Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:4657

Op 11 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08/231366-22 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:4657. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08/231366-22 (P)
Datum uitspraak:
11 July 2025
Datum publicatie:
11 July 2025

Indicatie

De rechtbank veroordeelt een 34-jarige vrouw tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. De strafzaak van verdachte maakt onderdeel uit van een grootschalig onderzoek dat zich richtte op het bedrijfsmatig inrichten, onderhouden en exploiteren van hennepkwekerijen en het verhandelen van hennep. Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan het witwassen van grote sommen geld, auto’s en andere voorwerpen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/231366-22 (P)

Datum vonnis: 11 juli 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1]

.

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3, 6 en 27 juni 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen of alleen:

feit 1: € 177.780,75, voertuigen en andere goederen heeft witgewassen;

feit 2: opzettelijk verboden vuurwerk Nederland binnen heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 09 mei 2022 te Enschede en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,

-(telkens) (een) (of meerdere) contante geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van 177.780,75 Euro) voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft omgezet, betreffende:

- geldbedragen, aangewend ten behoeve van de kosten van haar/hun levensonderhoud en/of

- geldbedragen aangewend ten behoeve van de verbouwing van een woning ( [adres 2] ) en/of (bijbehorende) tuin en/of

- geldbedragen waarmee stortingen zijn gedaan op een of meer bankrekening(en) en/of

- een geldbedrag waarmee een lening is verstrekt (aan [naam v.o.f.] ) en/of

- geldbedragen uitgegeven ten behoeve van de aankoop van een of meer voertuigen en/of exclusieve/luxe goederen en/of

- een geldbedrag aangewend ten behoeve van huurlasten/kosten (pand aan) [adres 3] (ZD01)

en/of telkens een of meerdere voorwerpen voor handen heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft verworven, betreffende:

- een of meer voertuig(en) (te weten een Audi A1, [kenteken 1] en/of een Renault Master, [kenteken 2] en/of een Mercedes-Benz AMG, [kenteken 3] en/of een Mercedes-Benz, [kenteken 4] en/of een BMW 5 serie, [kenteken 5] en/of een Citroën Berlingo, [kenteken 6] en/of een Opel Movano, [kenteken 7] en/of een scooter Piaggio, [kenteken 8] en/of een scooter Piaggio Vespa Sprint en/of (een) E-bike(s)) en/of

- een hoeveelheid (merk)schoenen en/of (merk)kleding en/of (merk)tassen en/of (een) luxe/exclusie(f)ve horloge(s) en/of een of meer jacuzzi’s en/of een waterscooter,

terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedragen en/of voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2

zij op 09 mei 2022 in de gemeente Delden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:

-52, althans één of meer stuks knalvuurwerk (Flash Banger Nitraat) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen (in een pand aan [adres 3] ) en/of voorhanden heeft gehad.

3
De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De bewijsmotivering
4.1

Feit 1

4.1.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

4.1.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Samengevat betwist hij primair het medeplegen en - op onderdelen - de kasopstelling en de uitkomst daarvan en subsidiair de wetenschap en het redelijkerwijs moeten vermoeden dat de geldbedragen en voorwerpen van misdrijf afkomstig waren.

4.1.3

Het oordeel van de rechtbank

De politie heeft financieel onderzoek gedaan over de periode 1 januari 2017 tot en met 9 mei 2022. Daarbij is gebruik gemaakt van een eenvoudige kasopstelling waarbij de totale contante uitgaven vergeleken zijn met de legale contante inkomsten, uitgaande van een begin- en eindsaldo aan contante gelden. Uit deze kasopstelling volgt dat verdachte [verdachte] (verder ook| [verdachte] ) en verdachte [medeverdachte] (verder ook [medeverdachte] ), die een gezamenlijke huishouding voerden, in de ten laste gelegde periode minder legale contante inkomsten hebben gehad dan de contante bedragen die zij hebben uitgegeven. Het verschil is

€ 177.780,75. De rechtbank zal daarop correcties toepassen.

De rechtbank zal hierna de feiten vaststellen, in reactie op de verweren bespreken van welk contant beginsaldo moet worden uitgegaan en haar oordeel geven over de in de kasopstelling opgenomen inkomstenbronnen en uitgavenposten die worden betwist. De overige posten worden op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zonder nadere motivering door de rechtbank overgenomen uit de kasopstelling, waarbij de rechtbank voor het bewijs gebruik maakt van het samenvattende proces-verbaal dat een correcte weergave is van de daaraan ten grondslag liggende brondocumenten en waarbij de rechtbank de conclusies van verbalisant overneemt en tot de hare maakt, omdat die conclusies op goede gronden getrokken zijn.

Ten slotte zal de rechtbank beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

4.1.3.1 Juridisch kader

Het beoordelingskader van witwassen is volgens vaste rechtspraak als volgt. Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van de artikelen 420bis en 420quater Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.

Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband is te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.

Als de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo'n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.

4.3.1.2 Vaststelling van de feiten en omstandigheden en bespreking verweren

Op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

Gemeenschappelijke huishouding

[verdachte] en haar medeverdachte en toenmalige partner [medeverdachte] voerden in de ten laste gelegde periode een gemeenschappelijke huishouding. [medeverdachte] beschikte over inkomsten uit [naam v.o.f.] , waarvan hij medevennoot was. [verdachte] had inkomsten uit twee ondernemingen, te weten het in Duitsland gevestigde [bedrijf 1] en het in [vestigingsplaats] gevestigde [bedrijf 2] . Over de periode van 1 januari 2017 tot en met 9 mei 2022 zijn de contante legale inkomsten, inclusief bankopnames, vergeleken met de contante uitgaven inclusief bankstortingen. In die periode hebben [verdachte] en [medeverdachte] contant meer uitgegeven dan legaal contant beschikbaar was.

Beginsaldo

De enkele stelling van verdachte en de verdediging dat het beginsaldo ten minste € 1.500,-- per persoon moet zijn (de rechtbank begrijpt: voor zowel [medeverdachte] als [verdachte] ) komt niet in de buurt van een concrete, verifieerbare verklaring als hiervoor bedoeld, hetgeen de verdediging ook lijkt in te zien nu zij opmerkt dat [verdachte] niet in staat is om tot achter de komma nauwkeurig na te gaan over hoeveel contant geld zij op 1 januari 2017 beschikte.

Storting € 81.336,-- op rekening [naam v.o.f.]

De verdediging stelt dat moet worden uitgegaan van een inbreng van € 25.000,-- en niet van € 81.336,-- op de rekening van [naam v.o.f.] . Het betrof een lening van [verdachte] aan [medeverdachte] , door haar onttrokken aan haar onderneming [bedrijf 1] .

De rechtbank overweegt dat verdachte niet verifieerbaar heeft onderbouwd (en overigens ook niet aannemelijk is geworden) dat het bedrag van € 25.000,-- afkomstig was van de Duitse onderneming [bedrijf 1] van [verdachte] . Dat deze stortingen achteraf door de accountant van [verdachte] en [medeverdachte] als achtergestelde lening zijn aangemerkt, is hierbij niet van belang: het gaat er immers om of [verdachte] en [medeverdachte] dat geld in contanten beschikbaar hadden.

De rechtbank acht wel van belang dat de in de kasopstelling meegenomen contante omzet van [bedrijf 1] over 2017 – een bedrag van € 31.224,-- – niet valt te rijmen met een storting van € 25.000,-- in contanten op de rekening van [naam v.o.f.] .

Van andere legale inkomsten dan die in de kasopstelling zijn opgenomen, is niet gebleken. Ook van betaalde rente is niet gebleken. De rechtbank zal daarom uitgaan van het in de kasopstelling opgenomen bedrag van € 81.336,--.

Betalingen huur [adres 3] aan [naam 1]

De rechtbank verwerpt het onvoldoende onderbouwde verweer dat [medeverdachte] pas in februari 2020 huur is gaan betalen aan [naam 1] , op wiens naam het pand aan [adres 3] ten behoeve van [medeverdachte] werd gehuurd per 1 februari 2019 voor een huurprijs van € 1.000,-- per maand. [naam 1] ontving met ingang van 1 maart 2019 van [medeverdachte] driemaandelijks vier keer € 5.000,-- en vier keer € 6.500,--, welke bedragen bedoeld waren voor onder meer de huur. (Voetnoot 1),  (Voetnoot 2)

Evenmin is sprake van een dubbeltelling over december 2019. Nauwkeurige lezing van de kasopstelling wijst uit dat weliswaar twee keer een op “1-12-2019” gedateerde betaling aan [naam 1] is opgenomen maar daarvan betreft, gelet op het voorgaande, de eerste een betaling op 1 maart 2019 en de tweede een betaling op 1 december 2019. De rechtbank leest de kasopstelling hier verbeterd en verwerpt het verweer.

Boeking uitgaven 18 december 2018 € 3.831,80 De rechtbank volgt de verdediging en de officier van justitie in hun standpunt dat het bedrag van de contante uitgaven verminderd dient te worden met een bedrag van € 3.831,80, omdat de in de kasopstelling op 18 december 2018 opgenomen post (feitelijke uitgaven) “F.U. Ad 3. Bonnen/Facturen/Pv’s” onderbouwing ontbeert.

Bonnen [bedrijf 3] / [bedrijf 4] De rechtbank verwerpt het verweer dat de bonnen van 2, 7 en 18 februari 2022 niet aan [medeverdachte] toebehoren en niet door hem zijn voldaan. Deze bonnen corresponderen met het kasboek van [medeverdachte] zodat de conclusie, dat het bedrag van € 7.461,27 contant door hem is voldaan, gerechtvaardigd is, nu [medeverdachte] geen concrete verifieerbare verklaring die tot een ander oordeel zou moeten leiden heeft gegeven. (Voetnoot 3)

Betaling van de boot Namens verdachte is betoogd dat de boot die op 9 mei 2022 onder [medeverdachte] in beslag is genomen, is gefinancierd door [naam 2] , niet contant door [medeverdachte] is betaald en daarom niet bij de kasopstelling als uitgave mag worden betrokken.

De rechtbank stelt vast dat [naam 3] de boot in mei 2020 heeft verkocht voor een bedrag van € 22.000,--, voldaan met (grotendeels) biljetten van 500 en 200 euro. (Voetnoot 4) De boot is op 9 mei 2022 geregistreerd op naam van [medeverdachte](Voetnoot 5) De rechtbank concludeert dat hij de boot ook heeft betaald. Dat [naam 2] in een later stadium als rechthebbende op die boot is opgetreden, voor zover dat al aannemelijk zou zijn, doet hier niet aan af. De rechtbank verwerpt het verweer, en leest de kasopstelling verbeterd omdat daar in plaats van een bedrag van € 22.000,-- een bedrag van € 22.500,-- is opgenomen. In de bewezenverklaring wordt ook een correctie opgenomen.

Conclusie alle geldbedragen en voorwerpen

De rechtbank volgt de officier van justitie in diens standpunt dat (partieel) moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde Audi A1. Over de herkomst van de hiervoor besproken én overige in de tenlastelegging genoemde bestedingen van geldbedragen en voorwerpen hebben [medeverdachte] en [verdachte] geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven dat deze niet van misdrijf afkomstig zijn. Er is geen aanleiding voor een nader onderzoek door het openbaar ministerie. De conclusie is dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.

De verdediging heeft betoogd dat [verdachte] in de veronderstelling verkeerde dat de contante uitgaven van [medeverdachte] en haar bekostigd werden uit legale inkomsten en dat zij van veel uitgaven niet heeft geweten. Die verklaring acht de rechtbank onaannemelijk.

[medeverdachte] en [verdachte] hadden een partnerrelatie, kinderen met daarbij behorende kosten, woonden samen en voerden een gezamenlijke huishouding. In aanmerking genomen de omvang van de contante geldstroom, de hoeveelheid aangetroffen (luxe) goederen, de verbouwing van de woning en de inrichting van de tuin is geen andere conclusie mogelijk dan dat [verdachte] wist dat het aanzienlijke verschil in contante inkomsten en uitgaven verdiend werd met door [medeverdachte] gepleegde misdrijven en dat de gelden en voorwerpen dus uit misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank zal het ten laste gelegde medeplegen van witwassen bewezen verklaren.

De rechtbank overweegt nog dat in de bewezenverklaring het bedrag van € 177.780,75 wordt gecorrigeerd in een bedrag van € 173.448,95, omdat voornoemde bedragen van € 3.831,80 en € 500,-- daarop in mindering worden gebracht, maar dat het verschil in contante inkomsten en uitgaven in werkelijkheid veel groter was. In de kasopstelling zijn namelijk niet de in de tenlastelegging afzonderlijk vermelde voertuigen en andere goederen meegenomen die (grotendeels) met contant geld zijn aangeschaft.

4.2

Feit 2

4.2.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

4.2.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van vuurwerk, laat staan van professioneel vuurwerk.

4.2.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.

Op 9 mei 2022 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres 3] . In dit winkelpand was “ [bedrijf 2] ” van [verdachte] gevestigd. Er werd twee kilogram knalvuurwerk (banger/flashbanger, lijst III) aangetroffen.

Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat er (professioneel) vuurwerk was opgeslagen in het pand.

Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen waar in het pand het vuurwerk is aangetroffen. Het enkele feit dat de interieurwinkel van verdachte in het pand gevestigd was, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat verdachte dat vuurwerk bewust aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.

4.3

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

zij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 9 mei 2022 in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander,

- contante geldbedragen tot een totaalbedrag van € 173.448,95 voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft omgezet, betreffende:

- geldbedragen aangewend ten behoeve van de kosten van zijn/hun levensonderhoud en

- geldbedragen aangewend ten behoeve van de verbouwing van een woning ( [adres 2]

) en (bijbehorende) tuin en

- geldbedragen waarmee stortingen zijn gedaan op bankrekeningen en

- een geldbedrag waarmee een lening is verstrekt aan [naam v.o.f.] en

- geldbedragen uitgegeven ten behoeve van de aankoop van voertuigen en

goederen en

- een geldbedrag aangewend ten behoeve van huurlasten/kosten pand aan [adres 3]

en

- voorwerpen voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft verworven, te weten:

- voertuigen te weten een Renault Master, [kenteken 2] en een Mercedes-Benz AMG, [kenteken 3] en een Mercedes-Benz, [kenteken 4] en een BMW 5 serie, [kenteken 5] en een Citroën Berlingo, [kenteken 6] en een Opel Movano, [kenteken 7] en een scooter Piaggio Vespa Sprint, [kenteken 9] en e-bikes en

- schoenen en kleding en tassen en horloge(s) en jacuzzi en een waterscooter,

terwijl zij en haar mededader wisten dat bovenomschreven geldbedragen en voorwerpen – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring evenals het kenteken van de scooter Piaggio. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

het misdrijf: medeplegen van witwassen.

6
De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7
De op te leggen straf of maatregel
7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die zij in verzekering heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft een blanco strafblad en draagt de zorg voor twee jonge kinderen. Ook dient rekening gehouden te worden met de ouderdom van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn. Er dient bij een veroordeling geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

- De aard en de ernst van het gepleegde feit

De strafzaak van verdachte maakt onderdeel uit van een grootschalig onderzoek dat zich richtte op het bedrijfsmatig inrichten, onderhouden en exploiteren van hennepkwekerijen en het verhandelen van hennep. Verdachte heeft daarin een minder prominente rol gehad dan enkele van haar medeverdachten, waaronder haar toenmalige partner [medeverdachte] . Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het witwassen van grote sommen geld, auto’s en andere voorwerpen.

Verdachte heeft betrokkenheid bij dit feit ontkend en over de achtergrond ervan weinig losgelaten. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een verdachte die zich, mogelijk onder invloed van [medeverdachte] , met dit feit heeft ingelaten om daar zelf financieel beter van te worden. Het stelde hen in staat om veel meer geld uit te geven dan zij op legale wijze verdienden. Verdachte heeft geen oog gehad voor het feit dat het witwassen van illegale winsten, die daarmee aan het zicht van fiscus en justitie worden onttrokken, bijdraagt aan het in stand houden van criminaliteit. De rechtbank rekent verdachte aan dat zij hieraan heeft bijgedragen en daarvoor geen verantwoordelijkheid heeft genomen.

- De persoon van verdachte

Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 14 april 2025 waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

Over verdachte is geen reclasseringsrapport opgemaakt. Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat haar relatie met [medeverdachte] beëindigd is, dat zij voor hun twee kinderen zorgt, dat zij inkomsten heeft uit haar eigen onderneming en daarnaast financieel ondersteund wordt door familie. Verdachte heeft een schuld van ongeveer € 4.000,-- bij de belastingdienst, waarvoor een afbetalingsregeling is getroffen.

- De redelijke termijn van berechting

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte dient als een zodanige handeling te worden aangemerkt.

Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.

De rechtbank overweegt over de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is in verzekering gesteld op 9 mei 2022. Op die dag is de redelijke termijn aangevangen. Het eindvonnis wordt gewezen op 11 juli 2025. Dat is drie jaar en twee maanden later. De rechtbank is van oordeel dat zich in deze zaak verschillende bijzondere omstandigheden voordoen. Het gaat om een omvangrijk onderzoek met acht verdachten. Hun berechting heeft gelijktijdig plaatsgevonden. Op 13 november 2023 heeft een regiezitting plaatsgevonden, waarna op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris veel getuigen zijn gehoord. Vanaf november 2024 is geprobeerd om de inhoudelijke behandeling van de zaak te plannen. Door de vele verhinderdatums die door de verdediging werden opgegeven kon die pas zeven maanden later, in juni 2025, plaatsvinden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.

- De op te leggen straf

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die gaan voor fraude (waaronder witwassen kan worden geschaard) met een bedrag tussen de € 125.000,-- en € 250.000,-- uit van negen tot twaalf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Alles afwegende en rekening houdend met het feit dat verdachte van feit 2 wordt vrijgesproken is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren opleggen, om haar er van te weerhouden zich opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.

7.4

De inbeslaggenomen voorwerpen

7.4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft primair het standpunt ingenomen dat bij een bewezenverklaring van het witwassen de goederen die conservatoir in beslag zijn genomen verbeurd dienen te worden verklaard. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank de goederen op de lijst van conservatoir beslag niet verbeurd verklaren, een geldboete opgelegd dient te worden ter hoogte van € 16.225,--.

7.4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.

7.4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft geconstateerd dat volgens de beslaglijst (aangehecht aan dit vonnis) er nog conservatoir beslag ligt op acht paar schoenen, een scooter merk Piaggio met kenteken [kenteken 9] en een personenauto merk Renault met kenteken [kenteken 2] . Conservatoir beslag staat niet aan verbeurdverklaring in de weg

(vgl. ECLI:NL:HR:2015:3689). De rechtbank is van oordeel dat genoemde voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, aangezien het voorwerpen betreft, met betrekking tot welke het onder 1 tenlastegelegde is begaan of die geheel of grotendeels door middel van dit strafbare feit zijn verkregen. De voorwerpen zullen daarom verbeurd verklaard worden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, waarbij de rechtbank opmerkt dat door de verdediging geen draagkrachtverweer is gevoerd en ook overigens niet is gebleken dat de financiële draagkracht van verdachte ontoereikend is.

8
De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33 en 33a Sr.

Beslissing

9
De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: medeplegen van witwassen;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;

- bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 200 (tweehonderd) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;

- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;

de in beslag genomen voorwerpen

- verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen die staan vermeld op het aan dit vonnis gehechte beslagoverzicht waarop conservatoir beslag rust.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. P. van Kesteren en

mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met nummer ON2R021044 en onderzoeksnaam Agaran21. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Voor zover in de bewijsmiddelen passages staan die als conclusies van verbalisanten zouden kunnen worden gekwalificeerd, zijn dit conclusies die naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden getrokken zijn en neemt de rechtbank deze over en maakte deze tot de hare.

Het proces-verbaal van bevindingen (relaas-proces-verbaal) met bijlagen van 4 mei 2023, voor zover inhoudende (pagina’s 5 - 38, zaaksdossier 16):

Verloop onderzoek

[verdachte] , geboren [geboortedatum 1] -1991 woont samen met [medeverdachte] , geboren [geboortedatum 2] -1989, op het adres [adres 2] . [verdachte] en [medeverdachte] hebben samen twee kinderen.

Er worden betalingen over en weer gedaan tussen de bankrekening van [medeverdachte] en [verdachte] .In de bankmutaties is te zien dat van zowel de bankrekeningen van [verdachte] als die van [medeverdachte] betalingen worden gedaan voor de kinderen.

Bevindingen onderzoek

In het onderzoek Agaran21 is onderzoek gedaan naar het legale inkomen van de verdachten.

Hiervoor is op grond van art. 126nd Wetboek van Strafrecht over de periode 1 januari 2017 tot en met 9 mei 2022 informatie gevorderd en uitgeleverd bij /door:

ICOV (infobox crimineel en onverklaarbaar vermogen)

Belastingdienst

Banken

Accountants.

Inkomen

Het legale inkomen van [medeverdachte] bestaat uit winst uit onderneming. [medeverdachte] is vennoot van de vennootschap onder firma [naam v.o.f.] . Zijn inkomen bestaat uit winstaandeel en arbeidsvergoeding.

2017 € 45.178

2018 € 45.518

2019 € 95.187

2020 en verder, niet bekend (de rechtbank begrijpt: nog geen fiscale aangiften inkomstenbelasting gedaan).

Het legale inkomen van [verdachte] bestaat uit winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden. Winst uit onderneming komt uit de ondernemingen [bedrijf 1] en [bedrijf 5] . Het resultaat uit overige werkzaamheden bestaat uit inkomen uit [naam v.o.f.] .

Winst uit onderneming:

2018 €40.998

2019 €63.478

2020 en verder, niet bekend (Id.)

Resultaat overige werkzaamheden:

2017 €31.260

2018 € 6.760

2019 € 6.760

2020 en verder, niet bekend (Id.)

Voertuigen

Gedurende de onderzoeksperiode 1 januari 2017 tot en met 9 mei 2022 hadden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] de volgende voertuigen op naam staan:

[verdachte] :

o [kenteken 2] Renault Master, op naam vanaf 04-01-2021

[medeverdachte] :

o [kenteken 6] , Citroen Berlingo 1,9D 600, bouwjaar 2006, op naam vanaf 28-04-2020

o [kenteken 3] , Mercedes Benz, AMG C 63 S bouwjaar 2016, op naam vanaf 03-06-2020

o [kenteken 10] , Mercedes Benz. Op naam van 07-06-2017 tot 05-08-2020

o [kenteken 5] BMW (rechtbank leest twee alinea’s verderop: 5 serie), op naam van

16-02-2017 tot en met 06-07-2020

o [kenteken 7] , Opel Movano, op naam van 19-11-2018 toten met23-11-2018

In de mutaties van de bankrekeningen zijn geen aan- verkoop mutaties van deze auto’s aangetroffen.

Witwassen - Feitelijke handelingen

Kasopstelling

Voor het bewijs van witwassen wordt gebruikt gemaakt van de eenvoudige kasopstelling.

De kasopstelling laat een bestedingspatroon zien. Het contante geld wordt omgezet of overgedragen binnen een bepaalde periode. De kasopstelling geeft een onverklaarbaar verschil tussen de contante uitgaven en de vastgestelde contante inkomsten.

Hieronder wordt beschreven hoe het onderzoek is verlopen voor het opstellen van de kasopstelling.

Voor de kasopstelling is het noodzakelijk inzicht te hebben in de legale contante geldstroom.

Bij het opstellen van de eenvoudige kasopstelling van [verdachte] en [medeverdachte] zijn de volgende feiten en omstandigheden meegenomen.

Feiten en omstandigheden [verdachte]

Ondernemingen

In de onderzoeksperiode 1 januari 2017 tot en met 9 mei 2022 was [verdachte] de eigenaar van twee ondernemingen:

[bedrijf 1] , november 2017 tot en met december 2020

[bedrijf 2] , oktober 2019 tot en met heden (KvK 9 maart 2023).

[bedrijf 1]

De voor de kasopstelling relevante contante geldstroom uit de onderneming [bedrijf 1] is verwerkt in de kasopstelling.

[verdachte] is eigenaar van de Duitse onderneming [bedrijf 1] en kan daarom privé onttrekking doen uit haar onderneming. Ook kan zij privé stortingen doen in haar onderneming. In de jaarrekeningen 2017 tot en met 2019 van [bedrijf 1] is te lezen wat er in genoemde jaren is gestort en opgenomen van en naar privé. Wanneer dit contant geld betreft worden deze meegenomen als legale ontvangst en feitelijke uitgaven in de kasopstelling.

Omdat de specificatie van de privé opnamen en onttrekkingen niet bekend is, is er noodzakelijkerwijs voor gekozen om de gehele geldstroom van de onderneming [bedrijf 1] mee te nemen in de kasopstelling (omzet en uitgaven) en deze te corrigeren met de bedragen die zichtbaar op de bankrekeningen zijn gedaan.

[bedrijf 2]

De privé stortingen en opnames van en naar deze onderneming zijn geanalyseerd en voor zover van toepassing zijn deze verwerkt in de kasopstelling.

Feiten en omstandigheden [medeverdachte]

Ondernemingen [naam v.o.f.] De contante geldstromen van [medeverdachte] zijn verwekt in de kasopstelling. Met betrekking tot de legale inkomsten vanuit [naam v.o.f.] het volgende. De bedragen van de privé opnamen genoemd in de jaarrekening zijn verminderd met de girale ontvangsten vanuit [naam v.o.f.] op de bankrekeningen van [medeverdachte] . Het verschil tussen deze bedragen is opgenomen in de kasopstelling als legale contante ontvangst (privé opname uit [naam v.o.f.] ). In het voordeel van de verdachte [medeverdachte] is het saldo van het bedrag van de privé opnamen en de ontvangsten op de bankrekening beschouwd als legale contante geldstroom. Omdat verdere informatie hierover ontbreekt is in voordeel van verdachte [medeverdachte] dit als legaal inkomen meegenomen in de kasopstelling.

Verstrekte lening door [verdachte] aan [naam v.o.f.]

Door [bedrijf 6] is administratie, waaronder jaarrekeningen 2017 tot en met 2019, van [naam v.o.f.] uitgeleverd. In deze jaarrekening is te zien dat achtergestelde leningen zijn opgenomen op de balans van de vennootschap. Door de financiële recherche is nader onderzoek gedaan naar onder andere deze leningen. Door [bedrijf 6] is naar aanleiding van dit onderzoek informatie uitgeleverd waarin te lezen is dat door [verdachte] in de jaren 2017 en 2018 ruim € 80.000 contant is ingebracht. Dit geld zou afkomstig zijn uit de (Duitse) vuurwerkhandel van [verdachte] . Door de financiële recherche is vanuit de uitgeleverde administratie van [naam v.o.f.] een verloop overzicht van deze lening opgesteld. Zowel in inbreng als de aflossingen van deze leningen zijn contant gedaan. De inbreng van deze leningen € 81.336 is in de kasopstelling meegenomen als feitelijke uitgaven. De aflossing zal niet worden meegenomen als legale inkomsten in de kasopstelling.

Overige feiten en omstandigheden

Doorzoeking ter inbeslagname 9 mei 2022 Tijdens de doorzoeking ter inbeslagname in de woning [adres 2] en in het pand [adres 3] op 9 mei 2022 werden vele luxe goederen aangetroffen. Van het merendeel van deze luxe goederen is geen aankoop bon aangetroffen. In de bankmutaties van de bankrekening van verdachten werden de betalingen ook niet aangetroffen. Het is zeer waarschijnlijk dat deze goederen door verdachten [medeverdachte] en [verdachte] contant betaald zijn. Omdat de aankoopprijs niet exact kon worden vastgesteld zijn deze, zeer waarschijnlijk contant betaald. Aankopen niet meegenomen in de kasopstelling. Op basis van bovenstaande kan met een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid worden gezegd dat bij verdachten veel contant geld voorhanden was en dat het negatieve saldo uit de kasopstelling in werkelijkheid hoger zal oplopen als de aankoopprijs van de in beslag genomen goederen bekend waren geworden bij het onderzoeksteam.

Het betreft onder ander de volgende goederen: [adres 2] :o Schoenen Adidaso Louis Vuitton schoudertaso 9 paar Yeezy boots schoeneno Louis Vuitton reistaso Wit rokje van merk Nikkie met opdruk Nikkieo Oranje shirt merk Nikkie met opdruk Nikkieo 2 E-bikeso Jacuzzi[adres 3] :o 8 paar Yeezy boots schoeneno Scooter Piaggio Vespa Sprint

Verbouw tuin Op de dag van de doorzoeking ter inbeslagname op 9 mei 2022 werd gezien en vastgelegd in proces-verbaal nr. 599 dat de woning aan de achterkant is uitgebouwd. Ook werden foto’s gemaakt van de tuin. Op deze foto’s is te zien dat achter de woning een zeer luxe tuin is aangelegd. Uitgaven hiervan zijn niet gezien in de bankmutaties van verdachten. Omdat ook hiervan de exacte contante uitgaven bij het onderzoeksteam niet bekend zijn geworden zijn deze zeer waarschijnlijk contante uitgaven niet meegenomen in de kasopstelling.

Encrochat In het onderzoek Agaran21 is vastgesteld dat de verdachte [medeverdachte] gebruik maakte van het geïdentificeerde Encrochat-account [gebruikersnaam 1] @encrochat.com. Vanuit de Encrochat analyse kwamen onder andere hits naar voren met betrekking tot voorkeur contante betalingen, verhulling en ongebruikelijk bezit.

Uit onderstaande chats d.d. 4 juni 2020 tussen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] kan blijken dat [gebruikersnaam 2] in het bezit is van een waterscooter c.q. jetski en dat [gebruikersnaam 1] zijn waterscooter heeft verkocht voor € 11.000,- of 13.000,-.

[afbeelding]

Uit onderstaande chats tussen [gebruikersnaam 1] en het niet geïdentificeerde account sharksoda op 30 april 2020 kan blijken dat [gebruikersnaam 1] in het bezit is van een waterscooter en vier jacuzzi’s. Tevens blijkt uit de chat dat [gebruikersnaam 1] een nieuwe horloge heeft gekocht.

[afbeelding]

Doorlopende eenvoudige kasopstelling: 01 januari 2017 t/m juni 2022 F.U. = feitelijke uitgaven (zie toelichting kasopstelling)L.l. = Legale inkomsten

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

[afbeelding]

Het gezamenlijke beginsaldo van [medeverdachte] en [verdachte] per 1 januari 2017 wordt gesteld op € 500. Stelpost in voordeel van verdachte.

Voetnoot

Voetnoot 1

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , met bijlagen, van 10 februari 2021 (pagina’s 339- 407, zaaksdossier 1).

Voetnoot 2

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 1] van 8 december 2020 (pagina’s 28 – 33, zaaksdossier 1).

Voetnoot 3

Pagina 150, zaaksdossier 7.

Voetnoot 4

Het proces-verbaal van bevindingen verkoop boot aan [medeverdachte] , met bijlagen, van 7 september 2022 (pagina’s 383 – 387, zaaksdossier 16).

Voetnoot 5

Pagina 383, zaaksdossier 16.