Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2016:1309

Op 15 April 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08/700449-12, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2016:1309. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08/700449-12
Datum uitspraak:
15 April 2016
Datum publicatie:
15 April 2016

Indicatie

De rechtbank veroordeelt een 72-jarige man tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De man heeft zich schuldig gemaakt aan een eenvoudige mishandeling waarvan de gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie, volgens de voorgedragen slachtofferverklaring, zeer ingrijpend zijn geweest.

Op 22 juli 2012 aan het einde van de middag ging het slachtoffer vermoedelijk verhaal halen bij verdachte omdat hij in de veronderstelling was dat deze twee weideklokken van hem had gestolen. In de woordenwisseling die daarop ontstond duwde verdachte het slachtoffer richting de uitgang van zijn erf waarna de situatie escaleerde en verdachte het slachtoffer een klap of stomp in zijn gezicht gaf waardoor deze hard kwam te vallen met zwaar hersenletsel als triest gevolg. Het slachtoffer zal nooit meer normaal functioneren en is voor zijn verzorging afhankelijk van derden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer (P): 08/700449-12

Datum vonnis: 15 april 2016

Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1943 in [geboorteplaats] ,

wonende in [woonplaats] , [adres] .

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 juni 2015 en 1 april 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.W. Leusink-Van Dijk en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden mr. H.A. Koning en mr. A.P.E.M. Pover, beiden advocaat te Meppel, naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij op of omstreeks 22 juli 2012, te Zuna, gemeente Wierden,

opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer] , bij de arm en/of de

rug heeft vastgepakt en/of heeft aangeduwd en/of (met kracht) in/tegen het

gezicht en/althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge

waarvan die [slachtoffer] (achterover) op de grond is gevallen en/of daarbij (hard)

met zijn hoofd op de grond is gevallen,

waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelfractuur

en/of hersenkneuzingen en/of bloedingen tussen de hersenvliezen en/althans

ernstig hersenletsel en/of bloeduitstortingen in het gezicht, althans enig

lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(parketnummer 700449/12)

art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht

3
De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf zijnde een werkstraf van 180 uren bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.

4
De voorvragen

De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging. De verdediging heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat er sprake is van een tijdsverloop van bijna drie jaren tussen het voorval en de zitting. Ten tweede heeft de verdediging gesteld dat verdachte er al in het najaar van 2014 vanuit mocht gaan dat de zaak geen vervolg meer zou krijgen nu er na de taps en verhoren in de zomer van 2014 niets meer is gebeurd. Daarnaast is er sprake van een evidente schending van de procesorde nu de officier van justitie stukken aan de verdediging heeft onthouden of zo laat heeft toegezonden dat de verdediging daardoor in haar belangen is geschaad.

De rechtbank is van oordeel dat de verweren van de verdediging dienen te worden gepasseerd. Hoewel het Openbaar Ministerie de zaak tot op heden niet voortvarend heeft aangepakt, leidt dat niet - ook niet in combinatie met de andere bezwaren die de verdediging heeft aangevoerd - tot niet-ontvankelijkheid. Voorts volgt uit de processtukken niet dat de verdachte er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat hij niet vervolgd zou worden.

De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

5
De beoordeling van het bewijs
5.1

De vaststaande feiten

De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen (Voetnoot 1).

Verdachte heeft op 22 juli 2012 te Zuna, gemeente Wierden een confrontatie gehad met

[slachtoffer] waarbij verdachte [slachtoffer] van zijn erf heeft verwijderd door hem daarvan weg te leiden waarbij hij deze [slachtoffer] heeft gedrukt en geduwd. (Voetnoot 2)

5.2

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie heeft op basis van de zich in het onderliggende strafdossier bevindende stukken geconcludeerd dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

De raadslieden van verdachte hebben gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Geen van de getuigen heeft verklaard dat zij gezien hebben wat er is gebeurd. Op basis van de getuigenverklaringen kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van enige mishandeling door verdachte. Ook de uitgebrachte NFI rapportages geven geen duidelijkheid over de oorzaak van het ontstane letsel. Daarnaast kan geen causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het letsel worden aangenomen.

5.3

De bewijsoverwegingen van de rechtbank

letsel

Uit de brief van 6 juni 2013 van de chirurg dr. D. van der Velde werkzaam bij de ziekenhuisgroep ZGT te Almelo blijkt dat er bij het slachtoffer sprake was een fors hematoom op de linker orbita en een contusio ceribri met subduraal hematoom om de linker hermisfeer. (Voetnoot 3)

Blijkens de brief van 6 september 2012 van de neuroloog A.G.M. Borggreve werkzaam bij de ziekenhuisgroep ZGT te Almelo blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] ernstig hersenletsel is overkomen. (Voetnoot 4)

Uit het rapport van 26 juli 2012 van J. Dekker, forensisch arts KNMG, GGD regio Twente blijkt dat er sprake is van een uitgebreide bloeduitstorting van diverse aard tussen de hersenvliezen aan de linkerzij- en achterkant van de schedel en aan de voorzijde van de schedel. Daarbij is sprake van enige drukverhoging in de linker hersenhelft en kneuzinghaarden frontaal in het hersenweefsel (rechts meer dan links) en een schedelfractuur van het schedelbot aan de linkerzijkant en achterkant van de schedel doorlopend naar de rechter achterkant van de schedel.

Voornoemde J. Dekker concludeert dat “het op basis van de letsels gevonden bij dossieronderzoek en letselonderzoek, waarschijnlijk is, dat één impactmoment (vermoedelijk op het achterhoofd) de schedelscheur en de bloedingen en kneuzingen in het hoofd heeft veroorzaakt. De bloeduitstorting rond het linkeroog en de daaronder gelegen bloeduitstorting ter plaatse van het linker jukbeen kunnen niet worden verklaard uit de val op het achterhoofd en de daardoor optredende bloedingen binnen de schedel. Deze bloeduitstortingen wijzen op een stomp geweldsletsel in het aangezicht links.” (Voetnoot 5)

Getuige (ambulancebroeder) [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 22 juli 2012 samen met zijn collega is geroepen naar Zuna waar een persoon door alcoholgebruik in elkaar was gezakt en niet meer aanspreekbaar was. Bij aankomst heeft hij geprobeerd een reactie te ontlokken en toen dit niet lukte is het slachtoffer in de ambulance geplaatst waarna de broeder het onderzoek heeft voortgezet. Het viel hem toen direct op dat zich een zwelling onder het linkeroog aan het ontwikkelen was. De getuige kon deze zwelling niet plaatsen bij het verhaal van de omstander die hem had verteld dat het slachtoffer achterover was gevallen. Volgens de getuige was er geen sprake van overmatig alcoholgebruik. Ook zijn collega heeft geen overmatige alcohollucht geroken. (Voetnoot 6)

De getuige [getuige 2] , ambulancebroeder, heeft verklaard dat hij en zijn collega [getuige 1] het slachtoffer hebben onderzocht en dat zij na alle metingen een bloeduitstorting onder het linkeroog zagen opkomen en dat hij een lichte alcohollucht had geroken. (Voetnoot 7)

In het NFI-rapport Forensisch geneeskundig onderzoek van 19 september 2013 van de deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg, staat dat “het aantreffen van de bloeduitstortingen en kneuzingen aan de voorzijde en aan de achterzijde van het hoofd zoals waargenomen bij de heer [slachtoffer] zeer veel waarschijnlijker is onder de hypothese van tenminste twee geweldsinwerkingen op het hoofd, waarvan één ter hoogte van de linkeroogkas en één aan de linker achterzijde van de schedel, dan onder de hypothese van één geweldsinwerking op het hoofd. Gezien het ontbreken van letsel aan de neus en aan de bovenzijde van de oogkas, is het aantreffen van het letsel ter hoogte van de oogkas veel waarschijnlijker onder de hypothese van slaan dan onder de hypothese van vallen op een vlak oppervlak.” (Voetnoot 8)

Op 6 mei 2015 heeft dezelfde deskundige aanvullend gerapporteerd. In dat rapport staat dat “indien direct geweld op de oogkas de oorzaak is van het blauwe oog deze zich eerder binnen enkele minuten zal manifesteren en zich sneller zal ontwikkelen. In het onderhavige geval was er tevens sprake van een breuk van de oogkas, zonder botbreuk in de schedelbasis of zichtbaar letsel boven de oogkas, waardoor direct mechanisch geweld op de oogkas de meest waarschijnlijke oorzaak is van het blauwe oog. Aangezien een blauw oog in geval van direct geweld op de oogkas doorgaans binnen enkele minuten zichtbaar wordt, zijn het aantreffen van de bevinding van “het opkomen van een bloeduitstorting en/of het zich ontwikkelen van een zwelling” meer waarschijnlijk onder een hypothese dat deze door zeer recent (binnen enkele minuten) inwerkend geweld op de oogkas is opgelopen, dan dat deze door een minder recente (tenminste enkele tot meerdere uren) geweldsinwerking is opgelopen.” (Voetnoot 9)

De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het slachtoffer een gebroken oogkas en ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Voorts concludeert de rechtbank dat

er geweld is uitgeoefend op de oogkas van het slachtoffer [slachtoffer] , waardoor deze is gebroken en dat deze breuk niet is ontstaan door de val van het slachtoffer [slachtoffer] . Dit geweld heeft naar het oordeel van de rechtbank plaatsgevonden kort voor het ontdekken van de zwelling onder de oogkas.

Situatie ter plaatse

De getuige [getuige 3] heeft op 22 juli 2012 verklaard dat verdachte al een hele tijd bij het slachtoffer stond. Op enig moment hoorde zij een doffe knal en zag toen dat het slachtoffer op de grond lag. Bij het slachtoffer stond verdachte. De getuige verklaart voorts dat zij aan verdachte heeft gevraagd: “Wat is dat dan?” Daarop heeft verdachte gezegd dat het slachtoffer hem dreigde te slaan. (Voetnoot 10)

De getuige [getuige 3] heeft op 24 juli 2012 verklaard dat er een soort worsteling ontstond tussen verdachte en het slachtoffer en dat ze in discussie heel dicht bij elkaar stonden. Verdachte wilde niet wijken. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte de enige is geweest die fysiek contact met het slachtoffer heeft gehad. (Voetnoot 11)

De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij het slachtoffer zag duwen en trekken met verdachte. Verdachte zou de man met één of twee handen richting de straat hebben geduwd. Het slachtoffer viel toen opeens steil achterover. (Voetnoot 12)

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer] van zijn erf heeft verwijderd door hem bij de arm te pakken en hem in de rug te duwen. Voorts heeft verdachte verklaard dat niemand anders het slachtoffer heeft aangeraakt. (Voetnoot 13)

Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tijdens de confrontatie die hij met het slachtoffer heeft gehad, het slachtoffer op het oog heeft geslagen. Daarbij is met zoveel kracht geslagen dat de linker oogkas van het slachtoffer is gebroken en het slachtoffer achterover hard op zijn hoofd is gevallen, waardoor hij ernstig hersenletsel heeft opgelopen.

De rechtbank acht hiervoor met name redengevend dat uit de rapportages van het NFI blijkt dat de zwelling onder de linker oogkas van het slachtoffer waarschijnlijk is ontstaan door direct uitgeoefend geweld op de oogkas, kort (enkele minuten) voor het waarnemen van die zwelling of het opkomen daarvan door de ambulancebroeder.

Uit de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte blijkt dat het slachtoffer deze verwonding alleen kan hebben opgelopen toen hij en de verdachte een confrontatie hadden.

Uit de getuigenverklaringen blijkt immers niet dat een ander of anderen dan verdachte fysiek contact hebben gehad met het slachtoffer.

De rechtbank zal gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het verweer van de raadslieden verwerpen.

5.4

De conclusie

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 22 juli 2012 te Zuna, gemeente Wierden, opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer] bij de arm heeft vastgepakt en heeft aangeduwd en met kracht in het gezicht heeft gestompt of geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en daarbij hard met zijn hoofd op de grond is gevallen, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelfractuur en hersenkneuzingen en bloedingen tussen de hersenvliezen heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 lid 2 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7
De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft, indien wordt bewezen dat verdachte het feit heeft begaan, bepleit dat ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen nu verdachte agressief werd benaderd door het slachtoffer [slachtoffer] , waarbij volgens de verdediging sprake was van onmiddellijke aanranding van de persoon van verdachte.

De rechtbank overweegt dienaangaande dat dit verweer dient te worden verworpen omdat op basis van feiten of omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf of goed, zodat er geen sprake is van een noodweersituatie. Reeds om die reden slaagt het beroep op noodweer niet.

Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8
De op te leggen straf of maatregel
8.1

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een eenvoudige mishandeling waarvan de gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie, volgens de voorgedragen slachtofferverklaring, zeer ingrijpend zijn geweest.

Op 22 juli 2012 aan het einde van de middag ging het slachtoffer vermoedelijk verhaal halen bij verdachte omdat hij in de veronderstelling was dat deze twee weideklokken van hem had gestolen. In de woordenwisseling die daarop ontstond duwde verdachte het slachtoffer richting de uitgang van zijn erf waarna de situatie escaleerde en verdachte het slachtoffer een klap of stomp in zijn gezicht gaf waardoor deze hard kwam te vallen met zwaar hersenletsel als triest gevolg. Het slachtoffer zal nooit meer normaal functioneren en is voor zijn verzorging afhankelijk van derden.

De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, terwijl hij met het slachtoffer op weg was naar de uitgang van zijn erf en anderen doende waren de politie te bellen, zich schuldig heeft gemaakt aan gewelddadig handelen ten opzichte van slachtoffer.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder andere tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de afdoening van deze zaak in beginsel slechts een vrijheidsbenemende sanctie in aanmerking komt. Primair geldt daarbij dat de strafoplegging een vergelding is van het leed dat verdachte heeft veroorzaakt. Ook dient met de straf de ernst van het feit tot uitdrukking te worden gebracht. Tenslotte dient van een straf een preventieve werking richting de samenleving uit te gaan.

Naast de hiervoor vermelde doelen dient de rechtbank ook de persoonlijke omstandigheden van de dader te betrekken. In dat kader heeft de rechtbank bij het bepalen van de uiteindelijk op te leggen straf meegewogen dat verdachte, nu 73 jaar oud, niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Voorts zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals beschreven in het reclasseringsrapport van 26 oktober 2012 opgemaakt door reclasseringswerker A. ter Maat bij de afweging betrokken.

Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar. Deze termijn begint te lopen op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling verricht wordt waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem wegens een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de termijn in deze zaak aangevangen op 22 juli 2012 toen verdachte in verzekering werd gesteld. De termijn van twee jaar waarbinnen verdachte had moeten worden berecht is overschreden met 21 maanden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de redelijke termijn niet is overschreden is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank zal om die reden niet overgaan tot het opleggen van een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf.

Alles overwegende acht de rechtbank een werkstraf van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, passend en geboden.

9
De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

Beslissing

10
De beslissing

De rechtbank:

ontvankelijkheid

- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in haar vervolging;

bewezenverklaring

verklaart bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:het misdrijf: mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 uren;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;

beveelt dat van deze taakstraf een gedeelte van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk zal zijn, met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de

rechter tenuitvoerlegging gelast:- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een

strafbaar feit;

- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. C.C.S. Koppes en

mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2016.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente van 31 juli 2014 en het proces-verbaal hetgeen inzake de rechtmatigheidstoets en proces-verbaal dat voor de voorgeleiding bij de rechter-commissaris is opgemaakt allen met nummer PL05QB 2012073616-a. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Voetnoot 2

Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 1 april 2016 inhoudende de verklaring van verdachte.

Voetnoot 3

Brief van de chirurg D. van der Velde d.d. 6 juni 2013 blz 50 van het proces-verbaal van de politie.

Voetnoot 4

Brief van de neuroloog A.G.M. Borggreve d.d. 6 september 2012 blz 53 van het proces-verbaal van de politie.

Voetnoot 5

Het rapport d.d. 26 juli 2012 van J. Dekker, forensisch arts KNMG, GGD regio Twente.

Voetnoot 6

Proces-verbaal van de getuige [getuige 1] d.d. 23 juli 2012.

Voetnoot 7

Proces-verbaal van de getuige [getuige 2] d.d. 24 juli 2012.

Voetnoot 8

NFI-rapportage d.d. 19 september 2013 van de deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg, blz 31 t/m 39, proces-verbaal van politie.

Voetnoot 9

Aanvullende NFI rapportage d.d. 6 mei 2015 van de deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg.

Voetnoot 10

Proces-verbaal van de getuige [getuige 3] d.d. 22 juli 2012.

Voetnoot 11

Proces-verbaal van de getuige [getuige 3] d.d. 24 juli 2012.

Voetnoot 12

Proces-verbaal van de getuige [getuige 4] d.d. 22 juli 2012.

Voetnoot 13

Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 1 april 2016 zijnde de verklaring van verdachte.