Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:3850

Op 17 June 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08.284913-24 en 08.121207-22 (vnvv) (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:3850. De plaats van zitting was Zwolle.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08.284913-24 en 08.121207-22 (vnvv) (P)
Datum uitspraak:
17 June 2025
Datum publicatie:
17 June 2025

Indicatie

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.

Verdachte was ten laste gelegd dat hij onder dwang en/of met geweld slachtoffers had verkracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummers: 08.284913-24 en 08.121207-22 (vnvv) (P)

Datum vonnis: 17 juni 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats],

wonende aan het [woonplaats].

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 maart 2025 en 3 juni 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouwen mr. I. Stas en mr. A. Derks, advocaten in Almere, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens hen als benadeelde partij door mr. M.L. de Jong, advocaat in Meppel, is aangevoerd.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en bondig op neer dat verdachte op 20 augustus 2024 in Balkbrug onder dwang en/of (bedreiging) met geweld [slachtoffer 1] heeft verkracht (feit 1) en in Steenwijk onder dwang en/of (bedreiging) met geweld [slachtoffer 2] heeft aangerand (feit 2).

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

feit 1

hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te Balkbrug, althans in Nederland,

met een persoon, te weten met [slachtoffer 1]

een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten - het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of - het brengen en/of heen en weer bewegen van een of meer vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of - het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 1], terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 1] daartoe de wil ontbrak

en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door - die [slachtoffer 1] in de laadruimte van zijn, verdachtes, werkbus te duwen/trekken en/of - (vervolgens) de (schuif)deur(en) van voornoemde werkbus te sluiten en/of - die [slachtoffer 1] op de vloer van voornoemde werkbus te duwen en/of te houden en/of - misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en/of - tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “dit mag niemand weten, anders gebeurt er iets”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of - (meermalen) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer 1] en/of - (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie te doen ontstaan;

feit 2 hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 20 augustus 2024 te Steenwijk, althans in Nederland,

met een persoon, te weten [slachtoffer 2],

een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten - het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of - het knijpen in en/of het betasten van de bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of - het betasten van de lies en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2] en/of - het knijpen in en/of het betasten van het bovenbeen van die [slachtoffer 2] en/of - het (meermalen) (tong)zoenen van die [slachtoffer 2], terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 2] daartoe de wil ontbrak,

en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door - die [slachtoffer 2] bij haar heupen vast te pakken en/of - die [slachtoffer 2] richting het portier van de achterbank van zijn, verdachtes, auto mee te trekken en/of te sleuren en/of - die [slachtoffer 2] bij haar rug vast te pakken en/of te houden en/of - de kin/kaak van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of - misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 2] en/of - (meermalen) voorbij te gaan aan de verbalen en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer 2] en/of - (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie te doen ontstaan.

Overwegingen

3
De bewijsoverwegingen
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt de ten laste gelegde feiten (opzetverkrachting en opzetaanranding) wettig en overtuigend bewezen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij op 20 augustus 2024 in Balkbrug [slachtoffer 1] heeft verkracht. Het gaat hier om een zedendelict, in de zin van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht. Vaak kunnen maar twee personen vertellen of de verweten verkrachting heeft plaatsgevonden, en zo ja op welke manier. Dat is ook nu het geval; alleen verdachte en [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar heeft gedwongen tot seks. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft gedwongen. Hij heeft verklaard dat hij wel seks met haar heeft gehad, maar dat zij dit allebei wilden.

De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn volgens de verdediging onbetrouwbaar. De vraag die de rechtbank dus heeft te beantwoorden is of de verklaringen van [slachtoffer 1] als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt om deze als bewijsmiddelen te kunnen gebruiken.

De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. [slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd over wat er volgens haar op 20 augustus 2024 in Balkbrug is gebeurd. De rechtbank acht deze verklaringen echter onvoldoende consistent en op bepaalde punten tegenstrijdig met andere (objectieve) bevindingen uit het dossier, zoals de resultaten van de onderzoeken aan de telefoons van zowel [slachtoffer 1] als verdachte. Dit geldt in het bijzonder voor wat betreft het contact tussen verdachte en [slachtoffer 1] voorafgaand aan de ontmoeting, het “duwen in de laadruimte van de bus”, de aard en het verloop van de seksuele handelingen, de verbale en non-verbale signalen dat bij [slachtoffer 1] de wil tot de seksuele handelingen ontbrak, de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand en het contact ná de ontmoeting (zowel tussen [slachtoffer 1] en verdachte als tussen [slachtoffer 1] en anderen). De rechtbank vindt de verklaringen van [slachtoffer 1] om die redenen niet bruikbaar voor het bewijs.

Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 1 ten laste gelegde zal vrijspreken.

Ten aanzien van feit 2

Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij op 20 augustus 2024 in Steenwijk [slachtoffer 2] heeft aangerand. Het gaat om een zedendelict, in de zin van artikel 241 van het Wetboek van Strafrecht. Ook hier kunnen maar twee personen, verdachte en [slachtoffer 2], vertellen of de verweten aanranding heeft plaatsgevonden, en zo ja op welke manier. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar heeft aangerand. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft aangerand. Hij heeft verklaard dat hij haar wel heeft getongzoend, maar dat zij dit allebei wilden. De andere seksuele handelingen heeft hij ontkend.

De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn volgens de verdediging onbetrouwbaar. De vraag die de rechtbank ook hier heeft te beantwoorden is of de verklaringen van [slachtoffer 2] als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt om deze als bewijsmiddelen te kunnen gebruiken.

De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. [slachtoffer 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd over wat er volgens haar op 20 augustus 2024 in Steenwijk is gebeurd. De rechtbank acht deze verklaringen echter onvoldoende consistent en overtuigend. Dit geldt in het bijzonder voor wat betreft het “richting het portier van de auto meetrekken of sleuren”, het “bij de rug vastpakken en/of houden”, het (tong)zoenen met verdachte, de verbale en non-verbale signalen dat bij [slachtoffer 2] de wil tot de seksuele handelingen ontbrak en de verbale en non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van [slachtoffer 2]. De rechtbank vindt de verklaringen van [slachtoffer 2] daarom niet bruikbaar voor het bewijs.

Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 2 ten laste gelegde zal vrijspreken.

4
De vorderingen van de benadeelde partijen

De vorderingen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen in dit strafproces gevoegd. [slachtoffer 1] vordert verdachte te veroordelen tot betaling van € 37.022,78, bestaande uit € 23.022,78 materiële schade en € 14.000,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast vordert [slachtoffer 2] verdachte te veroordelen tot betaling van € 2.613,50, bestaande uit € 113,50 materiële schade en € 2.500,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ook is door beiden verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte wordt volledig van de ten laste gelegde feiten vrijgesproken. De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarom op de voet van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen en bepalen dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Ook bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van de vorderingen zijn gemaakt.

5
De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 08.121207-22)

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel op

5 juni 2023 veroordeeld tot zes maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren. Omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de aan hem ten laste gelegde feiten en de vordering na voorwaardelijke veroordeling gegrond is op de omstandigheid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Beslissing

6
De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van deze vordering zijn gemaakt;

de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van deze vordering zijn gemaakt;

de vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 08.121207-22)

- wijst de vordering af;

opheffing (geschorste) bevel voorlopige hechtenis

- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van vandaag.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.