Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:4654

Op 11 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08/323315-21, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4654. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08/323315-21
Datum uitspraak:
11 July 2025
Datum publicatie:
11 July 2025

Indicatie

De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 210.756,- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft dit voordeel genoten uit de verkoop van hennepstekken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/323315-21

Datum vonnis: 11 juli 2025

Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1]

.

1
De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, na diverse wijzigingen in de schriftelijke vordering voorafgaand aan de zitting, in de laatste vordering van 19 mei 2025 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 547.726,19. Deze laatste vordering was een compilatie van de volgende oorspronkelijke vorderingen:

€ 169.913,90 aandeel veroordeelde in opbrengst kwekerijen [adres 2] (zaaksdossier 1) en [adres 3] (zaaksdossier 4)

€ 29.108,-- aandeel veroordeelde in opbrengst kwekerij [adres 4]

(zaaksdossier 8)

- € 348.704,76 € 348.704,76 opbrengst hennepkwekerij [adres 5] (zaaksdossier 12).

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering nogmaals aangepast naar een bedrag van primair € 348.500,-- en subsidiair € 170.000,--, zoals hierna wordt uiteengezet.

2
De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 3, 5 en 27 juni 2025. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, is op de terechtzitting van 5 juni 2025 verschenen en op de vordering gehoord. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten over de vordering kenbaar gemaakt.

Op de terechtzitting van 27 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

2.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft het volgende aangevoerd, samengevat.

De ontnemingsvordering is oorspronkelijk gebaseerd op het voordeel dat de veroordeelde heeft genoten uit de opbrengsten van drie hennepkwekerijen.

[adres 2]

Gelet op de gevorderde vrijspraak voor [adres 2] is dat deel van de vordering niet toewijsbaar.

[adres 4]

Ervan uitgaande dat de aan de [adres 6] aangetroffen hennep de oogst was van de [adres 4] , heeft de hennepkwekerij aan de [adres 4] geen voordeel opgeleverd.

[adres 5]

De politie heeft het voordeel van de kwekerij aan de [adres 5] berekend aan de hand van een x-aantal oogsten. Uitgaande van de verklaring van de veroordeelde dat de aangetroffen planten moederplanten waren, dient het voordeel op andere wijze te worden geschat en wel aan de hand van verkochte hennepstekken.

Uit de Encrochat-berichten is gebleken dat de veroordeelde in 2020 21.360 stekken heeft verkocht in drie maanden. In twee jaar tijd zouden dit ruim 170.000 stekken zijn.

Uit berichten kan worden afgeleid dat de veroordeelde de stekken voor € 4,50 per stuk heeft verkocht. De kosten bedroegen € 2,45 per stek, gebaseerd op de in voetnoot 8 van de pleitnota aangeduide publicatie. De opbrengt bedraagt dan € 2,05 per stek. Dat leidt tot de volgende berekening: 170.000 stekken x € 2,05 opbrengst is € 348.500,--.

Primair wordt ontneming van dat bedrag van € 348.500,-- gevorderd.

Subsidiair kan het voordeel als volgt berekend worden. De veroordeelde heeft verklaard

€ 1,-- per stek te hebben verdiend, wat zou neerkomen op een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 170.000,--.

Dat leidt tot een wijziging van de vordering ter terechtzitting en de vordering het wederrechtelijke verkregen voordeel vast te stellen primair op € 348.500,-- en subsidiair op

€ 170.000,--.

2.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft het volgende aangevoerd, samengevat.

[adres 2]

Het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering omdat vrijspraak in de hoofdzaak moet volgen.

[adres 4]

De oogst van de [adres 4] werd aangetroffen aan de [adres 6] en daarmee is dus geen voordeel behaald.

[adres 5]

Het openbaar ministerie baseert het voordeel ten onrechte op twaalf eerdere oogsten.

Voor zover er in dat pand een hennepstekkerij zat waarmee voordeel zou zijn behaald ontbreekt een deugdelijke berekening voor de met de stekkerij behaalde winst.

[adres 2] en [adres 3]

- Primair

Voor zover de vordering erop is gebaseerd dat de veroordeelde als zakenpartner van (medeveroordeelde) [medeverdachte] 20 procent van de totaalopbrengst van deze kwekerijen zou hebben genoten, geldt dat de veroordeelde per stek € 4,50 betaald kreeg en geen 20 procent van de opbrengst van een kwekerij. De rechtbank zou de berekening kunnen volgen en dient dan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren voor zover de berekening gaat over deze kwekerijen.

- Subsidiair

Voordeelsontneming van de levering van hennepstekken was niet de grondslag van de ontnemingsvordering en daarom dient de vordering wegens grondslagverlating afgewezen te worden.

- Meer subsidiair

Voor het geval de rechtbank de officier van justitie volgt, dient de zaak te worden aangehouden zodat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om onderzoekswensen te poneren.

- Meest subsidiair

Indien de rechtbank het verzoek tot aanhouding afwijst, kan het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld worden op € 21.360,--. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat er door de veroordeelde 21.360 stekken zijn geleverd gedurende drie maanden voor € 1,-- per stek en niet langer. De opbrengst voor een zelf gecreëerde stek bedraagt tussen de € 0,75 en € 1,--.

Overwegingen

3
De beoordeling van de vordering
3.1

Veroordeling

De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 11 juli 2025 veroordeeld voor de strafbare feiten:

in de periode van 1 mei 2020 tot en met 9 mei 2022:

feit 1

het misdrijf: medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd

en

medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;

en

het misdrijf: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd

en

het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;

in de periode van 31 december 2020 tot en met 9 mei 2022:

feit 2

het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;

in de periode van 1 maart 2019 tot en met 9 mei 2022:

feit 3

het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid en vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet.

De veroordeelde is vrijgesproken van betrokkenheid bij de hennepkwekerij aan [adres 2] , dat ten laste was gelegd onder feit 1.

3.2

De overwegingen van de rechtbank

De rechtbank ontrafelt en bespreekt de ontnemingsvordering, zoals die geldt na aanpassing ter zitting en in het licht van de gevoerde verweren, als volgt.

3.2.1

[adres 2] en [adres 3]

De officier van justitie baseert deze vordering op het voordeel dat de veroordeelde zou hebben genoten uit kwekerijen aan [adres 2] en het [adres 3] .

[adres 2]

De veroordeelde is vrijgesproken van betrokkenheid bij de hennepkwekerij aan [adres 2] . De rechtbank zal de officier van justitie daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

[adres 3]

De kwekerij aan het [adres 3] was niet aan verdachte ten laste gelegd. Over het [adres 3] heeft de officier van justitie ter zitting niet meer gerept hoewel ook daartegen uitgebreid verweer is gevoerd en daarover bij re- en dupliek indirect is gediscussieerd. Indirect in die zin, dat er een debat is geweest over hoe de opbrengst van een hennepstekkerij te berekenen, waarbij de raadsman vooral leek te doelen op de levering van stekken voor de kwekerijen in de panden [adres 2] en [adres 3] , terwijl de officier van justitie het betrok op het pand aan de [adres 5] , waarover hierna meer.

De rechtbank oordeelt als volgt. De officier van justitie is niet ingegaan op hoe het voordeel van de niet (expliciet) aan verdachte ten laste gelegde hennepkwekerij aan het [adres 3] te berekenen aan de hand van voldoende aanwijzingen als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, Sr. De vordering zal daarom in zoverre worden afgewezen. Die afwijzing zal in de berekening van het uiteindelijk te ontnemen wederrechtelijke voordeel tot uitdrukking worden gebracht.

De rechtbank is van oordeel dat bij deze stand van zaken de bespreking van het palet aan verweren en verzoeken van de verdediging (onder andere tot aanhouding van de zaak) geen bespreking behoeft.

3.2.2

[adres 4]

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat in dit pand een oogst tot voordeel voor de veroordeelde heeft geleid, omdat aannemelijk is geworden dat de oogst naar de [adres 6] is gevoerd en daar door de politie in beslag is genomen. De rechtbank zal de vordering in zoverre afwijzen en dat ook in de berekening van het uiteindelijke voordeel tot uitdrukking brengen.

3.2.3

[adres 5]

Hoewel het verweer over grondslagverlating geen betrekking had op dit pand overweegt de rechtbank ten overvloede het volgende, omdat de officier van justitie ter zitting in de subsidiaire vordering van een andere berekening uitgaat en de verdediging bij [adres 2] en het [adres 3] daartegen verweer heeft gevoerd.

Anders dan bij de berechting van de hoofdzaak, waarin op de grondslag van de tenlastelegging moet worden beraadslaagd en beslist, vormt ingevolge artikel 511e, eerste lid aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in ontnemingszaken de ontnemingsvordering niet de grondslag waarop de rechter heeft te beslissen, maar slechts de aanleiding voor zijn beslissing over de ontneming. Ingevolge datzelfde voorschrift gaat die

beraadslaging in ontnemingszaken over de vraag of de in artikel 36e Sr bedoelde maatregel moet worden opgelegd en zo ja, op welk bedrag de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is te schatten. Daarom moet worden aangenomen dat een wijziging van de ontnemingsvordering overeenkomstig artikel 511d, eerste lid, Sv in verbinding met artikel 313 Sv, slechts haar begrenzing vindt in artikel 36e Sr. (Voetnoot 1)

Zelfs als de raadsman het verweer ook op dit onderdeel had willen voeren, had het geen doel kunnen treffen.

3.2.3.1 De periode

De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat de veroordeelde langer dan drie maanden hennepstekken heeft geleverd.

De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde langdurig hennepstekken heeft verkocht. De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in 2020 en 2022 stekken heeft gekweekt en heeft verkocht. Ook heeft hij verklaard dat hij achter het Encrochat-account ‘ [gebruikersnaam] ’ zit. In het dossier bevinden zich verder berichten van ‘ [gebruikersnaam] ’ in de periode van 28 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 die gaan over stekkenhandel. Het dossier bevat berichten, aangetroffen op de telefoon van medeveroordeelde [medeverdachte] , tussen de veroordeelde (‘ [alias 1] ’) en [medeverdachte] (‘ [alias 2] ’) in de periode van 20 februari 2021 tot en met 23 maart 2022 waarbij [medeverdachte] aan de veroordeelde om hennepstekken vraagt en de veroordeelde bevestigt dat hij die kan leveren. Op 9 mei 2022 is aan de [adres 5] , in de woning waar de veroordeelde verbleef, een hennepstekkerij aangetroffen met 7.900 hennepstekken.

De rechtbank concludeert op basis van dit alles dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde in de periode van 28 maart 2020 tot zijn aanhouding op 9 mei 2022 stekken heeft gekweekt en verkocht.

3.2.3.2 Het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank berekent het wederechtelijk verkregen voordeel dat met de verkoop van die stekken gedurende deze periode is verkregen als volgt.

Over de opbrengst van de stekken is volop gediscussieerd en het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de rechtbank om de opbrengst vast te kunnen stellen anders dan door uit te gaan van het door de verdediging genoemde en door de officier van justitie uiteindelijk geaccepteerde bedrag aan winst van € 1,-- per stek.

De officier van justitie is uitgegaan van de verkoop van 21.360 hennepstekken in een periode van drie maanden, waarbij is verwezen naar het overzicht van geleverde stekken op pagina 178 van het Encrochat-dossier. Dat overzicht heeft betrekking op de periode van 28 maart 2020 tot en met 13 juni 2020, oftewel 78 dagen. Dat is omgerekend en in het voordeel van de veroordeelde afgerond 273 stekken per dag (21.360/78). De periode van 28 maart 2020 tot 9 mei 2022 telt 772 dagen.

Dat leidt dat tot de volgende som: 772 dagen x 273 stekken x € 1,-- levert een voordeel op van € 210.756,--.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voldoende aanwijzingen dat de veroordeelde door het plegen van de hiervoor genoemde strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.

De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 210.756,--.

3.2.3.2 De vaststelling van de betalingsverplichting

De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 210.756,--.

4
De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e, tweede lid, Sr.

Beslissing

5
De beslissing

De rechtbank:

- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor zover die betrekking heeft op [adres 2] ;

stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 210.756,--;

legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 210.756,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;

bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen;

wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. P. van Kesteren en

mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met nummer ON2R021044 en onderzoeksnaam Agaran21. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Voor zover in de bewijsmiddelen passages staan die als conclusies van verbalisanten zouden kunnen worden gekwalificeerd, zijn dit conclusies die naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden getrokken zijn en neemt de rechtbank deze over en maakte deze tot de hare.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juni 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:

Ik heb gebruik gemaakt van het Encrochat-account [gebruikersnaam] . In 2020 verkocht ik hennepstekken via het Encrochat-account [gebruikersnaam] . In 2022 kweekte ik in de woning aan de [adres 5] hennepstekken en die verkocht ik. Ik verdiende toen per stek € 1,00. Ik verkocht de hennepstekken voor € 4,50. Ik had kosten voor het kweken van moederplanten, voeding en materialen.

Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 15 juni 2022, met bijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (pagina's 157 - 161, zaaksdossier 12):

Binnentreden woning

Doorzoeking ter inbeslagneming

In voornoemd perceel ( [adres 5] ) werd op 9 mei 2022 een doorzoeking ter inbeslagneming uitgevoerd.

Omschrijving pand

Het bleek dat op genoemd adres een hennepstekkerij aanwezig was. Het bleek, dat er

hennepstekken aanwezig waren.

Kweekruimte 1

In totaal stonden er 5928 hennepstekken.

Kweekruimte 2

In totaal stonden er 1976 hennepstekken.

Vaststelling hennep

Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere

ontmantelingen van hennepstekkerijen, dat het hennepstekken waren.

Het proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (pagina's 165 - 179, Encrochat-dossier):

Omvang handel hennepstekken door [gebruikersnaam]

In het vervolg wordt een overzicht geschetst van de aantallen hennepstekken die [gebruikersnaam]

(vermoedelijk) heeft afgeleverd in de periode 28 maart 2020 tot en met 13 juni 2020. In het overzicht zijn enkel de aantallen hennepstekken opgenomen waarvan uit de Encrochat-gesprekken blijkt dat de levering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en/of dat [gebruikersnaam] de bestelling heeft bevestigd.

[afbeelding]

Uit met Encrochat gevoerde communicatie van [gebruikersnaam] kan blijken dat [gebruikersnaam] , in de periode 28 maart 2020 tot en met 13 juni 2020, 21.360 hennepstekken heeft geleverd.

Het proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (pagina's 550 - 595, zaaksdossier 1):

1
Gegevens van de onderzochte telefoon

Ik zag in de UFED reader dat de data, die voor onderzoek was veiliggesteld, uit onderstaande

telefoon kwam:

Type: Iphone 11 pro Max

Apple ID: [e-mailadres]

IMEI: [IMEI-nummer 1]

IMEI 2: [IMEI-nummer 2]

Telefoonnummer: + [telefoonnummer 1]

Telefoonnaam: iPhone van [medeverdachte]

13
Samenwerking met [verdachte] voor hennepstekken en knippers

Ik zag dat [medeverdachte] via Signal een gesprek voerde met het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] dat opgeslagen stond als ' [alias 1] '. Ik zag dat dit gesprek begon op 18-8-2020 en eindigde op 28-6-2021. Ik zag dat [medeverdachte] nog een ander gesprek had met ' [alias 1] ' dat opgeslagen stond onder het nummer + [telefoonnummer 3] . Dat gesprek begon op 27-6-2021 en eindigde op 8-5-2022. Ik zag dat dit gesprek een vervolg is van het eerste gesprek. Kennelijk heeft [alias 1] eerst telefoonnummer + [telefoonnummer 2] gebruikt en is daarna het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] gaan gebruiken. Uit onderzoek blijkt [alias 1] een bijnaam van [verdachte] te zijn. Ik zag dat de gesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] voornamelijk hennep gerelateerd waren. [medeverdachte] vroeg vermoedelijk om hennepstekken en knippers voor het knippen van hennepplanten

Gesprekken over hennepstekken

In de gesprekken vroeg [medeverdachte] meerdere malen 'kleintjes' aan [verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] hennepstekken aan [medeverdachte] leverde en zeer waarschijnlijk wordt met 'kleintjes' dan ook hennepstekjes bedoeld. Zie proces-verbaal 825.

Hieronder worden meerdere gesprekken weergegeven waarin [medeverdachte] vermoedelijk om

hennepstekken vroeg:

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

Uit bovenstaande gesprekken blijkt dat [medeverdachte] in de periode van 18-8-2020 tot en met

8-5-2022 in totaal 12875 hennepstekken aan [verdachte] heeft gevraagd. Uit de gesprekken is op te maken dat [verdachte] voor 5390 hennepplanten de bevestiging heeft gegeven dat hij die kon leveren. Daarvan is te zien dat er in vermoedelijk vier keer daadwerkelijk een overdracht heeft plaatsgevonden van totaal 1890 hennepplanten en dat [verdachte] en [medeverdachte] daarvoor hebben afgesproken.

Voetnoot

Voetnoot 1

Vgl. ECLI:NL:HR:2001:ZD2770.