De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 26 maart 2022 in Nederland zijn verstandelijk beperkte stiefzoon [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) meerdere malen heeft aangerand, dan wel ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2016 tot
en met 26 maart 2022 te Hardenberg, althans in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met
geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden
[slachtoffer] (meermalen) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handelingen,
te weten
- het aftrekken, althans het betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of de bedreiging
met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat
verdachte
- zich (meermalen) agressief en/of dwingend en/of dreigend heeft opgesteld jegens
die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) misbruik heeft gemaakt van het uit (een) feitelijke verhouding(en)
voortvloeiend psychisch overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer]
bestaande dat overwicht uit het feit dat hij, verdachte, de stiefvader van die
[slachtoffer] is en (aldus) in een afhankelijkheidsrelatie en/of vertrouwensrelatie met
die [slachtoffer] stond en/of het (grote) leeftijdsverschil en/of de (geestelijke)
beperking van die [slachtoffer] (IQ van 53) en/of de psychische gesteldheid en/of de
(hieruit voortvloeiende) kwetsbaarheid van die [slachtoffer] ten opzichte van hem,
verdachte,
- waardoor hij, verdachte, die [slachtoffer] in een weerloze en/of afhankelijke
toestand heeft gebracht waardoor hij niet of onvolkomen in staat was weerstand te
bieden en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een
bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2016 tot
en met 26 maart 2022 te Hardenberg, althans in Nederland,
met [slachtoffer] (IQ van 53) van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een
zodanige verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in
staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het aftrekken, althans het betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .
Beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven.
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 364 (driehonderdvierenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
zich op eerste uitnodiging van de reclassering (op de door haar aangegeven datum, tijd en plaats) meldt op afspraken bij de reclassering (Tactus Verslavingsreclassering, De Brink 40 in Deventer) en zich vervolgens gedurende de proeftijd blijft melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak, waar en zolang de reclassering dit nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
zich (ambulant) laat behandelen door de Tender (Transfore) te Deventer of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling in het bijzonder gericht is op psycho-educatie over seksualiteit. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen (en huisregels) die hem in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener worden gegeven;
op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998 in [geboorteplaats 2] , zolang de reclassering dit nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 8.000,-- (achtduizend euro);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 8.000,-- (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.000,-- (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, te weten een deel van € 8.500,--, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. P. van Essen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024.
Buiten staat
mr. P. van Essen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.