Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - enkelvoudig bestuursrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:14623

Op 9 December 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is ROT 24/6015, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:14623. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
ROT 24/6015
Datum uitspraak:
9 December 2025
Datum publicatie:
12 December 2025

Indicatie

Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) Eiseres heeft een aanvraag ingediend om compensatie. De Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen dat terecht gedaan. Het beroep is ongegrond. Eiseres heeft recht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 24/6015

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Schiedam, eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),

en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: [naam]),

en

de Staat der Nederlanden (de Staat). Samenvatting

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen dat terecht gedaan. Het beroep is ongegrond. Eiseres heeft wel recht op een schadevergoeding van € 500,-, omdat de behandeling van haar zaak te lang heeft geduurd.

Procesverloop

Procesverloop

2. Met het besluit van 7 april 2022 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wht afgewezen.

2.1.

Met het besluit van 22 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 7 april 2022 ongegrond verklaard.

2.2.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.3.

Partijen hebben de rechtbank laten weten dat zij een zitting niet nodig vinden. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten. (Voetnoot 1)

Overwegingen

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiseres heeft een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht. Met het besluit van 7 april 2022 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat er geen fouten zijn gemaakt bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in de toeslagjaren 2007 tot en met 2009. Met het bestreden besluit is de Dienst Toeslagen daarbij gebleven.

Heeft de Dienst Toeslagen het motiveringsbeginsel geschonden?

4. Eiseres betoogt dat de Dienst Toeslagen het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het is niet inzichtelijk hoe de Dienst Toeslagen tot de afwijzing is gekomen.

4.1.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen het motiveringsbeginsel niet geschonden. De bezwaarschriftenadviescommissie heeft geadviseerd het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren. De Dienst Toeslagen heeft dat advies overgenomen. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. (Voetnoot 2) De rechtbank heeft daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de Dienst Toeslagen niet op het advies mocht afgaan. Daarmee berust het bestreden besluit op een deugdelijke motivering. De beroepsgrond slaagt niet.

Heeft de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

5. Eiseres stelt dat zij niet beschikt over de benodigde gegevens om het bestreden besluit te kunnen controleren, zoals het ouderdossier. Er is geen sprake van equality of arms zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Daarnaast zouden het systeem van de Belastingtelefoon en de netwerkschijven van de Dienst Toeslagen mogelijk relevante informatie bevatten.

5.1.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. (Voetnoot 3) Deze stukken onderbouwen de beslissing die de Dienst Toeslagen met het bestreden besluit heeft genomen. Hieruit volgt dat zowel eiseres als de Dienst Toeslagen de beschikking hebben over de stukken waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Daarmee is voldaan aan het beginsel van equality of arms. De algemene stelling dat bepaalde andere systemen relevante informatie zouden kunnen bevatten, is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de stukken waarop het bestreden besluit is gebaseerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag om compensatie terecht afgewezen?

6. Eiseres betoogt dat zij recht heeft op compensatie, omdat de Dienst Toeslagen in 2008 en 2009 het voorschot op kinderopvangtoeslag automatisch heeft gecontinueerd. Eiseres is hierdoor in de problemen gekomen. De Dienst Toeslagen had destijds extra waarborgen moeten hanteren, waardoor een voorschot alleen zou worden gecontinueerd als daarvoor aanleiding bestond op basis van de gegevens van de kinderopvanginstelling en andere gegevens waarover de Dienst Toeslagen beschikte, zoals de actuele inkomensgegevens van de toeslagpartner.

6.1.

Voor de beoordeling van deze beroepsgrond zijn de volgende regels van belang. De Dienst Toeslagen kent compensatie toe aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem bij de uitvoering van kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat die uitvoering heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van het wettelijke systeem. (Voetnoot 4)

6.2.

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft vanaf 2007 gebruik gemaakt van een gastouder, haar schoonmoeder. De facturering liep via het gastouderbureau. Na een maand is eiseres hiermee gestopt, omdat het gastouderbureau hiervoor kosten in rekening bracht. Eiseres betaalde daarna rechtstreeks aan de gastouder. Deze gang van zaken heeft zich ook voorgedaan in de toeslagjaren 2008 en 2009. Vanaf het moment dat eiseres rechtstreeks aan haar schoonmoeder betaalde, voldeed zij niet meer aan de vereisten voor het recht op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft de kinderopvangtoeslag niet zelf stopgezet.

6.3.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag om compensatie terecht afgewezen. De Dienst Toeslagen is bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag uitgegaan van de gegevens die eiseres zelf heeft aangeleverd. Daarbij is aan eiseres eerst op basis van die gegevens een voorschot toegekend en is achteraf vastgesteld op recht op kinderopvangtoeslag bestond. Die werkwijze geeft op zichzelf geen blijk van vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen. Dat eiseres toeslag moest terugbetalen, omdat zij door de rechtstreekse betaling aan haar schoonmoeder geen recht meer had op die toeslag, is geen onbillijkheid van overwegende aard. Eiseres had bij het buiten spel zetten van het gastouderbureau, kennelijk om kosten te besparen, zelf moeten nagaan of zij daarmee nog voldeed aan de vereisten voor het recht op kinderopvangtoeslag. De beroepsgrond slaagt niet.Heeft eiseres recht op een schadevergoeding?

7. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

7.1.

Zaken moeten binnen een redelijke termijn worden berecht. Als uitgangspunt is de redelijke termijn twee jaar, gerekend vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door de Dienst Toeslagen tot de uitspraak van de rechtbank. Bij overschrijding van de redelijke termijn wordt verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De hoogte van de schadevergoeding is € 500,- per half jaar, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. (Voetnoot 5)

7.2.

Het bezwaarschrift is op 14 juni 2023 door de Dienst Toeslagen ontvangen. Op de datum van de uitspraak is de redelijke termijn afgerond met zes maanden overschreden. De bezwaarfase mocht zes maanden duren. Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 22 mei 2024, afgerond elf maanden na ontvangst van het bezwaarschrift. De overschrijding van de redelijke termijn is dus voor 5/6e deel toe te rekenen aan de Dienst Toeslagen. Het restant van de overschrijding wordt toegerekend aan de Staat. Dit betekent dat de Dienst Toeslagen een schadevergoeding van € 416,67 aan eiseres moet betalen. De Staat moet € 83,33 betalen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op compensatie. Zij krijgt het griffierecht niet terug. Eiseres heeft wel recht op een schadevergoeding van € 500,-

9. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,5). (Voetnoot 6) Omdat de overschrijding van de redelijke termijn zowel aan de Dienst Toeslagen als de Staat is toe te rekenen, moeten beiden de helft van de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep ongegrond;

veroordeelt de Dienst Toeslagen tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van € 416,67;

veroordeelt de Staat tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van € 83,33;

veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 226,75;

veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 226,75.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2025.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voetnoot 2

Vgl. ABRvS 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:551, r.o. 5.4.

Voetnoot 3

Vgl. artikel 8:42 van de Awb.

Voetnoot 4

Artikel 2.1, eerste lid, van de Wht.

Voetnoot 5

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.

Voetnoot 6

ABRvS 5 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5294.