Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:4650

Op 11 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 05/208704-22 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4650. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
05/208704-22 (P)
Datum uitspraak:
11 July 2025
Datum publicatie:
11 July 2025

Indicatie

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 120 uren en het betalen van een geldboete van € 12.005,-

De verdachte is schuldig bevonden aan schuldwitwassen en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 05/208704-22 (P)

Datum vonnis: 11 juli 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats],

wonende aan de [woonplaats].

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3, 6 en 27 juni 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. N. Tanoglu, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ter terechtzitting van 6 juni 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen of alleen:

feit 1: (a) € 12.000,-- heeft witgewassen en/of (b) geldbedragen, een Mercedes-Benz, schoenen, tassen en kleding heeft witgewassen;

feit 2: hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres 1] in [plaats], dan wel daaraan medeplichtig is geweest;

feit 3: elektriciteit heeft gestolen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

a)

zij op 09 mei 2022 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 12.000 Euro, in ieder geval (een) hoeveelhe(i)d(en) (contant) geld,

de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) van de hoeveelheid (contant) geld is/waren, terwijl zij wist dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

en/of

b)

zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 11 juli 2022 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

-(telkens) (een) (of meerdere) geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft omgezet, betreffende:

- geldbedragen, aangewend ten behoeve van de kosten van haar levensonderhoud en/of

- geldbedragen aangewend ten behoeve van de huur van een pand aan de [adres 1] te [plaats] en/of een pand aan de [adres 2] te [plaats] en/of

- geldbedragen waarmee stortingen zijn gedaan op een of meer bankrekening(en) (ter hoogte van een bedrag van 33.220 Euro, althans enig geldbedrag) en/of

- geldbedragen uitgegeven ten behoeve van de aankoop van een voertuig, Mercedes-Benz [kenteken 1] en/of (merk)schoenen en/of (merk)tassen en/of (merk)kleding

en/of telkens een of meerdere voorwerpen voor handen heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft verworven, betreffende:

- een Mercedes-Benz (A-klasse), [kenteken 1] en/of

- een hoeveelheid (exclusieve) schoenen en/of tassen en/of kleding, bestaande uit (onder meer):

(ter waarde van ongeveer 14.290 Euro) een of meer (schoenen) collector items van het merk Nike en/of (een) tas(sen) van de merken Louis Vuitton (€2.750), Christian Dior (€ 3.250) en Dolce & Gabbana,

terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedragen en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of

middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2

zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode 31 januari 2022 tot en met 09 mei 2022, te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de

[adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 300 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 31 januari 2022 tot en met 09 mei 2022, te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf) (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning gelegen aan de [adres 1]) (in totaal) ongeveer 300 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in of omstreeks de periode van 01 mei 2020 tot en met 9 mei 2022, te [plaats], opzettelijk

- het huurcontract (betreffende dat pand) op haar naam te zetten en/of te ondertekenen en/of

- dat pand (en/of delen daarvan) aan die [medeverdachte 1] ter beschikking te stellen;

3

zij in of omstreeks de periode van 31 januari 2022 tot en met 09 mei 2022 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval een hoeveelheid elektriciteit, althans enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit, althans het weg te nemen goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3
De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De bewijsmotivering
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 (b), feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard en heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 (a) ten laste gelegde.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten met uitzondering van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.

Feit 1 (a) en (b)

Het gronddelict kan niet het onder 2 ten laste gelegde feit zijn. Het openbaar ministerie heeft het witwasvermoeden dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Verdachte heeft ter terechtzitting een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van de voorwerpen.

Feit 2 primair en feit 3

Medeplegen kan niet worden bewezen, nu geen sprake is geweest van uitvoeringshandelingen van voldoende gewicht. Voor feit 3 ontbreekt het bewijs voor de wetenschap van de diefstal van stroom en voor enige uitvoeringshandeling.

Feit 2 subsidiair

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Feit 1

4.3.1.1 Het juridisch kader

Het beoordelingskader van witwassen is volgens vaste rechtspraak als volgt. Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van de artikelen 420bis en 420quater Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.

Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband is te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.

Als de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo'n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.

4.3.1.2 De feiten en omstandigheden

Op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 9 mei 2022 wordt in een woning aan de [adres 1] in [plaats] een ingerichte hennepkwekerij aangetroffen, waar ongeveer 300 hennepplanten waren geoogst. De kwekerij was van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). Verdachte is in deze door haar gehuurde woning aanwezig. In een slaapkamer op de tweede verdieping vindt de politie een kast vol damesschoenen, damestassen en sportkleding.

Ook op 9 mei 2022 wordt in een loods aan de [adres 2] in [plaats] een hennepdrogerij aangetroffen (Voetnoot 1). Verdachte is ook de huurder van deze loods. Het is aannemelijk dat de in deze drogerij gevonden planten afkomstig zijn van de oogst aan de [adres 1], zoals [medeverdachte 1] in zijn verhoor bij de politie op 5 juni 2023 heeft verklaard (Voetnoot 2) .

Verder huurt verdachte een appartement aan de [adres 3] in [plaats] en staat zij op dat adres in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven.

Op een onder verdachte in beslag genomen iPhone 13 Pro Max staan foto’s van een kluis met daarin contant geld. De foto’s zijn met deze telefoon gemaakt op 6 mei 2022. Op een onder verdachte in beslag genomen iPhone 7 staat een foto van een radiator met daarachter contant geld. Aan de [adres 3] zijn brieven aangetroffen waarvan de inhoud er op duidt dat deze door [medeverdachte 1] geschreven zijn. In een daarvan staat: ‘geld achter verwarming douch’.

De politie heeft de financiële situatie van verdachte in kaart gebracht. Verdachte betaalde in de ten laste gelegde periode alleen al aan huur en energie voor de [adres 1] en [adres 2] meer dan zij aan (legale) inkomsten ontving. Die legale inkomsten waren dientengevolge dan ook niet toereikend om andere uitgaven te doen. Uitgaven voor bijvoorbeeld haar eigen levensonderhoud (waaronder de huur van haar flat aan de [adres 3]) en dat van haar dieren, de aanschaf van een Mercedes Benz en een Volkswagen Polo en grote hoeveelheden schoenen, kleding en tassen. Op de bankrekeningen van verdachte zijn contante stortingen gedaan tot een bedrag van € 33.220,-- waarvan de herkomst onbekend is.

4.3.1.3 De overwegingen en conclusie van de rechtbank

Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat die voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.

Verdachte verklaart dat zij al jong is gaan werken en veel “in een oude sok” heeft gespaard.

Zij wil niet verklaren over het geld in de kluis waarvan foto’s met de onder haar in beslag genomen iPhone 13 Pro Max zijn gemaakt het geld achter de radiator op de met haar iPhone 7 gemaakte foto, en evenmin over het aan de [adres 3] aangetroffen bedrag van in totaal

€ 12.005,-- (€ 11.535,-- en € 470,--).

Zij verklaart dat de Mercedes Benz op naam van haar moeder is gezet om voor meer schadevrije jaren in aanmerking te komen. Nog los van het feit dat zij hiermee dan fraude zou hebben gepleegd richting de verzekeraar, maakt zij dit op geen enkele wijze aannemelijk, zodat die gang zaken vraagtekens oproept.

Zij verklaart dat de grote hoeveelheid goederen die door de politie als dure/luxe merkgoederen zijn gekwalificeerd in feite namaakartikelen waren. Hoewel de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen dat die verklaring niet klopt, draagt ook de enorme hoeveelheid goederen bij aan het bewijsvermoeden, omdat de hoeveelheid niet past bij haar legale inkomen.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte over de herkomst van alle voorwerpen geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat deze niet van misdrijf afkomstig zijn. Er is geen aanleiding voor een nader onderzoek door het openbaar ministerie. De conclusie is dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte wist dat de voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren, maar wel dat verdacht dat - gelet op de waarde en hoeveelheid ervan - redelijkerwijs moest vermoeden.

De rechtbank zal het onder 1 (b) ten laste gelegde schuldwitwassen bewezen verklaren.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 (a) ten laste gelegde. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte van het aan de [adres 3] aangetroffen bedrag van € 12.005,-- de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) daarvan is/waren.

4.3.2

Feit 2

4.3.2.1 Contact ‘[accountnaam]’ +[telefoonnummer 1] (Signal) en ‘[accountnaam]’ +[telefoonnummer 2] (Signal)

Het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] is getapt. Het nummer werd gebruikt in een telefoon met IMEI-nummer [nummer 1]. Dit IMEI-nummer behoorde bij een Google Pixel 4A telefoon die bij de doorzoeking aan de [adres 4] in [plaats], waar [medeverdachte 1] als enige aanwezig was, in beslag werd genomen.

[medeverdachte 2] had contact met het telefoonnummer +[telefoonnummer 1] van ‘[accountnaam]’ tot en met 28 juni 2021 en vanaf 27 juni 2021 met het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] van ‘[accountnaam]’. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [accountnaam] eerst telefoonnummer +[telefoonnummer 1] heeft gebruikt en daarna het telefoonnummer +[telefoonnummer 2]. De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat ‘[accountnaam]’ een bijnaam/alias is van [medeverdachte 1].

4.3.2.2 De feiten en omstandigheden

Op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast, in aanvulling op wat bij feit 1 al is vastgesteld en ook voor feit 2 relevant is.

Verdachte verbleef in de door haar gehuurde woning aan de [adres 1] in [plaats]. Zij had deze woning in overleg met [medeverdachte 1], met wie zij in die tijd een affectieve relatie had, gehuurd, omdat zij daar met hem ging samenwonen, zoals zij ter zitting heeft verklaard, en betaalde de huur. [medeverdachte 1] had in de woning een hennepkwekerij aangelegd. Verdachte wist dat en verbleef ten tijde van het in werking zijn van de kwekerij in de woning. Zij verrichtte er ook werkzaamheden, hetgeen de rechtbank afleidt uit de berichten tussen haar en [medeverdachte 1] (geïdentificeerd als gebruiker van het alias ‘[accountnaam]’) over het op verschillende dagen bijvullen van water en het toevoegen van groeimiddel.

4.3.2.3 De overwegingen en conclusie van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat er bij deze kwekerij tussen verdachte en [medeverdachte 1] sprake was de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte leverde daarvoor een bijdrage van voldoende gewicht. Voor het aanleggen en in werking brengen en houden van de kwekerij was de huur van de woning en het voldoen van de huurpenningen noodzakelijk. Daarvoor zorgde verdachte. Zij had ook een rol bij de verzorging van de planten. Zij verbleef in de woning, had er een slaapkamer, bewaarde daar haar uitgebreide collectie schoenen, tassen en kleding en hield er naar eigen zeggen ter zitting dieren in de tuin, waaruit de rechtbank afleidt dat zij veelvuldig in de woning was.

De rechtbank zal het onder 2 primair ten laste gelegde daarom bewezen verklaren.

4.3

Feit 3

Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de diefstal van stroom. Het dossier bevat onvoldoende direct bewijs voor de wetenschap dat er met de meterkast ‘gerommeld’ was. Verdachte wist wel van de kwekerij, maar het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het vaststellen van feiten en omstandigheden die de conclusie zouden kunnen dragen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van elektriciteit bij de hennepteelt.

De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 (b) en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

b)

zij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 11 juli 2022 in Nederland,

- geldbedragen voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft omgezet, betreffende:

- geldbedragen, aangewend ten behoeve van de kosten van haar levensonderhoud en

- geldbedragen aangewend ten behoeve van de huur van een pand aan de [adres 1] te [plaats] en een pand aan de [adres 2] te [plaats] en

- geldbedragen waarmee stortingen zijn gedaan op bankrekeningen ter hoogte van een bedrag van 33.220 Euro, en

- geldbedragen uitgegeven ten behoeve van de aankoop van een voertuig, Mercedes-Benz [kenteken 1] en schoenen en tassen en kleding

en voorwerpen voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft verworven, betreffende:

- een Mercedes-Benz (A-klasse), [kenteken 1] en

- een hoeveelheid schoenen en tassen en kleding,

terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedragen en voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;

2. ( primair)

zij in de periode van 31 januari 2022 tot en met 9 mei 2022, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 1] ongeveer 300 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 420quater Sr en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf: schuldwitwassen;

feit 2 primair

het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6
De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7
De op te leggen straf of maatregel
7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte voor feit 1 (b), feit 2 primair en feit 3 te veroordelen tot een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan. Verder heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte voor feit 1 (b) een geldboete van minimaal € 11.535,-- op te leggen, indien het niet mogelijk is om dit bedrag, waarop conservatoir beslag is gelegd, verbeurd te verklaren.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vanwege de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

- De aard en de ernst van de gepleegde feiten

De strafzaak van verdachte maakt onderdeel uit van een grootschalig onderzoek dat zich richtte op het bedrijfsmatig inrichten, onderhouden en exploiteren van hennepkwekerijen en het verhandelen van hennep. Verdachte heeft daarin een minder prominente rol gehad dan enkele van haar medeverdachten. Zij heeft zich samen met haar toenmalige partner [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan het telen van hennep in een huurwoning in [plaats] en daarnaast aan schuldwitwassen.

Verdachte heeft betrokkenheid bij deze feiten ontkent en over de achtergrond ervan weinig losgelaten. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een verdachte die zich, mogelijk onder invloed van [medeverdachte 1], met deze feiten heeft ingelaten om daar zelf financieel beter van te worden. Het stelde haar in staat om veel meer geld uit te geven dan zij op legale wijze verdiende. Verdachte heeft geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die hennep(teelt) veroorzaakt. De verslavende werking van softdrugs kan allerlei problemen teweegbrengen bij de gebruikers en hun omgeving, zoals gezondheidsschade, (vermogens)criminaliteit en verloedering van leefomgevingen. Het witwassen van illegale winsten, die daarmee aan het zicht van fiscus en justitie worden onttrokken, draagt bij aan het in stand houden van criminaliteit. De rechtbank rekent verdachte aan dat zij hieraan heeft bijgedragen en daar geen verantwoordelijkheid voor heeft genomen.

- De persoon van verdachte

Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 14 april 2025 waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

Over verdachte is geen reclasseringsrapport opgemaakt. Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat haar relatie met [medeverdachte 1] beëindigd is, dat zij 32 uur per week werkzaam is in de horeca en geen schulden heeft.

- De redelijke termijn van berechting

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte dient als een zodanige handeling te worden aangemerkt.

Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.

De rechtbank overweegt over de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is in verzekering gesteld op

27 september 2022. Op die dag is de redelijke termijn aangevangen. Het eindvonnis wordt gewezen op 11 juli 2025. Dat is (naar boven afgerond) twee jaar en tien maanden later. De rechtbank is van oordeel dat zich in deze zaak verschillende bijzondere omstandigheden voordoen. Het gaat om een omvangrijk onderzoek met acht verdachten. Hun berechting heeft gelijktijdig plaatsgevonden. Op 13 november 2023 heeft een regiezitting plaatsgevonden, waarna op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris veel getuigen zijn gehoord. Vanaf november 2024 is geprobeerd om de inhoudelijke behandeling van de zaak te plannen. Door de vele verhinderdatums die door de verdediging werden opgegeven kon die pas zeven maanden later, in juni 2025, plaatsvinden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.

- De op te leggen straf

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die gaan voor een hennepkwekerij met 100 tot 500 planten uit van een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Voor fraude (waaronder witwassen kan worden geschaard) met een bedrag tussen de € 10.000,-- en € 70.000,-- wordt uitgegaan van twee tot vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke taakstraf.

Alles afwegende en rekening houdend met het feit dat verdachte van feit 3 wordt vrijgesproken is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank, vanwege het financiële motief dat hier een rol heeft gespeeld, aan verdachte een geldboete opleggen van € 12.005,--, te vervangen door 95 dagen hechtenis voor het geval betaling daarvan uitblijft. Dit bedrag is gelijk aan de bedragen van € 11.535,-- en € 470,-- die onder verdachte conservatoir in beslag zijn genomen.

7.4

De inbeslaggenomen voorwerpen

7.4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de op de beslaglijst vermelde bussen pepperspray aan het verkeer moeten worden onttrokken en dat de mobiele telefoons aan verdachte teruggegeven worden.

7.4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft over het strafrechtelijk beslag geen opmerkingen gemaakt.

7.4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 30 en 31 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 32 en 33, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8
De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 23, 24c, 36b, 36d en 57 Sr.

Beslissing

9
De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 (a) en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 (b) en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 (b)

het misdrijf: schuldwitwassen;

feit 2 primair

het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 (b) en 2 primair bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;

- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt: twee uren per dag;

- veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van € 12.005,00 (zegge: twaalfduizendenvijf euro);

- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 95 (vijfennegentig) dagen;

de in beslag genomen voorwerpen

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 30 en 31;

- gelast de teruggave aan verdachte van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 32 en 33.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. P. van Kesteren en

mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, Agaran21/ON2R021044. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Voor zover in de bewijsmiddelen passages staan die als conclusies van verbalisanten zouden kunnen worden gekwalificeerd, zijn dit conclusies die naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden getrokken zijn en neemt de rechtbank deze over en maakte deze tot de hare.

Feiten 1 en 2

1.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 juni 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Ik had een iPhone 7 en een iPhone 13 Pro Max. Mijn nummer [telefoonnummer 3] kan in beide telefoons hebben gezeten. Het zou kunnen dat ik daarin Signal heb gebruikt met de naam [alias 1]

Ik huurde de woning aan de [adres 1] in [plaats]. Dat heb ik in overleg met [medeverdachte 1] gedaan. Ik betaalde de huur en gas, water en licht. De huur was 720 euro per maand. Het klopt dat ik dat maandenlang betaalde van de door de u genoemde ING-rekening [rekeningnummer 1]. Ik heb mij daar niet ingeschreven. Ik verbleef daar wel. Ik wist van de daar aangetroffen hennepkwekerij.

Ik huurde ook het pand aan de [adres 2]. Mensen betaalden mij de huur contant en ik betaalde daarvan de huur.

U houdt mij de foto’s voor die op mijn iPhone 13 Pro Max zijn aangetroffen en die op 6 mei 2022 zijn gemaakt van een kluis met een grote hoeveelheid contant geld. Ik heb die foto’s gemaakt. Meer wil ik er niet over verklaren.

Over de foto op de onder mij in beslag genomen iPhone7 van een pak geld dat achter een radiator zit wil ik niet verklaren.

Ik wil niets verklaren over het bedrag van 12.005 euro dat in mijn flat aan de [adres 3] is aangetroffen.

2.

Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 29 mei 2022, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (pagina's 65 - 78, zaakdossier 8):

Op 9 mei 2022 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in op het adres [adres 1] in [plaats].

Kweekruimte

Ik zag op de 2e verdieping aan de achterzijde van de woning een ingerichte hennepkwekerij die reeds was geoogst. De ruimte was 20 vierkante meter. Bekend is dat er gemiddeld 15 planten per m2 worden gekweekt. [Men kan er] vanuit gaan dat er 300 planten zijn gekweekt.

Vaststelling hennep

Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.

3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris van 15 maart 2024, voor zover inhoudende:

Het klopt dat ik een relatie heb gehad met mevrouw [verdachte] in de periode van januari 2020 tot

juli 2022. De kwekerij aan de [adres 1] in [plaats] was van mij.

4.

Het proces-verbaal van bevindingen algehele toestand perceel [adres 1] te [plaats] van 10 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 62-67, zaaksdossier 17):

In de woning aan de [adres 1] in [plaats] werd in de slaapkamer een kast aangetroffen vol met dure damesschoenen en laarzen, waaronder collector items van Nike. Collector items Nike en Ben en Jerry’s sportschoenen (Google € 4.000,-- per paar). Tevens werden in de slaapkamer dure damestassen aangetroffen. In deze slaapkamer bevond zich ook een rek met (sport)kleding van de merken Nike, Adidas en Cruyff.

5.

Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 3] [plaats] van 23 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 89 en 90, zaaksdossier 17):

Op 22 augustus 2022, voorafgaand aan de opening van de doorzoeking, gaf de rechter-commissaris de cautie aan [verdachte] en vroeg of er geld of waardevolle goederen, zoals sieraden, aanwezig waren. Hierop antwoordde [verdachte] ontkennend. De hondengeleider scande met zijn hond de woning op de aanwezigheid van contant geld. Door de hond werd een hoeveelheid contant geld (naar later bleek een bedrag van 11.535 (Voetnoot 3) euro) gevonden in een kartonnen doos op een kleine kamer ingericht als kledingkamer. Tevens werd door de hond op de slaapkamer naast het bed in een broekzak een hoeveelheid contant geld (naar later bleek een bedrag van 470 euro) gevonden. Tijdens de doorzoeking werd ook een grote hoeveelheid luxe goederen aangetroffen. Dit betrof onder andere een groot aantal vrouwenschoenen, vrouwenkleding en handtassen.

6.

Het proces-verbaal van bevindingen van 2 september 2022, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (pagina's 178 - 198, zaaksdossier 8 en pagina’s 68-88, zaaksdossier 17):

Ik, verbalisant, onderzocht een op 9 mei 2022 in beslag genomen Iphone 13 Pro Max telefoon. De telefoon is onder [verdachte] in beslag genomen. Deze telefoon lag in de woning aan de [adres 1] te [plaats].

1. Gegevens van de onderzochte telefoon

Type: Iphone 13 Pro Max

Apple ID: [e-mailadres 1]

IMEI 1: [nummer 2]

IMEI 2: [nummer 3]

]MS]: [nummer 4]

Last used MSISDN: +[telefoonnummer 4]

Telefoon naam: iPhone van [verdachte]

7
Foto's

Ik zag meerdere foto's van een openstaande kluis met veel contant geld erin. Ik zag ook op één van die foto's dat, vermoedelijk een vrouwenhand, een biljet van 20 euro vasthield. Ik zag dat de foto's waren gemaakt op 6-5-2022 om 22:11 uur en dat de foto's gemaakt waren met een Iphone 13 Pro Max. De telefoon van [verdachte] betreft ook een Iphone 13 Pro Max. Daarnaast zag ik dat de foto's stonden opgeslagen in de volgende map: '[bestandsnaam]

/' Dit betreft een map waarin foto's worden opgeslagen die met het toestel zelf zijn gemaakt.

10
Bezit en gebruik van Mercedes met kenteken [kenteken 1]

Ik zag in de telefoon meerdere indicaties dat [verdachte] de gebruiker en eigenaar was van de

Mercedes A 250 met kenteken [kenteken 1].

Dit blijkt uit het volgende:

Screenshot Mercedes Me app

Ik zag een screenshot op de telefoon staan van de applicatie 'Mercedes Me’. Ik zag dat in die

Applicatie een Mercedes met kenteken [kenteken 1] stond gekoppeld. Ik zag dat het om het profiel van '[verdachte] ’ ging met emailadres ‘[e-mailadres 2]’. Dit screenshot is als bijlage 6 bijgevoegd.

Gesprek met moeder van S. [verdachte] Ik zag dat [verdachte] via Whatsapp een gesprek voerde met het telefoonnummer +[telefoonnummer 5] dat opgeslagen stond onder de naam ‘[alias 2]’. Ik zag dat het gesprek begon op 27-8-2020 en eindigde op 8-5-2022.

Ik zag in het gesprek dat [verdachte] de gebruiker van telefoonnummer +[telefoonnummer 5] mama noemt en dat het dus vermoedelijk de moeder van [verdachte] is. Dat betreft [betrokkene] , geboren op [geboortedatum 2]-1965 en wonende aan de [adres 5].

[Afbeelding]

[Afbeelding]

[Afbeelding]

[Afbeelding]

11
Opdracht van [medeverdachte 1] aan [verdachte]

Ik zag dat [verdachte] via Signal een gesprek had met het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] dat opgeslagen stond onder de naam '[accountnaam]'. Uit onderzoek blijkt dat dit telefoonnummer werd gebruikt door [medeverdachte 1] . Ik zag dat dit gesprek begon op 9 maart 2022 en eindigde op 31 maart 2022.

[Afbeelding]

[Afbeelding]

In bovenstaande gesprek stuurde [medeverdachte 1] een foto naar [verdachte] toe. Op die foto is te zien dat, vermoedelijk [medeverdachte 1] , een lijn op een groene bak aanwijst. Hij vraagt daarbij op 2 verschillende dagen aan [verdachte] of zij die bak kan bijvullen met water en of ze er 64ml regulator in kan doen. Mij is ambtshalve bekend dat regulator vloeistof een groeimiddel is dat gebruikt wordt voor hennepkwekerijen.

Ook zijn op de actiedag op 9 mei 2022 soortgelijke groene bakken aangetroffen aan de [adres 6] te [plaats] waar [medeverdachte 1] op die dag werd aangehouden.

7.

Het proces-verbaal van bevindingen analyse iPhone 7 [verdachte] van 30 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 92-94, zaaksdossier 17):

Ik, verbalisant, onderzocht een in beslag genomen iPhone 7 binnen onderzoek Agaran21.

Gegevens van de onderzochte telefoon

Type: Iphone 7

Apple ID: [e-mailadres 1]

Apple ID: [e-mailadres 3]

Eerder gebruikt telefoonnummer: +[telefoonnummer 4]

Aantreffen telefoon

Op 22 augustus 2022 werd de woning aan de [adres 3] te [plaats] doorzocht ter inbeslagneming. Tijdens de doorzoeking werd de iPhone 7 aangetroffen en in beslag genomen. Ik zag meerdere selfies die met deze telefoon gemaakt zijn waarop ik [verdachte] herkende. Ik zag verder geen indicatie die er op zouden kunnen wijzen dat deze telefoon voor een langere periode door iemand anders gebruikt werd.

Contant geld achter radiator

Handgeschreven brief [adres 3] te [plaats]

Tijdens de doorzoeking aan de [adres 3] te [plaats] op 22 augustus 2022 zijn handgeschreven brieven in beslag genomen. Op een die brieven staat de tekst ‘geld achter verwarming douch’.

Foto van contant geld achter radiator

Ik zag een foto op de telefoon staan waarop contant geld te zien is wat achter een radiator lijkt te zitten. Ik zag dat deze foto gemaakt was op 8-6-2022 om 13:11 uur. Ik zag dat deze foto was gemaakt met een Iphone 7 en dat deze foto opgeslagen stond in een map waarvan mij bekend is dat daar foto’s worden opgeslagen die met het toestel zelf zijn gemaakt. Deze foto is dus gemaakt met de Iphone 7 die onder [verdachte] in beslag is genomen.

8.

Het proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2022, betreft “proces-verbaal van analyse iPhone 11 pro max [medeverdachte 2] ”, met bijlagen, (pagina’s 550 – 595,

zaaksdossier 1),

[accountnaam] - +[telefoonnummer 1] (Signal) en [accountnaam] +[telefoonnummer 2] (Signal)

Ik zag dat het telefoonnummer +[telefoonnummer 1] opgeslagen stond onder de naam '[accountnaam]'.

Ik zag dat het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] stond opgeslagen onder de naam '[accountnaam]'. Ik zag dat het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] genoemd werd in proces-verbaal

'IMSIPV.20220118.Agaran21' waarin de IMSI catcher inzet van het observatieteam beschreven staat. Daarin staat vermeld dat het IMSI [nummer 5] op 19-1-2022 in gebruik was door [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3]-1988. Ik zag in proces-verbaal nummer 125 dat het IMSI nummer bevraagd was en dat daaruit gebleken is dat het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] aan dat IMSI nummer stond gekoppeld. Verder zag ik in proces-verbaal 130 dat het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] getapt was. Daaruit kwam naar voren dat het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] gebruikt werd in een telefoon met IMEI nummer [nummer 6]. Een IMEI nummer bevat altijd 15 cijfers waarbij het laatste cijfer een controlegetal is. In het tapsysteem van de politie wordt een IMEI nummer soms met een verkeerd controlegetal weergegeven en soms wordt het ook met 16 cijfers weergegeven. Middel de rekenmethode van 'Luhm' kan het juiste controlegetal worden berekend. Via www.imeicheck.info controleerde ik het IMEI nummer. Ik zag dat het juiste IMEI

nummer [nummer 1] moest zijn. Ik, verbalisant [verbalisant], heb dit IMEI nummer via Cell-ID bevraagd en ik zag dat dit IMEI nummer toebehoorde aan een Google Pixel 4a, model: G025N telefoon.

Tijdens de actiedag van Agaran21 is de woning aan de [adres 6] te [plaats] doorzocht. In die woning was [medeverdachte 1] als enige aanwezig. Tijdens de doorzoeking werd een Pixel 4a telefoon aangetroffen met IMEI nummer: [nummer 1]. Dit IMEI nummer komt overeen met het IMEI nummer waarin het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] actief was. Dit betreft dus de telefoon van [medeverdachte 1] waarin het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] actief was. Uit bovenstaande blijkt dus dat '[accountnaam]' een bijnaam is van [medeverdachte 1] .

9.

Het proces-verbaal van bevindingen IVOC van 11 juli 2022, inclusief bijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 98-104, zaaksdossier 17):

[verdachte] was op 9 mei 2022 aanwezig op het adres [adres 1] te [plaats]. In deze woning werd een hennepkwekerij aangetroffen. [verdachte] staat volgens GBA (de rechtbank begrijpt: BRP) niet ingeschreven op dit adres, zij is wel de huurder van deze woning. Tevens huurt zij het pand aan de [adres 2]. Daarnaast huurt zij de woning waar zij volgens GBA (de rechtbank begrijpt: BRP) staat ingeschreven, namelijk [adres 3] te [plaats]. De totale huurlast voor deze drie panden bedraagt ongeveer € 2.000.

In de uitgeleverde informatie zag ik onder andere het volgende:

[verdachte], [geboortedatum 1]-1991

Huidige vestigingsadres: [woonplaats]

Bankrekeningen:

o [rekeningnummer 2]

o [rekeningnummer 3]

o [rekeningnummer 4]

o [rekeningnummer 1]

Huurtoeslag en Zorgtoeslag ontvangen over de jaren 2017 tot en met 2022

Draagkracht toeslagen:

o 2020 € 10.730

o 2021 € 1.382

o 2022 € 11.153

? Loongegevens

o 2019 € 1.300 [bedrijf 1] B.V.

o 2020 € 10.040 [bedrijf 2] B.V.

o 2021 € 11.316 [bedrijf 2] B.V.

o 2022 € 2.829 [bedrijf 2] B.V. (tot en met maart 2022)

? Voertuiggegevens

o Volkswagen polo met kenteken [kenteken 2], handelswaarde € 3.926.

10.

Het proces-verbaal van bevindingen financiële positie [verdachte] van 1 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 105-107, zaaksdossier 17):

ABN AMRO 2 bankrekeningen

[rekeningnummer 2]:

huur van het pand van de [adres 2]

energielasten [adres 2]

contante stortingen

weinig tot geen uitgaven voor levensonderhoud (boodschappen etc.)

ING Bank B.V. [rekeningnummer 1]

Huur pand [adres 1]

Inkomsten bestaan uit Salaris en toeslagen belastingdienst

Geen tot weinig uitgaven voor levensonderhoud (boodschappen etc.)

Legale inkomen van [verdachte] over de periode 01-01-2020 tot en met 11-07-2022 (afgeronde bedragen)

Salaris [bedrijf 2] € 30.200

Zorgtoeslag € 2.600

Huurtoeslag € 7.200

Totaal € 40.000

Stortingen contant geld € 33.200 (Voetnoot 4), herkomst van dit geld niet bekend.

Huur panden:

[adres 2] € 20.700

[adres 1] € 18.750

Energielasten diverse panden € 3.000

Totaal € 42.450

Het legale inkomen van [verdachte] is niet toereikend om de huur en energielasten van de panden te kunnen betalen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Zaaksdossier 10, pagina’s 82- 83 en pagina’s 111 – 118.

Voetnoot 2

Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [adres 4] [plaats].

Voetnoot 3

De rechtbank corrigeert het in het oorspronkelijke proces-verbaal vermelde verkeerde bedrag van 11.353 euro in het juiste bedrag van 11.535 euro op basis van het proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2023, pagina 91, zaakdossier 17.

Voetnoot 4

De rechtbank corrigeert het in dit proces-verbaal vermelde verkeerde bedrag van 33.200 euro in het juiste bedrag van 33.220 euro op basis van het totaalbedrag aan contante stortingen van 31.780 en 1.440 euro opgenomen in dit proces-verbaal op pagina’s 106 en 107.