Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:4649

Op 11 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08/045221-22, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4649. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08/045221-22
Datum uitspraak:
11 July 2025
Datum publicatie:
11 July 2025

Indicatie

Ontneming. De rechtbank verklaart het OM niet-ontvankelijk omdat de verdachte is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/045221-22

Datum vonnis: 11 juli 2025

Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],

wonende aan de [woonplaats]

.

1
De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 84.956,95 met het daarbij behorende aantal dagen gijzeling.

2
De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 3, 5 en 27 juni 2025. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, is op de terechtzitting van 5 juni 2025 verschenen en op de vordering gehoord. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten over de vordering kenbaar gemaakt.

Op de terechtzitting van 27 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

2.1

Het standpunt van de officier van justitie

Ter terechtzitting van 5 juni 2025 heeft de officier van justitie primair de vordering gehandhaafd en verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op

€ 84.956,95. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om, mocht de rechtbank tot een vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde komen, maar wel tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, een schatting te maken van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij is 10% van het totaal berekende voordeel van het criminele samenwerkingsverband nog steeds een te verdedigen uitgangspunt voor een uitvoerder binnen dat criminele samenwerkingsverband, gelet op de langere periode waarin deze rol is vervuld.

2.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen in verband met de bepleite vrijspraak.

Overwegingen

3
De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van 11 juli 2025 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

4
De beslissing

De rechtbank:

- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. P. van Kesteren en

mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.