1
Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen door mr. M. Bennami, juridisch adviseur in Heerde, is aangevoerd.
De verdenking komt er na de wijziging van de tenlastelegging van 25 juli 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2) heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 te Zwolle, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
te weten door (telkens) (wetende dat die [slachtoffer 1] onder invloed was van alcohol en niet meer nuchter was)
- de broek en/of slip van die [slachtoffer 1] (deels) heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft omgedraaid en/of voorover heeft geduwd/gedrukt en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht en/of
- (hierbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich moet omdraaien en/of verder voorover moet bukken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
[slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
- de borsten van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
- op de billen van die [slachtoffer 1] te slaan/tikken,
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2021 tot en met 7 januari 2021 te Groningen, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
te weten door (telkens)
(wetende dat die [slachtoffer 2] onder invloed was van alcohol en niet meer nuchter was)
- de slip van die [slachtoffer 2] (deels) opzij heeft geschoven en/of zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht;
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
door
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] te betasten en/of
- een of meer vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer 2] te brengen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] te brengen,
Beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2, telkens:
het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder I en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf g·eheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van€ 8.208,61 (€ 1.208,61 aan materiële schade en€ 7.000 aan immateriële schade), te venneerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2022;
veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van€ 8.208,61, te venneerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 76 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daannee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen; bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van€ 16.737,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst af de als proceskosten opgevoerde€ 36,86;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van een bedrag van€ 7.596,45 (€ 596,45 aan materiële schade en€ 7.000 aan immateriële schade), te venneerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van€ 7.596,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021 ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van€ 5.500,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.