Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:4646

Op 11 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08/045221-22 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4646. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08/045221-22 (P)
Datum uitspraak:
11 July 2025
Datum publicatie:
11 July 2025

Indicatie

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem hiervan vrij.

De verdachte was ten laste gelegd dat hij betrokken was bij een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/045221-22 (P)

Datum vonnis: 11 juli 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],

wonende aan de [woonplaats]

.

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3, 5 en 27 juni 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: samen met een ander of anderen of alleen opzettelijk bedrijfsmatig hennep heeft geteeld of hennepplanten aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 1] in [plaats 1];

feit 2: samen met een ander of anderen of alleen opzettelijk bedrijfsmatig hennep heeft geteeld of hennepplanten aanwezig heeft gehad in een pand aan het [adres 2] in [plaats 2];

feit 3: samen met een ander of anderen of alleen elektriciteit heeft gestolen;

feit 4: heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van hennepgerelateerde misdrijven.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode 01 oktober 2020 tot en met 19 november 2020, te [plaats 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 860 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

2

hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode 30 maart 2021 tot en met 27 juli 2021, te [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1797 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,

zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 27 juli 2021 te [plaats 1] en/of te [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een) ander(en) en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval een hoeveelheid elektriciteit, althans enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte

en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit, althans het weg te nemen goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

4

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 09 mei 2022 te Enschede, in ieder geval in Nederland, als uitvoerder en/of als coördinerend tussenpersoon (namens

[medeverdachte 1]) en/of als toezichthouder, althans als lid, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten van hem, verdachte, en (onder andere) [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4],

welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten

- misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het telen, bereiden,

bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit

(telkens) betrekking had op een grote hoeveelheid van dat middel dan wel (een) middel(len)

aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of

-misdrijven als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, te weten het voorbereiden of

bevorderen van een feit als bedoeld in het derde en vijfde lid van artikel 11.

3
De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De bewijsmotivering
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 tenlastegelegde.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.

4.3

Feit 1 [adres 1] in [plaats 1] (zaaksdossier 1)

4.3.1

De feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 19 november 2020 is in een bedrijfspand aan [adres 1] in [plaats 1] een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 860 hennepplanten. De elektriciteit voor de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. Op beelden van de door de politie bij het pand geplaatste camera is te zien dat een Peugeot met kenteken [kenteken], op naam van verdachte, op 10 en 11 december 2021 bij het pand staat geparkeerd.

Op 4 mei 2020 stuurt [medeverdachte 1] (via diens encrochat-account onder de naam ‘[accountnaam 1]’) een bericht naar Sandro (encrochat-naam ‘[accountnaam 2]’) dat hij met ‘[naam]’ naar [plaats 1] gaat.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niets te weten van een hennepkwekerij. Hij is slechts enkele keren met de Peugeot met kenteken [kenteken] bij de meubelzaak van Spin geweest gevestigd aan [adres 1] in [plaats 1]. Ook wordt hij geen ‘[naam]’ genoemd.

4.3.2

De overwegingen van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat zelfs als de rechtbank er vanuit zou gaan dat verdachte ‘[naam]’ is, deze feiten en omstandigheden de voor de kwalificatie medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking niet kunnen rechtvaardigen terwijl voor alleen plegen evenmin voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn.

Meer of andere relevante feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.

4.4

Feit 2 [adres 2] in [plaats 2] (zaaksdossier 4)

4.4.1

De feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 27 juli 2021 is in een bedrijfspand aan het [adres 2] in [plaats 2] een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 1769 hennepplanten. In het pand was een metershoge muur gecreëerd waardoor het zicht op de kweekruimte werd ontnomen. In het pand stonden enkele gokkasten. De elektriciteit voor de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. Op 23 april 2021 kreeg de politie een melding dat een Peugeot met kenteken

[kenteken] het terrein was komen oprijden. Op beelden van de door de politie bij het pand geplaatste camera is te zien dat verdachte op 1 juli 2021 om 19.01 uur bij het pand arriveerde in een Peugeot met kenteken [kenteken] en dat hij samen met [medeverdachte 1] om 22.36 uur het pand verliet. Op 25 juli 2021 heeft verdachte opnieuw het pand betreden.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niets te weten van een hennepkwekerij. Hij is enkele keren met de Peugeot met kenteken [kenteken] naar het bedrijfspand aan het [adres 2] in [plaats 2] gereden om naar gokkasten te kijken voor in zijn cafetaria. De gokkasten stonden in het voorste gedeelte van het pand.

4.4.2

De overwegingen van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden de voor de kwalificatie medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking niet kunnen rechtvaardigen terwijl voor alleen plegen evenmin voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn. Meer of andere relevante feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.

4.5

Feit 3

De rechtbank volgt de officier van justitie en verdediging in hun standpunten dat voor bewezenverklaring van dit feit onvoldoende bewijs is en zal verdachte ook daarvan vrijspreken.

4.6.

Feit 4

4.6.1

Juridisch kader

Aan verdachte is tenlastegelegd het deelnemen aan een criminele organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet (als logische specialis van art. 140 Sr).

Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor zover in deze zaak van belang geldt daarvoor (voor deelneming) het volgende.

Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 11b van de Opiumwet is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.

4.6.2

De overwegingen van de rechtbank

Het dossier bevat verschillende hennepgerelateerde encrochatgesprekken waarin gesproken wordt over ‘[naam]’. Verdachte neemt zelf geen deel aan die gesprekken. De rechtbank is van oordeel dat zelfs als de rechtbank er vanuit zou gaan dat verdachte ‘[naam]’ is, het onvoldoende is komen vast te staan dat hij op de in artikel 11b Opiumwet bedoelde wijze heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband. Dat betekent dat niet bewezen verklaard kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet en dat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

5
De schade van de benadeelde
5.1

De vordering van de benadeelde partij

Enexis Netbeheer BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 13.917,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

- netwerkkosten elektriciteit € 866,60

- verbruik elektriciteit € 25.871,74

- kosten netmeting € 359,63

- uurtarief inspecteur (dag) € 300,00

- vooronderzoek en dossieraanleg € 62,37

- dossierverwerking en aangifte € 124,76

- opmaken factuur € 83,19

- afhandelingskosten € 124,76

- elektriciteitsmeter 3 fase € 42,53

totaal € 27.835,58

betaald door debiteur i.v.m. heraansluiting € 13.917,79

nog te vorderen € 13.917,79.

5.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat Enexis niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering gelet op de gevorderde vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde.

5.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak zich op het standpunt gesteld dat Enexis niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

5.4

Het oordeel van de rechtbank

De vordering heeft betrekking op het onder 3 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Beslissing

6
De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

schadevergoeding

- bepaalt dat de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV (feit 3): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering;

- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. P. van Kesteren en

mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.