Op 4 September 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 01/179944-22, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:5523. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.179944.22
Datum uitspraak: 4 september 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 mei 2023, 18 juli 2023, 7 september 2023 en 21 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 april 2023. Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 7 september 2023 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2020 tot en met 17 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland en/of in België en/of in Spanje en/of in de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of mefedron (4-MMC), in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 34, vijfde lid van de Opiumwet, (telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet middels een of meer cryptotelefoons (via het Encrochat-account ‘ [accountnaam 1] ’ en/of het SKYECC-account [accountnaam 2] en/of een of meer andere accounts) en/of middels de berichtenapplicatie Threema (onder
gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’) en/of middels de berichtenapplicatie Signal (onder gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 2] ’) en/of middels de berichtenapplicatie Whatsapp (onder gebruikersnaam [telefoonnummer] ) en/of middels de berichtenapplicatie Signal (onder gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 3] ) met en/of aan een of meer personen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over
- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag, aankoop, verkoop, aflevering, en/of het vervoer van cocaïne, metamfetamine, amfetamine, MDMA en/of mefedron (4-MMC), in elk geval van een of meer middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag, aankoop, verkoop, aflevering en/of het vervoer van apaan, althans van een of meer voorwerpen, stoffen en/of chemicaliën (ten behoeve van het bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, amfetamine, MDMA en/of mefedron (4-MMC), in elk geval van een of meer middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) zonder erkenning, althans buiten de erkenning handelend, één of meer (vuur)wapens van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 18 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, en/of België en/of in de Verenigde Arabische Emiraten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (van) (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van € 400.000, althans een groot geldbedrag en/of een of meer horloges, te weten een Rolex Day-Date II (goednummer 753248) en/of een Rolex met de nickname “the batman” (goednummer 753249) en/of een Volkswagen Golf 8 GTD en/of een hoeveelheid/hoeveelheden geld ten behoeve van de aanschaf en/of betaling van een of meer horloges en/of een Volkswagen Golf 8 GTD, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk ofmiddellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvragen
In deze zaak is een overeenkomst tussen verdachte en de officier van justitie vastgesteld betreffende proces- en vonnisafspraken (hierna: de overeenkomst).
De beoordeling van de overeenkomst tussen verdachte en het openbaar ministerie betreffende proces- en vonnisafspraken.
De rechtbank is bij de beoordeling van de overeenkomst uitgegaan van het kader dat de Hoge Raad heeft gegeven in zijn arrest van 27 september 2022 [ECLI:NL:HR:2022:1252].
De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij de totstandkoming van de overeenkomst werd bijgestaan door zijn raadsman en dat verdachte kennis heeft genomen van de inhoud van die overeenkomst.
De rechtbank heeft tijdens de zitting benadrukt dat de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank geen partij is bij en niet is gebonden aan de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft de procesafspraken die de verdachte en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt, doorgenomen. De in de overeenkomst vastgelegde afspraken en de consequenties daarvan zijn met verdachte besproken. Verdachte heeft ten overstaan van de rechtbank nogmaals bevestigd de inhoud van de overeenkomst en de procesrechtelijke gevolgen hiervan te kennen, te begrijpen en hiermee in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten en dat de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen geen afbreuk doet aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2.
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het tenlastegelegde onder feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 en feit 3.
De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
1.
in de periode van 2 april 2020 tot en met 17 januari 2023 in Nederland en België en Spanje en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, en/of vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of mefedron (4-MMC), middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 34, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet middels cryptotelefoons (via het Encrochat-account ‘ [accountnaam 1] ’ en het SKYECC-account [accountnaam 2] en/of een of meer andere accounts) en middels de berichtenapplicatie Threema (onder gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’) en middels de berichtenapplicatie Signal (onder gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 2] ’) en middels de berichtenapplicatie Whatsapp (onder gebruikersnaam [telefoonnummer] ) en middels de berichtenapplicatie Signal (onder gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 3] ) met personen heeft gecommuniceerd en informatie verschaft, gevraagd en ontvangen over
- de beschikbaarheid, vraagprijs, aankoop, verkoop, aflevering en het vervoer van cocaïne, metamfetamine, amfetamine, MDMA en/of mefedron (4-MMC), middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- de beschikbaarheid, vraagprijs, aankoop van apaan, althans van een of meer voorwerpen, stoffen en/of chemicaliën (ten behoeve van het bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, amfetamine, MDMA en/of mefedron (4-MMC), middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
in de periode van 25 november 2020 tot en met 18 januari 2023 in Nederland, en België en in de Verenigde Arabische Emiraten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, te weten een geldbedrag van € 400.000, en horloges, te weten een Rolex Day-Date II (goednummer 753248) en een Rolex met de nickname “the batman” (goednummer 753249) en een Volkswagen Golf 8 GTD
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De oplegging van een straf en bijkomende straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, overeenkomstig de tussen de verdachte en het openbaar ministerie gesloten overeenkomst, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 40 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij de overeenkomst.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet en gewoontewitwassen. Het is algemeen bekend dat harddrugs ernstige schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en dat de productie van harddrugs vaak gepaard gaat met enorme schade aan het milieu. Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen de drugsgerelateerde criminaliteit die hiermee gepaard gaat in stand gehouden. De verdachte heeft enkel gehandeld uit winstbejag en heeft zich geen enkel moment bekommerd over de schadelijke gevolgen die zijn handelen met zich bracht. Daar komt bij dat witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast en daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie vormt. Met zijn handelen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Daardoor wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de afspraken in de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende strafeis van de officier van justitie.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank vanuit het oogpunt van juiste normhandhaving een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden. Tussen verdachte en het openbaar ministerie is in de overeenkomst een strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht overeengekomen. De rechtbank is van oordeel dat deze straf recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt.
Gelet op wat hiervoor werd overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de straf die door de officier van justitie is gevorderd en met welke eis verdachte heeft ingestemd, niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals deze blijkt uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot de straf zoals de verdachte en het openbaar ministerie die in de overeenkomst hebben afgesproken.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het beslag.
De rechtbank zal de verbeurdverklaring uitspreken van de in het dictum nader te noemen geldbedragen, horloges en mobiele telefoons. Daartoe overweegt de rechtbank dat de geldbedragen en de horloges aan de verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde feit onder 1 zijn verkregen. Met betrekking tot de mobiele telefoons overweegt de rechtbank dat deze voorwerpen met behulp van welke het feit onder 1 is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht alsmede op artikel 10a van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:
? een gevangenisstraf voor de duur 40 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
legt op de volgende bijkomende straf:
? verbeurdverklaring van de voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijst van 11 juli 2025, te weten:
1. een geldbedrag van € 4.000,00 (OBRAD22010_753264);
2. een geldbedrag van € 250,00 (OBRAD22010_753270);
3. een horloge, zilverkleurig, merk: Rolex (PL2100-OBRAD22010_753249);
4. een horloge, zilverkleurig, merk: Rolex oyster (G753259);
6. een horloge, merk: Rolex (OBRAD22010_753248);
7. een gsm, hoesje blauw jeanslook, zwart, merk: Apple (PL2100-OBRAD22010_738359)
8. een gsm, zwart, merk: Apple (PL2100-OBRAD22010_738356);
9. een gsm, zwart, merk: Nokia (PL2100-OBRAD22010_738357).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. I.M. Rinzema, leden,
in tegenwoordigheid van S. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 4 september 2025.