Rechtbank Oost-Brabant, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOBR:2025:7470

Op 17 November 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 82.070465.25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOBR:2025:7470. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
82.070465.25
Datum uitspraak:
17 November 2025
Datum publicatie:
14 November 2025

Indicatie

Dodelijk arbeidsongeval in de kippenstal van de verdachte en haar medeverdachte, die via een beheersvennootschap dezelfde bestuurder hebben. De verdachte en haar medeverdachte houden en fokken mestkuikens op. De verdachte is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens werknemers van het arbeidsbureau (de tweede medeverdachte) in het algemeen en het slachtoffer in het bijzonder. Als gevolg hiervan heeft een arbeidsongeval kunnen plaatsvinden, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Het ging om een jonge vrouw die tijdens haar werk is aangereden door een zwaar voertuig. Bewezenverklaring voor het medeplegen van overtreding van de van toepassing zijnde regelgeving rondom arbeidsomstandigheden (feit 1) en voor medeplegen van dood door schuld (feit 2). De rechtbank legt op een geldboete van € 50.000,- aan de verdachte en een geldboete van € 50.000,- aan de medeverdachte. Aan het arbeidsbureau legt de rechtbank een geldboete van € 100.000,- op.

De rechtbank verklaart de benadeelde partijen, de nabestaanden, niet-ontvankelijk in de vorderingen.

Ter terechtzitting is gebleken dat de verzekeraar van het betrokken arbeidsmiddel de aansprakelijkheid heeft erkend. Ook is gebleken dat de gevorderde affectieschade van de nabestaanden nog niet daadwerkelijk is vergoed. De nabestaanden hebben aldus nog een vorderingsrecht ten aanzien van de verdachte en de medeverdachten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

[jw.sys.1.verdachte_voornamen] [jw.sys.1.verdachte_voorv_naam]

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 82.070465.25

Datum uitspraak: 17 november 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

gevestigd te [adres 1] .

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juni 2025.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

zij op of omstreeks 20 juli 2023 te [dorp] , in de gemeente Venray, althans in Nederland, als werkgever, al dan niet opzettelijk, handelingen heeft verricht en/of nagelaten, in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in strijd met

- artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet of onvoldoende in een inventarisatie en/of evaluatie schriftelijk vastgelegd welke risico’s (aanrijdgevaar) het vangen en/of laden van pluimvee door werknemer(s) van haar medeverdachte in een (donkere/slecht verlichte) werkzone (kippenstal) en het zich aldaar gelijktijdig bevinden van (bewegende) mobiele arbeidsmiddelen (een verreiker bestuurd door haar werknemer) met zich brengt,

en/of

- artikel 8, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat haar werknemer doeltreffend werd ingelicht over de te verrichten werkzaamheden door werknemer(s) van haar medeverdachte (het vangen en/of laden van pluimvee) in de kippenstal en de daaraan verbonden risico’s (aanrijdgevaar) bij het gelijktijdig in die stal bewegen/bevinden van mobiele arbeidsmiddelen (een verreiker bestuurd door haar werknemer), alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken,

en/of

- artikel 8, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet niet of onvoldoende toezicht gehouden op de naleving van de instructies en/of voorschriften gericht op het voorkomen en/of beperken van de in artikel 8, eerste lid genoemde risico’s, te weten het verrichten van werkzaamheden (het vangen en/of laden van pluimvee) door werknemer(s) van haar medeverdachte in de directe omgeving van bewegende/rijdende mobiele arbeidsmiddelen (een verreiker bestuurd door haar werknemer)

en/of

- artikel 19, eerste lid en tweede lid van de Arbeidsomstandighedenwet, arbeid laten verrichten in het bedrijf/inrichting — een kippenstal gelegen aan de [adres 2] — door werknemer(s) van haar medeverdachte, terwijl zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) niet onderling op doelmatige wijze samen werkten teneinde de naleving van het bij en/of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet bepaalde te verzekeren (eerste lid) en/of zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) niet schriftelijk hadden vastgelegd op welke wijze werd samengewerkt, welke voorzieningen daarbij werden getroffen en/of op welke wijze daarop toezicht werd uitgeoefend (tweede lid),

en/of

- artikel 7.3, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit gehandeld door er niet zorg voor te dragen dat het aan haar werknemer en/of de werknemer(s) van haar medeverdachte ter beschikking gestelde arbeidsmiddel, te weten de verreiker, niet uitsluitend gebruikt werd in de (kippen)stal voor het doel en/of op de wijze waarvoor die verreiker was ingericht en/of bestemd was, immers was de gebruiksaanwijzing van de verreiker niet aanwezig in de verreiker en/of is door de bestuurder van de verreiker, te weten haar werknemer, niet de gebruiksaanwijzing van de verreiker nageleefd, immers was er door haar werknemer geen gebruik gemaakt van de snelheidsbeperker en/of was er door haar werknemer niet alles aan gedaan om ten alle tijde goed zicht te hebben over de onmiddellijke omgeving van de verreiker, zoals werd voorgeschreven in de gebruiksaanwijzing,

en/of

- artikel 7.5, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit gehandeld door niet de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het arbeidsmiddel, te weten de verreiker, tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat werd gehouden dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van haar werknemer en/of de werknerner(s) van haar medeverdachte zoveel mogelijk werd voorkomen, immers ontbrak de buitenspiegel, was het kapje van de achteruitrijsignaleringslamp zwart gemaakt en/of ontbrak het akoestisch signaal bij het achteruitrijden,

en/of

- artikel 7.17c vierde lid, vijfde lid en zesde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit vrijwel niet, althans geen doeltreffende verkeersregels vastgesteld teneinde het aanrijdgevaar te voorkomen in het geval een mobiel arbeidsmiddel (een verreiker bestuurd door haar werknemer) zich bewoog binnen een werkzone waar werknemer(s) van haar medeverdachte zich konden bevinden (vierde lid) en/of geen doeltreffende organisatorische maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemer(s) van haar medeverdachte zich bevonden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving (een verreiker bestuurd door haar werknemer)(vijfde lid) en/of, indien voor de goede uitvoering van de werkzaamheden (het vangen en/of laden van pluimvee) de aanwezigheid van werknemer(s) van haar medeverdachte in een werkzone als bedoeld in het vijfde lid was vereist, geen doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat deze werknemer(s) door het mobiele arbeidsmiddel (een verreiker bestuurd door haar werknemer) gewond konden raken (zesde lid),

terwijl daardoor, naar zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) wisten en/of redelijkerwijs moesten weten, dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemer(s) van haar medeverdachte, in elk geval Y.T. Aleksieva, ontstond of te verwachten was;

2.

zij op of omstreeks 20 juli 2023 te [dorp] , in de gemeente Venray, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,

zeer/grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of onzorgvuldig en/of nalatig heeft gehandeld door werknemer(s) van haar medeverdachte, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , arbeid te laten verrichten in een (donkere/slecht verlichte) kippenstal, in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer) zonder afdoende instructies en/of voorlichting, terwijl zij, verdachte,

- bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid heeft nagelaten de risico’s van het aanrijdgevaar bij die werkzaamheden en/of onder die omstandigheden in een (donkere/slecht verlichte) kippenstal bij het verrichten van arbeid (vangen en/of laden van pluimvee) van werknemer(s) van haar medeverdachte en het zich daar gelijktijdig bevinden van (bewegende) mobiele arbeidsmiddelen, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer) te inventariseren en/of in een evaluatie schriftelijk vast te leggen,

en/of

- er niet voor heeft gezorgd dat risico beperkende maatregelen waren omschreven en/of getroffen teneinde het aanrijdgevaar door mobiele arbeidsmiddelen te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer) voor werknemer(s) van haar medeverdachte aldaar te beperken,

en/of

- er niet voor heeft gezorgd dat de werknemer(s) van haar medeverdachte die aldaar werkzaamheden verrichtte(n), doeltreffend werd(en) ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en/of het daaraan verbonden risico van aanrijdgevaar door mobiele arbeidsmiddelen, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer), alsmede over de maatregelen die erop gericht waren dit risico te voorkomen en/of te beperken,

en/of

- niet of onvoldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van de instructies en/of voorschriften gericht op het voorkomen en/of beperken van risico’s bij de te verrichten werkzaamheden van de werknemer(s) van haar medeverdachte in de directe omgeving van bewegende/bevindende mobiele arbeidsmiddelen, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer),

waardoor het aan de schuld van haar en/of haar medeverdachte(n) te wijten is dat de werkneemster van haar medeverdachte, [slachtoffer 1] door de verreiker aan- en/of overreden is, waardoor zij zodanig (zwaar lichamelijk) letsel heeft bekomen dat zij daardoor is overleden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat de verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met andere rechtspersonen heeft gepleegd. Bij feit 1 gaat het volgens de officier van justitie om de opzetvariant.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft betoogd dat [verdachte] van beide feiten dient te worden vrijgesproken.

Het oordeel van de rechtbank.

A. De bewijsmiddelen

In bijlage I heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

B. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

Ten aanzien van de feiten 1 en 2.

De toedracht van het ongeval.

Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 20 juli 2023 een bedrijfsongeval heeft plaatsgevonden in een kippenstal aan de [adres 2] . In de kippenstal waren twee ploegen aan het werk die kippen vingen en in kratten deden; een van de leden van deze zogenaamde vangploegen was [slachtoffer 1] (hierna te noemen: het slachtoffer). Met een verreiker plaatste de chauffeur lege kratten/korven in de stal en haalde hij volle kratten/korven uit de stal. Het slachtoffer is in de ochtend van 20 juli 2023 door de verreiker aan- en overreden en zij heeft dusdanig letsel opgelopen dat zij ter plaatse aan haar verwondingen is overleden.

[medeverdachte 1] (hierna te noemen [medeverdachte 1] ) is een bedrijf dat arbeidskrachten uitleent of ter beschikking stelt. Zij biedt in de pluimveesector haar diensten aan om pluimvee te lossen, vangen en te verladen. Het slachtoffer was op de dag van het ongeval in dienst bij [medeverdachte 1] .

Het bedrijf [medeverdachte 2] houdt en fokt mestkuikens op in (onder meer) de betreffende kippenstal. Het bedrijf [verdachte] ontplooit dezelfde activiteiten en de chauffeur van de verreiker was in dienst van [verdachte] Beide bedrijven hebben via een beheersvennootschap dezelfde bestuurder.

De rechtbank moet de vraag beantwoorden of [verdachte] al dan niet opzettelijk heeft nagelaten bepaalde handelingen te verrichten en maatregelen te treffen op grond van de arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving, terwijl hierdoor - naar zij wist of redelijkerwijs moest weten - levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer ontstond of te verwachten was (feit 1). Ook moet de rechtbank de vraag beantwoorden of [verdachte] in strafrechtelijke zin schuld heeft aan de dood van het slachtoffer (feit 2).

Overwegingen

De overwegingen.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] (hierna te noemen: de bedrijven [verdachte & medeverdachte] of [verdachte & medeverdachte] ) gezien de bedrijfsstructuur en de vormgeving van de bedrijfsactiviteiten onlosmakelijk met elkaar verbonden; zij kunnen worden vereenzelvigd met elkaar. Voor zover het gaat om de verweten gedragingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de bedrijven [verdachte & medeverdachte] dat zij als medeplegers moeten worden aangemerkt. De rechtbank zal de bedrijven [verdachte & medeverdachte] daarom hierna tezamen behandelen.

Voor zover de verdediging heeft bepleit dat de chauffeur van de verreiker is uitgeleend aan [medeverdachte 1] en de bedrijven [verdachte & medeverdachte] daarmee niet als werkgever als bedoeld in de Arbowet konden worden aangemerkt, volgt de rechtbank dat verweer niet. De chauffeur, de heer [werknemer] , had een arbeidsovereenkomst met [verdachte] Dat de chauffeur tijdens het vangen en laden van kippen heeft samengewerkt met medewerkers van [medeverdachte 1] , maakt nog niet dat hij onder het werkgeverschap van [medeverdachte 1] viel op dat moment. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt ook dat de bedrijven [verdachte & medeverdachte] en [medeverdachte 1] daarover geen enkele afspraak hadden gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de chauffeur van de verreiker ten tijde van het bedrijfsongeval in dienst was van [verdachte] Er was dus sprake van een werkgever en een werknemer in de zin van artikel 1 eerste lid onder a en b van de Arbowet.

De verreiker en de kippenschuur waren eigendom van de bedrijven [verdachte & medeverdachte] .

[verdachte] is aldus met [medeverdachte 2] onderworpen aan de (veiligheids-)regels die zijn vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit).

De rechtbank stelt vast dat de plaats van het ongeval een arbeidsplaats was als bedoeld in artikel 1 derde lid onder g van de Arbowet en dat het slachtoffer met ingang van 4 september 2022 in de functie van junior Pluimveeverlader als werkneemster voor [medeverdachte 1] werkzaam was, zodat sprake was van een werkgever en een werknemer in de zin van artikel 1 eerste lid onder a en b van de Arbowet.

Het verweer van de verdediging dat het slachtoffer niet aan het werk was tijdens het ongeval, verwerpt de rechtbank, onder verwijzing naar de bewijsmiddelen.

Ten aanzien van de concreet in de tenlastelegging (onder feit 1) genoemde veiligheidsvoorschriften, overweegt de rechtbank het volgende.

Artikel 5, eerste lid van de Arbowet.

Artikel 5, eerste lid, van de Arbowet legt aan de werkgever de verplichting op bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt.

De bedrijven [verdachte & medeverdachte] wordt in de tenlastelegging verweten dat zij de risico’s van het vangen en laden van kippen door medewerkers in een donkere kippenstal, waarin ook een verreiker rondrijdt, in strijd met het bepaalde van artikel 5 eerste lid Arbowet niet heeft vastgelegd. Anders dan de verdediging heeft bepleit, hoorde het vangen en laden van kippen ook tot de reguliere werkzaamheden die binnen het bedrijf van [verdachte] werden uitgevoerd. Dat de kippenvangers werden geleverd door [medeverdachte 1] maakt dit niet anders. De bedrijven [verdachte & medeverdachte] leverden de verreiker en de chauffeur. [verdachte & medeverdachte] was verplicht om een RI&E vast te leggen. Kippenvangen, een regelmatig voorkomende werkzaamheid, is in de betreffende vragenlijst van de RI&E als niet van toepassing ingevuld. Niet was vastgelegd welke risico’s het handmatig vangen van kippen, samen met een ingehuurd bedrijf, zijnde de arbeid van de kippenvangers met zich meebracht. De samenwerking tussen de bestuurder van de verreiker en de vangploeg was evenmin vastgelegd.

Gebleken is verder dat voor het invullen van de RI&E een tool voor de pluimveehouderij is gebruikt. Hierin is niet uitgegaan van een verreiker die kratten verplaatst.

Gelet op het voorgaande heeft [verdachte & medeverdachte] niet voldaan aan de verplichtingen uit artikel 5, eerste lid, van de Arbowet.

Artikel 8, eerste en vierde lid van de Arbowet.

Het eerste lid van artikel 8 Arbowet schrijft voor dat de werkgever ervoor zorgt dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken.

Het vierde lid van artikel 8 Arbowet schrijft voor dat de werkgever toe ziet op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

Met betrekking tot de in deze leden bedoelde werkzaamheden en risico’s is de tenlastelegging in deze zaak specifiek toegespitst op de werkzaamheden met betrekking tot het vangen en laden van pluimvee terwijl op de arbeidsplaats ook een verreiker rondreed die werd bestuurd door een werknemer van [verdachte & medeverdachte] .

Tijdens het onderzoek is [verdachte & medeverdachte] gevraagd naar de voorlichting, opleidingen en trainingen. Hierop is aangegeven dat [werknemer] een ervaren chauffeur was, in het bezit van een auto- en vrachtwagenrijbewijs en dat hij veel had gereden op verschillende mobiele

machines. Er konden geen schriftelijke of visuele werkinstructies worden overlegd met betrekking tot het vangen van kippen. Risico’s bij het vangen van pluimvee waren als

niet van toepassing beoordeeld in de RI&E.

Niet is gebleken dat [verdachte & medeverdachte] duidelijke instructies heeft opgesteld; evenmin is toezicht gehouden. Bovendien ontbrak de gebruiksaanwijzing in de verreiker, terwijl deze wel duidelijke informatie geeft over het gevaar voor personen in nabijheid van de verreiker, over wat te doen als een bestuurder geen goed zicht heeft en hoe de snelheid geregeld kon

worden.

[verdachte & medeverdachte] is er ten onrechte vanuit gegaan dat alleen [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor de veiligheidsvoorschriften genoemd in artikel 8, eerste en vierde lid. De omstandigheid dat de bedrijven [verdachte & medeverdachte] [medeverdachte 1] inhuurde voor het vangen en laden van de kippen, ontslaat hen niet van de verplichting om veiligheidsinstructies te (laten) geven en daarop toezicht te houden, te meer nu de chauffeur en de verreiker door de bedrijven [verdachte & medeverdachte] werden geleverd. Het was daarmee evengoed de verantwoordelijkheid van de bedrijven [verdachte & medeverdachte] om te voldoen aan het vereiste van artikel 8 Arbowet, hetgeen zij dus hebben nagelaten.

Artikel 19 lid 1 en 2 van de Arbowet.

1 Indien in een bedrijf of een inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, werken zij onderling op doelmatige wijze samen teneinde de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren.

2 Alvorens werkzaamheden behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie aanvangen zorgen de werkgevers ervoor dat schriftelijk is vastgelegd op welke wijze zal worden samengewerkt, welke voorzieningen daarbij zullen worden getroffen en op welke wijze op die voorzieningen toezicht zal worden uitgeoefend.

De rechtbank stelt vast dat sprake was van een situatie waarin verschillende werkgevers arbeid lieten verrichten, te weten [medeverdachte 1] en de bedrijven [verdachte & medeverdachte] . Daarbij is [medeverdachte 1] als een soort loonbedrijf ingehuurd door de bedrijven [verdachte & medeverdachte] en werd de vangploeg van [medeverdachte 1] blootgesteld aan het risico op aanrijding door de bestuurder van de verreiker, werknemer van de opdrachtgever, de bedrijven [verdachte & medeverdachte] .

Wat tussen beide partijen schriftelijk is vastgelegd is uitsluitend de opdrachtbevestiging. Deze was opgemaakt tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] Deze opdrachtbevestiging zag op de locatie, het aantal mestkuikens, de prijs en aanvangsdatum en tijd van de werkzaamheden.

Niet is gebleken van afspraken over coördinatie bij de uit te voeren werkzaamheden tussen beide werkgevers die werknemers gelijktijdig op dezelfde arbeidsplaats, arbeid lieten verrichten.

Er zijn geen gegevens of bescheiden ter inzage aangeleverd, waaruit blijkt op welke wijze het risico op aanrijdgevaar was geborgd wanneer niet een werknemer van [medeverdachte 1] de verreiker bestuurde, maar een derde. Dat daarover geen expliciete – schriftelijke – afspraken zijn gemaakt tussen [medeverdachte 1] en de bedrijven [verdachte & medeverdachte] is namens de vertegenwoordiger van de bedrijven [verdachte & medeverdachte] ook bevestigd.Gelet op dit alles heeft [verdachte] niet voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikel 19, eerste en tweede lid van de Arbowet.

Artikel 7.3, tweede lid van het Arbobesluit.

Artikel 7.3, tweede lid van het Arbobesluit luidt als volgt:

“Om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers oplevert, worden de arbeidsmiddelen die op de arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers worden gesteld, uitsluitend gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en bestemd.”

Artikel 7.5 lid 1 Arbobesluit. Dit artikel schrijft voor dat de nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen.

Op grond van de bewijsmiddelen heeft [verdachte] niet voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikelen 7.3, tweede lid en 7.5, eerste lid van het Arbobesluit. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verreiker, een arbeidsmiddel als hiervoor bedoeld, niet aan de hiervoor genoemde vereisten voldeed. Het voertuig vertoonde serieuze gebreken en werd door de chauffeur ervan niet uitsluitend gebruikt op de wijze waarvoor zij ingericht en bestemd was. Zo was de gebruiksaanwijzing bijvoorbeeld niet aanwezig en werd deze niet nageleefd, ontbraken de linker buitenspiegels, was het akoestisch signaal uitgeschakeld en heeft de chauffeur onvoldoende zicht gehad doordat de ruiten en spiegels vervuild waren. Ook was er geen snelheidsbeperking ingeschakeld. Anders dan door de verdediging is aangevoerd, waren de bedrijven [verdachte & medeverdachte] bij uitstek verantwoordelijk voor de staat van de arbeidsmiddelen en de wijze waarop die gebruikt werden, nu de verreiker eigendom was van [verdachte & medeverdachte] en de chauffeur werknemer van [verdachte & medeverdachte] was.

Artikel 7.17c vierde lid, vijfde lid en zesde lid Arbobesluit.

Het laatste verwijt ziet op het overtreden van artikel 7.17c van het Arbobesluit door het

- kortgezegd - niet hebben van een veilige verkeersinrichting van het terrein waardoor aanrijdgevaar wordt voorkomen. Zoals hiervoor over de RI&E al is overwogen is gebleken dat [verdachte] heeft nagelaten in kaart te brengen welke specifieke risico’s het vangen en laden van pluimvee met zich meebracht als tegelijkertijd in diezelfde ruimte een mobiel arbeidsmiddel actief was. Er waren ook geen risicobeperkende maatregelen getroffen en geen doeltreffende verkeersregels afgesproken. De rechtbank stelt vast dat bijvoorbeeld geen markeringen of looplijnen in de betreffende stal waren aangebracht. Er waren geen doeltreffende (fysieke) maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers zich bevonden in de werkzone van de verreiker. Ook hierin is [verdachte] tekort geschoten, zeker nu het vangen van kippen in het donker gebeurde, in een kippenstal van [verdachte & medeverdachte] en de chauffeur en de verreiker door [verdachte & medeverdachte] werden geleverd.

De bewijsverweren met betrekking tot de voorschriften als bedoeld in feit 1 worden door de bewijsmiddelen en voormelde overwegingen weerlegd.

Levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid.

De vraag is of [verdachte] wist, althans redelijkerwijs moest weten dat als gevolg van haar nalaten levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemer kon ontstaan of te verwachten was.

Het aanrijdgevaar in een donkere kippenstal met een bewegende zware verreiker is een evident risico voor de werknemers die kippen vangen, naar het oordeel van de rechtbank is dit een feit van algemene bekendheid. [verdachte & medeverdachte] was in verband hiermee onder meer verplicht om de specifieke risico’s van deze werkzaamheden te inventariseren en risicobeperkende maatregelen te treffen, haar eigen werknemers en die van [medeverdachte 1] daarover te instrueren en toezicht op de naleving daarvan te houden. Niettemin hebben de bedrijven [verdachte & medeverdachte] geen afspraken gemaakt met [medeverdachte 1] voor een doeltreffende samenwerking en het waarborgen van het naleven van de Arbowet- en -regelgeving. Evenmin hebben de bedrijven [verdachte & medeverdachte] er voldoende zorg voor gedragen dat de verreiker in juiste staat verkeerde en op de juiste manier werd gebruikt en dat sprake was van een veilige verkeersinrichting. Het is ook evident dat wanneer de risico’s van arbeid onvoldoende worden geïnventariseerd en geëvalueerd en dus maatregelen achterwege worden gelaten die gericht zijn op het voorkomen en ondervangen van dergelijke gezondheids- en veiligheidsrisico’s, ongelukken kunnen gebeuren met ernstige gezondheidsschade of de dood tot gevolg.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat dit gevaar als gevolg van haar nalaten kon ontstaan. Op 20 juli 2023 heeft dit risico zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt. Toen is het slachtoffer tijdens haar werk aan- en overreden door een verreiker en om het leven gekomen.

Toerekening.

De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon, zoals de bedrijven [verdachte & medeverdachte] , als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de verboden gedragingen in redelijkheid aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de verboden gedragingen.

Op 20 juli 2023 was het slachtoffer bezig om in dienst van [medeverdachte 1] kippen te vangen. Deze dienst werd aan de bedrijven [verdachte & medeverdachte] , die mestkuikens houdt en opfokt, aangeboden en de werkzaamheden werden zijn de stal van de verdachte uitgevoerd.

Het treffen van maatregelen met het oog op de gezondheid en veiligheid van de kippenvangers en de chauffeur van de verreiker is de verantwoordelijkheid van de bedrijven [verdachte & medeverdachte] . Zoals hiervoor is overwegen zijn de bedrijven [verdachte & medeverdachte] hierin op verschillende punten zelf tekort geschoten. Gelet op de aard van de geconstateerde gedragingen kunnen de strafbare feiten derhalve zonder meer aan de bedrijven [verdachte & medeverdachte] als rechtspersonen worden toegerekend.

Opzet.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de bedrijven [verdachte & medeverdachte] niet hebben voldaan aan de op haar rustende zorgplicht die volgt uit de Arbowet en het Arbobesluit.

Voor een bewezenverklaring van opzet, hoeft dat opzet alleen gericht te zijn geweest op de gedraging zelf, in dit geval een nalaten. Het opzet hoeft niet gericht te zijn geweest op het niet naleven van een wettelijke verplichting.

In de onderhavige zaak heeft [verdachte & medeverdachte] nagelaten de benodigde maatregelen te treffen en zodoende de op haar rustende zorgplicht na te leven. In dit nalaten ligt het opzet op de gedraging besloten. Naar het oordeel van de rechtbank moest [verdachte & medeverdachte] redelijkerwijs weten dat als gevolg van dat nalaten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers van [medeverdachte 1] , onder wie het slachtoffer kon ontstaan of te verwachten was.

De rechtbank is van oordeel dat de bedrijven [verdachte & medeverdachte] het onder 1 ten laste gelegde feit opzettelijk hebben begaan.

Medeplegen.

Volgens bestendige rechtspraak (HR 28 februari 2006, LJN AU9096; HR 10 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5575) kan een kwaliteitsdelict worden medegepleegd en is niet vereist dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict.In deze strafzaak was sprake van een situatie waarin verschillende werkgevers arbeid lieten verrichten, te weten [medeverdachte 1] en de bedrijven [verdachte & medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank hebben zij daarmee in bewuste en nauwe samenwerking besloten tot het geven van de opdracht tot het vangen en laden van kippen en daarmee tot het laten verrichten van deze werkzaamheden door een vangploeg onder de omstandigheden in de stal zoals deze uit de bewijsmiddelen is gebleken en zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen. [medeverdachte 1] en de bedrijven [verdachte & medeverdachte] hebben in nauwe en bewuste samenwerking niet voldaan aan de op hen rustende zorgplicht die volgt uit de Arbowet en het Arbobesluit.

Zij hebben onderling geen afspraken gemaakt over de veiligheidsrisico’s en het toezicht, wat zij beide wel hadden moeten doen. De rechtbank is van oordeel dat het nalaten van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte & medeverdachte] van voldoende gewicht is geweest om tot een bewezenverklaring van medeplegen van dit nalaten te komen. Medeplegen vereist naar het oordeel van de rechtbank niet altijd een doen, maar kan ook uit nalaten bestaan. Zeker in het geval zoals het onderhavige waarbij indien één van beide zich wel aan haar zorgplicht had gehouden en hierover afspraken met de medepleger had gemaakt, de strafbare gedraging (in zijn gehele omvang) niet had plaatsgevonden.

Dood door schuld (feit 2).

Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht moet het ten minste gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onoplettendheid, onachtzaamheid en/of onzorgvuldigheid en/of nalatig handelen van de zijde van [verdachte] Vast moet komen te staan dat [verdachte] anders moest handelen (verwijtbaarheid) en ook anders kon handelen (vermijdbaarheid). Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd. Voorts moet komen vast te staan dat tussen de gemaakte fouten en het gevolg voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat.

Zoals hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] tekort is geschoten in het treffen van maatregelen met het oog op de veiligheid en gezondheid van haar werknemers. Gezien de vaststellingen van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde, heeft [verdachte] zelfs in strijd met de Arbowet- en -regelgeving risicobeperkende maatregelen achterwege gelaten, terwijl zij redelijkerwijs moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten viel.

[medeverdachte 1] heeft haar werkneemster kippen laten vangen in een donkere stal van de bedrijven [verdachte & medeverdachte] , waarin een zware verreiker reed, die eigendom was van [medeverdachte 2] en die werd bestuurd door een werknemer van [verdachte] , zonder dat de risico’s die dergelijke arbeid voor de vangploeg en dus voor deze werkneemster met zich bracht, voldoende waren geïnventariseerd. Voorts waren er geen, althans onvoldoende maatregelen getroffen om het aanrijdgevaar tegen te gaan. Er waren onvoldoende inlichtingen gegeven aan de vangploeg over het aanrijdgevaar en er werd niet op toegezien dat instructies en voorschriften die er wel waren, werden nageleefd. Zoals hiervoor overwogen is het nalaten van [verdachte] verwijtbaar en was het ook vermijdbaar, de bedrijven [verdachte & medeverdachte] hadden zich immers aan de Arbowet- en -regelgeving kunnen en moeten houden. Het nalaten heeft geleid tot het aan- en overrijden van het slachtoffer en daarmee tot haar overlijden.

Ook ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en de bedrijven [verdachte & medeverdachte] , op dezelfde wijze als hiervoor reeds is overwogen t.a.v. feit 1.

Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat het aan de schuld van [verdachte] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , is te wijten dat het slachtoffer is aan- en overreden en is komen te overlijden (feit 2). De rechtbank duidt het handelen van [verdachte] tezamen en in vereniging gepleegd, als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam, onzorgvuldig en nalatig.

De conclusie.

Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

1.

op 20 juli 2023 te [dorp] , als werkgever, opzettelijk, heeft nagelaten, in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met anderen, in strijd met

- artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet of onvoldoende in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vastgelegd welke risico’s (aanrijdgevaar) het vangen en laden van pluimvee door werknemers van haar medeverdachte in een donkere/slecht verlichte werkzone (kippenstal) en het zich aldaar gelijktijdig bevinden van bewegende mobiele arbeidsmiddelen (een verreiker bestuurd door haar werknemer) met zich brengt,

en

- artikel 8, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat haar werknemer doeltreffend werd ingelicht over de te verrichten werkzaamheden door werknemers van haar medeverdachte (het vangen en laden van pluimvee) in de kippenstal en de daaraan verbonden risico’s (aanrijdgevaar) bij het gelijktijdig in die stal bewegen/bevinden van mobiele arbeidsmiddelen (een verreiker bestuurd door haar werknemer), alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken,

en

- artikel 8, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet niet of onvoldoende toezicht gehouden op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen en beperken van de in artikel 8, eerste lid genoemde risico’s, te weten het verrichten van werkzaamheden (het vangen en/of laden van pluimvee) door werknemers van haar medeverdachte in de directe omgeving van bewegende/rijdende mobiele arbeidsmiddelen (een verreiker bestuurd door haar werknemer)

en

- artikel 19, eerste lid en tweede lid van de Arbeidsomstandighedenwet, arbeid laten verrichten in het bedrijf/inrichting - een kippenstal gelegen aan de [adres 2] - door werknemers van haar medeverdachte, terwijl zij, verdachte, en haar medeverdachten niet onderling op doelmatige wijze samen werkten teneinde de naleving van het bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet bepaalde te verzekeren (eerste lid) en zij, verdachte, en haar medeverdachten niet schriftelijk hadden vastgelegd op welke wijze werd samengewerkt, welke voorzieningen daarbij werden getroffen en op welke wijze daarop toezicht werd uitgeoefend (tweede lid),

en

- artikel 7.3, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit gehandeld door er niet zorg voor te dragen dat het aan haar werknemer ter beschikking gestelde arbeidsmiddel, te weten de verreiker, uitsluitend gebruikt werd in de (kippen)stal voor het doel en op de wijze waarvoor die verreiker was ingericht, immers was de gebruiksaanwijzing van de verreiker niet aanwezig in de verreiker en is door de bestuurder van de verreiker, te weten haar werknemer, niet de gebruiksaanwijzing van de verreiker nageleefd, immers was er door haar werknemer geen gebruik gemaakt van de snelheidsbeperker en was er door haar werknemer niet alles aan gedaan om ten alle tijde goed zicht te hebben over de onmiddellijke omgeving van de verreiker, zoals werd voorgeschreven in de gebruiksaanwijzing,

en

- artikel 7.5, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit gehandeld door niet de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het arbeidsmiddel, te weten de verreiker, tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat werd gehouden dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van haar werknemer en de werknemers van haar medeverdachte zoveel mogelijk werd voorkomen, immers ontbrak de buitenspiegel en ontbrak het akoestisch signaal bij het achteruitrijden,

en

- artikel 7.17c vierde lid, vijfde lid en zesde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit geen doeltreffende verkeersregels vastgesteld teneinde het aanrijdgevaar te voorkomen in het geval een mobiel arbeidsmiddel (een verreiker bestuurd door haar werknemer) zich bewoog binnen een werkzone waar werknemers van haar medeverdachte zich konden bevinden (vierde lid) en geen doeltreffende organisatorische maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers van haar medeverdachte zich bevonden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving (een verreiker bestuurd door haar werknemer)(vijfde lid) en, indien voor de goede uitvoering van de werkzaamheden (het vangen en laden van pluimvee) de aanwezigheid van werknemers van haar medeverdachte in een werkzone als bedoeld in het vijfde lid was vereist, geen doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat deze werknemers door het mobiele arbeidsmiddel (een verreiker bestuurd door haar werknemer) gewond konden raken (zesde lid),

terwijl daardoor, naar zij, verdachte, en haar medeverdachten redelijkerwijs moesten weten, dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een van haar werknemers, [slachtoffer 1] , ontstond of te verwachten was;

2.

op 20 juli 2023 te [dorp] tezamen en in vereniging met anderen, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam en onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld door werknemers van haar medeverdachte, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , arbeid te laten verrichten in een donkere/slecht verlichte kippenstal, in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer) zonder afdoende instructies en voorlichting, terwijl zij, verdachte,

- bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid heeft nagelaten de risico’s van het aanrijdgevaar bij die werkzaamheden en onder die omstandigheden in een donkere/slecht verlichte kippenstal bij het verrichten van arbeid (vangen en laden van pluimvee) van werknemers van haar medeverdachte en het zich daar gelijktijdig bevinden van bewegende mobiele arbeidsmiddelen, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer) te inventariseren en in een evaluatie schriftelijk vast te leggen,

en

- er niet voor heeft gezorgd dat risico beperkende maatregelen waren omschreven en getroffen teneinde het aanrijdgevaar door mobiele arbeidsmiddelen te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer) voor werknemers van haar medeverdachte aldaar te beperken,

en

- er niet voor heeft gezorgd dat de werknemers van haar medeverdachte die aldaar werkzaamheden verrichtten, doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en het daaraan verbonden risico van aanrijdgevaar door mobiele arbeidsmiddelen, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer), alsmede over de maatregelen die erop gericht waren dit risico te voorkomen en te beperken,

en

- niet of onvoldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen en beperken van risico’s bij de te verrichten werkzaamheden van de werknemers van haar medeverdachte in de directe omgeving van bewegende/bevindende mobiele arbeidsmiddelen, te weten een verreiker (bestuurd door haar werknemer),

waardoor het aan de schuld van haar en haar medeverdachten te wijten is dat de werkneemster van haar medeverdachte, [slachtoffer 1] door de verreiker aan- en overreden is, waardoor zij zodanig letsel heeft bekomen dat zij daardoor is overleden.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een geldboete van € 50.000,-

(voor de bedrijven [verdachte & medeverdachte] gezamenlijk een geldboete van € 100.000,-.)

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage 2).

Het standpunt van de verdediging.

Namens de verdachte is geen strafmaatverweer gevoerd.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de bedrijfsomstandigheden van de verdachte, waaronder haar draagkracht.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De bedrijven [verdachte & medeverdachte] zijn als werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid van haar werknemers en de werknemers die zij van een ander bedrijf inleent. Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijven [verdachte & medeverdachte] opzettelijk hebben verzuimd ervoor zorg te dragen dat de arbeidsomstandigheden aan de in acht te nemen veiligheidsnormen voldeden en aldus dat werknemers in een veilige omgeving en op een veilige manier hun werk konden verrichten. Zij hebben meerdere voorschriften die de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dienden, overtreden. Hiermee zijn zij ernstig tekort geschoten in de zorgplicht jegens hun werknemers en de werknemers die zij inleenden in het algemeen en het slachtoffer in het bijzonder. Het is deze nalatigheid die ertoe heeft geleid dat het bewezen verklaarde bedrijfsongeval heeft kunnen plaatsvinden, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden.

Het slachtoffer was op moment van het ongeval 25 jaar oud en was moeder van vier kinderen. Zij was als arbeidsmigrante samen met haar moeder, stiefvader en partner aan het werk op het moment dat zij verongelukte. De dood en het gemis van het slachtoffer hebben veel leed veroorzaakt. Haar moeder, stiefvader en partner hebben machteloos moeten toekijken terwijl zij overleed. Vier kinderen zullen moeten opgroeien zonder hun moeder. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken.

De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 oktober 2025 over de verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een geldboete van € 100.000,- voor de bedrijven [verdachte & medeverdachte] gezamenlijk, een passende straf. Dat maakt dat voor alleen het bedrijf [verdachte] € 50.000,- een passende straf is.

De vorderingen van de benadeelde partijen, de nabestaanden van het overleden slachtoffer.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht, in navolging van hetgeen de raadsman van de benadeelde partijen ter terechtzitting van 3 november 2025 heeft aangevoerd, de benadeelde partijen

niet-ontvankelijk in de vorderingen.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft zich wat betreft de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling.

Ter terechtzitting is gebleken dat de verzekeraar van het betrokken arbeidsmiddel de aansprakelijkheid heeft erkend. Ook is gebleken dat de gevorderde affectieschade van de nabestaanden nog niet daadwerkelijk is vergoed. De nabestaanden hebben aldus nog een vorderingsrecht ten aanzien van de verdachte en de medeverdachten.

Bij deze stand van zaken zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, zoals dat ook is verzocht door de raadsman van de benadeelde partijen.

De benadeelde partijen kunnen deze vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal voor ieder van de in het dictum te noemen benadeelde partijen bepalen dat deze niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.

De rechtbank zal tevens voor ieder van de benadeelde partijen bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

23, 47, 51, 57, 307 van het Wetboek van Strafrecht;

1, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;

5, 8, 19, 32 van de Arbeidsomstandighedenwet;

7.3, 7.5, 7.17c van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

DE UITSPRAAK
De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

feit 1:medeplegen van overtreding van het bepaalde bij en krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;

feit 2:medeplegen van aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, begaan door een rechtspersoon.

verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf: een geldboete ter hoogte van 50.000,00 euro.

Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen:

- [benadeelde partij 1] ;

- [benadeelde partij 2] ;

- [benadeelde partij 3] ;

- [benadeelde partij 4] ;

- [benadeelde partij 5] ;

- [benadeelde partij 6] ;

- [benadeelde partij 7] ;

Bepaalt voor ieder van voormelde benadeelde partijen dat deze niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt voor ieder van voormelde benadeelde partijen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. E.M. Vermeulen, voorzitter,

mr. M. Langstraat en N.A. Schipper, leden,

in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,

en is uitgesproken op 17 november 2025.

De jongste rechter is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.