Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - enkelvoudig bestuursrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:12325

Op 2 October 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is ROT 25/7047, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:12325. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
ROT 25/7047
Datum uitspraak:
2 October 2025
Datum publicatie:
21 October 2025

Indicatie

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Dat betekent dat het college niet gehouden is om aan verzoekster maatschappelijke opvang te verlenen tijdens de bezwaarprocedure. Ter zitting is toegelicht dat verzoekster weliswaar hulp nodig heeft bij financiële en medische problemen, maar dat dit niet maakt dat verzoekster niet in staat is om zelf huisvesting te regelen. De gestelde terugval na ontruiming is niet onderbouwd door medische stukken. Verzoekster is in het verleden ook in staat gebleken om huisvesting te regelen met de kamer waar zij tot 20 augustus 2025 verbleef. Ook heeft verzoekster aangegeven dat zij werkzaam is geweest in de IT sector als project management officer en volgt uit de stukken dat zij 6,5 jaar als woningzoekende staat ingeschreven en zelf een briefadres heeft geregeld. In wat verzoekster naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verzoekster, anders dan voorheen, nu niet meer zelfredzaam kan worden geacht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/7047

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2025 in de zaak tussen
[verzoekster], uit Rotterdam, verzoekster,

(gemachtigde: mr. F. Özer),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college,

(gemachtigde: mr. A. Hielkema),

Inleiding
1.1.

Met het bestreden besluit van 21 juli 2025 heeft het college de aanvraag van verzoekster om maatschappelijke opvang afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

1.2.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en haar gemachtigde en de gemachtigde van het college.

Overwegingen

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?

2.1.

Verzoekster woonde in een kamer in het pand aan de [adres]. [naam] is de eigenaar van dit pand. Hij had het pand verhuurd aan [bedrijf] Door [bedrijf] waren vervolgens kamers (onder)verhuurd in het pand, onder andere aan verzoekster. Op 13 augustus 2024 is [bedrijf] failliet verklaard. Bij brief van 10 september 2024 heeft de curator de (onder)huurovereenkomst met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van drie maanden opgezegd, te weten per 1 december 2024. Tegen de opzegging heeft verzoekster zich verzet. Vervolgens heeft [naam] een ontruimingsprocedure gestart. Bij vonnis van 17 juli 2025 heeft de kantonrechter de vordering tot ontruiming van [naam] toegewezen en verzoekster veroordeeld binnen 14 dagen na betekening van de uitspraak de kamer te ontruimen.

2.2.

Verzoekster heeft zich op 21 juli 2025 in Rotterdam gemeld voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft verzoeksters aanvraag om maatschappelijk opvang afgewezen.

2.3.

Op 6 augustus 2025 heeft [naam] het ontruimingsvonnis op het adres van verzoekster laten betekenen met het verzoek het gehuurde uiterlijk 20 augustus 2025 te ontruimen. Op 20 augustus 2025 heeft verzoeker zich opnieuw gemeld voor maatschappelijke opvang. Toen heeft een medewerker verzoekster gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de eerdere weigering tot toelating. Dezelfde dag heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend.

Is er een spoedeisend belang?

3.1.

Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening wordt alleen getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.

3.2.

De voorzieningenrechter vindt dat een spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Verzoekster is dakloos en leeft al ruim een maand als bankslaper. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk beoordelen.

Wat vindt de voorzieningenrechter inhoudelijk van deze zaak?

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

5.1.

De voor deze uitspraak relevante artikelen in de Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2025, en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2025, zoals geldend ten tijde van het bestreden besluit en voor zover van belang, zijn opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

5.2.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat iemand die feitelijk geen onderdak heeft, niet alleen al om die reden voor een maatwerkvoorziening opvang in aanmerking komt (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651). Een maatwerkvoorziening opvang als bedoeld in de Wmo 2015 is bedoeld voor personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk te handhaven in de samenleving. Gelet op de hulpvraag van verzoekster moet in de eerste plaats worden beoordeeld of zij door problemen bij het zich handhaven in de samenleving niet in staat is zelf in onderdak te voorzien.

5.3.

Het college heeft de aanvraag van verzoekster om maatschappelijke opvang afgewezen, omdat verzoekster in staat wordt geacht om zich op eigen kracht, met de gebruikelijke voorzieningen en met hulp van haar netwerk, te handhaven in de samenleving.

5.4.

Het enkele feit dat verzoekster geen onderdak heeft, is onvoldoende voor de vaststelling dat zij niet in staat is zich te handhaven in de samenleving. Ter zitting is toegelicht dat verzoekster weliswaar hulp nodig heeft bij financiële en medische problemen, maar dat dit niet maakt dat verzoekster niet in staat is om zelf huisvesting te regelen. De gestelde terugval na ontruiming is niet onderbouwd door medische stukken. Verzoekster is in het verleden ook in staat gebleken om huisvesting te regelen met de kamer waar zij tot 20 augustus 2025 verbleef. Ook heeft verzoekster aangegeven dat zij werkzaam is geweest in de IT sector als project management officer en volgt uit de stukken dat zij 6,5 jaar als woningzoekende staat ingeschreven en zelf een briefadres heeft geregeld. In wat verzoekster naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verzoekster, anders dan voorheen, nu niet meer zelfredzaam kan worden geacht. Het college heeft op de zitting goed en navolgbaar uitgelegd dat en waarom verzoekster niet voor de gevraagde voorziening in aanmerking komt. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van het college dat hier eerst en vooral sprake is van een huisvestingsprobleem, waarvoor maatschappelijke opvang niet is bedoeld. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college niet gehouden is om aan verzoekster maatschappelijke opvang te verlenen tijdens de bezwaarprocedure. Verzoekster krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025.

De voorzieningenrechter is verhinderd om

de uitspraak te ondertekenen

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Bijlage: wettelijk kader

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder c, komt een ingezetene van Nederland

overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit: opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, indien hij de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolgd van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2025

Op grond van artikel 4.1, tweede lid, komt een ingezetene van Nederland in aanmerking voor maatschappelijke opvang wanneer deze dakloos is, dan wel de thuissituatie heeft verlaten en voor zover de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen te handhaven in de samenleving en zijn problemen te verminderen.

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2025

Artikel 1.5 luidt:

Het college verstrekt alleen een maatwerkvoorziening of individuele voorziening als het van oordeel is dat iemand niet op eigen kracht zoals bedoeld in artikel 2.3 dan wel met eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen zoals bedoeld in artikel 2.10 van de Verordening kan voorzien in de hulpvraag. De eigen kracht omvat niet alleen wat de cliënt of de ouder zelf nog kan, maar ook het benutten van mogelijkheden die er zijn om de eigen kracht te versterken: bijvoorbeeld algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke hulp, mantelzorg, algemene of overige voorzieningen.

De eigen kracht van de cliënt heeft dus betrekking op de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan het verbeteren van zijn situatie. Het wordt als normaal gezien om je in te spannen om je eigen situatie te verbeteren.

[..]

Daarnaast behoort tot de eigen kracht ook het gebruik maken van de hulp van het sociaal netwerk, waar deze hulp beschikbaar is.

Bij het onderzoek naar het vaststellen van de eigen kracht zijn de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt of de ouder en jeugdige van belang. Daarnaast is het van belang te onderkennen dat de eigen kracht grenzen kent, maar ook dat de eigen kracht aan verandering onderhevig kan zijn en versterkt kan worden.

Op grond van artikel 5.2.7 kan Centraal Onthaal besluiten geen maatschappelijke opvang aan de aanvrager te verstrekken wanneer er op basis van het onderzoek sprake is van een of meerdere van de volgende situaties:

cliënt voldoet niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor maatschappelijke opvang;

uit het onderzoek is gebleken dat client in voldoende mate redzaam is en zich op eigen kracht kan handhaven in de samenleving;