Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - enkelvoudig civiel recht overig
ECLI:NL:RBOVE:2025:3943
Op 17 June 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11437688 \ CV EXPL 24-2438, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:3943. De plaats van zitting was Almelo.
Indicatie
Gedaagde moet op grond van een zorgverzekeringsovereenkomst maandelijks premie betalen aan Menzis. Menzis stelt dat er een betalingsachterstand is ontstaan, omdat er over de maand maart 2024 geen premie is betaald. Daarom vordert Menzis dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling daarvan, te vermeerderen met rente en kosten. Gedaagde betwist dat er sprake is van een betalingsachterstand. Uit de overgelegde overzichten en specificaties blijkt dat er inderdaad sprake is van een betalingsachterstand. Daarom wijst de kantonrechter de vordering van Menzis grotendeels toe.
Uitspraak
RECHTBANK
OVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11437688 \ CV EXPL 24-2438
de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij,
hierna te noemen: Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 maart 2025- de akte van Menzis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1.
[gedaagde] moet op grond van een zorgverzekeringsovereenkomst maandelijks premie betalen aan Menzis. Menzis stelt dat er een betalingsachterstand is ontstaan, omdat er over de maand maart 2024 geen premie is betaald. Daarom vordert Menzis dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling daarvan, te vermeerderen met rente en kosten. [gedaagde] betwist dat er sprake is van een betalingsachterstand. Uit de overgelegde overzichten en specificaties blijkt dat er inderdaad sprake is van een betalingsachterstand. Daarom wijst de kantonrechter de vordering van Menzis grotendeels toe.
3.1.
Menzis vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 252,34. Dit bestaat uit een bedrag van € 194,18 aan hoofdsom, € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten incl. btw en € 9,76 aan wettelijke rente tot 19 november 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 194,18 vanaf 19 november 2024 tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Volgens Menzis is [gedaagde] te laat met het betalen van de premie over de maand maart 2024. Menzis heeft een specificatie van deze vordering overgelegd.
3.2.
[gedaagde] betwist dat er sprake is van een betalingsachterstand. Er zijn volgens haar diverse bedragen betaald en teruggeboekt, maar onder aan de streep is de premie voor de maand maart 2024 betaald. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] een overzicht overgelegd waaruit volgt welke bedragen aan Menzis zijn overgemaakt.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Overwegingen
4.1.
Er is in deze zaak sprake van een overeenkomst tussen een consument en een professionele partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De kantonrechter heeft daarom ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
Moet [gedaagde] premie betalen?
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] bij Menzis een zorgverzekering en aanvullende zorgverzekering heeft afgesloten. [gedaagde] heeft erkend dat zij maandelijks premie moet betalen aan Menzis. Zowel [gedaagde] als Menzis hebben door middel van overzichten laten zien welke betalingen volgens hen zijn verricht en welke betalingen zijn teruggeboekt.
4.3.
De kantonrechter stelt aan de hand van de overzichten en specificaties (van zowel Menzis als [gedaagde]) vast dat er in de periode van 12 januari t/m 7 maart 2024 door [gedaagde] in totaal zes keer een bedrag van € 194,18 is betaald en vier keer een bedrag van € 194,18 is teruggeboekt. Op 12 januari 2024 is de premie voor januari 2024 voldaan door middel van een automatische incasso. Deze incasso is op 18 januari 2024 gestorneerd. Vervolgens heeft [gedaagde] op 24 januari 2024 de premie over de maand januari 2024 betaald. De verschuldigde premie over de maand februari 2024 is op 29 januari 2024 betaald door [gedaagde]. Vervolgens is er op 30 januari 2024 nogmaals de premie voor januari 2024 voldaan door een door Menzis opnieuw aangemaakte automatische incasso. Op 1 februari is de betaling van 30 januari 2024 door [gedaagde] gestorneerd. Op 5 februari 2024 heeft Menzis het betaalde bedrag van 24 januari 2024 terugbetaald aan [gedaagde]. Dat betekent dat op 5 februari 2024 alleen de premie over januari 2024 is betaald. Vervolgens heeft [gedaagde] op 24 februari 2024 een bedrag van € 194,18 betaald voor de premie van februari 2024 en is er op 29 februari 2024 automatisch een bedrag van € 194,18 geïncasseerd voor de premie van maart 2024. De automatische incasso van 29 februari 2024 is gestorneerd op 7 maart 2024. Op dat moment is dus alleen premie betaald voor de maanden januari en februari 2024 en niet voor de maand maart 2024 en verkeerde [gedaagde] in verzuim. Alhoewel uit de producties blijkt dat [gedaagde] door Menzis in de gelegenheid is gesteld om de openstaande premie over de maand maart 2024 alsnog te betalen zonder extra kosten, is deze onbetaald gebleven. Daarom zal de kantonrechter de vordering van Menzis toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.4.
Menzis vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Menzis heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Menzis heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat Menzis een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 48,40 worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over een bedrag van € 194,18 vanaf de datum van stornering (7 maart 2024) tot aan de dag van volledige betaling.
4.6.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Menzis worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
137,38
- griffierecht
€
130,00
- salaris gemachtigde
€
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
€
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
367,38
Beslissing
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 242,58, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 194,18, met ingang van 7 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 367,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.