rechtbank realiseert zich dat verdachte dit ongeval op geen enkele manier heeft gewenst, maar dat neemt niet weg dat door het handelen van verdachte levens ingrijpend en blijvend zijn veranderd.

Persoon van de verdachte en het mediationtraject.

De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juni 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.

Op de terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft vanwege de zorg voor zijn zieke dochter. Zijn dochter lijdt aan een zeldzaam neurodegeneratief syndroom en is voor haar vervoer afhankelijk van anderen. De echtgenote van verdachte heeft geen rijbewijs. De rechtbank houdt hier rekening mee.

Na het incident heeft verdachte zich bereid getoond om zich open te stellen voor bemiddeling. Verdachte en één van de nabestaanden hebben een succesvol mediationtraject doorlopen, waarin verdachte zijn excuses heeft aangeboden en zij beiden nader tot elkaar zijn gekomen. Het mediationtraject had voor partijen een bevredigende uitkomst. Gelet op het bepaalde in artikel 51h lid 2 van het Wetboek van Strafvordering houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de uitkomst van de geslaagde mediation.

Verdachte heeft van meet af aan zijn gedragingen bekend en daarover zijn spijt betuigd. Ook hier houdt de rechtbank rekening mee.

De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank subsidiair verzocht ook rekening te houden met de beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en maximaal een taakstraf van 35 uren of een geldboete van 899 euro op te leggen. Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank een dergelijke straf niet passend. Daar komt bij dat verdachte zijn verblijfsvergunning niet zal kwijtraken met een dergelijke veroordeling. De rechtbank zal om die redenen dan ook geen reden houden met de beschikking.

De op te leggen straf.

Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval (artikel 6 WVW) is in dit geval een taakstraf van 240 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.

De rechtbank ziet aanleiding in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het geslaagde mediationtraject en gelet op het feit dat de gedragingen van verdachte de lichtste gradatie van (aanmerkelijke) schuld opleveren, af te wijken van het hiervoor genoemde oriëntatiepunt. Het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals primair verzocht door de raadsvrouw, acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, niet passend.

Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren passend en geboden. Voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.

Om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten – in het bijzonder een verkeersfeit – pleegt, legt de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden op, met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Wetboek van Strafrecht;

6, 175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Bewezenverklaring

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Strafbaarheid

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Straf

Legt op:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.

Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. S.H. Schepers, voorzitter,

mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,

in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,

en is uitgesproken op 12 augustus 2025.