Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig personen- en familierecht

ECLI:NL:RBOVE:2025:4052

Op 17 June 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/08/331493 / FA RK 25-920, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4052. De plaats van zitting was Zwolle.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/08/331493 / FA RK 25-920
Datum uitspraak:
17 June 2025
Datum publicatie:
23 June 2025

Indicatie

Beëindigen gezag. Artikel 1:266 BW. De ouders hebben het voornemen om de minderjarige af te staan ter adoptie. Zij willen niet zelf voor hem zorgen en beslissingen over hem nemen. Zij willen het gezag over de minderjarige niet uitoefenen. FIOM heeft laten weten de oproep voor de zitting met de ouders te hebben besproken en dat de ouders ervan afzien om op de zitting aanwezig te zijn. De ouders zijn akkoord met de gezagsbeëindiging (van de moeder) en zullen geen verweer voeren. De raad heeft de belangen voor de minderjarige afgewogen. De rechtbank sluit aan bij de afwegingen zoals de raad die heeft gemaakt. De minderjarige woont inmiddels bij zijn toekomstige adoptieouders.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Zwolle

Zaaknummer: C/08/331493 / FA RK 25-920

Datum uitspraak: 17 juni 2025

Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Zwolle,

hierna te noemen de raad,

over

[het kind] , geboren op [geboortedatum 1] 2025 in [geboorteplaats 1],

hierna te noemen [het kind].

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, gevestigd te Zwolle,

hierna te noemen de voogdijinstelling.

De rechtbank merkt als informant aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1
Het verloop van de procedure
1.1.

De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 maart 2025;

de brief van FIOM, ontvangen op 26 mei 2025;

de brief van mr. J. Rump, waarin staat dat de moeder afziet van bijstand door een advocaat;

het briefrapport van de raad, met bijlagen, ontvangen op 4 juni 2025.

1.2.

De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:

- [naam 1], vertegenwoordiger van de raad;

- [naam 2] en [naam 3], vertegenwoordigers van de voogdijinstelling.

De moeder en de vader zijn, nadat zij zich via FIOM hebben afgemeld, niet verschenen.

2
De feiten
2.1.

Op [geboortedatum 1] 2025 is de moeder geschorst in de uitoefening van haar gezag over [het kind] en is de voogdijinstelling belast met de voorlopige voogdij over [het kind] voor de duur van veertien dagen.

2.2.

Bij beschikking van 13 januari 2025 heeft de kinderrechter de voogdijinstelling belast met de voorlopige voogdij over [het kind]. Daarbij is bepaald dat de maatregel van rechtswege eindigt na drie maanden, tenzij voor het einde van die termijn aan de kinderrechter een voorziening in het gezag over [het kind] is verzocht.

2.3.

[het kind] verblijft elders.

2.4.

De voogdijinstelling heeft zich bij brief van 30 mei 2025 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3
Het verzoek
3.1.

De raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de voogdijinstelling tot voogd over [het kind] te benoemen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Overwegingen

4
De beoordeling
4.1.

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of de ouder het gezag misbruikt.

4.2.

De ouders hebben het voornemen om [het kind] af te staan ter adoptie. Zij willen niet zelf voor hem zorgen en beslissingen over hem nemen. Zij willen het gezag over [het kind] niet uitoefenen. De ouders zijn via FIOM opgeroepen voor de zitting. FIOM heeft laten weten de oproep voor de zitting met de ouders te hebben besproken en dat de ouders ervan afzien om op de zitting aanwezig te zijn. De ouders zijn akkoord met de gezagsbeëindiging (van de moeder) en zullen geen verweer voeren. Bij de rechtbank is ook geen verweer van de ouders bekend geworden. Zij hebben het verzoek derhalve niet weersproken.

4.3.

Uit de stukken blijkt dat oma en stiefopa vaderszijde betrokken zijn bij [het kind] en het liefst [het kind] zelf hadden opgevoed. De ouders willen dit echter niet en de raad volgt na onderzoek de ouders daarin. De ouders hebben betrokkenheid getoond bij het zoeken naar en selecteren van een geschikt adoptiegezin voor [het kind]. Ook willen de ouders oma en stiefopa vaderzijde ruimte bieden om contact te houden met [het kind].

4.4.

De raad heeft volgens het briefrapport de belangen voor [het kind] afgewogen. De situatie waarin de ouders afstand doen van [het kind] en geheimhouding over hem willen, terwijl oma en stiefopa vaderszijde hier niet achterstonden en wilden dat [het kind] bij hen zou worden geplaatst en zij ook omgang met [het kind] zullen blijven houden, maakt de situatie complex, zeker voor de toekomst. De rechtbank sluit echter aan bij de afwegingen zoals de raad die heeft gemaakt. Zo heeft de raad ook met de ouders over de toekomst gesproken, voor als [het kind] ouder wordt en vragen gaat stellen. De moeder heeft aangegeven dat ze zich kan voorstellen dat als [het kind] een tiener is en hij hen wil zien, dat ze dan de deur voor hem opendoen. Hoewel de ouders kiezen voor anonimiteit naar [het kind] en de buitenwereld toe hebben zij naar het oordeel van de rechtbank het belang van [het kind] vooropgesteld in hun zoektocht naar een goede plek voor hem. De rechtbank heeft ter zitting van de voogdijinstelling en de raad begrepen dat [het kind] inmiddels bij zijn toekomstige adoptieouders woont en hij door hen zeer gewenst is.

4.5.

Op basis van de stukken en de zitting is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en wijst het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toe.

4.6.

Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [het kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. Van belang is dat er een neutrale voogd voor [het kind] komt, die de overgang naar de toekomstige adoptieouders goed kan begeleiden.

4.7.

De voogdijinstelling heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.

De rechtbank is daarom van oordeel dat de voogdijinstelling moet worden belast met de voogdij.

4.8.

De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

Beslissing

5
De beslissing

De rechtbank:

5.1.

beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder], geboren op [geboortedatum 2] 2003 in [geboorteplaats 2] over [het kind];

5.2.

benoemt tot voogd over genoemde minderjarige Stichting Jeugdbescherming Overijssel;

5.3.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Bruggen, mr. drs. H.F.J.M. Schröder en mr. A.M. Mensink, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.H. Wiersma als griffier.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.