De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 12 november 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van 01.298736.23:
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer 1] (geboren [2012] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren [2015] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft verdachte
- [slachtoffer 1] op/in de nek en/of op de wang en/of op de rug gekust en/of
- de buik, althans het lichaam van [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt (onder de kleding) en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geknuffeld en/of omhelsd,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (in een park) heeft benaderd en/of aangesproken en/of
- [slachtoffer 1] (stevig) heeft omhelsd en/of vastgehouden en/of zijn armen om het lichaam van [slachtoffer 1] heen heeft gedaan/gehouden en/of
- zijn hand onder het shirt van [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of (vervolgens) zijn hand over de buik en/of het lichaam van [slachtoffer 1] in de richting van de borst(en) van [slachtoffer 1] heeft bewogen en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: "I love you", althans woorden gelijke aard en/of strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van een fysiek en/of uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (veroorzaakt door het aanzienlijke leeftijdsverschil en/of fysieke verschillen tussen verdachte en [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of
- (aldus) voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Eindhoven, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren [2012] , en/of [slachtoffer 2] , geboren [2015]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het kussen op/in de nek en/of op de wang en/of op de rug van [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of aanraken van de buik, althans het lichaam van [slachtoffer 1]
(onder de kleding) en/of
- het knuffelen en/of omhelsen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van 01.370281.24:
hij op of omstreeks 20 oktober 2024 te Eindhoven,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt
opzettelijk en
wederrechtelijk
van [slachtoffer 3]
aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een damestoilet(hokje) van [café]
een afbeelding, te weten een video/filmpje, heeft vervaardigd;
Het bewijs.
Verdachte wordt, kortgezegd, verweten dat hij de het minderjarige meisje [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) heeft geknuffeld, gekust en betast en haar minderjarige zusje [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) heeft geknuffeld en gekust. Dit is primair ten laste gelegd als aanranding en subsidiair als ontucht.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer 3] zonder haar toestemming in een wc-hokje heeft gefilmd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 01.298736.23 primair ten laste gelegde aanrandingen. De officier van justitie heeft tevens gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit dat verdachte onder parketnummer 01.370281.24 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van 01.298736.23.
Primair heeft de raadsman van verdachte zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de opzet in de zin van een seksueel motief ontbreekt. Meer subsidiair heeft de raadsman vrijspraak voor de primair ten laste gelegde aanranding bepleit.
Ten aanzien van 01.307281.24.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Ten aanzien van 01.298736.23.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 19 augustus 2023 in het park genaamd [parknaam] te Eindhoven is geweest, terwijl de zusjes [slachtoffer 1] (destijds 10 jaar) en [slachtoffer 2] (destijds 8 jaar) hier aan het spelen waren.
Verdachte heeft verklaard dat hij de meisjes alleen heeft gesproken en dat hij [slachtoffer 2] een hand heeft gegeven. Verder zou hij ze niet hebben aangeraakt. De meisjes hebben beiden echter verklaard dat verdachte hen zou hebben geknuffeld, gekust en “I love you” tegen hen heeft gezegd. Ook zou hij [slachtoffer 1] hebben betast onder haar kleding.
Betrouwbaarheid.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de zusjes en acht deze dan ook betrouwbaar. De rechtbank overweegt hiertoe dat zij beiden een gedetailleerde, authentieke en consistente verklaring hebben afgelegd. Bovendien zijn de meisjes na het incident naar huis gerend en hebben zij hun verhaal direct tegen hun moeder verteld. De moeder zag op dat moment dat de meisjes in shock waren en huilden. De verbalisanten namen enkele minuten later ook waar dat de kinderen zichtbaar emotioneel waren. De verklaring van de moeder en de waargenomen emoties ondersteunen de verklaringen van de meisjes. Daarnaast heeft deskundige Van der Sleen geconcludeerd dat beide verklaringen in aanzienlijke mate voldoen aan de criteria van een waar verhaal. De rechtbank merkt hierbij op dat het enkele feit dat er geen DNA van verdachte is aangetroffen bij de meisjes, hetgeen de raadsman als ontlastend ziet, niets afdoet aan (de betrouwbaarheid van) de verklaringen van de meisjes.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Van feitelijke aanranding van de eerbaarheid zoals bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (oud) is sprake als de verdachte door (bedreiging met) geweld of door (bedreiging met) een andere feitelijkheid heeft veroorzaakt dat het slachtoffer ontuchtige handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan en het opzet van verdachte daarop gericht was.
Dwang.
Verdachte heeft vanuit het niets beide meisjes, terwijl zij aan het spelen waren in het park, vastgepakt en vervolgens geknuffeld en gekust. Dat heeft hij gedaan door allereerst zijn armen om [slachtoffer 1] heen te slaan ter hoogte van haar armen, toen zij met haar rug naar verdachte toe stond. Daaropvolgend heeft verdachte, terwijl hij haar vasthield, gezegd “I love you baby”, heeft hij haar op haar wang, in haar nek en op haar rug gekust en is hij met zijn hand onder het shirt in de richting van de borsten van [slachtoffer 1] gegaan. Daarna heeft verdachte zijn armen om de middel van [slachtoffer 2] geslagen en heeft hij haar op de rug gekust.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze meisjes, door zijn onverhoedse handelen, heeft gedwongen de hiervoor beschreven handelingen tegen hun wil te ondergaan. Door zijn armen om hen te slaan, kon hij verzet van de meisjes voorkomen en waren de meisjes – mede gelet op het lichamelijk overwicht van verdachte – ook niet in de gelegenheid zich tegen de handelingen van verdachte te verweren of zich daaraan te onttrekken.
Ontuchtige handelingen.
Er is sprake van ontuchtige handelingen indien de handelingen in objectieve zin een seksuele strekking hebben. Voor deze beoordeling heeft de rechtbank gekeken naar de omstandigheden waaronder de handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die verdachte bij beide meisjes heeft verricht als ontuchtig moeten worden aangemerkt. Allereerst was er sprake van een groot leeftijdsverschil. Verdachte was ten tijde van het incident 26 jaar oud. [slachtoffer 1] was op dat moment 10 jaar en [slachtoffer 2] 8 jaar. Daarnaast kende verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet en zij kenden verdachte niet. Verder heeft verdachte verschillende op elkaar volgende handelingen verricht (het vastpakken van beide meisjes, het knuffelen, het kussen en het betasten van [slachtoffer 1] onder haar t-shirt in de richting van haar borsten) en daarbij verschillende malen gezegd “I love you”.
Al deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank bewezen acht dat de handelingen van verdachte van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Verdachte heeft [slachtoffer 2] weliswaar niet onder haar kleding betast, maar gezien de context en de gelijktijdigheid ziet de rechtbank ook hier het ontuchtige karakter van de handelingen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van 01.307281.24.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier vast dat verdachte [slachtoffer 3] op het toilet heeft gefilmd zonder haar toestemming. Verdachte heeft bij zijn aanhouding verklaard dat hij de weg kwijt was. Tijdens het verhoor bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij naar het damestoilet ging, omdat hij nodig naar de wc moest en het herentoilet bezet was. Toen hij in het toilethokje was, werd hij naar eigen zeggen nat gegooid vanuit het hokje naast hem. Daarom zou hij zijn gaan filmen. Gelet op de wisselende verklaringen van verdachte en het ontbreken van aanwijzingen die het verhaal van verdachte ondersteunen, acht de rechtbank dit niet aannemelijk. De rechtbank merkt verder op dat, indien het verhaal van verdachte wel zou kloppen, het filmen nog steeds wederrechtelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van 01.298736.23 primair:
op 19 augustus 2023 te Eindhoven door feitelijkheden, [slachtoffer 1] (geboren [2012] ) en [slachtoffer 2] (geboren [2015] ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- [slachtoffer 1] in de nek en op de wang en op de rug gekust en
- de buik van [slachtoffer 1] betast en aangeraakt onder de kleding en
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geknuffeld en omhelsd,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een park heeft benaderd en aangesproken en
- [slachtoffer 1] heeft omhelsd en zijn armen om het lichaam van [slachtoffer 1] heen heeft gedaan/gehouden en
- zijn hand onder het shirt van [slachtoffer 1] heeft gebracht en vervolgens zijn hand over de buik van [slachtoffer 1] in de richting van de borsten van [slachtoffer 1] heeft bewogen en
- tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd: "I love you" en
- misbruik heeft gemaakt van een fysiek en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (veroorzaakt door het aanzienlijke leeftijdsverschil en fysieke verschillen tussen verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) en
- voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een bedreigende en intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
Ten aanzien van 01.370281.24:
op 20 oktober 2024 te Eindhoven, gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 3] , aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een damestoilethokje van [café] een afbeelding, te weten een video/filmpje, heeft vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman van verdachte erop gewezen dat verdachte een first offender is en dat de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 01.298736.23 is overschreden. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn huis en stabiele financiële situatie zal kwijtraken. De raadsman heeft daarom verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van twee meisjes van destijds 8 en 10 jaar oud, terwijl zij aan het spelen waren in het park. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de twee jonge slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Ook voor de ouders van de meisjes is dit een zeer verontrustende en angstige situatie geweest. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat hun kinderen veilig kunnen spelen in een park in de buurt van hun huis. Verdachte heeft zich met zijn handelen puur laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zich niet bekommerd om de gevoelens van de meisjes en hun ouders en de gevolgen van zijn handelen op hen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het heimelijk filmen van een vrouw op het damestoilet. Verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de privacy van het slachtoffer op een plaats waar zij zich onbespied moest kunnen wanen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie aangaande verdachte van 3 november 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport over verdachte van 26 november 2025. Daarin heeft de reclassering vermeld dat er weinig diepgang bereikt kon worden tijdens de gesprekken met verdachte. De reclassering heeft daarom geen conclusies kunnen trekken ten aanzien van eventuele criminogene factoren of een mogelijk recidiverisico.
Redelijke termijn.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM in de zaak met parketnummer 01.298736.23 met bijna vier maanden is overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding van de redelijke termijn meewegen bij de strafoplegging.
De op te leggen straf.
Gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. De rechtbank legt een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uren. De rechtbank legt hiermee een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die wordt opgelegd de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht een locatieverbod, zoals verzocht door de benadeelde partij, niet proportioneel. Aan verdachte is indertijd een gedragsaanwijzing opgelegd en hij heeft zich daaraan gehouden. In de twee jaren daarna zijn er geen signalen geweest dat verdachte zich nog in het park heeft opgehouden en de meisjes of andere kinderen daar heeft benaderd. Gelet op het tijdsverloop sinds het begaan van de feiten en het ontbreken van aanwijzingen dat verdachte zich nog heeft misdragen aldaar is een locatieverbod niet meer passend.
Ten aanzien van 01.298736.23.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een immateriële schadevergoeding gevorderd van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn om de vordering toe te wijzen. Voor de hoogte van de schadevergoeding heeft de officier zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier heeft daarnaast gevraagd het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich, bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank..
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, geheel toewijzen.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
BEM-clausule.
Aangezien de benadeelde partij nog minderjarig is, zal de rechtbank bepalen dat de aan haar te betalen immateriële schadevergoeding gestort zal worden op een ten behoeve van haar te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Ergernis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en de wettelijk vertegenwoordigers kunnen daarom slechts met toestemming van de kantonrechter hierover beschikken tot zij achttien jaar is.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een immateriële schadevergoeding gevorderd van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn om de vordering toe te wijzen. Voor de hoogte van de toewijzing heeft de officier zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich, bij een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, geheel toewijzen.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
BEM-clausule.
Aangezien de benadeelde partij nog minderjarig is, zal de rechtbank bepalen dat de aan haar te betalen immateriële schadevergoeding gestort zal worden op een ten behoeve van haar te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Ergernis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en de wettelijk vertegenwoordigers kunnen daarom slechts met toestemming van de kantonrechter hierover beschikken tot zij achttien jaar is.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 139f en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 01.298736.23 feit 1 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Ten aanzien van 01.370281.24:
gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding maken
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
Ten aanzien van 01.298736.23 feit 1 primair en 01.370281.24:
een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis
een gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van 01.298736.23 feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 1.000,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 1.000,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de te betalen immateriële schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 2] te openen rekening met een BEM-clausule;
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.000,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.000,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de te betalen immateriële schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] te openen rekening met een BEM-clausule;
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. R. Grimbergen en mr. S. Zuithoff, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N. Slingerland, griffier,
en is uitgesproken op 24 december 2025.