Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Eerste aanleg - enkelvoudig Bestuursrecht overig

21 augustus 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:4473

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht. Het zaaknummer is ak_24_3197, bekend onder ECLI code ECLI:NL:RBOVE:2024:4473. De plaats van zitting was Zwolle.

Soort procedure
Zaaknummer(s)
ak_24_3197
Datum uitspraak
21 augustus 2024
Datum gepubliceerd
21 augustus 2024
Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 24/3197

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker]
, uit
[woonplaats]
, verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen, het college,

(gemachtigden: mr. F.A. Klamer en mr. F.C. Hofste op Bruinink).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van 29 juli 2024. Het college heeft daarin besloten dat

[minderjarige 1]
- de veertienjarige kleinzoon van verzoeker - met ingang van het schooljaar 2024/2025 gebruik zal moeten maken van een opstapplaats voor zijn vervoer naar school.

Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De voorlopige voorzieningenprocedure

2. Als tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningen-rechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beoordeling die de voorzieningenrechter hierin maakt is voorlopig van aard. De rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.

Waar gaat deze zaak over

3.

[minderjarige 1]
woont samen met zijn broer
[minderjarige 2]
(15 jaar) en zusje
[minderjarige 3]
(7 jaar) bij zijn opa (verzoeker) en oma. Verzoeker is de voogd van
[minderjarige 1]
.

3.1.

[minderjarige 1]
gaat al langer met het leerlingenvervoer van de gemeente Haaksbergen naar het speciaal onderwijs in
[plaats]
. Op 7 mei 2024 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2024/2025 vanaf hun woning in Haaksbergen naar de school voor voortgezet speciaal onderwijs
[school]
in
[plaats]
.

3.2.

Met het besluit van 29 mei 2024 heeft het college deze aanvraag toegewezen. Daarin is aangekondigd dat vanaf het schooljaar 2024/2025 gebruik zal worden gemaakt van opstapplaatsen en dat – indien van toepassing op de route van het kind – men hierover tijdig geïnformeerd zal worden.

3.3.

Op 29 juli 2024 heeft verzoeker het besluit van het college ontvangen waarin wordt vermeld dat

[minderjarige 1]
gebruik zal dienen te maken van de opstapplaats bij de
[locatie]
,
[adres]
. Deze opstapplaats is vanaf de woning van verzoeker te voet binnen 18 minuten en met de auto binnen 4 minuten bereikbaar.

4. Verzoeker is het er echter niet mee eens dat aan

[minderjarige 1]
een opstapplaats is toegewezen.

Standpunten partijen

5. Verzoeker stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat het voor

[minderjarige 1]
niet mogelijk is gebruik te maken van de opstapplaats. Verzoeker wijst daarbij op de medische situatie van zijn vrouw, de situatie rondom de ex van zijn dochter en de mogelijke veiligheidsrisico’s in verband daarmee voor
[minderjarige 1]
en de omstandigheid dat hij
[minderjarige 3]
niet alleen thuis kan laten als hij
[minderjarige 1]
naar de opstapplaats zou moeten brengen.
[minderjarige 1]
dient volgens verzoeker – net als voorgaande jaren – vanaf zijn woning te worden opgehaald en teruggebracht.

6. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat terecht is besloten om

[minderjarige 1]
leerlingenvervoer toe te wijzen waarbij gebruik dient te worden gemaakt van een opstapplaats. Volgens het college heeft verzoeker niet aangetoond dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 10, derde lid, van de ‘Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Haaksbergen 2023’.

Heeft verzoeker spoedeisend belang bij de beoordeling door de voorzieningenrechter?

7. Het college heeft aangegeven dat er eind september een hoorzitting plaats zal vinden en medio oktober een beslissing op bezwaar kan worden verwacht.

[minderjarige 1]
dient met ingang van 26 augustus 2024 gebruik te maken van de door het college aangewezen opstapplaats. De voorzieningenrechter is daarmee van oordeel dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij een voorlopige beoordeling van het besluit van 29 juli 2024 door de voorzieningenrechter.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

8. Met het besluit van 21 maart 2023 heeft de gemeenteraad van de gemeente Haaksbergen ingestemd met de ‘Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Haaksbergen 2023’(hierna: de Verordening). Op grond van artikel 10 van de Verordening kan het college een opstapplaats aanwijzen. Artikel 10 van de Verordening bepaalt:

Artikel 10. Aanwijzing opstapplaats

1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verstrekken van aangepast vervoer

een opstapplaats aanwijzen van waaruit de leerling gebruik maakt van de

vervoersvoorziening.

2. De ouders dragen er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt

begeleid als dit noodzakelijk is.

3. Burgemeester en wethouders wijzen geen opstapplaats aan als door de ouders

wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen

onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een

andere oplossing niet mogelijk is.

4. Burgemeester en wethouders wijzen geen opstapplaats aan als het gebruik van

een opstapplaats leidt tot hogere kosten dan aangepast vervoer vanaf de woning

van de leerling.

8.1.

In het besluit van 29 juli 2024 en op de zitting heeft het college nader toegelicht dat voor opstapplaatsen is gekozen – waar voorheen de kinderen van en naar hun woning en school werden vervoerd – uit financiële en praktische overwegingen. Het oude systeem had namelijk tot gevolg dat kinderen die als eerste van huis werden opgehaald en als laatste teruggebracht, regelmatig een onnodig langer reistijd konden hebben. Voorts is door de toename van aantal kinderen dat gebruik maakt van het leerlingenvervoer – inmiddels 100 leerlingen in Haaksbergen – het plannen ingewikkeld en kostbaar geworden.

9. De voorzieningenrechter acht dit beleid vooralsnog niet onredelijk. Verzoeker heeft dit ook niet betwist.

10. De voorzieningenrechter ziet zich daarmee enkel voor de vraag gesteld of verzoeker heeft aangetoond dat het voor hem onmogelijk is, of dat het tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden, om

[minderjarige 1]
naar de aangewezen opstapplaats te begeleiden, zoals is bepaald in artikel 10, derde lid, van de Verordening.

11. De voorzieningenrechter heeft respect voor het feit dat verzoeker en zijn echtgenote de zorg op zich hebben genomen voor hun kleinkinderen. De voorzieningenrechter is echter voorlopig van oordeel dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat het voor hem als verzorger onmogelijk zou zijn om

[minderjarige 1]
naar de opstapplaats te brengen of tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat de begeleiding tijdens het leerlingenvervoer in beginsel de verantwoordelijkheid is van de (pleeg)ouders. Ook heeft het college erop gewezen dat uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat van (pleeg)ouders in beginsel kan worden verwacht dat zij hun kind vergezellen naar de opstapplaats. Verzoeker heeft weliswaar gesteld dat dit niet mogelijk is voor hem – onder verwijzing naar de medische situatie van zijn vrouw, de situatie rondom de ex van zijn dochter en de omstandigheid dat hij
[minderjarige 3]
niet alleen thuis kan laten – maar hij heeft (ook ter zitting) onvoldoende concreet gemaakt waarom deze omstandigheden ertoe leiden dat
[minderjarige 1]
niet naar de opstapplaats kan worden begeleid. Zo heeft verzoeker bijvoorbeeld niet concreet gemaakt waarom het onmogelijk is
[minderjarige 3]
mee te nemen naar de opstapplaats. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat zij wel mee kan als in september zou worden beslist dat
[minderjarige 3]
ook naar de school in
[plaats]
gaat en beide kinderen dan naar de opstapplaats moeten. Waarom dat nu ook niet zou kunnen is niet duidelijk geworden. Verzoeker heeft eveneens onvoldoende onderbouwd waarom
[minderjarige 3]
niet even alleen bij oma zou kunnen blijven in de tijd dat hij
[minderjarige 1]
naar de opstapplaats moet brengen.

Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter onbesproken laten of -als alternatief voor de begeleiding naar de opstapplaats-

[minderjarige 1]
daar zelf lopend of fietsend naar toe zou kunnen gaan.

12. Resumerend ziet de voorzieningenrechter in wat verzoeker heeft gesteld en de beschikbare gegevens dan ook geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023,

ECLI:NL:RVS:2023:402.

Uitspraak van 24 augustus 1992, nr. R03.90.1504/83-105.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158