Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:5062

Op 31 July 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08.368493.24 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:5062. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08.368493.24 (P)
Datum uitspraak:
31 July 2025
Datum publicatie:
31 July 2025

Indicatie

Een 48-jarige man uit Delden is door de rechtbank Overijssel veroordeeld voor het veroorzaken van een ongeval in Delden. De man reed roekeloos en was onder invloed van alcohol. De bijrijder liep zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank legt de bestuurder een gevangenisstraf van 2 jaar op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08.368493.24 (P)

Datum vonnis: 31 juli 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1] .

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.F. Hoogervorst, advocaat in Hilversum, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en de door zijn twee dochters ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) voorgedragen slachtofferverklaringen. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van wat namens [naam 1] (de echtgenote van [slachtoffer 1] ) en de twee dochters van [slachtoffer 1] als benadeelde partijen door

[naam 2] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto:

primair: terwijl hij onder invloed was van alcohol een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht;

subsidiair: terwijl hij onder invloed was van alcohol opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;

meer subsidiair: terwijl hij onder invloed was van alcohol zodanig met zijn auto heeft gereden dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delden, gemeente Hof van Twente, als

bestuurder van een voertuig (personenauto: merk Porsche), komende uit de

richting van Bentelo, gaande in de richting van Delden, daarmee rijdende op de

weg, de Europalaan/ Bentelosestraat/N740,

roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of

onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

terwijl verdachte goed bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of

terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op of naast de weg bevonden en/of

terwijl de waarschuwingsborden J20 (slipgevaar) en/of J25 (losliggende stenen) als

bedoeld in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 langs

de door verdachte bereden weg waren geplaatst,

- op diverse punten dan wel trajecten van de Europalaan/Bentelosestraat/N740

heeft gereden met (veel) hogere snelheden dan de aldaar maximum toegestane

snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor

een veilig verkeer ter plaatse geboden was, immers heeft verdachte, rijdende op de

Europalaan/Bentelosestraat/N740:

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 1] ( [bedrijf 1] ) gereden met een

gemiddeld indicatieve snelheid van (ongeveer) 160 kilometer per uur en/of

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 2] ( [bedrijf 2] ) gereden met een snelheid

(ongeveer) gelegen tussen de 205 en 308 kilometer per uur en/of met voornoemde

snelheid een verkeersdeelnemer (autobus) ingehaald dan wel voorbij gereden en/of

- na het passeren van de St. Anna brug gereden met een gemiddeld indicatieve

snelheid gelegen tussen de 142 en 162 kilometer per uur,

en/of (vervolgens)

- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of in

strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de

snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in

staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die

weg kon overzien en deze vrij was en/of

- zijn voertuig (na het passeren van de St. Anna Brug) niet met de nodige

voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden

dan wel kunnen houden en/of onvoldoende snelheid heeft geminderd en/of

- met het door hem bestuurde voertuig, in een slip/drift geraakt en/of werd de

stabiliteit van het door hem bestuurde voertuig ernstig verstoord en/of was de

besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer

mogelijk en/of

- met het door hem bestuurde voertuig, met hoge snelheid getold (om de Z-as

geroteerd) en/of rechts naast de rijbaan (gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting

van verdachte) terecht gekomen en/of (vervolgens) tot stilstand gekomen tegen een

boom,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten

verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer 1] )

zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit

tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is

ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van

de Wegenverkeerswet 1994;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delden, gemeente Hof van Twente als

bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de

Europalaan/Bentelosestraat/N740,

terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de

Wegenverkeerswet 1994 en/of

terwijl verdachte goed bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of

terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op of naast de weg bevonden en/of

terwijl de waarschuwingsborden J20 (slipgevaar) en/of J25 (losliggende stenen) als

bedoeld in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 langs

de door verdachte bereden weg waren geplaatst,

- op diverse punten dan wel trajecten van de Europalaan/Bentelosestraat/N740

heeft gereden met (veel) hogere snelheden dan de aldaar maximum toegestane

snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor

een veilig verkeer ter plaatse geboden was, immers heeft verdachte, rijdende op de

Europalaan/Bentelosestraat/N740:

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 1] ( [bedrijf 1] ) gereden met een

gemiddeld indicatieve snelheid van (ongeveer) 160 kilometer per uur en/of

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 2] ( [bedrijf 2] ) gereden met een snelheid

(ongeveer) gelegen tussen de 205 en 308 kilometer per uur en/of met voornoemde

snelheid een verkeersdeelnemer (autobus) ingehaald dan wel voorbij gereden en/of

- na het passeren van de St. Anna brug gereden met een gemiddeld indicatieve

snelheid gelegen tussen de 142 en 162 kilometer per uur,

en/of (vervolgens)

- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of in

strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de

snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in

staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die

weg kon overzien en deze vrij was en/of

- zijn voertuig (na het passeren van de St. Anna Brug) niet met de nodige

voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden

dan wel kunnen houden en/of onvoldoende snelheid heeft geminderd en/of

- met het door hem bestuurde voertuig, in een slip/drift geraakt en/of werd de

stabiliteit van het door hem bestuurde voertuig ernstig verstoord en/of was de

besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer

mogelijk en/of

- met het door hem bestuurde voertuig, met hoge snelheid getold (om de Z-as

geroteerd) en/of rechts naast de rijbaan (gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting

van verdachte) terecht gekomen en/of (vervolgens) tot stilstand gekomen tegen een

boom,

en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW1994 gestelde verbod, zich

opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in

ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor

zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 16 september 2023 te Delden, gemeente Hof van Twente als

bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de

Europalaan/Bentelosestraat/N740,

terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de

Wegenverkeerswet 1994 en/of

terwijl verdachte goed bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of

terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op of naast de weg bevonden en/of

terwijl de waarschuwingsborden J20 (slipgevaar) en/of J25 (losliggende stenen) als

bedoeld in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 langs

de door verdachte bereden weg waren geplaatst,

- op diverse punten dan wel trajecten van de Europalaan/Bentelosestraat/N740

heeft gereden met (veel) hogere snelheden dan de aldaar maximum toegestane

snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor

een veilig verkeer ter plaatse geboden was, immers heeft verdachte, rijdende op de

Europalaan/Bentelosestraat/N740:

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 1] ( [bedrijf 1] ) gereden met een

gemiddeld indicatieve snelheid van (ongeveer) 160 kilometer per uur en/of

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 2] ( [bedrijf 2] ) gereden met een snelheid

(ongeveer) gelegen tussen de 205 en 308 kilometer per uur en/of met voornoemde

snelheid een verkeersdeelnemer (autobus) ingehaald dan wel voorbij gereden en/of

- na het passeren van de St. Anna brug gereden met een gemiddeld indicatieve

snelheid gelegen tussen de 142 en 162 kilometer per uur,

en/of (vervolgens)

- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of in

strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de

snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in

staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die

weg kon overzien en deze vrij was en/of

- zijn voertuig (na het passeren van de St. Anna Brug) niet met de nodige

voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden

dan wel kunnen houden en/of onvoldoende snelheid heeft geminderd en/of

- met het door hem bestuurde voertuig, in een slip/drift geraakt en/of werd de

stabiliteit van het door hem bestuurde voertuig ernstig verstoord en/of was de

besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer

mogelijk en/of

- met het door hem bestuurde voertuig, met hoge snelheid getold (om de Z-as

geroteerd) en/of rechts naast de rijbaan (gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting

van verdachte) terecht gekomen en/of (vervolgens) tot stilstand gekomen tegen een

boom,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,

althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,

althans kon worden gehinderd.

Overwegingen

3
De bewijsmotivering
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het verkeersgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Dit verkeersgedrag kan worden aangemerkt als overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW1994) en daarmee kan worden bewezen dat verdachte de zwaarste mate van schuld aan het verkeersongeval heeft gehad, te weten roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW1994. Het letsel van [slachtoffer 1] kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de schending van één verkeersregel, in dit geval een forse snelheidsovertreding waarvan de precieze omvang op basis van het (forensisch) onderzoek bovendien niet kan worden vastgesteld, geen ernstige mate van schenden van de verkeersregels in de zin van artikel 5a WVW1994 oplevert. Er is geen sprake van het rijden onder invloed in de zin van artikel 8 WVW1994. Daarnaast kan het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] niet zonder meer aan verdachte worden toegerekend, hetgeen een bewezenverklaring van artikel 6 WVW1994 wel vereist, nu [slachtoffer 1] blijkens het forensisch onderzoek ten tijde van het ongeval geen veiligheidsgordel droeg.

De raadsvrouw heeft tevens – mede onder verwijzing naar het voorgaande – vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde. Niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden.

Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 16 september 2023 omstreeks 21:36 uur vindt op de Europalaan (N740) in Delden, in de bocht gelegen vlak na de Sint Annabrug, een eenzijdig verkeersongeval plaats met een Porsche. De bestuurder van de Porsche is verdachte. Zijn buurman ( [slachtoffer 1] ) zit als bijrijder naast hem en loopt ten gevolge van het ongeval letsel op.

Verdachte en [slachtoffer 1] kwamen samen terug van het feest ‘ [feest] ’ in [plaats] en reden over de Bentelosestraat en de daaropvolgende Europalaan in de richting van Delden. De weg bestaat uit een rijbaan met één rijstrook per rijrichting. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van tachtig kilometer per uur. Verdachte rijdt vaker op deze weg en is ter plaatse goed bekend.

Aan de hand van camerabeelden is onderzoek gedaan naar de snelheid waarmee verdachte op de Bentelosestraat en de Europalaan reed. Hieruit blijkt dat verdachte gedurende een traject van minstens 2500 meter de toegestane maximumsnelheid fors heeft overschreden. Ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 1] (het [bedrijf 1] ), gelegen op 2500 meter voor de plaats van het ongeval, heeft verdachte gereden met een gemiddeld indicatieve snelheid van 160 kilometer per uur. Ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 2] ( [bedrijf 2] ), gelegen op 1200 meter voor de plaats van het ongeval, heeft verdachte gereden met een snelheid gelegen tussen de 205 en 308 kilometer per uur. Ter hoogte van het tankstation heeft verdachte vervolgens – met een snelheid van aldus minimaal 205 kilometer per uur – een touringcar ingehaald. Op ruim honderd meter voor de plaats van het ongeval, reed verdachte met een gemiddeld indicatieve snelheid gelegen tussen de 142 en 162 kilometer per uur. In de bocht gelegen vlak na de Sint Annabrug is verdachte vervolgens, als gevolg van het met een te hoge snelheid nemen van de bocht, de controle over de Porsche verloren. De auto is over de gehele rijbaan geslipt, de lucht in gelanceerd en vervolgens met hoge snelheid meerdere keren om zijn eigen as gedraaid. De Porsche is uiteindelijk, vanuit zijn rijrichting bezien, rechts van de rijbaan en het daar gelegen fietspad tegen een boom tot stilstand gekomen. Ten tijde van het ongeval waren er meerdere fietsers aanwezig op de vrijliggende fietspaden die zich ter hoogte van de Sint Annabrug aan weerskanten van de rijbaan bevinden. Voorafgaand aan het ongeval, op 375 meter voor de brug, is verdachte twee waarschuwingsborden gepasseerd die waarschuwden voor opspattend grind (J25) en slipgevaar (J20). Deze stonden aan weerskanten van de rijbaan.

Op 17 september 2023 om 00:05 uur, ongeveer tweeënhalf uur na het ongeval, is bloed bij verdachte afgenomen. Hieruit bleek dat verdachte op dat moment 0,48 milligram per milliliter bloed aan alcohol (ethanol) in zijn bloed had.

Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] een incomplete hoge dwarslaesie opgelopen. Uit medische stukken blijkt dat sprake is van verlamming, sensibiliteitsstoornissen, verminderde coördinatie van armen, handen, benen en voeten en mictie- en defecatiestoornissen. Hierdoor is [slachtoffer 1] in het dagelijks leven nagenoeg volledig afhankelijk geworden van de zorg van anderen en van hulpmiddelen zoals een rolstoel en een tillift. De verwachting is dat hier in de toekomst blijvend sprake van zal zijn.

Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW1994

Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid en/of onachtzaamheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994. Een enkel moment van onoplettendheid, is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.

De rechtbank is van oordeel dat de bewezen gedragingen van verdachte, zoals hiervoor weergegeven onder de feiten en omstandigheden, het ongeval hebben veroorzaakt en de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW1994. Verdachte heeft over een langere afstand, op een rijbaan met slechts één rijstrook per rijrichting, met snelheden gereden van meer dan de dubbele toegestane maximumsnelheid. Verdachte is bij vertrek bij het feest in Bentelo volgens diverse getuigen hard weggereden en heeft dit rijgedrag op de nabij gelegen Bentelosestraat voortgezet. Getuigen hebben verklaard dat het op de Bentelosestraat direct ‘vol gas ging’, en dat ze dachten dat de Porsche eruit zou vliegen bij de verderop gelegen slinger. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien op de snelheidsmeter van de auto dat verdachte op een bepaald moment ongeveer 240 kilometer per uur reed. Op de Bentelosestraat heeft verdachte op enig moment met een forse snelheid een touringcar ingehaald. De chauffeur van deze touringcar heeft verklaard dat hij het gevoel had dat hij werd ingehaald door [naam 3] , zo hard reed de Porsche. Getuige [getuige 1] die stond te tanken bij het tankstation beschreef dat het klonk als een accelererende raceauto.

Verdachte was naar eigen zeggen goed bekend met de verkeerssituatie en het wegverloop van de Bentelosestraat/Europalaan en heeft ter plaatse gereden met veel hogere snelheden dan ter plaatse toegestaan en verantwoord zijn. Als gevolg daarvan heeft het ongeval kunnen plaatsvinden. Door het met een veel te hoge snelheid nemen van de bocht na de Sint Annabrug, heeft verdachte zijn auto niet onder controle kunnen houden waardoor de auto in een slip is geraakt en uiteindelijk – na meerdere keren over de kop te zijn gegaan – rechts naast de rijbaan tegen een boom tot stilstand is gekomen. Tijdens het slippen is verdachte met zijn auto over het rechts gelegen fietspad gegaan. Op dit fietspad, alsook het fietspad aan de andere zijde van de rijbaan, fietsten ten tijde van het ongeval een of meerdere personen die ook betrokken hadden kunnen raken.

De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat verdachte op het moment van het veroorzaken van het ongeval verkeerde in de toestand zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, WVW1994. Bij verdachte is tweeëneenhalf uur na het ongeval bloed afgenomen. Hij had blijkens het bloedonderzoek op dat moment een alcoholpromillage van 0,48 milligram alcohol per milliliter bloed in zijn bloed, hetgeen maar net onder de geldende grenswaarde van 0,50 milligram ligt. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol na verloop van tijd wordt afgebroken door het lichaam. Daarmee kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het ongeval een alcoholpromillage van meer dan 0,48 milligram in zijn bloed moet hebben gehad, wat neerkomt op een (strafbaar) promillage boven de grenswaarde van 0,50 milligram. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid kan verminderen, desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard daarvan ook op de hoogte te zijn.

Een bewezenverklaring van artikel 6 WVW1994 vereist een dubbel causaal verband. Naast het reeds besproken causale verband tussen de verweten gedraging van verdachte en het ongeval dient er ook een causaal verband te bestaan tussen het ongeval en het letsel van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan zonder meer sprake.

Uit het forensisch onderzoek volgt dat beide inzittenden van de Porsche ten tijde van het ongeval geen veiligheidsgordel droegen. De rechtbank stelt zich nu de vraag of het letsel van [slachtoffer 1] redelijkerwijs aan verdachte valt toe te rekenen. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Doordat verdachte de auto niet onder controle had, raakte de auto van de weg en belandde tegen een boom. De omstandigheid dat het ongeval mogelijk minder schadelijke gevolgen voor [slachtoffer 1] zou kunnen hebben gehad als hij een autogordel had gedragen, doet niet af aan het feit dat het letsel een gevolg is van het door verdachte veroorzaakte ongeval (vgl. ECLI:NL:HR:2001:AD5285).

Roekeloosheid

De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de schuld is aan te merken als roekeloosheid. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW1994 in verbinding met artikel 175, tweede lid, WVW1994 is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW1994, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW1994 bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW1994 kan worden aangemerkt.

Artikel 5a WVW1994

De rechtbank moet beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Artikel 5a WVW1994 heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Voor de vaststelling of daarvan sprake is moet gekeken worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.

a. De verkeersregels

De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte over een langer traject (tussen Bentelo-Delden), voorafgaand en ten tijde van het ongeval, de maximaal toegestane snelheid zeer fors heeft overschreden. Daarnaast heeft verdachte met een fors hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan een autobus gevaarlijk ingehaald en verkeerde hij in de toestand zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid WVW1994. Verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a, eerste lid onder b en g en tweede lid WVW1994.

b. In ernstige mate

Er is sprake van het schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, namelijk: een langdurige snelheidsovertreding van meer dan twee keer de toegestane maximumsnelheid, gevaarlijk inhalen en rijden onder invloed van alcohol. Het gaat hier om drie van de in artikel 5a WVW1994 genoemde gedragingen. Met deze combinatie van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer de verkeersregels in ernstige mate geschonden.

c. Opzettelijk

Voor een overtreding van artikel 5a WVW1994 moet het opzet van de verdachte zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Indien vast komt te staan dat verdachte een of meer verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en verdachte dus onaanvaardbare risico’s heeft genomen, levert dit gedrag per definitie het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels op.

De rechtbank is van oordeel dat de forse overschrijding van de maximum toegestane snelheid, het gevaarlijke inhaalgedrag en het rijden onder invloed van alcohol, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.

d. Gevaar te duchten

Om te kunnen vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.

De rechtbank acht het in zijn algemeenheid voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] ernstig letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat door het verkeersgedrag van verdachte gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of zelfs voor het leven van anderen.

Tussenconclusie

Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW1994. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.

Zwaar lichamelijk letsel

De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.

[slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het ongeluk een incomplete hoge dwarslaesie opgelopen en kampt tot op heden met verlamming, sensibiliteitsstoornissen, verminderde coördinatie van zijn armen, handen, benen en voeten en mictie- en defecatiestoornissen. [slachtoffer 1] heeft op de intensive care gelegen en is daarna opgenomen geweest op de [locatie] waar hij een intensief, klinisch revalidatieprogramma heeft gevolgd. De verwachting is dat in de toekomst sprake zal blijven van forse lichamelijke beperkingen en rolstoelafhankelijkheid. Hierdoor is [slachtoffer 1] nagenoeg volledig afhankelijk geraakt van de hulp van anderen. Gezien het blijvende ernstige letsel en de verdere fysieke en maatschappelijke gevolgen voor [slachtoffer 1] , stelt de rechtbank vast dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

Conclusie

Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld in het verkeer, te weten roekeloosheid.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 16 september 2023 te Delden, als bestuurder van een voertuig (personenauto: merk Porsche), komende uit de richting van Bentelo, gaande in de richting van Delden, daarmee rijdende op de weg, de Europalaan/Bentelosestraat/N740, roekeloos heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

terwijl verdachte goed bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en

terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op of naast de weg bevonden en

terwijl de waarschuwingsborden J20 (slipgevaar) en J25 (losliggende stenen) als bedoeld in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 langs de door verdachte bereden weg waren geplaatst,

- op diverse punten dan wel trajecten van de Europalaan/Bentelosestraat/N740 heeft gereden met veel hogere snelheden dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, immers heeft verdachte, rijdende op de Europalaan/Bentelosestraat/N740:

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 1] ( [bedrijf 1] ) gereden met een gemiddelde indicatieve snelheid van (ongeveer) 160 kilometer per uur en

- ter hoogte van de Bentelosestraat [nummer 2] ( [bedrijf 2] ) gereden met een snelheid (ongeveer) gelegen tussen de 205 en 308 kilometer per uur en met voornoemde snelheid een verkeersdeelnemer (autobus) ingehaald en

- na het passeren van de St. Anna Brug gereden met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 142 en 162 kilometer per uur, en (vervolgens)

- zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie en in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en deze vrij was en

- zijn voertuig (na het passeren van de St. Anna Brug) niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en onvoldoende snelheid heeft geminderd en

- met het door hem bestuurde voertuig, in een slip is geraakt en werd de stabiliteit van het door hem bestuurde voertuig ernstig verstoord en was de besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer mogelijk en

- met het door hem bestuurde voertuig, met hoge snelheid getold (om de Z-as geroteerd) en rechts naast de rijbaan (gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting van verdachte) terecht en (vervolgens) tot stilstand gekomen tegen een boom,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

primair

het feit: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet.

5
De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6
De op te leggen straf
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals die zijn opgenomen in het reclasseringsadvies van 16 mei 2025. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van drie jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit te volstaan met een forse taakstraf en een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft verzocht geen waarde te hechten aan de vermeende, na het ongeval gedane, uitlatingen van verdachte die uit de noodoproep van de auto (de Ecall-opname) en uit de verklaring van getuige [getuige 2] zouden blijken; deze uitlatingen, inhoudende dat verdachte geen hulp van politie, brandweer of ambulance zou willen, kunnen niet zonder meer als betrouwbaar worden beschouwd gelet op de shock waarin verdachte op dat moment verkeerde. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat [slachtoffer 1] ten tijde van het ongeval geen veiligheidsgordel droeg, hetgeen in aanzienlijke mate bijdraagt aan de kans op zwaar letsel.

6.3

De gronden voor een straf

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De aard en ernst van het feit

Verdachte heeft roekeloos gereden door onder invloed van alcohol, gedurende een lange afstand de toegestane maximumsnelheid fors te overschrijden en daarbij op gevaarlijke wijze met veel te hoge snelheid een autobus in te halen. Hierdoor is verdachte in een bocht de controle over de auto verloren waardoor de auto, na te zijn gelanceerd en meermalen over de kop te zijn gegaan, tegen een boom tot stilstand is gekomen. Even voor de brug was met bebording gewaarschuwd voor opspattend grind en slipgevaar. Verdachte heeft lak gehad aan de verkeersregels en door zijn roekeloze rijgedrag heeft [slachtoffer 1] , die als bijrijder naast verdachte in de auto zat, een dwarslaesie opgelopen. Tijdens de autorit heeft [slachtoffer 1] meermalen aan verdachte kenbaar gemaakt dat hij zijn snelheid moest minderen, maar verdachte gaf hier geen gehoor aan. Verdachte heeft met zijn buitengewoon onvoorzichtig rijgedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid richting zijn passagier, [slachtoffer 1] , en andere verkeersdeelnemers (zoals fietsers op naastgelegen fietspaden) die op dat moment ter plaatse waren, ernstig veronachtzaamd. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.

Verdachte heeft met zijn volstrekt onverantwoordelijke gedrag in het verkeer enorm leed toegebracht aan [slachtoffer 1] en zijn familie. [slachtoffer 1] , echtgenoot en vader van twee dochters in de tienerleeftijd, die midden in het leven stond, is door het ongeval in één klap invalide geworden en de verwachting is dat hij zijn gehele leven afhankelijk zal zijn van een rolstoel en – voor de meest alledaagse dingen – van de zorg en hulp van anderen. Uit de indrukwekkende spreekrechtverklaringen van de dochters van [slachtoffer 1] en – namens hem – van zijn schoonvader, blijkt dat het verkeersongeval de levens van [slachtoffer 1] en zijn gezinsleden en hun dierbaren ingrijpend en blijvend heeft veranderd en dat dit tot op de dag van vandaag een zeer grote impact heeft.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 10 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, maar wel in aanraking met justitie is geweest in verband met verkeersfeiten. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte, in 2022 en 2023, is aangehouden voor rijden onder invloed, waarvoor hij de cursus Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) heeft gevolgd, maar dat beide zaken (zeer recentelijk) zijn geseponeerd. De rechtbank stelt voorts vast dat artikel 63 Sr van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is wegens een veroordeling op 25 september 2023 en 29 februari 2025 ter zake van het rijden met een onverzekerd voertuig.

De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 16 mei 2025, van Reclassering Nederland, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker en [reclasseringswerker 2] , unitmanager. Uit het rapport blijkt dat verdachte zijn leven op vrijwel alle leefgebieden op orde heeft. Het (aanhoudende) alcoholgebruik en de houding van verdachte worden door de reclassering echter als risicofactoren en daarmee recidive verhogend gezien. Verdachte lijkt minimaal in staat te zijn om te reflecteren op zijn eigen gedrag, toont geen inzicht in het gevaar van zijn handelen en neemt geen verantwoordelijkheid in de richting van het slachtoffer. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld en een reclasseringstoezicht wordt noodzakelijk geacht om herhaling te voorkomen en de risico’s in te perken. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (COVA) en het meewerken aan middelencontrole om het alcoholgebruik van verdachte in kaart te brengen. Ten aanzien van laatstgenoemde voorwaarde geldt dat verdachte, indien blijkt dat sprake is van problematisch alcoholgebruik, moet meewerken aan ambulante behandeling. De reclassering verwacht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een aanzienlijke negatieve impact zal hebben op de eigen onderneming van verdachte, de werkgelegenheid van derden, het contact met zijn dochter, zijn woon- en financiële situatie en zijn medische situatie (bestaande uit een oogtumor).

Voorts houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Behalve dat verdachte tijdens het autorijden onverantwoordelijk rijgedrag heeft vertoond, heeft hij ook na het ongeval niet de verantwoordelijkheid genomen die van hem verwacht had mogen worden. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] , de persoon die als eerste ter plaatse was bij de plaats van het ongeval, blijkt dat verdachte meermalen heeft gezegd dat hij geen politie of ambulance ter plaatse wilde, dat hij het zelf zou oplossen. De rechtbank heeft, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, geen reden om aan deze getuigenverklaring te twijfelen. Uit het dossier komt tevens naar voren dat verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding in juni 2024 tegenover de politie heeft verklaard dat hij niets weet van een verkeersongeval. Verdachte heeft in het bijzonder geen verantwoordelijkheid genomen in de richting van het slachtoffer door geen belangstelling te tonen voor de gezondheid en het herstel van het slachtoffer.

Ter zitting heeft verdachte tijdens de ondervraging wisselend verklaard over het gebeuren die avond. Hij is niet open over zijn alcoholgebruik die avond en blijft erbij dat hij niet meer heeft gedronken dan twee pijpjes bier op het feest en een biertje in de middag. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en heeft daarmee ook op zitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.

De op te leggen straf

Naar het oordeel van de rechtbank is voor een feit als het onderhavige enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend, de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten spijt. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht opleggen ter voorkoming van herhaling en inperking van de risico’s. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

De ernst van het bewezenverklaarde, de verstrekkende gevolgen hiervan voor het slachtoffer en de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van verdachte, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een hogere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van de duur van drie jaren op zijn plaats.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

7
De schade van de benadeelden
7.1

De vordering van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [naam 1] (de echtgenote van [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (de dochters van [slachtoffer 1] ) hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen alle drie vergoeding van € 17.500,00 aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen geheel toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de omstandigheid dat het slachtoffer geen gordel droeg ten tijde van het ongeval zou moeten leiden tot een verdeling van de aansprakelijkheid voor de geleden schade tussen verdachte en het slachtoffer. De discussie over de door de raadsvrouw zogenoemde ‘gordelkorting’ levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid.

Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de ‘gordelkorting’ op 25 procent vast te stellen en het gevorderde bedrag derhalve met 25 procent te matigen.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor onder meer naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel van het slachtoffer moet het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De rechtbank benadrukt dat deze vergoeding een symbolisch karakter heeft, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van naasten. De kring van gerechtigden die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade is in het Besluit vergoeding affectieschade uitdrukkelijk beperkt tot (pleeg/stief)ouders, kinderen, echtgenoten en geregistreerd partners.

De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen, zijnde de echtgenote en de dochters van het slachtoffer [slachtoffer 1] , tot de kring van gerechtigden behoren. Zij hebben bij de vordering elk aansluiting gezocht bij de in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde forfaitaire bedragen, te weten € 17.500,00.

De rechtbank stelt vast dat het letsel van [slachtoffer 1] , zoals beschreven onder punt 3.4 onder het kopje ‘zwaar lichamelijk letsel’, kan worden aangemerkt als ernstig en blijvend letsel. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering van de echtgenote en de twee dochters van [slachtoffer 1] toewijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de toegewezen bedragen te matigen, zoals door de raadsvrouw is verzocht, nu de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat het letsel van [slachtoffer 1] volledig aan verdachte kan worden toegerekend.

De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023, zijnde de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit.

7.5

De schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primaire feit is toegebracht.

Duur gijzeling schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal conform artikel 36f, vijfde lid, Sr en artikel 6:4:20 Sv, bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel bepalen voor welke duur gijzeling kan worden toegepast bij niet of niet volledige betaling. Nu de duur van de gijzeling in totaal maximaal één jaar mag belopen, zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling per schadevergoedingsmaatregel naar rato van het toegewezen bedrag bepalen.

8
De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 62 Sr en artikel 179 WVW1994.

Beslissing

9
De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

primair, het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;

- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de

proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden

niet is nagekomen:

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

- zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;

actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;

meewerkt aan urineonderzoek om zijn alcoholgebruik in kaart te brengen en te

monitoren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Indien uit de middelencontrole blijkt dat er sprake is van problematisch alcoholgebruik dan werkt verdachte mee aan ambulante behandeling door JustAct of een soortgelijke hulpverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;

- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 (drie) jaren;

schadevergoeding [naam 1]

- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 17.500,00, bestaande uit affectieschade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van

€ 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023;

- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00, (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023, ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 121 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

schadevergoeding [slachtoffer 2]

- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 17.500,00, bestaande uit affectieschade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van

€ 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023;

- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00, (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023, ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

schadevergoeding [slachtoffer 3]

- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 17.500,00, bestaande uit affectieschade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van

€ 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023;

- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00, (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023, ten behoeve van de benadeelde partij, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en

mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.

Buiten staat

Mr. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met zaaksregistratienummer PL0600-2024427081 (Deel 1 en Deel 2). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 19):

Op zaterdag 16 september 2023 omstreeks 21.36 uur kreeg ik een melding via het operationeel centrum van een ongeval letsel aan de Europalaan Delden.

2.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Op 16 september 2023 reed in mijn Porsche op de Europalaan/Bentelosestraat/N740 in de richting van Delden. Ik rij vaker op deze weg en ben ter plaatse bekend met de verkeerssituatie. Meneer [slachtoffer 1] zat in de passagiersstoel en wij reden samen terug van het feest ‘ [feest] ’ in [plaats] . Ik heb op een gegeven moment een auto of een bus ingehaald. Ik weet dat ik te hard heb gereden, maar ik weet niet wat mijn precieze snelheid was. Bij het feest ben ik hard weggereden, maar ik weet niet hoe hard.

3

Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] van 6 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van het slachtoffer (pagina 91, 92, 94 en 95):

Op de eerste, ik denk ongeveer twintig meter, gaf [alias] al behoorlijk gas.

Ter hoogte van [bedrijf 3] aan de Bentelosestraat heb ik gezien op de snelheidsmeter van de auto dat hij ruim over de tweehonderd kilometer per uur reed. Ik denk zo’n 240 kilometer per uur.

4
Het proces-verbaal Forensisch onderzoek Verkeer van 24 mei 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 255 tot en met 257, 266, 267 en 277):
2.5

Snelheid uit videobeelden ‘ [bedrijf 1] ’ (PL0600-2023428797)

Uit dit proces-verbaal bleek dat de bestuurder van de Porsche ter hoogte van [bedrijf 1]

Overkappingen, gelegen 2500 meter voor de plaats ongeval, reed met een snelheid van 160 km/u waar 80 km/h was toegestaan.

2.6

Snelheid uit videobeelden ‘ [bedrijf 4] ’ (PL0600-2023428797)

Op basis van de verkregen videobeelden van het incident, is een indicatieve gemiddelde snelheid bepaald. Uit de berekeningen bleek dat de bestuurder van het voertuig reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 142 km/u en maximaal 162 km/u. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 80 km/u.

2.7

Rapport NFI zaaknummer 2023.09.28.111

De bestuurder van de Porsche moet, ter hoogte van het [bedrijf 2] gelegen aan de N740, gereden hebben met een snelheid die lag tussen de 205 en 308 km/u. Ter plaatse was 80km/u toegestaan.

-Mens

Uit het forensisch dossier bleek dat de bestuurder van de Porsche, over een langere afstand, de maximum toegestane snelheid overschreed. Het verliezen van de controle over de Porsche is te wijten aan het, met een te hoge snelheid, nemen van een bocht na de Sint-Annabrug.

2.1

Wegsituatie

Wij zagen dat de N740 Europalaan ter hoogte van de plaats ongeval:

• bestond uit één rijbaan met aan weerskanten een vrijliggend fietspad;

• aan beide zijden de fietspaden door middel van een grasberm van de N740 waren gescheiden;

• bestond uit één rijbaan gevormd door twee rijstroken, die onderling door middel van dubbele doorgetrokken streep van elkaar gescheiden waren;

• gezien vanuit de rijrichting van de Porsche, na de brug over het kanaal, een bocht naar rechts maakte.

2.2.2

Tijdelijke verkeersmaatregelen

Gezien vanuit de rijrichting van de Porsche stonden, op een afstand van ongeveer 400 meter

voor de brug over het kanaal, aan weerszijden van de N740 borden. Deze borden betroffen de borden J25, losliggende stenen en J20, slipgevaar.

Hieruit volgt dat op 16 september 2023, de datum van de aanrijding, deze borden op deze locatie moeten hebben gestaan.

7.2

Oorzaak

Vlak na de Sint Annabrug verloor de bestuurder van de Porsche de controle over het voertuig. Vervolgens slipte de Porsche over de gehele rijbaan en kwam, vanuit de rijrichting gezien, over het rechts gelegen fietspad in de houtwal. Vervolgens kwam de Porsche in botsing met een paal en twee bomen.

5

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 29 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 77):

Ik was die avond werkzaam als verkeersregelaar bij het feest [feest] in [plaats] .

Ik zag op een gegeven moment dat de Porsche weer vertrok vanaf het kerkplein. Eenmaal op de Bentelosestraat gaf hij vol gas. Dit hoorden wij en hij was ook snel uit beeld verdwenen. Wij zeiden nog tegen elkaar die vliegt er zo uit bij de slinger.

6

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 11 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 72):

Zaterdagavond 16 september 2023 was ik aanwezig bij het feest ‘ [feest] ’ in [plaats] . Mijn taak voor die avond was het verkeer te regelen. De Porsche reed weg en reed de Bentelosestraat op in de richting van Delden. Daar hoorde ik dat de Porsche veel gas gaf en zag ik dat hij erg hard wegreed. Ik heb een auto nog nooit zo hard zien wegrijden, hij was in een split second weg. Ik zou de rijstijl van de bestuurder van de Porsche omschrijven als agressief en asociaal.

7.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 81 en 82):

Ik stond te tanken bij het [bedrijf 2] aan de Bentelosestraat toen ik op enig moment een bus aan zag komen rijden. Terwijl ik naar de bus keek hoorde ik daarna een ander geluid. Dit geluid betrof het geluid van een accelererende raceauto. Het volgende moment zag ik dat de auto de bus passeerde. Het geluid was zo hard dat ik dacht dat is niet goed. Ik herkende de auto als zijnde een Porsche. Nadat hij de bus inhaalde hoorde ik dat hij gas bleef geven, bleef accelereren.

8

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] van 30 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 67 en 68):

Ik reed 16 september 2023 vanuit Bentelo in de richting van Delden. Ik bestuurde die avond een touringcar. Ter hoogte van het daar gelegen wok restaurant of het tankstation werd ik ingehaald door een auto. Op het moment dat ik ingehaald werd door de auto schrok ik erg van het geluid. Dit was zo hard, het leek wel alsof [naam 3] er langs heen kwam. Ik weet nog dat ik zelf op mijn eigen dashboard heb gekeken en dat ik ongeveer 70 tot 80 kilometer per uur reed. Als ik zijn snelheid moet schatten dan denk ik dat dit ongeveer 200 kilometer per uur was.

9

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 16 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 54):

Op 16 september 2023 zat ik in de tuin op de [adres 2] . Ik zag een auto over de kanaalbrug komen, komende uit de richting van Bentelo en gaande in de richting van Delden. Aan het geluid van de auto en de snelheid waarmee deze auto voorbij kwam, kon ik zien dat deze auto veel te hard reed. Ik zag dat de auto dit nooit ging redden tot aan de rotonde. Ik hoorde dat de banden begonnen te slippen en vervolgens hoorde ik een knal.

10

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] van 27 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 50 en 51):

Ik reed samen met twee vriendinnen op het fietspad gelegen aan de rechterzijde van de Europalaan in de richting van Bentelo, komende uit de richting van Delden. Op een gegeven moment hoorde ik een geluid. Ik kan dit geluid het beste omschrijven als een auto die heel hard komt aanrijden. Ik denk dat hij op het moment van de crash sowieso harder reed dan honderd kilometer per uur. Vervolgens hoorde ik het geluid alsof een auto heel hard remde. En daarna hoorde ik een gek soort geluid. Het was het geluid van schurend ijzer zeg maar. Ik zag dat de auto de lucht in ging en vervolgens meerdere keren in de lucht draaide. Terwijl dit gebeurde zag ik meerdere lichtflitsen. En daarna zag ik dat de auto naar beneden viel en in de bosjes terecht kwam. We hebben daar toen een jongen, die daar ook fietste, gevraagd te gaan kijken. Deze jongen fietste aan de andere zijde van de Europalaan op het daar gelegen fietspad.

11.

Het proces-verbaal van bevindingen van 8 september 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 122):

Ik zie dat het voertuig na enkele seconden wordt gelanceerd en de lucht in gaat. Ik zie daarna dat het voertuig, meerdere keren, in de lucht om zijn as draait (over de kop gaat). Ik kan dit zien aan de verlichting van het voertuig. Ik zie daarna dat het voertuig weer op de grond terecht komt (crasht) en in een schuine positie eindigt.

12

Het proces-verbaal rijden onder invloed van 11 september 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , inclusief het rapport van het Maasstad Ziekenhuis van

10 oktober 2023 als bijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 25 en 29):

Op 17 september 2023 om 00:05 uur heeft de verpleegkundige de verdachte bloed afgenomen.

[afbeelding]

13

Een geschrift, te weten een brief opgesteld door N. Jacobs, revalidatiearts (gedateerd 20 november 2023), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 102):

Bovengenoemde patiënt is, vanaf 09-10-2023 tot heden, opgenomen op de dwarslaesieverpleegafdeling van [feest] . Er is sprake van een incomplete dwarslaesie C5 AIS-C. Hierbij parese, sensibiliteitsstoornissen en verminderde coördinatie in bovenste- en onderste extremiteiten. Daarbij mictie- en defecatiestoornissen. Door bovengenoemde uitval zijn er beperkingen op activiteiten- en participatieniveau: momenteel ADL met nagenoeg volledige hulp, transfers met tillift en mobilisatie in de rolstoel.

De verwachting is dat er in de toekomst sprake zal blijven van forse uitval van kracht, sensibiliteit en coördinatie in zowel bovenste- als onderste extremiteiten, gestoorde handfunctie, beperkte mobiliteit met mogelijk rolstoelafhankelijkheid, mictie- en defecatiestoornissen en verminderde rompstabiliteit.