Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:4653

Op 11 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08/329470-21 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4653. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08/329470-21 (P)
Datum uitspraak:
11 July 2025
Datum publicatie:
11 July 2025

Indicatie

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden.

De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd, diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van verbreking, meermalen gepleegd, medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een overtreding van de Opiumwet en als leider deelnemen aan een criminele organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/329470-21 (P)

Datum vonnis: 11 juli 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],

wonende aan de [woonplaats]

.

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 en 27 juni 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Ural, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 3 juni 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: samen met een ander of anderen of alleen opzettelijk bedrijfsmatig grote hoeveelheden hennep heeft geteeld of hennepplanten aanwezig heeft gehad in panden aan de [adres 1] in [plaats 1], [adres 3] in [plaats 2], het [adres 4] in [plaats 3] en de [adres 2] in [plaats 1];

feit 2: samen met een ander of anderen of alleen elektriciteit heeft gestolen;

feit 3: samen met een ander of anderen of alleen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op illegale hennepteelt in een pand aan de [adres 5] in [plaats 1];

feit 4: als uitvoerder en/of als coördinerend tussenpersoon en/of als toezichthouder althans als lid heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van hennepgerelateerde misdrijven.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en

met 09 mei 2022 te [plaats 1] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 2], in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf,

-in een pand aan de [adres 1] in [plaats 1] ([code 1]) en/of

-in een pand aan [adres 3] in [plaats 2] ([code 2]) en/of

-in een pand aan het [adres 4] in [plaats 3] ([code 3]) en/of

-in een pand aan de [adres 2] in [plaats 1] ([code 4]) en/of

(telkens) opzettelijk een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan heeft geteeld

en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (waaronder hoeveelheden van 36,24 kg hennep en/of 860 hennepplanten en/of 1797 hennepplanten en/of 238 hennepplanten), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit (telkens) (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van

een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel (een) middel(len)

aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2

hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 09 mei 2022 te [plaats 1] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 2], in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V, in elk geval een hoeveelheid elektriciteit, althans enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben

verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit, althans het weg te nemen goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

3

hij in of omstreeks de periode van 01 december 2021 tot en met 15 december 2021 te [plaats 1], in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of voorhanden gehad, dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten

een of meer kweekruimte(n) ([adres 5] in [plaats 1]) met daarin diverse (hennepgerelateerde) goederen, waaronder:

(kweekruimte 1)

- 48, althans een of meer transformator(en) met lamparmatuur en/of

- een hangend koolstoffilter en/of

- een slakkenhuis en/of

- 6, althans een of meer ventilator(en) en/of

- 3, althans een of meer opticlimates en/of

- 800, althans een hoeveelheid bloempotten gevuld met potgrond en/of

- een aan- en afzuiginstallatie en/of

(kweekruimte 2)

- 39, althans een of meer transformator(en) met lamparmatuur en/of

- een hangend koolstoffilter en/of

- een slakkenhuis en/of

- 10, althans een of meer hangende ventilator(en) en/of

- 2, althans een of meer opticlimates en/of

- een aan- en afzuiginstallatie en/of

(kweekruimte 3)

- 39, althans een of meer lamparmatu(u)r(en) en/of

- 3, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of

- een transformator en/of

- 2, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of

- een slakkenhuis en/of

- 2, althans een of meer ventilator(en) en/of

- een hotbox en/of

10, althans een of meer lamparmatu(u)r(en) en/of 5, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of een schakelbord en/of 10, althans een of meer transformator(en) en/of 2, althans een of meer temperatuur-/ventilatieregelaar(s) en/of 2, althans een of meer fancontrol(s) en/of een compressor,

waarvan hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of (telkens) ernstige reden had(den) te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of ruimten en/of gelden en/of andere betaalmiddelen en/of gegevens (telkens) bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

4

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 09 mei 2022 te [plaats 1], in ieder geval in Nederland, als uitvoerder en/of als coördinerend tussenpersoon (namens [medeverdachte 1]) en/of als toezichthouder, althans als lid, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten van hem, verdachte, en (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten

- misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit (telkens) betrekking had op een grote hoeveelheid van dat middel dan wel (een) middel(len) aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of

-misdrijven als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, te weten het voorbereiden of bevorderen van een feit als bedoeld in het derde en vijfde lid van artikel 11.

3
De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De bewijsmotivering
4.1

Inleiding

Op 9 juni 2021 is door de districtsrecherche Twente een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Agaran21. Het strafrechtelijk onderzoek richtte zich op het bedrijfsmatig inrichten, onderhouden en exploiteren van hennepkwekerijen en verhandelen van hennep door verdachte [medeverdachte 1]. Gedurende het onderzoek zijn meer verdachten in beeld gekomen en zijn meerdere hennepkwekerijen en hennepdrogerijen, een hennepstekkerij en vuurwerk aangetroffen die in verband worden gebracht met de verdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1]) en verdachten [verdachte] (hierna ook: [verdachte]), [medeverdachte 4] (hierna ook: [medeverdachte 4]), [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 3] (hierna ook: [medeverdachte 3]), [medeverdachte 5] (hierna ook: [medeverdachte 5]), [medeverdachte 6] (hierna ook: [medeverdachte 6]) en [medeverdachte 7] (hierna ook: [medeverdachte 7]).

De rechtbank stelt hierna (de) feiten vast op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting.

4.2

Identificatie gebruikers Encrochat en aliassen

Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen Encrochat-berichten. Er werd gebruik gemaakt van de diensten van Encrochat. Met Encrochat werden berichten verzonden met of aan onder meer de volgende accounts, alle eindigend op @encrochat.com:

[accountnaam 1]

[accountnaam 2]

[accountnaam 3].

De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie door het openbaar ministerie in het onderzoek Agaran21 vervolging is ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van deze Encrochat-accounts, als de gebruikers van de aangetroffen telefoons en als de gebruikers van de in de berichten en contactgegevens gebruikte aliassen. Dat geldt met name voor [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2].

Als het antwoord op deze vragen bevestigend is, dan dient de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.

4.2.1

Account [accountnaam 1]

De rechtbank stelt vast op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 3] en het proces-verbaal verdieping identificatie zijn opgenomen, dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van het account [accountnaam 1] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 3] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 3] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van dit account aanduiden als [medeverdachte 3].

4.2.2

Account [accountnaam 2]

De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 1] en het proces-verbaal verdieping identificatie zijn opgenomen, dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het account [accountnaam 2] en dat hij daarmee onder diverse namen ([alias 1], [alias 1], [alias 1], [alias 1], [alias 1], [alias 1], [alias 1], [medeverdachte 1] en [alias 1]) in de contactenlijsten van anderen figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 1] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 1] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [accountnaam 2] aanduiden als [medeverdachte 1].

4.2.3

Account [accountnaam 3]

De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [verdachte] en het proces-verbaal verdieping identificatie zijn opgenomen, dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het account [accountnaam 3] en dat hij daarmee onder diverse namen ([alias 2], [alias 2] en [alias 2]), onder andere met het alias [alias 2], in de contactenlijst van anderen en in berichten voorkwam. Alle berichten van dit account zijn aan [verdachte] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [verdachte] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [accountnaam 3] aanduiden als [verdachte].

4.3

Identificatie aangetroffen telefoons en aliassen

Op 9 mei 2022 zijn [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden en zijn hun woningen doorzocht. Daarbij werden de volgende telefoons aangetroffen en in beslag genomen. In de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 6] in [plaats 1] vijf smartphones en een cryptotelefoon, bij [verdachte] aan de [adres 2] in [plaats 1] acht telefoons, bij [medeverdachte 2] aan de [adres 7] in [plaats 1] een telefoon en bij [medeverdachte 3] aan de [adres 8] in [plaats 1] twee Google Pixel telefoons (4A en 3A), drie iPhones en twee Nokia’s.

4.3.1

iPhone 11 Pro Max met telefoonnummer +[telefoonnummer 1] van [medeverdachte 1]

De onder [medeverdachte 1] in beslag genomen iPhone 11 Pro Max met telefoonnummer +[telefoonnummer 1] is onderzocht en uitgelezen. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat +[telefoonnummer 1] zijn telefoonnummer is en dat hij de enige gebruiker is van deze telefoon.

Op de telefoon zijn de volgende accountnamen aangetroffen:

WhatsApp: ‘[accountnaam 4]’,

Signal: ‘[accountnaam 5]’.

In de telefoon zijn de volgende contacten gevonden:

Signal: ‘[accountnaam 6]’ +[telefoonnummer 4] en ‘[accountnaam 6]’ +[telefoonnummer 2].

WhatsApp: ‘[accountnaam 7] +[telefoonnummer 3].

4.3.2

Contact ‘[accountnaam 6]’ +[telefoonnummer 4] (Signal) en ‘[accountnaam 6]’ +[telefoonnummer 2] (Signal)

Het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] is getapt. Het nummer werd gebruikt in een telefoon met IMEI-nummer [nummer 1]. Dit IMEI-nummer behoorde bij een Google Pixel 4A telefoon die bij de doorzoeking aan de [adres 8] in [plaats 1], waar [medeverdachte 3] als enige aanwezig was, in beslag werd genomen.

[medeverdachte 1] had contact met het telefoonnummer +[telefoonnummer 4] van ‘[accountnaam 6]’ tot en met 28 juni 2021 en vanaf 27 juni 2021 met het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] van ‘[accountnaam 6]’. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [accountnaam 6] eerst telefoonnummer +[telefoonnummer 4] heeft gebruikt en daarna het telefoonnummer +[telefoonnummer 2]. De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat ‘[accountnaam 6]’ een bijnaam/alias is van [medeverdachte 3].

4.3.3

iPhone 12 pro met telefoonnummer +[telefoonnummer 3] van [verdachte]

De onder [verdachte] in beslag genomen iPhone 12 pro met telefoonnummer +[telefoonnummer 3] is onderzocht en uitgelezen. [verdachte] heeft ter zitting verklaard bekend dat +[telefoonnummer 3] zijn telefoonnummer is. Dit telefoonnummer is ook gebruikt in de hieronder genoemde iPhone X met telefoonnummer +[telefoonnummer 5] en alias ‘[alias 2]’ van [verdachte].

4.3.4

iPhone X met telefoonnummer +[telefoonnummer 5] en alias ‘[alias 2]’ van [verdachte]

heeft ter zitting ontkend dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer +[telefoonnummer 5]. Ook heeft hij ontkend dat hij gebruik heeft gemaakt van de alias ‘[alias 2]’.

De iPhone X is op 9 mei 2022 in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] aangetroffen in een kastje in de woonkamer. In die woning was op 9 mei 2022 [verdachte] als enige persoon aanwezig. De Apple ID van deze telefoon is onder andere [e-mailadres] en de telefoonnaam is ‘[alias 2]’. Het laatst gebruikte telefoonnummer in dit toestel is +[telefoonnummer 5]. Het eerder gebruikte telefoonnummer is +[telefoonnummer 3].

In de contacten staat ‘[accountnaam 8]’ met telefoonnummer +[telefoonnummer 6] opgeslagen. Dit telefoonnummer wordt gebruikt door [naam 1], zij is de moeder van [verdachte]. Ook staan de contacten ‘[medeverdachte 4]’ met het telefoonnummer +[telefoonnummer 7] en ‘[medeverdachte 1]’ met het telefoonnummer +[telefoonnummer 1] opgeslagen.

Bij de analyse van de data van deze telefoon zijn geen indicaties aangetroffen die erop wijzen dat de telefoon door meerdere personen is gebruikt. In verschillende chats werd [verdachte] aangesproken met de naam ‘[verdachte]’ en in verschillende berichten eindigde [verdachte] het bericht met ‘Mvg [verdachte]’. Ook zijn op deze telefoon twee WhatsApp-gesprekken gevoerd. In beide WhatsApp-gesprekken werd gebruik gemaakt van de alias ‘[alias 2]’.

De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [verdachte] de enige gebruiker van deze telefoon is geweest.

Zoals eerder vastgesteld behoort het Encrochat-account ‘[accountnaam 2]’ aan [medeverdachte 1] en het Encrochat-account ‘[accountnaam 3]’ aan [verdachte] toe. [medeverdachte 1] heeft het account [accountnaam 3] onder de naam ‘[alias 2]' opgeslagen. Op 3 mei 2020 vindt er middels Encrochat een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] waarin [verdachte] door [medeverdachte 1] wordt aangeduid als ‘[alias 2]’ en waar [verdachte] op reageert met ‘oke maat’.

De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte] gebruik maakt van de alias ‘[alias 2]’.

4.3.5

iPhone 11 Pro met telefoonnummer +[telefoonnummer 8] van [medeverdachte 2] en alias ‘[naam 2]

De onder [medeverdachte 2] in beslag genomen iPhone 11 Pro met telefoonnummer +[telefoonnummer 8] is onderzocht en uitgelezen. Op de telefoon zijn berichten in de app Telegram aangetroffen waarin de ‘owner’ zich ‘[naam 2]’ noemt.

Zoals vastgesteld behoort het Encrochat-account ‘[accountnaam 2]’ aan [medeverdachte 1] en dat van ‘[accountnaam 3]’ aan [verdachte] toe. Op 5 april 2020 vindt er via Encrochat een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1], waaruit de rechtbank afleidt dat [verdachte] en ‘[naam 2]’ in een hennepkwekerij in [plaats 2] zijn en hier toezicht houden op ingehuurde hennepknippers. Omstreeks 15:38 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] wat ze moeten eten. Hierop geeft [verdachte] de bestelling van hem en ‘[medeverdachte 2]’ door. Enkele minuten later stuurt [verdachte] nogmaals een lijst met voedingswaren door, maar ditmaal voor hem, ‘[naam 2]’ en de hennepknippers.

Vervolgens stuurt [verdachte] omstreeks 22:31 uur een bericht aan [medeverdachte 1], waarin hij schrijft dat ‘[naam 2]’ zo gaat kijken en hij stuurt een foto waarop [medeverdachte 2] is afgebeeld. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte 2] gebruik maakt van de alias ‘[naam 2]’.

4.4.

De feiten 1, 2, 3 en 4

Zoals hiervoor al samengevat: feit 1 betreft de hennepkwekerijen, feit 2 de diefstal van stroom, feit 3 voorbereidingshandelingen en feit 4 de deelneming aan een crimineel samenwerkingsverband zoals strafbaar gesteld in de Opiumwet.

4.4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

4.4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het volgende standpunt gesteld, zakelijk weergegeven.

Verdachte dient integraal vrijgesproken te worden van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde.

Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat [verdachte] betrokken is geweest bij de hennepkwekerij(en) (feit 1) en diefstal van elektriciteit (feit 2) in de panden aan de [adres 1] in [plaats 1], [adres 3] in [plaats 2], het [adres 4] in [plaats 3] en de [adres 2] in [plaats 1].

Hetzelfde geldt voor feit 3, de voorbereidingshandelingen aan de [adres 5] in [plaats 1].

Bij feit 4 is de relatie tussen de medeverdachten en verdachte niet zodanig geweest, dat gesproken kan worden van een gestructureerd samenwerkingsverband.

4.4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.4.3.1 Beoordelingskader voor medeplegen

Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (Voetnoot 1)

4.4.3.2 De redengevende feiten en omstandigheden voor de feiten 1, 2 en 3

De rechtbank stelt hierna per adres relevante feiten en omstandigheden voor zowel de hennepkwekerijen (feit 1) als de diefstal van de elektriciteit (feit 2) en de voorbereidingshandelingen (feit 3) vast.

De rechtbank overweegt vervolgens waarom zij op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden tot conclusies komt, mede op basis van nader vastgestelde feiten en omstandigheden, en beantwoordt daarna de bewijsvraag. De rechtbank zal gebruik maken van zogenoemd schakelbewijs en per locatie vermelden welke feiten en omstandigheden daarvoor van belang zijn. De vaststellingen en overwegingen over het schakelbewijs zijn aan het eind van de bewijsoverwegingen opgenomen.

4.4.3.3 [adres 1] in [plaats 1] (zaaksdossier 3) feit 1 en 2

Op 7 maart 2021 treft de politie een deels geoogste hennepkwekerij aan op de van het trapgat en benedenverdieping door een extra wand afgescheiden bovenverdieping van een woning aan de [adres 1] in [plaats 1]. De elektriciteit wordt buiten de meter afgenomen. In en buiten de woning vindt de politie in totaal vijf identieke sporttassen met daarin sealbags met hennep. Kort voor deze ontdekking vluchten twee onbekend gebleven mannen aan de voorzijde van de woning en bevinden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich in de brandgang naast de woning. Die brandgang geeft toegang tot een achter de schutting van de woning gelegen veldje waar twee van de vijf sporttassen worden gevonden. Verbalisanten hebben steeds zicht op de brandgang gehouden en geen andere personen dan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daar gezien. Sporen van het door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in die brandgang (beweerdelijk) urineren zijn niet aangetroffen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] behoren tot een groep van vier mannen die regelmatig bij [nummer 2] naar binnen gaan. [naam 3] huurt de woning op [nummer 2]. Zij verhuurt de zolder aan “[naam 4]”. Zij heeft de sleutel van haar woning aan “[naam 5]”, een vriend van “[naam 4]” gegeven. “[naam 5]” zou het trapgat dichtmaken. In de iPhone van [verdachte] is een chatgesprek aangetroffen met [naam 3] in de periode van 29 december 2020 tot 24 februari 2021. [verdachte] noemt zich in dat gesprek “[alias 2]”. Ook “[naam 5]” komt ter sprake. Verder wordt gesproken over stromend water dat [naam 3] gehoord heeft, wat volgens [verdachte] kan kloppen, over gereedschap ophalen en vinden de bezoeken vaak laat in de avond plaats.

Op de sealbags aangetroffen in een van de sporttassen zijn twee dactyloscopische sporen van [medeverdachte 1] aangetroffen.

4.4.3.4 [adres 3] in [plaats 2] (zaaksdossier 1) feit 1 en 2

Op 19 november 2020 treft de politie een hennepkwekerij aan in een pand op het adres [adres 3] in [plaats 2]. In kweekruimte 1 staan 860 hennepplanten. In de overige twee kweekruimtes staan geen hennepplanten, maar de ruimten zijn wel ingericht als kweekruimtes. De elektriciteit wordt buiten de meter afgenomen.

Er is een netmeting op de elektriciteitskabel waarop dit adres is aangesloten verricht door

Enexis Netbeheer BV. In de meetperiode zijn twaalfuurs verbruikspatronen te zien. In de meetperiode van 19 oktober 2019 tot en met 28 september 2020 is te zien dat er vier keer een volledige kweekperiode is geweest.

Het pand werd sinds februari 2019 door een katvanger gehuurd ten behoeve van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6]. In de periode voorafgaand aan de in november 2020 aangetroffen kwekerij hebben er andere kweken plaatsgevonden, in elke geval rond april 2020. [medeverdachte 1] ([accountnaam 2]) en [verdachte] ([accountnaam 3]) van 5 april 2020 tot en met 16 mei 2020 meerdere chats en afbeeldingen naar elkaar gestuurd die betrekking hebben op een eerdere kweek in dit pand rond die tijd.

4.4.3.5 [adres 4] in [plaats 3] (zaaksdossier 4) feit 1 en 2

Op 27 juli 2021 treft de politie een professioneel ingerichte hennepkwekerij aan in een pand op het adres [adres 4] in [plaats 3]. In twee kweekruimtes staan in totaal 1769 planten. Door middel van twee hotboxen werd CO2 aan de kweekruimte

toegevoegd. Deze hotboxen waren aangesloten op de aangelegde gasleiding die weer was

aangesloten op de gasleiding in de meterkast. De elektriciteit wordt buiten de meter afgenomen.

[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn in de periode van 1 juli tot en met 27 juli 2021 diverse keren in het pand geweest. Andere personen, behalve [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4], zijn niet in het pand geweest.

In het pand werden leuzen en symbolen aangetroffen die verwijzen naar nazi-Duitsland en verwensingen aan het adres van de politie.

4.4.3.6 [adres 2] in [plaats 1] (zaaksdossier 7) feit 1 en 2

Op 9 mei 2022 treft de politie een hennepkwekerij aan in een schuur bij een woning aan de [adres 2] in [plaats 1]. Er is een kweekruimte met daarin 239 hennepplanten. De elektriciteit wordt buiten de meter afgenomen. [verdachte] wordt in de bij de schuur behorende woning aangehouden. Hij is de enige bewoner van dit aan [medeverdachte 1] in eigendom toebehorend pand. Hij is ook contractant van Enexis voor dit pand. De achtertuin van het pand biedt toegang tot zowel het perceel op [nummer 3] als dat van [nummer 4]. Vanuit de schuur bij [nummer 5] loopt een groot aantal kabels en leidingen duidelijk zichtbaar naar de percelen van [nummer 4] en [nummer 5].

4.4.3.7 [adres 5] in [plaats 1] (zaaksdossier 6) feit 3

Op 15 december 2021 is aan de [adres 5] in [plaats 1] een in aanbouw zijnde zeer professionele hennepkwekerij aangetroffen. Kweekruimte 1 was opgebouwd en nagenoeg klaar. In deze kweekruimte werden diverse hennepgerelateerde goederen aangetroffen, te weten 48 transformatoren met lamparmatuur, een hangend koolstoffilter, een slakkenhuis, zes ventilatoren, drie opticlimates, 800 bloempotten gevuld met potgrond en een aan- en afzuiginstallatie. Kweekruimtes twee en drie waren in opbouw. In deze kweekruimtes werden 39 transformatoren met lamparmatuur, een hangend koolstoffilter, een slakkenhuis, tien hangende ventilatoren, twee opticlimates, een aan- en afzuiginstallatie, 39 lamparmaturen, drie assimilatielampen, een transformator, twee koolstoffilters, een slakkenhuis, twee ventilatoren en een hotbox aangetroffen. In de overige ruimte tussen de kweekruimten werden tien lamparmaturen, vijf assimilatielampen, een schakelbord, tien transformatoren, twee temperatuur-/ventilatieregelaars, twee fancontrols en een compressor aangetroffen. In het pand werden leuzen en symbolen aangetroffen die verwijzen naar nazi-Duitsland en verwensingen aan het adres van de politie.

4.4.3.8 De overwegingen met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3

[verdachte] beroept zich bij alle aan hem ten laste gelegde feiten op zijn zwijgrecht. Hoewel de feiten en omstandigheden in het dossier om een verklaring vragen heeft hij die niet gegeven, niet bij de politie en niet ter terechtzitting.

4.4.3.9 [adres 1] in [plaats 1] (zaaksdossier 3) feit 1 en 2

De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging in deze kwekerij hennepplanten hebben geteeld en dat zij 36,24 kilo hennep opzettelijk aanwezig hebben gehad.

De elektriciteit werd buiten de meter afgenomen. Dit behoorde tot de vaste werkwijze van verdachten bij de hennepkwekerijen die verdachte samen met anderen exploiteerde. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ook daarin een als medeplegen te kwalificeren aandeel heeft gehad. Ook dat feit zal bewezen worden verklaard.

4.4.3.10 [adres 3] in [plaats 2] (zaaksdossier 1) feit 1 en 2

Feit 1

[verdachte] was met [medeverdachte 2] in ieder geval op 5 en 6 april 2020 in de hennepkwekerij aan [adres 3] in [plaats 2]. Zij houden zich bezig met het oogsten van de hennep en houden toezicht op de hennepknippers. Er wordt gesproken over het vullen van dozen met geoogste henneptoppen, het knippen van henneptoppen en het dichtmaken van strijkzakken. [verdachte] (bluesbush) staat hierbij steeds in nauw contact met [medeverdachte 1] ([accountnaam 2]). De rechtbank kwalificeert dit als medeplegen. Weliswaar zijn de chats verstuurd vóór de ten laste gelegde periode, vaststaat dat ook toen al een kwekerij werd geëxploiteerd waarbij en waarin [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] samenwerkten. Een samenwerking die nauw en bewust was: de bijdrage van [verdachte] was daarvoor van voldoende gewicht, gelet op zijn rol in de eindfase (oogst en verzending) van de hennep waarbij [verdachte] een belangrijke rol had door direct in contact te staan met [medeverdachte 1] en hem op de hoogte te houden van hetgeen in de hennepkwekerij plaatsvond en wanneer de hennep gereed was om te worden opgehaald.

De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging in deze hennepkwekerij hennepplanten hebben geteeld en dat zij 860 hennepplanten opzettelijk aanwezig hebben gehad.

Feit 2

Dat de stroom illegaal werd afgenomen is de gebruikelijke gang van zaken bij de kwekerijen die verdachte samen met anderen exploiteerde. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ook daarin een als medeplegen te kwalificeren aandeel heeft gehad.

4.4.3.11 [adres 4] in [plaats 3] (zaaksdossier 4) feit 1 en 2

Feit 1

De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging in deze kwekerij hennepplanten hebben geteeld en dat zij 1769 hennepplanten opzettelijk aanwezig hebben gehad. In de periode waarin de aangetroffen kweek plaatsvond - de op 27 juni 2021 aangetroffen planten waren respectievelijk anderhalve week (kweekruimte 1) en drie weken (kweekruimte 2) oud - waren zij veelvuldig gedurende enige tijd in of bij het pand aanwezig. Het telen van deze grote hoeveelheid planten in een bijzonder professioneel ingerichte kwekerij vergt de betrokkenheid van meer personen. Andere personen dan te zien zijn op de camerabeelden, zijn het pand niet in geweest. Het kan daarom niet anders zijn dan dat [verdachte] bij de kwekerij een als medeplegen te kwalificeren betrokkenheid heeft gehad.

Feit 2

Dat de stroom illegaal werd afgenomen is de gebruikelijke gang van zaken bij de kwekerijen die verdachte samen met anderen exploiteerde. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ook daarin een als medeplegen te kwalificeren aandeel heeft gehad.

4.4.3.12 [adres 2] in [plaats 1] (zaaksdossier 7) feit 1 en 2

[verdachte] ontkent dat hij iets te maken heeft met de aangetroffen hennepkwekerij in de schuur behorend bij het perceel [adres 2] in [plaats 1].

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Vanuit de woning op [nummer 5], waar [verdachte] verbleef en werd aangetroffen ten tijde van de inval door de politie, liep een dikke grijze leiding/kabel vanuit de meterkast, via de eerste verdieping (en deels onder de grond) naar de schuur. Ook liep er een groot aantal kabels en leidingen naar het perceel op [nummer 3]. Gegeven het op grootschalige wijze exploiteren van hennepkwekerijen en het daarbij wegnemen van stroom kan het niet anders dan dat [verdachte], als bewoner van het pand, deze opzichtige kalbelnetwerken heeft gezien, en van de kwekerij op de hoogte is geweest en daaraan ook een bijdrage heeft geleverd, al was het maar door vanuit de woning een oogje in het zeil te houden. De rechtbank is van oordeel dat er tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.

4.4.3.13 [adres 5] in [plaats 1] (zaaksdossier 6) feit 3

Het dossier bevat bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van [verdachte] blijkt. De rechtbank stelt in aanvulling op het voorgaande de volgende feiten en omstandigheden vast.

Verhuur en beheer pand

[naam 6] verhuurde vanaf 15 mei 2021 het pand aan de [adres 5] in [plaats 1] aan [naam 7](Voetnoot 2) In de periode van 20 mei 2021 tot en met 29 december 2021 is er op de bankrekening [rekeningnummer] van [naam 7] € 33.835,-- contant gestort. Van deze betaalrekening werd tussen 20 mei 2021 en 1 oktober 2021 € 32.000,-- overgeboekt naar de rekening van [naam 6](Voetnoot 3)

Op 1 juni 2021 heeft de sleuteloverdracht en eindinspectie van het pand plaatsgevonden. [naam 8] heeft namens [naam 7] de sleutels van het pand aan de [adres 5] in [plaats 1] in ontvangst genomen. (Voetnoot 4) [naam 8] kent [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2](Voetnoot 5) Ook [naam 9] , de broer van [naam 8], kent [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2](Voetnoot 6) Zowel [naam 8] als [naam 9] zijn in het pand aan de [adres 5] in [plaats 1] geweest.

Op 28 augustus 2021 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en een leverancier van bouwmaterialen die goederen wil afleveren in de directe omgeving van een Aldi supermarkt. Tot enkele jaren was er een Aldi supermarkt gevestigd aan de [adres 5] in [plaats 1].

Op 9 november 2021 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [naam 9] , waarbij [medeverdachte 1] vraagt of [naam 9] de voordeur kan open doen. Waarop [naam 9] antwoordt dat hij in de hal is en [medeverdachte 1] daarop antwoordt: “Ik dacht Aldi”. [naam 9] geeft aan [medeverdachte 1] door dat hij even om de hoek moet en zijn telefoon uit moet doen.

Peilbaken en camerabeelden

Van 16 september tot en met 16 december 2021 heeft er een peilbaken gezeten in de Renault Master met kenteken [kenteken 1]. Het voertuig staat op naam van [medeverdachte 6], destijds de partner van [medeverdachte 1]. Het voertuig heeft in de periode vanaf 20 oktober 2021 tot en met 14 december 2021 36 keer uitgepeild op de parkeerplaats behorende bij de [adres 5], of in de zeer directe omgeving daarvan. De parkeerplaats betreft een afgesloten plaats, die vanaf de openbare

weg alleen te bereiken is via een toegangshek. De Renault Master wordt met name gebruikt door [medeverdachte 1], incidenteel ook door [verdachte] en [medeverdachte 2]. Op 15, 17, 20, 26 en 30 november en 6, 11 en 14 december 2021verplaatste het voertuig met regelmaat direct vanuit de [adres 5] in [plaats 1] naar de [adres 2] (ter hoogte van [nummer 6]) of vice versa, zoals bakengegevens uitwijzen. De Renault Master is op 12 en 16 november 2021 en 7 en 14 december 2021 bij [bedrijf 1] te [plaats 4] geweest. Op 12 november 2021 hebben [medeverdachte 1] en [naam 9] bouwmaterialen gekocht, op 16 november 2021 heeft [naam 9] Zabri bouwmaterialen gekocht en op 7 december 2021 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] bouwmaterialen gekocht.

Op 14 december 2021 rijdt [medeverdachte 1] als bestuurder in de Renault Master met kenteken [kenteken 2] waar ter hoogte van de [adres 5] wordt geparkeerd. Er stappen drie personen uit en zij hebben gereedschap bij zich. [medeverdachte 1] loopt in de richting van het pand aan de [adres 5]. Twee minuten later stapt [verdachte] in de Renault Master en rijdt naar [bedrijf 1] in [plaats 4] om bouwmaterialen te kopen. Daarna is hij gaan tanken en om 14:48 uur is de Master vertrokken vanaf de Nordhornsestraat in [plaats 4]. Om 15:20 uur reed de Renault Master het terrein op aan de [adres 5] in [plaats 1].

Op de beelden van een door de politie geplaatste camera van 9 december 2021 tot en met 15 december 2021 is te zien dat in deze periode slechts twee voertuigen het terrein aan de [adres 5] in [plaats 1] oprijden. Dat betreffen een Ford Transit met kenteken

[kenteken 3] op naam van [verdachte] en de Renault Master met kenteken [kenteken 1] op naam van [medeverdachte 6], de partner van [medeverdachte 1]. Beide voertuigen staan op 9 en 10 december 2021 gedurende meerdere uren geparkeerd op het terrein aan de [adres 5] in [plaats 1]. Op 10 december 2021 is [medeverdachte 1] herkend terwijl hij werkzaamheden verricht aan de roldeur van het pand.

De rechtbank leidt uit dit alles af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] veelvuldig gedurende enige tijd in of bij het pand aanwezig zijn geweest. Er zijn geen andere voertuigen op het afgesloten terrein geweest dan de Renault Master, waar [medeverdachte 1] gebruikt van maakte en de Ford Transit op naam van [verdachte]. Er zijn diverse keren bouwmaterialen gekocht door [medeverdachte 1], [naam 9] of [verdachte], waarbij [verdachte] op 14 december 2021 rechtstreeks met de bouwmaterialen naar het pand aan de [adres 5] in [plaats 1] is gereden. Tot slot weegt ook mee dat er sprake is van een hoge mate van professionaliteit in de opbouw van de hennepkwekerij zoals ook bij de andere aangetroffen hennepkwekerijen en zijn ook aan de [adres 5] leuzen en symbolen aangetroffen die verwijzen naar nazi-Duitsland.

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit.

4.4.3.14 Uitoefening van een beroep of bedrijf

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van vier hennepkwekerijen en voorbereidingshandeling voor een in opbouw zijnde hennepkwekerij. De capaciteit van de hennepkwekerijen tezamen was aanzienlijk. In totaal was sprake van 2.867 hennepplanten, en 36,24 kilogram hennep en werden er kweekruimten aangetroffen waar al was geoogst. Dat betekent dat ook derden moeten zijn ingeschakeld om daarbij te helpen, hetgeen ook in chats wel wordt benoemd als er over knippers wordt gesproken (Voetnoot 7). De teeltprocessen geschiedden in afzonderlijke, daarvoor ingerichte ruimtes onder gecontroleerde condities en deels geautomatiseerd met behulp van technische middelen, kennelijk ter optimalisering van het teeltproces en minimalisering van de daarvoor van de telers vereiste inspanningen. De kweekruimtes waren op professionele wijze aangelegd, waaruit kan worden afgeleid dat ze waren opgezet met de bedoeling daarin verschillende keren te oogsten. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

4.4.4

Feit 4

4.4.4.1 Het juridisch kader

Voor bewezenverklaring van wat als feit 4 is ten laste gelegd, deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b Opiumwet, moet worden vastgesteld dat:

sprake is geweest van een organisatie

die organisatie tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet, en

verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.

4.4.4.2 Vaststelling van feiten

Alle hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden (en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en overwegingen) betrekt de rechtbank bij de bewijsvraag van het ten laste gelegde onder 4. Als bewijsmiddel is verder het samenvattende proces-verbaal uit het zaaksdossier crimineel samenwerkingsverband artikel 11b Opiumwet gebruikt. Dit proces-verbaal is een correcte samenvatting van alle in de daarin opgenomen voetnoten aangeduide brondocumenten. De rechtbank neemt ook hier alle conclusies van de verbalisant over en maakt deze tot de hare.

4.4.4.3 Overwegingen en conclusie

De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte in een periode van twee jaren samen met anderen bij de hennepteelt en diefstal van stroom betrokken is geweest. Daarbij ging het om (grote hoeveelheden) hennep die bedrijfsmatig werd(en) geteeld. Het bedrijfsmatige karakter bleek niet alleen uit de wijze waarop de kwekerijen waren ingericht maar uit de gehele organisatie die de complete keten van stekken naar oogst omvatte. Er was een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband waarvan onder andere de broers [medeverdachte 1] en [verdachte] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] deel uitmaakten. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hadden een regelende en sturende rol, zij onderhielden contact over opbouw van kwekerijen, levering van stekken, waarvoor [medeverdachte 3] zorgde, en over het oogsten. De broers en [medeverdachte 3] woonden in dezelfde straat, de [adres 2] in [plaats 1], [medeverdachte 2] daar vlakbij. Hun levens waren met elkaar verbonden door het delen van woningen, tuinen en auto’s. Ook partners ([medeverdachte 6] van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] van [medeverdachte 3]) werden ingezet. [verdachte] en [medeverdachte 2] verrichtten de uitvoerende werkzaamheden. Alle verdachten wisten dat het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 Opiumwet en diefstal van stroom het doel was.

De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet met als oogmerk het beroeps- en bedrijfsmatig telen van hennep en het aanwezig hebben van hennep en dat [verdachte] als uitvoerder aan deze organisatie heeft deelgenomen. De rechtbank acht het tenlastegelegde onder 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.4.5

Schakelbewijsoverweging

De rechtbank maakt voor de bewezenverklaring gebruik van zogenoemd schakelbewijs. Dit is een wijze van bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Daarvan is in deze zaak sprake. Het bewijsmateriaal voor de feiten vertoont op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen en duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte en de medeverdachten.

De rechtbank is van oordeel dat de redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot de afzonderlijke zaken, voor (het medeplegen van) elk van de kwekerijen en de diefstal van stroom en voor het crimineel samenwerkingsverband, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren. In samenhang bezien versterken die feiten en omstandigheden bovendien het bewijs in elk van die zaken en in zoverre zijn deze over en weer redengevend omdat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomen.

De volgende overeenkomsten van in de panden aangetroffen voorwerpen, gebruikte auto’s en andere omstandigheden zijn van belang:

hennep aangetroffen in vijf sporttassen aan de [adres 1] met het opschrift [bedrijf 2] en ook op de zolder van de woning aan de [adres 7] waar [verdachte] stond ingeschreven en waarin [medeverdachte 2] verbleef werd een rood/ zwarte sporttas van [bedrijf 2] aangetroffen,

verwijzingen naar nazi-Duitsland, anti-politieleuzen en symbolen bij het [adres 4] en aan de [adres 9] en de [adres 5]

de vraag naar 15.000 of 30.000 liter diesel bij de [adres 10] en het aggregaat dat is aangetroffen aan de [adres 5] en de met een dieselgenerator verbonden vaten met 750 liter rode diesel aan de [adres 11] en vier opslagtanks met rode diesel aan de [adres 12]

de hoge mate van professionaliteit in de (aanbouw zijnde) hennepkwekerijen aan het [adres 4], de [adres 5] en de [adres 9]

toevoeging van CO2 om de groei te bevorderen aan het [adres 4], de [adres 10] en de [adres 9]

[medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] maakten gebruik van dezelfde voertuigen, te weten de Renault Master met kenteken [kenteken 1] op naam van [medeverdachte 6] , de Peugeot Expert met kenteken [kenteken 4] op naam van [medeverdachte 4] en de Opel Movado met kenteken [kenteken 5] op naam van [medeverdachte 8]. [medeverdachte 1] en [verdachte] maakten daarnaast nog gebruik van de Ford Transit met kenteken [kenteken 3], op naam van [verdachte]

diefstal elektriciteit ten behoeve van de kwekerijen

katvangers en/of dekmantels voor de huur van panden.

4.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 9 mei 2022 te [plaats 1] en te [plaats 3] en te [plaats 2], tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf,

-in een pand aan de [adres 1] in [plaats 1] en

-in een pand aan [adres 3] in [plaats 2] en

-in een pand aan het [adres 4] in [plaats 3] en

-in een pand aan de [adres 2] in [plaats 1] en

telkens opzettelijk een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (waaronder hoeveelheden van 36,24 kg hennep en 860 hennepplanten en 1769 hennepplanten en 238 hennepplanten), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit (telkens) (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

2.

hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 9 mei 2022 te [plaats 1] en te [plaats 3] en te [plaats 2], tezamen en in vereniging met (een) ander(en), telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V, een ander dan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de weg te nemen elektriciteit, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

3.

hij in de periode van 1 december 2021 tot en met 15 december 2021 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met (een) ander(en), voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten een of meer kweekruimte(n) ([adres 5] in [plaats 1]) met daarin diverse (hennepgerelateerde) goederen, waaronder:

(kweekruimte 1)

- 48 transformatoren met lamparmatuur en

- een hangend koolstoffilter en

- een slakkenhuis en

- 6 ventilatoren en

- 3 opticlimates en

- 800 bloempotten gevuld met potgrond en

- een aan- en afzuiginstallatie en

(kweekruimte 2)

- 39 transformatoren met lamparmatuur en

- een hangend koolstoffilter en

- een slakkenhuis en

- 10 hangende ventilatoren en

- 2 opticlimates en

- een aan- en afzuiginstallatie en

(kweekruimte 3)

- 39 lamparmaturen en

- 3 assimilatielampen en

- een transformator en

- 2 koolstoffilters en

- een slakkenhuis en

- 2 ventilatoren en

- een hotbox en

10 lamparmaturen en 5 assimilatielampen en een schakelbord en 10 transformatoren en 2, temperatuur-/ventilatieregelaars en 2 fancontrols en een compressor,

waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of dat die voorwerpen bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

4.

hij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 9 mei 2022 in Nederland, als uitvoerder, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten van hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten

- misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, en

- misdrijven als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, te weten het voorbereiden of bevorderen van een feit als bedoeld in het derde en vijfde lid van artikel 11.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 3, 11, 11a en 11b van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf: medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd

en

medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;

feit 2

het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;

feit 3

het misdrijf: medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

feit 4

het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel in artikel 11, derde lid en vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet.

6
De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7
De op te leggen straf of maatregel
7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de ouderdom van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank dit niet afdoende vinden, dan kan dit worden aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. De raadsman heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen bij einduitspraak.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

- De aard en de ernst van de gepleegde feiten

Verdachte heeft zich in een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan deelneming aan een crimineel samenwerkingsverband dat het plegen van hennepgerelateerde misdrijven tot oogmerk had, te weten het (voorbereiden van het) telen van hennep op verschillende locaties in Twente en diefstal van elektriciteit.

Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van die misdrijven, waarbij de hennepkweek bedrijfsmatig plaatsvond in grote hoeveelheden.

.

Het criminele samenwerkingsverband, dat onder leiding stond van verdachtes broer, hield zich op grote schaal bezig met de teelt van en handel in hennep. Verdachte verrichtte diverse werkzaamheden binnen het proces van hennepteelt. De teelt vond plaats in woningen en bedrijfspanden die werden gehuurd door katvangers, veelal afkomstig uit het netwerk van verdachte en zijn broer. De borg en huur werden vaak contant betaald en de elektriciteit illegaal afgenomen. Kenmerkend voor de kwekerijen van het samenwerkingsverband was niet alleen een hoge mate van professionaliteit, maar ook de aanwezigheid van anti-politieleuzen en teksten en symbolen die verwijzen naar nazi-Duitsland.

De werkwijze van het criminele samenwerkingsverband en van verdachte, die daaraan volop deelnam, getuigt van een totaal gebrek aan respect voor wetten, regels, gezag en het welzijn van anderen. Verdachte heeft zijn eigen financiële belangen voorop gesteld en geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de teelt van en handel in hennep veroorzaken. De verslavende werking van softdrugs kan allerlei problemen teweegbrengen bij de gebruikers en hun omgeving, zoals gezondheidsschade, (vermogens)criminaliteit en verloedering van leefomgevingen. Diefstal van elektriciteit levert netbeheerders niet alleen financiële schade op, maar vergt van hen ook de nodige tijd en inspanningen om de schade voor elke locatie in kaart te brengen en te verhalen. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij hier in deze mate aan heeft bijgedragen.

Verdachte heeft zich, ook tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak, op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en geen inzicht getoond in de gevolgen daarvan.

- De persoon van verdachte

Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 14 april 2025 waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een Opiumwetfeit met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat artikel 63 Sr meerdere keren van toepassing is.

Het meest recente over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 20 mei 2025 bevat deels passages uit de eerder opgemaakte rapporten in deze zaak samen en beschrijft het verloop van het toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het rapport houdt in dat de reclassering door de proceshouding van verdachte geen delictrelaties kan leggen en geen risico’s kan inschatten ten aanzien van recidive. Het advies is om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.

- De redelijke termijn van berechting

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte dient als een zodanige handeling te worden aangemerkt.

Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.

De rechtbank overweegt over de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is in verzekering gesteld op 9 mei 2022. Op die dag is de redelijke termijn aangevangen. Het eindvonnis wordt gewezen op 11 juli 2025. Dat is drie jaar en twee maanden later. De rechtbank is van oordeel dat zich in deze zaak verschillende bijzondere omstandigheden voordoen. Het gaat om een omvangrijk onderzoek met acht verdachten. Hun berechting heeft gelijktijdig plaatsgevonden. Op 13 november 2023 heeft een regiezitting plaatsgevonden, waarna op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris veel getuigen zijn gehoord. Vanaf november 2024 is geprobeerd om de inhoudelijke behandeling van de zaak te plannen. Door de vele verhinderdatums die door de verdediging werden opgegeven kon de behandeling pas zeven maanden later, in juni 2025, plaatsvinden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.

- De op te leggen straf

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

- De voorlopige hechtenis

De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden. Het bevel is met ingang van 11 november 2022 geschorst en verdachte heeft zich sindsdien aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank is van oordeel dat er geen grond meer is om de voorlopige hechtenis te laten voortduren.

7.4

De inbeslaggenomen voorwerpen

7.4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 7, 8, 9, 10 en 11 verbeurd dienen te worden verklaard nu met deze goederen de feiten zijn begaan.

7.4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 8 en 9 terug te geven aan verdachte en zich ten aanzien van de overige voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

7.4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 7, 8, 9, 10 en 11 moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, waarbij de rechtbank opmerkt dat door de verdediging geen draagkrachtverweer is gevoerd en ook overigens niet is gebleken dat de financiële draagkracht van verdachte ontoereikend is.

8
De schade van benadeelde
8.1

De vordering van de benadeelde partij

[adres 3] in [plaats 2]

Enexis Netbeheer BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 13.917,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

- netwerkkosten elektriciteit € 866,60

- verbruik elektriciteit € 25.871,74

- kosten netmeting € 359,63

- uurtarief inspecteur (dag) € 300,00

- vooronderzoek en dossieraanleg € 62,37

- dossierverwerking en aangifte € 124,76

- opmaken factuur € 83,19

- afhandelingskosten € 124,76

- elektriciteitsmeter 3 fase € 42,53

totaal € 27.835,58

betaald door debiteur i.v.m. heraansluiting € 13.917,79

nog te vorderen € 13.917,79.

8.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij Enexis in het geheel hoofdelijk kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.

8.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld de vordering van Enexis ten aanzien van [adres 3] in [plaats 2] niet-ontvankelijk te verklaren.

8.4

Het oordeel van de rechtbank

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 13.917,79, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank gaat daarbij uit van de datum waarop de betreffende hennepkwekerij door de politie is aangetroffen, te weten 19 november 2020.

De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.

9
De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 57 en 63 Sr.

Beslissing

10
De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1

het misdrijf: medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd

en

medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;

feit 2

het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;

feit 3

het misdrijf: medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

feit 4

het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel in artikel 11, derde lid en vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV toe tot een bedrag van

€ 13.917,79 bestaande uit materiële schade;

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV (feit 2): van een bedrag van € 13.917,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;

- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

de in beslag genomen voorwerpen

- verklaart verbeurd de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 7, 8, 9 10 en 11;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. P. van Kesteren en

mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

Vgl. HR 22 februari 2022 ECLI:NL:HR:2022:289.

Voetnoot 2

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 6] van 10 januari 2022 (pagina’s 170 – 172, zaaksdossier 6).

Voetnoot 3

Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2022, met bijlage, (pagina’s 77 – 87, zaaksdossier 6)

Voetnoot 4

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 8] van 3 maart 2022 (pagina’s 212 – 216, zaaksdossier 6).

Voetnoot 5

Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] bij de rechter-commissaris van 4 april 2024.

Voetnoot 6

Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] bij de rechter-commissaris van 15 mei 2024.

Voetnoot 7

Het proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2022, pagina’s 353 tot en met 360, zaaksdossier 12.